Aanleiding
In 2001 vierde de Zondereigense gemeenschap haar 750-jarig bestaan. Dat feestjaar was gebaseerd op de allereerste schriftelijke vermelding, in 1251. Volgens de legende van de Vikinghoofdman Gelmel is Zondereigen veel ouder, een bewering die ondersteund wordt door recente archeologische vondsten. In 2004 namelijk heeft het archeologisch adviesbureau RAAP in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij een onderzoek uitgevoerd in het kader van een geplande ruilverkaveling. In overleg met het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed besloot de heemkundige werkgroep om dat archeologisch onderzoek verder te zetten, een unicum in Vlaanderen. Het project ‘Akkerprospectie in Zondereigen’ leverde veel wetenswaardigheden op uit het verre verleden. Na drie jaar prospecteren hebben wij die gegevens gebundeld en schreven zo de eerste geschiedenis van Zondereigen.
De titel ‘777 eeuwen Zondereigen’ is een knipoog naar het fotoboek ‘Een eeuw Zondereigen’, door mijzelf en anderen samengesteld in 2001. ‘777 eeuwen’ mag je letterlijk opvatten, al kijken we dan niet op een eeuw meer of minder. Daarnaast is er de onderliggende symboliek. In bijna elke cultuur kent men een symbolische betekenis toe aan cijfers. Zij hebben iets magisch. Zeven is een erg populair getal, denk maar aan de zeven dagen van de schepping, de zeven vette jaren, de zeven magere jaren, de zeven deugden, de zeven hoofdzonden, de zevende hemel en de zeven wereldwonderen. ‘Zeven’ staat voor ‘veel’, voor ‘totaliteit’. Bovendien correspondeert dit cijfer met toewijding, met het verwoorden van gedachten en met intuïtie.
In die betekenis is ‘777 eeuwen Zondereigen’ een toegewijde zoektocht naar het volledige Zondereigense verleden, gebaseerd op recente archeologische vondsten, wetenschappelijke studies en een heel klein beetje intuïtie. Er zijn immers zoveel onzekerheden in de archeologie dat inzichten vaak in de voorwaardelijke wijze geformuleerd worden. Denk daarbij aan woorden zoals ‘mogelijk’, ‘misschien’ of ‘waarschijnlijk’. Dit neemt niet weg dat de grote lijn van de Zondereigense geschiedenis zich duidelijk aftekent. Zondereigen is oud, veel ouder dan tot hiertoe gedacht werd. Maar liefst 777 eeuwen oud en daar zijn we fier op!
Midden-Paleolithicum (ca. 300.000-35.000 v.C.)
De oudste Nederlandse stenen werktuigen zijn ongeveer 250.000 jaar oud. Het betreft vuurstenen gereedschappen, teruggevonden in de Belvédèregroeve bij Maastricht en in stuwwallen bij Rhenen. Bedoelde werktuigen werden vervaardigd door de Homo Heidelbergensis (van de familie Homo Erectus). Naar men aanneemt is deze mensensoort de gezamenlijke voorloper van de Neanderthaler en de moderne mens. In Zondereigen zijn echter geen vondsten uit het eerste deel van het middenpaleolithicum gekend.
De eerste tekenen van menselijke aanwezigheid dateren er uit de tweede helft van deze periode. Gedurende tienduizenden jaren (ca. 100.000-35.000 jaar v.C.) verbleven toen met tussenpozen mensen in Vlaanderen en Nederland. Het betreft Neanderthalers, die al enigszins op de huidige mensen geleken. In Zondereigen werden uit die tijd op maar liefst vier plaatsen sporen van menselijke aanwezigheid aangetroffen.
Zo werd er een boordschrapper (ca. 70.000-35.000 v.C.) en een afslag gevonden. Beide vindplaatsen liggen net ten zuiden van het Markske, vlakbij het grondgebied van Baarle-Nassau (Kruisbeemden en Baarlebrugse beemden).
