Aon de praot mee.….zuster Cherubine en zuster Anita
”Als we ons hier niet thuis zouden voelen, waren we al lang weg geweest”
André Moors
Wie zijn Cherubine en Anita
Beide zusters wonen al een groot deel van hun leven in Baarle-Nassau. Eerst, samen met enkele tientallen andere zusters, in het klooster van de zusters Dominicanessen aan de Rector van de Broekstraat.
Later met z’n tweetjes in een woning aan het Julianahof, gevolgd door een mooi huis aan het Wolvespoor.
Beide zusters zijn heel bekend in Baarle. Ze zijn dan ook bijzonder actief geweest in het Baarlese onderwijs. Cherubine was hoofd van de lagere school ‘Maria Regina’, later ‘de Zevensprong’ en nam als leerkracht de zesde klas voor haar rekening. Anita gaf er les aan de jongste leerlingen (thans groep 3). Uitgaande van gemiddeld zo’n 30 leerlingen per leerkracht per jaar, hebben vanaf de zestiger jaren zo rond de 2000 Baarlese kinderen bij beide zusters in de klas gezeten!
De meisjesnaam van zuster Cherubine is Elisabeth Happel. Ze werd geboren op 11 maart 1930 in ‘s Gravenhage. Cherubine is nu dus 77 jaar. Haar vader Harrie Happel werd op 18 juli 1897 geboren in Tilburg. Het beroep dat hij tijdens zijn arbeidzame leven uitoefende was dat van orthopedisch maatschoenmaker. Vader overleed op 25 maart 1972.
Moeder Alie Kinker werd geboren op 14 januari 1900 in ’s Gravenhage. Zij schonk het leven aan drie kinderen, één zoon en twee dochters. Moeder overleed op 20 oktober 1977.
Zr. Anita werd op 23 juli 1938 geboren in Beesel. Haar meisjesnaam is Anna Murmans. Anita is nu dus 69 jaar. De plaats waar zij opgroeide, Beesel, ligt aan de Maas, tussen Venlo en Roermond. Anita maakte deel uit van een groot gezin. Haar vader Thei Murmans (geboren in Beesel op 2 mei 1891) en haar moeder Marieke Alers (geboren op 16 juli 1908 in Swalmen) kregen veertien kinderen, acht dochters en zes zonen. Vader verdiende de kost met een eigen tuindersbedrijf. Ook de ouders van Anita zijn inmiddels overleden. Haar vader op 25 februari 1970 en haar moeder op 8 november 1988.
Jeugdherinneringen van Anita
Het eerste waar Anita aan terugdenkt, is de gezelligheid thuis. ”Vader en moeder waren natuurlijk altijd in de buurt. Er was veel orde en regelmaat. We zaten om te eten met z’n allen aan een grote tafel. ’s Middags om precies half één, moest je aan tafel zitten en was de soep al opgeschept. Dan moest je stil zijn want vanaf dat moment werden op de radio de mededelingen voor land- en tuinbouw voorgelezen. Als die voorbij waren, mocht er gepraat worden. Als kind werkten we mee in het tuindersbedrijf van vader. We mochten, als we dat wilden allemaal studeren, maar moesten wel meewerken. Geen zwaar werk, maar bijvoorbeeld radijsjes in bosjes binden, aardbeien en bessen plukken en boontjes sorteren. We waren wel een katholiek gezin, maar niet overdreven. We baden ’s avonds samen het rozenhoedje.
Op zaterdag begon om vier uur ’s middags de zondag. Iedereen had daarvóór een taak uitgevoerd. De een moest de ramen lappen en weer een ander de tuin aanharken.
Ik denk met een ontzettend fijn gevoel terug aan mijn jaren thuis.”
Anita was, zegt ze, een normale leerling. Ging na de lagere school naar de driejarige Mulo en de Kweekschool in Reuver. Op de Kweekschool was ze intern en ging in het weekend naar huis.
