heemkundekring presenteert zich aan de bevolking in 1977

‘Terugblik op 25 jaar Amalia’ dateert uit 2001 en is de persoonlijke visie van Herman Janssen op 25 jaar heemkundekring Amalia van Solms. 

Deel 1. Voorzitterschap van Gerard van de Lindeloof (1976-1984)

Uit een grijs verleden

De geschiedenis van de heemkundebeoefening in Baarle begint in het jaar 1947, tevens het oprichtingsjaar van de Stichting Brabants Heem. Christoffel Kramer was toen de contactpersoon voor een Baarlese heemkundekring met tien ‘jongens’ die lidgeld betaalden, waaronder Cees Verschueren. (*01) Kramer was geboren in Oosterhout op 4 oktober 1914. Van 1945 tot 1952 was hij kapelaan in Baarle-Nassau. Hij was een man met veel humor en clowneske invallen. (*02) In 1949 zetelde kapelaan Kramer ook in het hoofdbestuur van Brabants Heem. Diverse opgravingen vonden plaats onder zijn bezielende leiding, o.a. aan de Sint-Salvatorkapel. Verder leverde hij een viertal Baarlese bijdragen aan het tijdschrift Brabants Heem.

Echt van de grond kwam de plaatselijke heemkundekring niet, wat Kramer weet aan het te hoge niveau van Brabants Heem voor zijn jongens en ook aan zijn eigen gezondheidstoestand. Zijn astma bezorgde hem namelijk veel last: vaak moest hij zich uit de groep terugtrekken omdat hij niet tegen besloten ruimten kon of tegen te grote drukte om zich heen. Vanaf 1952 werd de kring van Baarle niet meer vernoemd in Brabants Heem: kapelaan Kramer werd toen overgeplaatst naar de Onze-Lieve-Vrouw-parochie in Breda. Na elf jaar kapelaanschap in Breda werd hij opnieuw overgeplaatst, ditmaal naar Hulst. Daar overleed hij op 27 april 1976. (*02)

Bij zijn vertrek uit Baarle droeg kapelaan Kramer het bestuur van de heemkundekring van Alphen op om de zorg voor de Baarlese vereniging op zich te nemen. De Alphense bestuursleden Oomen, Jacobs en Zuiker riepen op zondag 1 februari 1953 in Den Engel een vergadering bijeen voor alle Baarlese belangstellenden. Op de agenda stonden de organisatiestructuur en het werkprogramma van de kring Baarle. (*03) De heemkunde echter bleek in Baarle te weinig geworteld te zijn gedurende de korte periode dat kapelaan Kramer er actief was. Langzaam ging de eerste Baarlese heemkundekring ter ziele.

Baarle’s Bloei ondernam op 14 februari 1955 nog een lovenswaardige poging om de heemkundekring herop te richten. Een oproep in Baarle’s Nieuws- en Advertentieblad (nu ‘Ons Weekblad’) herinnerde aan de weliswaar weinig uitgebreide maar niettemin ‘levendige belangstelling voor alles wat de oude geschiedenis over Baarle opleverde’. Baarle’s Bloei nam het initiatief en organiseerde in het ‘Hollands patronaat’ een eerste contactavond voor alle geïnteresseerden. Niemand minder dan kapelaan Kramer werd uitgenodigd om een inleiding te geven. Baarle’s Bloei wenste zich verder niet te engageren in de heemkundewerking en blijkbaar werd die avond ook niemand anders bereid gevonden om het voortouw te nemen. (*04)

Op 3 december 1960 volgde in Alphen naar aanleiding van een vergadering van de Commissie voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (van Brabants Heem) een vergeefse oproep om alsnog over te gaan tot de heroprichting van de Baarlese heemkundekring. De Alphense, Gilze en Goirlese kringen zegden bij voorbaat voorlichting, samenwerking en hulp toe. Ons Weekblad verzuchtte: ‘Wanneer één der Eerwaarde Broeders er zich maar voor wilde spannen…’ (*05)