Meer oostelijk werden aan de Kasdijk en op het plateau van de Gelse Bergen (vlakbij de Blokken) ook artefacten uit het middenpaleolithicum aangetroffen. Op de Gelse Bergen lagen er maar liefst 67, waaronder een boordschrabber en twee geretoucheerde afslagen (werktuigen). Verder was er een kern en een afslag, allebei bewerkt met de typische Levallois techniek. Professor Philip Van Peer (K.U.Leuven) zag sterke gelijkenissen met artefacten uit de opgegraven site in Oosthoven (juli 1993). Deze collectie dateert van ca. 70.000 à 60.000 v.C. en neemt in het Europese middenpaleolithicum een unieke positie in. Er is sprake van een vermenging van Micoqiaanse (Centraal-Europese) en Mousteriaanse (West-Europese) elementen. Hierdoor kunnen de Oosthovense vondsten geïnterpreteerd worden als een nieuwe variant, waarvan nog maar weinig gekend is. Of dit ook geldt voor de Zondereigense vondsten, valt nog af te wachten. De professor is alvast enthousiast en wil de site op de Gelse Bergen in 2008 verkennen. In goed overleg met de eigenaar worden een paar proefputjes gegraven om te achterhalen of de site goed bewaard gebleven is en uit welke periode ze dateert.
Al deze vondsten uit het midden van de oude steentijd bewijzen de aanwezigheid van Neanderthalers in Zondereigen. Of ze hier ook langere tijd verbleven, is niet waarschijnlijk. Zij volgden kuddes van mammoeten en rendieren. Om aan voedsel te komen, maakten zij tochten van soms wel duizend kilometer. We vermoeden wel dat Neanderthalers ooit in Zondereigen hun kampement opsloegen. De vondsten wijzen namelijk in die richting.
Het schrapen van dierenhuiden en het bewerken van vuursteen waren activiteiten die in een kamp gebeurden.
Neanderthalers
De Neanderthaler was de eerste mens die zich goed aan het koude noordelijke klimaat wist aan te passen. Hij leefde ca. 125.000 tot 35.000 jaar geleden, geïsoleerd tussen gletsjers van gebergten en de Scandinavische landijskap. Neanderthalers worden wel eens ‘grotbewoners’ genoemd. In België verbleven zij vaak in de Ardennen, maar ze bezochten ook regelmatig de Vlaamse vallei om te jagen.
Neanderthalers vertegenwoordigen een zijtak van de evolutielijn. Sommige wetenschappers beschouwen hen als een uitgestorven ras van de Homo Sapiens (Homo Sapiens Neanderthalensis), anderen denken dat het een geheel apart mensenras was (Homo Neanderthalensis). Vanaf 1856, toen het eerste fossiel in Neanderthal bij Düsseldorf gevonden werd, is de verwantschap tussen Neanderthalers en de moderne mens (Homo Sapiens Sapiens) constant een punt van discussie geweest. Recent onderzoek naar de neus- en voorhoofdsholtes van vijf fossielen van Neanderthalers wijst erop dat die qua skeletbouw meer van de moderne mensen verschilden dan tot nu toe werd erkend. Dit versterkt de aanwijzingen dat het om twee verschillende soorten gaat.
Er zijn vrij veel skeletresten gevonden, waardoor we een goed beeld van de Neanderthaler kregen. Hij was iets kleiner dan ons, maar veel gespierder en breder geschouderd. Onder zijn grote, lange en platte schedel verborg hij evenveel hersenmassa (ca. 1350 cc). In een hedendaagse trein of bus zou de Neanderthaler nauwelijks opvallen, hoewel zijn massieve wenkbrauwbogen, zijn terugwijkende voorhoofd, zijn vooruitstekende aangezicht en zijn flinke kinloze kaak met enorme voortanden hem tot een robuuste verschijning maakten.
Werktuigen
De Neanderthaler was allesbehalve een primitieve mens. Hij bezat een verfijnde methode van vuursteenbewerking en gebruikte naast kleine, zorgvuldig gevormde vuistbijlen, een reeks werktuigen die uit afslagen van steenknollen gevormd waren, zoals spitsen, schaven en schrabbers. Deze gebruiksvoorwerpen behoren tot de Mousteriaancultuur, de klassieke werktuigtechnologie van de Neanderthaler (naar de vindplaats Le Moustier in de Franse Dordogne). De oudste van deze stenen werktuigen bij ons dateren wellicht van ca. 70.000 jaar geleden.
