Herman Janssen
Romeinse tijd (ca. 57 v. C.-450 n.C.)
De eerste vier eeuwen na Christus behoorde het gebied ten zuiden van de Rijn tot het Romeinse rijk. Deze tijd wordt op basis van historische bronnen, waaronder Tacitus en Ammianus Marcellinus, in drie perioden verdeeld: de vroege (ca. 57 v.C.-70 n.C.), midden- (ca. 70-270 n.C.) en late Romeinse tijd (ca. 270-450 n.C.).
Waarschijnlijk verscheen ook in onze regio omstreeks 57 v.C. al een eerste Romeins leger, onder leiding van Julius Caesar. De verovering van Gallië door Caesar maakte een einde aan de metaaltijden in de Belgische gewesten. Met de komst van de Romeinen begint bij ons de geschreven geschiedenis, al bleven de voorhistorische tradities voor wat betreft huizenbouw, aardewerk en landbouw nog voortleven tot ver in de tweede eeuw n.C. Omstreeks 15 v.C. kwamen er opnieuw Romeinse soldaten langs. Ditmaal werd in een paar jaar tijd heel het grondgebied van de Lage Landen bezet. Een tijd lang diende het Nederlandse rivierengebied als uitvalsbasis voor veldtochten in het noorden. In 47 n.C. verlieten de Romeinen Noord-Nederland en werd de Rijn opnieuw de rijksgrens. Ter controle en verdediging werden tot diep in Duitsland militaire forten gebouwd. Bij ons ging het leven zijn gewone gang naar aloude traditie, zij het dan met wat invoer van Romeins vaatwerk, munten en bronzen kleinoden. Er veranderde al bij al weinig met de komst van de Romeinen. We gaan ervan uit dat er in Zondereigen nooit Romeinen verbleven of passeerden, al woonden er ongetwijfeld een aantal gezinnen.
Uit geschriften van o.a. Julius Caesar vernemen we dat onze streek in die tijd bewoond werd door Eburonen en Menapiërs. De Noordermark zou naar verluid een onderdeel van de grens geweest zijn tussen het grondgebied van beide stammen. In de 1ste eeuw v.C. werden beide Keltische stammen verdreven en hun plaats werd ingenomen door kolonisten van over de Rijn: Batavi, Frisiavones en Texuandri. Van 50 n.C. tot 250 n.C. was het redelijk rustig in onze gewesten. Deze periode wordt de Pax Romana (Romeinse Vrede) genoemd. Vanaf het midden van de 2de eeuw nam de onrust echter stilaan toe door de alsmaar groter wordende druk op de grenzen van het Romeinse rijk. In de Kempen daalde het bevolkingsaantal spectaculair nadat er een officiële grens getrokken was langs de weg van Bavai naar Keulen. Moet er ook rekening gehouden worden met andere redenen voor de bevolkingsafname, zoals uitputting van de gronden of epidemieën? Van archeologische vondsten is vanaf 275 n.C. plots geen sprake meer.
Na een zwak herstel in de 4de eeuw n.C. ten tijde van keizer Valentianus vertrok het Romeinse leger in 406 n.C. voorgoed uit de Lage Landen. In 476 n.C. kwam er een einde aan het West-Romeinse rijk. Uit de daaropvolgende eeuwen zijn er in onze regio nauwelijks archeologische vondsten bekend. We veronderstellen dat ook in Zondereigen tussen 275 n.C. en 700 n.C. geen mensen woonden.
Cultuur
De samenleving in onze gewesten was tot kort voor het begin van de jaartelling nog op voorhistorische leest geschoeid. Hierin kwam verandering als gevolg van de verovering van Gallië door Julius Caesar. Er kwam een Romeins bestuur en de centralisatie- en ontginningspolitiek uit de metaaltijden werd verder gezet. Dit heeft onder meer geleid tot het ontstaan van nederzettingen die dienst deden als handels- en distributiecentra voor de omliggende landbouwbedrijven. Voor de Kempen was Grobbendonk een belangrijk handelscentrum. De Romeinen legden een uitgebreide infrastructuur aan waardoor het gebied steeds beter werd ontsloten. Er werden wegen aangelegd en bruggen gebouwd.