Ook Felix Donders betreurde in 1967 het ontbreken van een Baarlese heemkundekring. Dat jaar werd door de Verenigde Naties uitgeroepen tot ‘Jaar van het Toerisme’. Het verleden van onze gemeenten werd volgens Donders diepgaand bepaald door de typische merkwaardigheden van het Baarlese heem. Een degelijk onderzoek ervan noemde hij op termijn zelfs onontbeerlijk voor de welvaart van het dorp. Daarom nodigde hij op 1 maart dr. F.A. Brekelmans uit om een lezing te geven over de Belgische enclaves in Nederland. (*06)

In 1975 nam burgemeester Ab Hogenbosch de draad weer op. Hijzelf was ooit actief geweest in de kring ‘Budel en Cranendonck’. In een toespraak ter gelegenheid van de opening van de reizende tentoonstelling ‘Monument en Brabant’ sprak hij op 2 oktober in het Baarlese Gemeenschapshuis (Kultureel Centrum) de wens uit dat de plaatselijke heemkundekring zou worden heropgericht, o.a. met het oog op het behoud van de spaarzame Baarlese monumenten. (*01)

Eindelijk bleek de tijd rijp: een groepje Baarlenaren was bereid zich daadwerkelijk in te zetten! Heemkunde was in de jaren ’70 ook elders een populaire bezigheid geworden. Mensen kregen meer vrije tijd voor hobby’s en tegelijk bracht de ontheemding door een te snelle evolutie van de samenleving een nostalgische beweging op gang. Omwille van de oliecrisis en de verontreiniging van het milieu kwam er tevens bruusk een einde aan het onvoorwaardelijke geloof in de technologie. Het verleden werd opgewaardeerd en ook in Baarle was een aantal mensen bereid zich toe te leggen op het bewaren van het culturele erfgoed. (*07)

Wat aan de oprichting vooraf ging

De Baarlese tekenleraar Jos de Swart plaatste op 7 november 1975 een oproep in Ons Weekblad. Hij wees erop dat heemkunde geen dorre bezigheid is, maar het graven naar de historische wortels van het gewone dorpsleven en de zorg voor de monumenten van vandaag. Een en ander was voor pater dr. Eduard Loffeld aanleiding om een eerdere droom te realiseren.

Loffeld werd in 1904 geboren in Roosendaal. Hij verhuisde met zijn ouders in 1906 naar Baarle, waar zijn vader benoemd werd tot onderchef in het nieuwe grensstation. Tot 1919 bracht Ed Loffeld aan de Grens zijn jeugd door. Na zijn middelbare studies in Weert trad hij in het klooster van de paters van de Heilige Geest in Gemert. Zes jaar lang studeerde hij theologie in Leuven om vanaf 1931 terug te keren naar het klooster in Gemert. Pater Loffeld was goed bevriend met de pastoor van Alphen, E.H. Binck: grondlegger van de Stichting Brabants Heem. Ze deelden blijkbaar dezelfde interesse: in 1941 richtte Loffeld in Gemert een heemkundekring op. In 1969 keerde hij terug naar Baarle, waar hij pastoraal werker werd in Huize De Gaarshof. Sinds 1971 verschenen van zijn hand tientallen heemkundige publicaties. In 1974 volgde hij de heer J. Diepen op als voorzitter van de VVV Baarle-Nassau-Hertog. (*08)

Op 23 januari 1976 sprak pater Loffeld met de initiatiefnemer, burgemeester Hogenbosch. Op 1 maart was er schriftelijk contact tussen hen beiden en een week later vond een gesprek plaats tussen Jos de Swart en pater Loffeld. Laatstgenoemde zou contact opnemen met Christoffel Kramer, op dat moment rector in Hulst. Jos de Swart informeerde bij de secretaris van de Stichting Brabants Heem, die praktische adviezen voor de oprichting toezond. Begin april volgden nog drie besprekingen. (*01)