“Dan ging ik op zaterdagavond tot tien uur uit met mijn vriendinnen. Dansen of ergens naar toe gaan, waar iets te doen was. Vriendjes heb ik ook wel gehad. Maar het was wel anders dan nu. Later wilde ik trouwens pas naar het klooster na afloop van de kermis van Beesel. Eerst wilde ik nog plezier maken!”
Als Anita haar studie aan de kweekschool succesvol heeft beëindigd, begint ze meteen als leerkracht op de lagere school in haar geboortedorp.
Anita naar het klooster
”In die tijd ging ik ook hier en daar wat vrijwilligerswerk doen. Ik ontdekte dat je als groep meer kunt bereiken dan als individu. In Reuver op de kweekschool kregen we les van zusters Dominicanessen. Ook bij hen zag ik wat ze in teamverband bereikten. Dat alles heeft mij getrokken naar het kloosterleven. Ergens was er dus bij mij sprake van een roeping. Een zus van mij was mij al voorgegaan. Zij was zuster in Maastricht bij de orde van de zusters van Barmhartigheid.
In 1962, ik was toen 24, ben ik naar het klooster gegaan. Toen al begonnen de eerste uittredingen. En toch dacht ik, in het klooster ligt mijn toekomst. In Voorschoten zaten de Zusters Dominicanessen die in onderwijs en verpleging werkzaam waren. Daar wist je dat je het onderwijs in ging, als je dat wilde. Bij andere congregaties was dat niet altijd het geval. Mede daarom koos ik voor de zusters Dominicanessen in Voorschoten. Vroeger, maar ook nog in de tijd dat ik intrad, moest je een bruidsschat mee naar het klooster nemen. Ik zei toen, mijn diploma is mijn bruidsschat. Mijn ouders hadden het namelijk met zoveel studerende kinderen niet zo breed. Mijn vader en moeder brachten me naar Voorschoten. Ik kreeg zusterkleren aan, een pastolantenjurk en een sluiertje en kwam toen terug in de kamer bij mijn ouders. Dat vond mijn vader niet leuk. Zo vlug al, daar had mijn vader het heel moeilijk mee.
In Voorschoten waren vaste regels. Vroeg op ’s morgens. Met een stel jonge meiden hadden we ook best wel plezier als we samen in de keuken aardappelen aan het pitten waren. Overdag studeerden we. Kregen dan theologie en godsdienstles. En je werd wegwijs gemaakt in het leven van de orde van de Dominicanessen. Daarbij had je elke dag huishoudelijke taken die gedaan moesten worden.
Eerst was je postulant, je zat dan in een soort proeftijd. Na een jaar was de inkleding. Je kreeg dan een habijt en een witte sluier. Weer twee jaar later deed je de tijdelijke gelofte (kleine professie). Kreeg je spijt, dan kon je het klooster nog verlaten. In al die jaren mocht je tussendoor niet naar huis. Je kreeg wel af en toe bezoek.
Op de dag van de kleine professie kreeg je te horen waar je vanaf de dag daarna ging werken. Dat was in Schiedam. Twee jaar later ben ik naar Baarle-Nassau gegaan. Daar had je geen inspraak in. Ik hoorde op een vrijdag dat ik naar Baarle moest gaan. Dat was in 1966. Op zaterdag ben ik met mijn tasje daar naar toe gegaan. Toen ik in de bus zat van Breda naar Baarle dacht ik, er komt geen einde aan de weg. Van Baarle werd trouwens in Schiedam verteld dat het een dorp zou zijn dat dichtgeplakt was met kranten!
In Baarle deed ik, vijf jaar na de eerste professie, de eeuwige gelofte (grote professie). En dan was terugkeer naar de burgermaatschappij niet meer mogelijk.
Jeugdherinneringen van Cherubine
Ook zuster Cherubine kijkt met veel vreugde terug op het gezinsleven bij haar thuis.