Onder het plaggendek van de Ginhovense Velden bevinden zich ongetwijfeld sporen uit het Romeinse verleden!
Leem, destijds gebruikt voor het bouwen van huizen
Romeins handgevormd aardewerk
In onze streek bleef de Gallo-Romeinse bevolking een vrij traditioneel leven leiden, te vergelijken met dat in de IJzertijd. Waarschijnlijk vond er een levendige handel plaats van lokale producten zoals graan en vee met Romeinse handelswaar. Het betrof vooral importaardewerk alhoewel het handgevormde aardewerk ook tot ver in de 2de eeuw in gebruik bleef. Er was niet alleen sprake van ruilhandel, er werd ook betaald met Romeins geld. De prehistorische bevolking kende het geld al van in de ijzertijd, maar tijdens de Romeinse tijd kwam er meer geld in omloop. Munten waren meer dan alleen een betaalmiddel. Ze dienden ook als propaganda voor de keizer omdat zijn portret erop afgebeeld stond.
Landbouw
De lokale bevolking leefde van de akkerbouw en de veeteelt. De jacht en de visvangst waren minder belangrijk. Er werd vooral vlas en graan geteeld. Naast runderen werden schapen, geiten, varkens, kippen en ganzen gekweekt. Er werd handel gedreven met kooplui uit Midden- en Zuid-Gallië, de Rijnstreek, het Eifelgebied, het Iberisch schiereiland en Engeland. In ruil gaven zij gebruiksvoorwerpen (luxueus aardewerk) en etenswaren (wijn en olie). Op het gebied van voeding deed het Romeinse rijk een wereld opengaan. De Romeinen brachten tal van nieuwe producten mee, zowel groenten (andijvie, tuinkers en komkommer), als fruit (vijg, perzik, druif, walnoot, appels en peren) en kruiden (koriander, dille, venkel en salie).
Dolium aardewerk (voorraadpotten)
Twee scherven dolium
Randscherven van Romeinse voorraadpotten
Begraafplaatsen
Tijdens de Romeinse tijd had elke nederzetting één of meer grote of kleinere grafvelden. Zoals in de ijzertijd werden de doden gecremeerd. In de Kempen bleven de inheemse tradities uit de ijzertijd in gebruik. Er waren grafheuveltjes met kringgreppels of een vierkante gracht. De verbrande beenderen werden samen met een kleine hoeveelheid brandstapelresten in een rechthoekig kuiltje bijgezet in een brandrestengraf of meestal zelfs gewoon uitgestrooid op het loopvlak. Pas vanaf de late Romeinse tijd, waarin vooral militaire activiteiten het leven bepaalden, werden de doden niet meer verbrand maar in een kist begraven.
Aardewerk
Romeins aardewerk werd op de pottenbakkersschijf gedraaid en gemaakt in een bijzonder groot aantal standaardvormen. Het betreft producten met verschillen per regio, tijd en pottenbakker. Er is een duidelijk merkbare tendens van mooi afgewerkte, unieke voorwerpen naar eenvoudigere stukken die in grote getale gefabriceerd werden. Romeins aardewerk is een term die een ongelooflijke verscheidenheid omvat. Er zijn minstens elf verschillende soorten:
– inheems Romeins aardewerk (gemaakt door de lokale bevolking)
– terra sigillata (glanzend rood luxe aardewerk)
– terra rubra (plaatselijk vervaardigd, op de schijf gedraaid aardewerk ter nabootsing van terra sigillata)
– terra nigra (glimmend zwart, ter plaatse op de schijf gedraaid aardewerk met echt Keltische vormen)
– gevernist aardewerk (dat in een kleipapje rood of zwart gekleurd was)
– gladwandig wit aardewerk (voornamelijk kruiken en kruikamforen om wijn uit te drinken)
– Nijmeegs-Holdeurns aardewerk (met zijn typische oranje kleur)
– ruwwandig aardewerk (potten om in te koken)
– mortarium (schaal om kruiden fijn te wrijven en om kaas te maken)
– reusachtige amforen (voor het vervoer van olijfolie en wijn uit Spanje)
– dolium (enorme voorraadpot)
Romeins mortarium
Romeins Tienens aardewerk
Van het inheemse Romeins aardewerk was er gekende productie in Tienen en het Waasland. Het percentage hiervan nam slechts geleidelijk af. Tot ver in de 2de eeuw bleef het inheemse Romeins aardewerk in gebruik.