Dr. Ed Loffeld was vastbesloten om door te zetten: de oprichting van een heemkundekring bood hem de kans te ontsnappen aan een situatie waarbij hij zich als wetenschapper niet goed voelde. Op 3 mei schreef hij een brief met de mededeling dat hij met ingang van 1 juni 1976 zijn ontslag zou nemen als voorzitter van de VVV Baarle-Nassau-Hertog om te kunnen ‘meewerken aan de her-oprichting van een Baarlese Heemkunde-kring en aan de verdere heemkundige aktiviteiten daarvan… De motivering van mijn aanvankelijke deelname aan het VVV-werk vind ik terug in een aktiviteit die in Baarle ontbreekt: de groepsstudie van de plaatselijke eigenheden in verleden en heden (de heemkunde), een bijdrage tot het gemeenschapsleven die meer met mijn geestesinstelling overeenkomt dan de strevingen en methoden van de VVV… Mijn geestesinstelling is niet gericht op business en commercie maar eerder op belangeloze dienstverlening… Ik voel mij meer geneigd tot rustige en vrijblijvende studie…, onbevooroordeeld-wetenschappelijk gericht op de historische waarheid en niet op een zakelijk-gekleurde VVV-waarheid.’ (*09)

Pater Loffeld was een doorzetter. In zijn enthousiasme echter bleek hij te voortvarend, soms wat naïef. Hij kwam amper toe aan zijn hoofdbetrachting: het schrijven van een wetenschappelijk verantwoorde studie over het Baarlese verleden. De oprichting van een heemkundekring kostte hem bergen energie en vrije tijd. Drie jaar en een half jaar duurde het vooraleer de vereniging statutair was opgericht. Deze startperiode delen we op in drie fases: (1) de vorming van een voorlopig bestuur, (2) de zoektocht naar leden en (3) de statutaire oprichting.

Vorming van een voorlopig bestuur

Op 5 mei 1976 besloten Jos de Swart en Ed Loffeld dat laatstgenoemde een beperkte oprichtingsvergadering zou voorbereiden: een voorlopig bestuur moest dan bijeenkomen. De ‘formateur’ nam na een bespreking met burgemeester Hogenbosch contact op met kandidaat-bestuursleden. Dat deed hij kort en krachtig. Zo zei hij tegen Gerard van de Lindeloof: ‘Voor het voorzitterschap heb ik geen zin en geen tijd. Ik wil mijn tijd besteden aan de geschiedenis van Baarle… Als jij voorzitter wordt, dan heb ik daar tijd voor. Nu heb je het gehoord. Zeg maar dat je het voorzitterschap aanvaard, dan is dat geregeld en de rest komt wel in orde.’ (*08)

Van de Lindeloof was geboren en getogen in Hoeven. Toen hij door Loffeld werd aangezocht, woonde Gerard een tweetal jaren in Baarle-Nassau, waar hij directeur was van de plaatselijke Rabobank. Daarvoor was hij werkzaam in Dronten (Flevoland). In beide gemeenschappen heeft hij tal van functies in het maatschappelijk leven bekleed.

De oprichtingsvergadering ging door op dinsdag 8 juni 1976 in het Gemeenschapshuis (Kultureel Centrum). Ter zitting aanvaardden de burgemeesters Hogenbosch (Baarle-Nassau) en Leestmans (Baarle-Hertog) het beschermheerschap en werd een voorlopig bestuur gevormd, bestaande uit Gerard van de Lindeloof (voorzitter), Jos de Swart (vice-voorzitter), dr. Ed Loffeld (secretaris), An Gulickx-Koks (adjunct-secretaresse), Cees Verschueren (penningmeester), Arnold Backx (conservator) en Jan Laurijssen (bestuurslid). Burgemeester Hogenbosch beklemtoonde het belang van de beoefening der heemkunde voor een dorp als Baarle en wees erop dat de vereniging een gemeenschappelijke culturele instelling moest zijn voor de twee Baarlese gemeenten. De kring zou zich onafhankelijk moeten opstellen ten aanzien van politieke, godsdienstige en belangengroeperingen.

Na enige discussie werd ‘Amalia van Solms’ gekozen als benaming voor de nieuwe vereniging: ‘Een naam met in Nederland en België een bekende klank, een figuur die in de 17de eeuw Vrouwe was van Turnhout en dus ook van Baarle-Hertog, tevens als echtgenote van Frederik Hendrik: vrouwe van Breda en dus van Baarle-Nassau. Zo symboliseert zij de eenheid van dit tweelingdorp. Bovendien heeft zij in Baarle veel invloed ten goede uitgeoefend.’ Amalia kan worden beschouwd als redster van de enclaves en dit rechtvaardigt de keuze.