”Onze ouders waren er echt voor ons. Altijd en overal. Op school was ik een goede leerling. Op de ULO kon ik zo goed mee, dat ik een klas mocht overslaan. Op de ULO gaven de Zusters van Liefde uit Tilburg les. Die hadden graag gewild dat ik na de ULO naar Tilburg ging voor de Kweekschool. Hun Noviciaat lag daar vlakbij. Maar ik dacht, ik zoek zelf wel uit waar ik naar toe ga. Omdat mijn ULO-tijd in de oorlog viel, had je toch ook veel lesstof gemist. Daarom wilde ik ook nog graag de MMS er achteraan doen. Helaas was er op de MMS bij ons in de buurt geen plaats meer. Zodoende kwam ik terecht op de MMS in Voorschoten bij de Zusters Dominicanessen. Toen ik daar mijn diploma gehaald had, wilde ik nog graag een jaar gewoon thuis zijn bij mijn ouders. In Voorschoten ben ik toen een keer naar de inkleding en de professie gaan kijken. Toen besloot ik om zelf ook daar in te treden, want de wil om naar het klooster te gaan, was bij mij al lang aanwezig. Jaren daarvoor ging ik namelijk met een vriendin wel eens naar een boekhandel om boekjes in te kijken over het kloosterleven.
Wat ik ook wil vertellen is dat dicht bij ons huis een balletschool was. Als ik daar langs kwam, hoorde ik de muziek en had wel zo naar binnen willen gaan. Toen ik tien was, ben ik op een andere locatie in de stad op balletles gegaan. En daarna ben ik heel lang op een operetteclub geweest, waar we dansten, zongen en toneel speelden. Met mijn broer ging ik, toen ik een jaar of vijftien was, op stijldansles in de Passage.”
Zuster Anita vult aan: “Dansen heeft ze nog tot afgelopen jaar gedaan. Sacrale dans in Huisen. Twee keer per jaar ging ze daar een paar dagen naar toe. Weet je, ze heeft dansen gewoon in haar benen zitten. Nu kijkt ze nog graag naar een ballet op de TV.”
Cherubine: ”In 1951, ik was toen eenentwintig jaar, ben ik naar het klooster in Voorschoten gegaan. Na de kleine professie heb ik in Reuver de Kweekschool gedaan.”
Na voor de klas gestaan te hebben in Reuver, Voorschoten, Doornenburg en Nijmegen, komt Cherubine in augustus 1968 naar Baarle-Nassau.
Geloften doen
Geloften doen, wat houdt dat eigenlijk in? Bij de grote professie doen alle kloosterlingen hun gelofte. De gelofte van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid.
Zo ook Cherubine en Anita. Die geloften blijken veel impact te hebben in de goede zin van het woord. Anita: ”Je had helemaal niks. Geen cent in je portemonnee. Wat je nodig had moest je vragen. Als je op reis ging, kreeg je alleen mee wat je nodig had voor de reis. Je had zelf geen rooie cent. Als je zeep op was, ging je naar de priorin en vroeg je om een stukje zeep.
Nu zeggen we, armoede is met verstand en gewetensvol omgaan met de spullen van de wereld. Bij gehoorzaamheid hoorde ook, vandaag zit je hier en morgen ga je daar naar toe. Nu zeggen wij, gehoorzaamheid is gehoor geven aan.
Ook de gelofte van zuiverheid was best wel eens moeilijk. Mijn broer zei wel eens, als je getrouwd bent, wil dat niet zeggen dat je een andere vrouw niet aardig mag vinden. Want natuurlijk, ik kwam ook wel eens iemand tegen die ik aardig vond. Later werd je er wel steeds meer van bewust, dat je nooit kinderen zou krijgen. Omdat we beiden beroepsmatig heel veel liefde aan kinderen hebben kunnen geven en terug kregen, hebben we toch inhoud kunnen geven aan ons vrouw-zijn.