Terra sigillata
Terra sigillata (3de eeuw v.C. tot 5de eeuw n.C.) was luxueus Romeins aardewerk. De naam is afgeleid van een typisch kenmerk, namelijk een stempel (die tevens een zeer handig middel is om het stuk geografisch te situeren en te dateren). Terra sigillata was gemaakt van een fijne ijzerhoudende klei en werd hard en oxiderend gebakken. Het heeft een heel typisch glanzende deklaag die doorgaans rood is, maar ook roodbruin en uitzonderlijk felgeel kan zijn. Terra sigillata werd op verschillende tijdstippen en op veel plaatsen geproduceerd. De oorsprong lag in Italië en de verspreiding liep van daaruit naar Zuid-, Centraal- en Oost-Gallië.
Terra nigra (50 v.C.-100 n.C.) valt onder het Romeinse draaischijfaardewerk, maar de productie is Noord-Gallisch (Belgisch). De naam ‘zwarte aarde’ verwijst naar de kleur. Het is namelijk grijs of zwart gereduceerd gebakken aardewerk en heeft meestal een glanzende buitenkant, hoewel die zelden bewaard is na eeuwenlang verblijf in de bodem.
Romeinse tijd in Zondereigen en omgeving
In onze regio was de veelgeprezen Romeinse infrastructuur (wegennet, handelsplaatsen en militaire posten) slechts zwakjes uitgebouwd. Er liep waarschijnlijk een secundaire weg vanuit Antwerpen naar Nijmegen. In de buurt van Zondereigen is het oude traject gedeeltelijk bewaard gebleven (Hoogstratensebaan in Baarle-Nassau). In Alphen, Zundert en Merksplas waren mogelijk cultusplaatsen. In Merksplas werden op de Ruienberg bovendien Romeinse tegels en scherven ontdekt. Die nederzetting dateert uit de 1ste en de 2de eeuw n.C.
De Molenheide in Baarle-Nassau is het eerst ontdekte plattelandsgrafveld uit de Romeinse tijd in Nederland. Onder de vondsten bevinden zich dikwandige (grove) urnenscherven, terra sigillata en rood- of grijskleurig dunwandig aardewerk. De Romeinse vondsten bevonden zich in het westelijk deel van het grafveld en dateren uit het einde van de 1ste en het begin van de 2de eeuw n.C. Ook op de Tommelse Heide werden scherven uit de Romeinse tijd gevonden.
Aan de Schootseweg in Weelde en in Klein-Ravels stootten archeologen op een inheems Romeins grafveldje uit de 1ste tot het begin van de 2de eeuw n.C. Sporen van bewoning in de Romeinse tijd zijn in Weelde (nog) niet gevonden.
In Zondereigen zijn mogelijk op den Brijl, de Vossenberg en de Kruisbeemden Romeinse scherven gevonden. Maar hierover bestaat enige twijfel. Misschien dat verder onderzoek meer duidelijkheid kan brengen. Schervenvondsten op het Gels Moer en het Bergske kunnen de archeologen al wat meer overtuigen.