Waarom er niet gekozen werd voor die andere redder van de enclaves, pastoor Gerardus van Herdegom? Als lokale geschiedschrijver moet hij toch zowat de eerste en misschien wel de belangrijkste Baarlese heemkundige zijn geweest? Wel, het typeert de toenmalige heemkundekring dat de landelijke naambekendheid van Amalia van Solms uiteindelijk de doorslag gaf. Amalia kreeg als voorouder van alle thans regerende Europese vorsten de voorkeur op een eenvoudige dorpspastoor.

Overigens bemerken we de laatste decennia grote veranderingen op het gebied van de heemkundebeoefening, zelfs in die mate dat er sprake is van een breuk met het verleden. Ooit was de heemkunde uitsluitend een bezigheid voor leden van de begoede dorpsklasse: de enigen met een hogere opleiding. Vaak ook werd zo’n vereniging gedragen door één persoon. Anderen traden slechts toe vanwege de daaraan verbonden standing: de heemkunde is niet altijd vrij geweest van een vleugje snobisme.

De samenleving echter veranderde snel: ook de gewone man kreeg een betere opleiding, ontdekte de heemkunde en maakte er een hobby van. Er is sprake van een verregaande popularisering: een groeiende belangstelling voor het eigen heem, met name voor de eigenheid van de gewone dorpsbewoner. Deze maatschappelijke tendens was in Baarle wellicht nog niet geheel afgerond op het moment van de oprichting.

Lange tijd werd onze kring ook gedragen door één persoon: pater Loffeld. Hij publiceerde in de startperiode opvallend veel over het Nederlandse koningshuis en de vermeende relatie tot Baarle (meestal niet meer dan één of andere ronkende titel). Terecht kwam daarop reactie van een lezer van Ons Weekblad, dhr. A. van Ham: ‘…tussen een zwik Willemen: Amalia, Vrouwe van Hier en Vrouwe van Daar. Wat heeft zij werkelijk voor Baarle betekend: dat er helaas nog meer afleveringen van Amalia zullen volgen.’(10)

De mede-oprichters traden toe omdat het hen werd gevraagd, niet om zelf actief de heemkunde te beoefenen. Wat ook hun motivatie mocht wezen, de mening van Loffeld gaf in het bestuur vaak de doorslag, ook voor wat betreft de naamgeving van de vereniging.

Vervolgens werd pater Loffeld door het bestuur aangezocht om conceptstatuten uit te werken. Het bestuur van Samenlevingsopbouw Baarle stelde op 11 juni 1976 een bedrag van 500 gulden ter beschikking voor de aanloopkosten van onze vereniging. Tegelijk werden ook stencilfaciliteiten en huisvesting aangeboden. De Rabobank zorgde eveneens voor een donatie: de eerste uit een lange rij. De eerste gemeentelijke subsidies werden toegezegd eind 1977. Betreffende de Nederlandse bijdrage ontstond enig ongenoegen: een bedrag van slechts 100 gulden zou worden uitgekeerd en eind ’78 was het nog altijd niet gestort. Het moge duidelijk zijn dat de heemkundekring zich eerst zou moeten bewijzen vooraleer op een ruimere gemeentelijke financiële waardering kon worden gerekend.

Zoektocht naar leden

Op 19 juni 1976 werd heemkundekring ‘Amalia van Solms’ officieel aanvaard als 46ste lid van de Stichting Brabants Heem. Van een trage start gesproken: meer dan vier maanden duurde het vooraleer nog eens werd vergaderd. Drie keer kwam het voorlopige bestuur bijeen ter voorbereiding van een informatievergadering bestemd voor een ruimer publiek. Een lijst van ‘invités’ (genodigden) werd samengesteld: straat per straat werd nagegaan wie in aanmerking kwam voor toetreding. De lijst van potentiële leden bevatte in eerste instantie 122 namen, maar werd later nog aangevuld met de namen van o.a. leerkrachten van de acht Baarlese scholen en personeel van beide gemeentesecretarieën. In totaal werden 195 uitnodigingen verstuurd.