Als je nu terugkijkt naar die tijd, dan denk je, wat een rare toestand eigenlijk. Maar je moet niet terugkijken. In die tijd heb je dat geaccepteerd en ben je daar toch gelukkig in geweest. Gaandeweg verandert de wereld om je heen en veranderen ook je inzichten. Vroeger moest je de beloften zo letterlijk opvatten. Op een gegeven moment groei je als mens uit, door contacten, door te lezen en zo kan het zijn dat jouw nieuwe visie op het leven niet meer past met wat je vroeger beloofd hebt. Maar ik wil uitdrukkelijk stellen dat het zeker niet zo is dat zusters die zijn uitgetreden er met de pet naar gegooid hebben. Ze zijn gegroeid naar een bepaald punt, maar hun jas is te klein geworden.”
Dominicushof?
De zusters Dominicanessen vestigden zich in 1917 in Baarle-Nassau. Een paar jaar daarvoor kwamen er ook zusters in Ulicoten. Op 22 oktober 1917 werd een nieuwe meisjesschool (de Gerardus Majella) ingezegend en in gebruik genomen. Die school en het klooster stonden in Baarle aan de Nieuwstraat. Toen de zusters in 1959 hun nieuwe klooster met de naam ‘Klooster O.L.V. van Fatima’ aan de Rector van de Broekstraat in gebruik namen, kwam de toenmalige Amrobank in het klooster aan de Nieuwstraat. De zusters Dominicanessen vertrekken uit het klooster aan de Rector v.d. Broekstraat in 1989. Dan vestigen zich er gedurende tien jaar de zusters Benedictinessen uit Breda.
Het klooster is pas geleden afgebroken om plaats te maken voor nieuwe appartementen. De zusters steken niet onder stoelen of banken dat zij wat teleurgesteld zijn in de naamkeuze “Le Monastère’. Een naam die een relatie heeft met het korte verblijf van de zusters Benedictinessen.
”Waarom is er geen relatie gelegd met het langdurige verblijf van de zusters Dominicanessen in Baarle? Bijvoorbeeld ‘Dominicushof’ hadden we zeer toepasselijk gevonden. Jammer. Ook het feit dat in de vroegere kapel een HOED-voorziening wordt gerealiseerd, klopt niet. Het gebouw dat daarvoor is blijven staan, is slechts een gedeelte van de veel grotere kapel.”
Het kloosterleven in Baarle
Anita en Cherubine in koor: ”Het was een fijn klooster daar aan de Rector van de Broekstraat.”
Anita: ”We hadden allemaal een eigen slaapkamertje. Dat werd een cel genoemd. Werken, bijvoorbeeld lessen voorbereiden, deed je op je kamertje. Maar je vrije tijd behoorde je samen in de recreatiekamer door te brengen. Je werd ’s morgens allemaal op dezelfde tijd gewekt. In het klooster zaten niet alleen zusters die in het onderwijs werkten. Zuster Agnes bijvoorbeeld was verpleegkundige en deed de wijk. En ze leidde de misdienaars op. Maar er waren ook verplegenden voor het bejaardentehuis. Het bejaardenhuis hebben wij trouwens vroeger gebouwd. Veel mensen weten dat niet. Ook de scholen hebben wij later gebouwd met financiën van de congregatie.”
Cherubine: ”Iedere zuster had een eigen verantwoordelijkheid. Je had een voordeurzuster. Die moest de gasten ontvangen. Je had een zuster die was voor de naaikamer. Je had een zuster die was hoofd van de wasserij. Je had een kosteres, iemand die over het huishouden ging. Je had een zuster die zangles gaf. Je had een refterzuster, enzovoort.”
Anita: ” De priorin was de eindverantwoordelijke. Ze liet zich bijstaan door de eerste en tweede assistente.
Het geld dat wij bijvoorbeeld in het onderwijs verdienden, ging allemaal naar het klooster. Als je een keer geld voor iets nodig had, moest je dat aan de priorin vragen. Als ze het nodig vond, kreeg je dat ook wel. Maar je kreeg ook wel eens nul op het rekest.”