Op de Jagersbeemden zijn op drie verschillende plaatsen in totaal achtentwintig Romeinse scherven aangetroffen: twintig aardewerkscherven, twee scherven handgevormd aardewerk, een scherf handgevormd aardewerk (lokaal baksel), twee scherven ruwwandig Eifel aardewerk, twee scherven dolium aardewerk (voorraadpot) en een scherf witbakkend gesmoord aardewerk.
Noordermark ter hoogte van de Ginhovense Velden
Akkerprospecties op de Ginhovense velden bezorgden ons de overgrote meerderheid van de vondsten die dateren uit de Romeinse tijd. Ongetwijfeld zijn onder het dikke plaggendek restanten van Romeinse woningen bewaard gebleven. We denken dan vooral aan paalgaten. De huidige vondsten zijn dan slechts “het topje van de ijsberg”. Wie weet welke archeologische voorwerpen zich nog onder dat plaggendek bevinden! Er werden op de Ginhovense Velden tot hiertoe in totaal honderd dertig scherven gevonden op acht verschillende akkers:
– drie scherven handgevormd aardewerk
– twee scherven handgevormd aardewerk (secundair verbrand)
– een scherf handgevormd aardewerk, lokaal baksel
– een scherf aardewerk (prehistorische techniek)
– zeventien scherven handgevormd dolium aardewerk (voorraadpot)
– dertien scherven dolium aardewerk
– een scherf van een mortarium (wrijfschaal)
– een zwaar beschadigde rand van een dolium of een mortarium
– een scherf van een kruik
– twee scherven van een aardewerk kookpot
– drie scherven kogelpot aardewerk
– een scherf terra sigillata, helbruin blinkend
– een scherf Terra Nigra aardewerk (50 v.C.-100 n.C.)
– een scherf Waaslands grijs aardewerk (voorraadpot Holwerda nr. 140-142)
– een scherf aardewerk Waaslands baksel (50-100NC)
– een scherf Waaslands grijs aardewerk
– achtentwintig scherven Tienens aardewerk
– een scherf van een kookpot (uit de streek van Tienen)
– twee scherven gladwandig aardewerk (Tienen)
– zeven scherven Eifelwaar
– twee scherven imitatie Eifelwaar, mogelijk een kruik
– een scherf Rijnlands import aardewerk
– twee scherven beschilderd aardewerk
– vijf scherven witbakkend aardewerk
– eenendertig aardewerkscherven (waarvan mogelijk één beeldje)
– een blauwe glasscherf met luchtbellen
Romeins aardewerk met mogelijk een fragment van een Romeins beeldje
Romeins witbakkend aardewerk
Romeins Eifelwaar aardewerk
Ginhovense munten
Leo Dufraing vond op de Ginhovense velden twee Romeinse munten. Ze hebben geen financiële waarde, maar het zijn in onze regio uitermate zeldzame vondsten. En ze geven ook een nauwkeurige indicatie over de periode waaruit de overige Romeinse vondsten dateren. Het oudste muntstuk is een sestertius uit de regeerperiode van Marcus Ulpius Traianus (98-117 n.C., gebruikt tot uiterlijk 250 à 270 n.C.), met op de keerzijde een afbeelding van de personificatie van Mesopotamië. Deze keizer vergrootte het Romeinse rijk tot voorbij de Donau. Het andere muntje is een dupondius van Antoninus Pius (138-161 n.C.), geslagen in opdracht van de Romeinse keizer met dezelfde naam. Hij liet havens, bruggen, thermen en amfitheaters bouwen. Tijdens zijn regering was Rome het middelpunt van de wereld. Voor zover we hierop zicht hebben, dateert de Romeinse bewoning in Zondereigen uit de midden Romeinse tijd, ruwweg de tweede en/of de derde eeuw na Christus.
Sestertius van Traianus
Dupondius van Antoninus Pius