De informatieavond vond plaats op 20 januari 1977 in de bovenzaal van het Gemeenschapshuis. De stand van zaken betreffende de oprichting werd medegedeeld en de eerste leden meldden zich aan: in totaal werden die dag 39 lidmaatschapskaarten ingevuld. Beslissingen echter werden er niet genomen: die werden uitgesteld tot de eerste Algemene Ledenvergadering, op 28 april 1977. Die dag benoemden de aanwezige leden door middel van acclamatie het hen voorgestelde bestuur, bestaande uit zes leden van Belgische en zes van Nederlandse nationaliteit.

Statutaire oprichting

De reden voor de gelijk verdeelde binationale samenstelling van het bestuur zat besloten in de poging om te komen tot eensluidende statuten volgens Nederlands en Belgisch recht. De formulering zou voor wat betreft beide wetgevingen geen conflictstof mogen bevatten. Na ruim drie jaar bleek dit niet haalbaar te zijn. Dat was althans de conclusie van notaris Daverveldt na voorbereidend werk van de heren Loffeld, Koks, Pardoel en Anema. Dat veroorzaakte blijkbaar geen verdere problemen want op de bestuursvergadering van 8 november 1979 werd gesteld dat de Nederlandse vereniging die men voor ogen had, zonder meer ook in België kon worden ingeschreven.

Op 23 januari 1980 was het eindelijk zover: de Algemene Leden-vergadering verklaarde zich na een paar kleine wijzigingen akkoord met de door notaris Daverveldt opgestelde statuten. Op vier februari werd de akte officieel verleden en lag de vereniging in de wet verankerd: de oprichting was afgerond.

Voorzitter Gerard van de Lindeloof mocht dan wel spreken van een historische dag voor onze kring, secretaris Loffeld had er bedenkingen bij: ‘het zou betreurenswaardig zijn als we ons achter een juridische façade verscholen om een leegte aan inhoudelijk-heemkundige activiteit te camoufleren. De notariële akte geeft aan de vereniging geen bestaansreden: deze stoelt niet op een stichtingsoorkonde maar op een reële activiteit van althans een aantal leden van de kring (terwijl de meer passieve leden morele en financiële steun geven).’

Moeizame start

Een lange lijdensweg was aan de oprichting voorafgegaan. De ondertekening van de statuten bracht helaas geen uitzicht op beterschap. Ed Loffeld kon de problemen enigszins relativeren: ‘Ik ben me ervan bewust dat een jonge heemkundekring een incubatietijd moet doormaken, een aanlooptijd voor het groeien: van belangstelling naar persoonlijke en groepsmedewerking. Indien het bestuur volhoudt en indien sommigen een begin maken, zullen dezen vanzelf de smaak te pakken krijgen. Dat leert de ervaring. De heemkundekring van Gemert kwam ook pas wat jaren later tot zelfwerkzaamheid.’

Ed Loffeld was de grote stimulator in de beginperiode maar stond vaak alleen. Dat stemde hem bitter. Al werd hij ‘de steunpilaar van de vereniging’ genoemd, toch ging ook van hem te weinig dynamiek uit. Meer en meer nodigde hij met aandrang de leden uit om de heemkunde te beoefenen, maar zelf ging hij hen niet voor. Bij nieuwe initiatieven weigerde hij steevast taken op zich te nemen en dat mag ons nauwelijks verwonderen: toen hij in 1980 gefrustreerd opstapte als secretaris was pater Loffeld al 75 jaar oud. Op doktersadvies moest hij het wat kalmer aan doen.

De allereerste inhoudelijk-heemkundige werkgroep van ‘Amalia van Solms’ werd op 28 april 1977 op voorstel van Loffeld opgericht: een tiental leden zou starten met het inventariseren en verklaren van toponiemen. Tot op dat moment was men in onze vereniging nooit verder geraakt dan werkzaamheden van organisatorische aard. Op inhoudelijk gebied waren er slechts een paar lezingen geweest. Voor het eerst in de geschiedenis van onze vereniging betrachtte men de realisatie van de doelstelling: de actieve heemkundebeoefening.