Cherubine: ”Er was wel verschil tussen de ene en de andere priorin. In Voorschoten had ik er een die tegen mij zei, Cherubine, als je reisgeld nodig hebt, pak het maar uit de portemonnee in het laatje van de kast.”
Ik vraag me af of de zusters niet schatrijk waren.
Anita: ”Nou, dat niet. Er werd namelijk ontzettend veel geld gestopt in projecten. Het geld werd gebruikt voor de bouw van verzorgings- en bejaardentehuizen in bijvoorbeeld Rotterdam en Schiedam.”
Volgens beide zusters was er eigenlijk nooit ruzie. Cherubine: ”Misschien wel eens een jaloerse blik als de een iets meer kreeg dan de ander.”
Anita en Cherubine verlaten het klooster
Anita: “Op een gegeven moment wilden Cherubine en ik het klooster verlaten en gaan samenwonen. Dat wilden we om nog dichter bij de mensen te kunnen staan, een korter lijntje te hebben.”
Cherubine: ”We hebben ons nooit los willen maken van het klooster, integendeel. We wilden ons open stellen voor alle mensen. We waren er van overtuigd dat de drempel voor mensen die ons zouden willen ontmoeten, met ons zouden willen praten veel lager zou zijn als we zelfstandig zouden wonen. Dat is in onze woning aan het Julianahof en later in deze woning ook gebleken. Baarlese mensen hebben ons heel gemakkelijk gevonden. De deur stond en staat dan ook altijd open.”
Anita: ”Toen Cherubine en ik in 1975 vertrokken uit het klooster aan de Rector van de Broekstraat, zat het propvol. Er waren 32 zusters.
Maar eerlijk is eerlijk, het heel strakke keurslijf paste ons ook niet meer. Door de ontwikkeling van de wereld, ontwikkel je zelf ook. En dan kun je uittreden maar je kunt ook een nieuwe weg zoeken. Die nieuwe weg is in Voorschoten goed bevonden. Ze steunden ons, nu nog. Ook de oudere zusters in Baarle steunden ons. De jongeren vonden het jammer, want die zagen twee jonge mensen weggaan. Later hebben veel meer zusters ons voorbeeld gevolgd. We hebben er nooit spijt van gehad. We voelen ons ook nog steeds nauw verbonden met onze kloostergemeenschap. We komen ook nog regelmatig in Voorschoten. We waren en we blijven Dominicanes. Met of zonder sluier!”
Les geven op school in Baarle
Zuster Cherubine heeft, zegt ze, vanaf het begin met ontzettend veel plezier als hoofd van de Maria Reginaschool gewerkt. Ze gaf er ook les in de zesde klas. Terloops merkt Anita op dat ze hoopt dat de gemeente de binnenkort te slopen school niet verkwanselt. “Er zijn daar van Mathieu Doesborg nog zulke mooie kunstwerken.”
Anita heeft les gegeven in de derde, zesde en eerste klas. Gemengde klassen waren in het begin nog niet gebruikelijk. ”In 1970 hadden we de eerste jongen op school. Later groeide het aantal jongens en meisjes snel naar elkaar toe.”
Ik vraag of de kinderen toen wel eens lastig waren.
Anita: ”Dat valt reuze mee. Tegenwoordig lijkt het wel of heel veel kinderen ADHD hebben! Ik wil niet zeggen dat wij nooit moeilijke kinderen hadden. Maar als een kind voelt dat je er voor ze bent, dan komt het goed. We hadden in die tijd grote groepen. Er zaten soms wel 42 kinderen in de klas.
Het fijnste was de band met de ouders. Je kon eerlijk zijn tegenover ze en dat had zijn goede invloed op de klas. Opvallend in het begin was wel dat op ouderavonden vader buiten stond te wachten terwijl moeder binnen was. Dan moet je niet zeggen, wat een rare mensen waren dat. Zo was nu eenmaal het rollenpatroon. Weet je waar ik ook van genoot? Dat was wanneer kinderen die van de kleuterschool kwamen in groep drie al heel vlug leerden lezen, schrijven en omgaan met andere kinderen. Geweldig!”