Steen is als grondstof zeer geschikt om slag- en snijwerktuigen van te maken. Het is overal te vinden en vrij eenvoudig tot een stuk gereedschap om te vormen. Om te snijden is silex (vuursteen) het meest geschikt. Deze steensoort breekt gemakkelijk en heeft dan scherpe kanten. De vuursteensmid gebruikte een hamer van gewei om de snijkanten bij te werken (‘te retoucheren’). Hij gebruikte ook hout, bot, leder en plantaardige vezels, allemaal materialen die vergaan zijn en waarvan dus geen gegevens voorhanden zijn.
Levenswijze
Neanderthalers waren een echt ijstijdvolk. In kleine groepjes maakten zij lange tochten langs de plekken waar het meeste voedsel te vinden was. Veel middenpaleolithische voorwerpen werden aan de rand van stroomdalen aangetroffen. Blijkbaar boden die goede gebruiksmogelijkheden voor de toenmalige mens. De aanwezigheid van drinkwater was ongetwijfeld belangrijk, maar de nabijheid van water zal ook in een ander opzicht een rol hebben gespeeld. Vegetatie en fauna zijn het rijkst geschakeerd in de buurt van water.
Maar liefst 99,5% van zijn bestaan leefde de mens van de jacht en het verzamelen van eetbare planten en vruchten. Er is niet veel bekend over de manier waarop Neanderthalers hebben gejaagd. Vondsten wijzen erop dat de eerste mensen intelligenter, beter georganiseerd en beter voor de jacht uitgerust waren dan altijd werd gedacht.
In onze regio strekten zich eindeloze toendra’s uit met een rijke verscheidenheid aan dieren, zoals vissen, eenden, zwanen, rendieren, poolvossen, paarden, muskusossen, steppewisenten, wolharige mammoeten en wolharige neushoorns. Ook reuzenherten ontbraken niet. Mannelijke reuzenherten droegen een gewei met een spanwijdte van soms wel vier meter. Bij de jacht waren grottenleeuwen, grottenberen, luipaarden en wolven concurrenten van de mens.
Of de mammoet een groot aandeel vormde in de jachtbuit, is nog maar de vraag. Om grote dieren te vangen, was een meertje of een stroomdal zeer geschikt. De dieren kwamen daar drinken en baden. Eenmaal in het water waren ze erg beperkt in hun bewegingen. Hoe groot de rol was die de mens speelde bij het uitsterven van de wolharige mammoet en andere zoogdieren, is niet met zekerheid te zeggen. Doordat bij momenten de temperatuur steeg, werd het leefgebied van die grote zoogdieren aanzienlijk kleiner. De zeespiegel steeg waardoor alsmaar meer land onder water kwam te liggen. De vegetatie veranderde en werd mammoetonvriendelijk. Hoe dan ook, het uitsterven van deze dieren komt niet uitsluitend voor rekening van de mens.
Uitsterven van de Neanderthaler
Ongeveer 35.000 jaar geleden verdween de Neanderthaler en maakte hij plaats voor de moderne mens: de ‘Homo sapiens sapiens’. Nadat de ‘Homo erectus’ uit Afrika naar Europa was gekomen en zich daar verder ontwikkelde tot de Neanderthaler, was ook de in Afrika gebleven ‘Homo erectus’ verder geëvolueerd. Hieruit is vermoedelijk de moderne mens ontstaan, die vanuit Afrika zijn weg zocht naar Azië en Europa.
Neanderthalers en moderne mensen leefden gedurende 5.000 jaar samen in Zuid-Europa. Is de nieuwkomer verantwoordelijk voor het uitsterven van de Neanderthaler? Dat had gekund door assimilatie of verdringing. In het eerste geval gaan we ervan uit dat de twee menssoorten zich hebben vermengd, wat niet bewezen is. Verdringing kon tot op heden ook niet worden aangetoond. Er zijn geen tekenen van conflicten tussen beide groepen, wat het uitsterven van de Neanderthaler tot één van de grootste problemen van de evolutie van de mensheid maakt. Het vermoeden bestaat dat de Neanderthaler zich niet kon aanpassen aan de veranderende milieu- en voedselomstandigheden. Hij stierf uit in de koudste periode van de laatste ijstijd, ca. 35.000 jaar geleden. Vergeleken met hun voorgangers waren de moderne mensen opmerkelijk meer vernieuwend en vindingrijk. Kreeg de nieuwkomer door de toevallige uitvinding van de laatpaleolithische klingtechnologie een voorsprong en was hij daardoor in staat om zich verder te verspreiden en zo de minder flexibele Neanderthaler te vervangen?