De werkgroep Toponymie kwam een eerste keer bijeen op 16 november en op haar verzoek werd dhr. A.D. Kakebeke uitgenodigd… om een lezing te geven rond dit onderwerp. Na verscheidene voorbesprekingen om te komen tot een geschikte handleiding werd door het bestuur op 25 april 1978 aangedrongen op een daadwerkelijke aanvang van de inventarisatie. Dit viel blijkbaar niet in goede aarde bij de werkgroep, want daags na de bijeenkomst bood de coördinatrice haar ontslag aan. Een poging om de brokken alsnog te lijmen, mislukte.

Ook bij de oprichting van een werkgroep ‘1000 jaar Baarle’ liep het in een vroeg stadium mis. Op de jaarvergadering van 1979 dateerde Ed Loffeld het ontstaan van de Remigiusparochie op wetenschappelijke basis ergens tussen de jaren 980 en 990. Van de Lindeloof stelde daarop voor om de viering van het millennium te laten doorgaan in 1985, maar pastoor Mertens wilde eerst een overleg tussen alle kerk- en gemeentebesturen van Baarle. Na het overlijden van deze pastoor werd het overleg uitgesteld. Het bestuur van ‘Amalia van Solms’ vroeg vervolgens aan zijn opvolger, pastoor Gijs, om het juiste tijdstip van de viering vast te leggen. Begin ’82 bleek dat het kerkbestuur opteerde voor het jaar 1992, nadat was gebleken dat de viering van 950 jaar Remigiusparochie had plaatsgevonden in 1942. De werkgroep ‘1000 jaar Baarle’ werd dan ook op de lange baan geschoven.

Analyse van de moeilijkheden

In het prille begin was er sprake van euforie en dadendrang. Zei Loffeld niet tegen Van de Lindeloof: ‘Zeg maar dat je het voorzitterschap aanvaard, dan is dat geregeld en de rest komt wel in orde.’ En op de informatievergadering van 20 januari 1977 ‘sprak burgemeester Hogenbosch een opwekkend woord en kwam een zeer optimistisch geluid uit de mond van voorzitter Van de Lindeloof’. Op de bestuursvergadering van 27 oktober 1977 klonk het al helemaal anders. Bij de ingekomen stukken werd genotuleerd: ‘Het probleem blijft: hoe telkens iemand vinden die zich vrij kan maken voor deze en vele dergelijke bijeenkomsten?’ De omvang van het werk, vooral wat betreft het vertegenwoordigen van de vereniging, overviel de bestuursleden.

Heel wat bestuurders faalden in hun engagement: ze traden toe omdat het hen was gevraagd. Ze zetelden in het bestuur zonder er een actieve inbreng te hebben. Fon van Haeren en Herman Bax verlieten het bestuur kort na hun aanstelling, nog voor zij een vergadering hadden bijgewoond. Ze waren niet eens aanwezig bij hun verkiezing. Dit doet vragen rijzen bij hun voordracht: op welke basis werden zij aangezocht om toe te treden tot het bestuur? Primeerden woonplaats of eventueel zelfs sociale status op daadwerkelijk engagement? Gaf zelfs voorzitter Van de Lindeloof, de enige mede-oprichter die tijdens zijn bestuursperiode aanwezig was op alle vergaderingen, tijdens de jaarvergadering van 1985 niet toe dat hij ‘enkel en alleen was aangezocht om het woord te doen’?

Er ging weinig stuwende kracht uit van het bestuur en het absenteïsme was erg groot. In 1978 waren er slechts twee vergaderingen. Telkens bleken maar vijf verkozenen op te dagen. In totaal werd er dat jaar anderhalf uur door het bestuur vergaderd! Het ging van kwaad naar erger want op 1 maart 1979 vergaderden nog maar drie bestuursleden: de vaste kern bestaande uit de heren Van de Lindeloof, Loffeld en Verschueren. Ernstige bedenkingen werden gemaakt betreffende de leefbaarheid van ‘Amalia’.