Duidelijk is dat beide zusters in Baarle tot de laatste dag met enorm veel plezier op school gewerkt hebben. Anita van 1966 tot 1999. Cherubine, begon in Baarle in 1968 en stopte in 1989 wat meer onverwacht met haar baan om daarmee de weg vrij te maken voor haar opvolger.
Cherubine: ”We worden op straat nog steeds herkend en iedereen die bij ons in de klas heeft gezeten roept tegen ons en maakt een praatje. Heerlijk!”
Anita denkt wel dat de leerkrachten van tegenwoordig het moeilijker hebben. Alles, leerplannen e.d. moet in de computer zitten.
”De druk is groter. De ouders zijn veeleisender. Ieder kind moet héél goed zijn, vinden ze. De maatschappij is veranderd dus de kinderen zijn ook veranderd. Alles is zo jachtig. Dat komt omdat ouders willen voldoen aan het beeld dat de welvaart hun aanreikt. Alles moet meer en groter. Met gewone dingen is menig ouder niet meer tevreden. Men moet meerdere keren per jaar op vakantie kunnen. Er zijn ook meer zorgen, bijvoorbeeld het gevolg van de vele echtscheidingen. Kinderen lijden daar ook onder.”
Over de toekomstige Brede School in Baarle hebben de zusters ook een mening.
”Als de Brede School in Baarle goed georganiseerd wordt en iedere afdeling kent zijn plaats en zijn verantwoordelijkheid, dan is het goed. Zo niet, dan wordt het niets. Ik ben geen voorstander van grote scholen. Dat is ook de fout die gemaakt is in het Middelbaar Onderwijs. Alles staat of valt met aandacht voor elke individuele leerling,” aldus Anita.
Huidige dagen invullen
Cherubine geniet nog elke dag van dans en muziek. Leest ook heel graag. “Nu ik zelf niet meer dans, zie ik het nog graag op TV. Ik heb veel tijd gestoken in volwassenencatechese en de Stichting Dood en Rouw West Brabant. Nu heb ik dat allemaal stopgezet.”
Anita’s grote liefhebberijen zijn lezen en haar tuin. Ze werkt als vrijwilliger voor Kerk en Toerisme en voor de Stichting Dood en Rouw in Baarle.
”Ik zit ook in de cliëntenraad van Janshove. De Stichting Dood en Rouw probeert mensen tijdens georganiseerde avonden te leren omgaan met dood en verdriet. Ik bracht ook bij mensen die dierbaren hadden verloren veel huisbezoeken. Doe dat nu wat minder omdat ik minder tijd heb.”
Baol
Anita: “Als we ons hier niet thuis zouden voelen, waren we al lang weg geweest. We zijn heel dankbaar. Hebben een fijn huis. We hebben het goed in Baarle.”
Cherubine: ”Ik ben weliswaar opgegroeid in Den Haag, maar ik voel me in Baarle heel goed thuis. De mensen hier zijn ongelooflijk aardig. Mensen vertrouwen me soms dingen toe dat ik denk, dat jullie dat mij vertellen. Dat schept wel een bijzondere band.”
“Ik vind het wel jammer dat het dorpse karakter van Baarle als gevolg van de bouw van appartementen en zo aan het verdwijnen is ”, aldus Anita.
Afscheid
Anita en Cherubine, het was heel erg fijn om met jullie te praten. Heel erg bedankt voor jullie openhartigheid. Bedankt voor jullie tomeloze inzet op de basisschool in Baarle-Nassau. Jullie legden toen een prima basis voor de toekomst van een groot aantal van onze Baarlese kinderen.
Namens alle leden van onze Heemkundekring wensen wij jullie samen nog heel veel fijne jaren. Het ga jullie goed!