Uiteraard kreeg het bestuur op deze manier de heemkundekring nooit op de rails en groeide de frustratie, eerst bij de secretaris en later bij de voorzitter. Secretaris Loffeld reageerde als eerste. Hij had gehoopt door de oprichting van een heemkundekring actieve medewerking te verkrijgen voor zijn wetenschappelijk onderzoek naar de Baarlese historie. Maar door de bestuursbeslommeringen kwam hijzelf nog nauwelijks toe aan de inhoudelijke zaken. Vanaf mei ’82 was Ed Loffeld wegens ziekte niet meer actief in onze vereniging. Hij stierf op 21 maart 1983 en liet een grote leegte na. Geschiedkundige van professie was hij terzake zeer kundig. Zijn werk was van een hoge kwaliteit. In 1991 benoemde de Algemene Ledenvergadering hem postuum tot erelid.

In 1982 volgde een korte heropflakkering op organisatorisch vlak, wellicht nadat de voorzitter te kennen had gegeven ermee te willen ophouden ‘en liefst zo snel mogelijk, voor zover een vervanger kan gevonden worden’. Bestuursleden werden gepolst naar hun ambities en een nieuwe secretaris werd benoemd. Er volgden maar liefst drie vergaderingen in vijf maanden tijd. Een jaar later echter was alles weer voorbij: 1983 werd het absolute dieptepunt in de geschiedenis van onze vereniging. Naast een natuurwandeling en een bezoek aan het Taxandriamuseum in Turnhout vielen er geen activiteiten te noteren. Van de twee bestuursvergaderingen zijn zelfs geen notulen bewaard gebleven. Volgende oorzaken werden aangehaald op de jaar-vergadering: ‘…het overlijden van Dr. Loffeld, anderzijds de drukte rond de bouw van de Rabobank waardoor de voorzitter druk bezet was. In het najaar werden de activiteiten stilgelegd wegens ziekte van de man van de secretaris…’

Door een gebrek aan stimulansen vanuit het bestuur kwam de vereniging in een neerwaartse spiraal terecht. Het ledental stagneerde vrij vlug. Tot vervelens toe memoreerde Gerard van de Lindeloof de matige respons van de leden, wat een uitlaatklep was voor zijn groeiende ergernis. Het bracht echter geen oplossing. Integendeel. Na verloop van tijd kwam men in een vicieuze cirkel terecht: het bestuur twijfelde aan de zin van haar werkzaamheden waardoor de leden nog meer afhaakten en het bestuur alsmaar meer vertwijfeld reageerde. In de notulen van de Algemene Ledenvergadering van 1981 lezen we: ‘Het wordt tijd dat de kring zich gaat beraden… De voorzitter besloot als volgt: Er moet iets gebeuren!’ Een jaar later klonk het op een bestuursvergadering als volgt: ‘De voorzitter meende de levensvatbaarheid van de heemkundekring als primair doel te stellen. Mocht begin 1985 de levensvatbaarheid niet blijken, dan dient opheffing van de kring overwogen te worden.’

Algemene lessen

In de beginjaren konden de bestuursleden onvoldoende omgaan met de werkdruk die ontstond omdat slechts weinig ideeën konden worden gerealiseerd. De moeizame en trage voortgang werkte demotiverend en doofde het vuur van actieve leden. Door omstandigheden zoals verhuis, nieuwe job of huwelijk slaagde het bestuur er ook niet in veelbelovende leden voor een langere periode aan de vereniging te binden. Soms bleek het tevens moeilijk om de her en der verspreide krachten te bundelen.

Actieve bestuursleden bleken onontbeerlijk voor het goed functioneren van de heemkundekring. Gezien de grote hoeveelheid organisatorische taken is het belangrijk dat alle leden van het bestuur zich voor 100% engageren. Hun belangrijkste kwaliteiten immers zijn engagement (de bereidheid om tijd en energie te investeren), doorzettingskracht en organisatietalent. De vereniging moet op de tweede plaats komen: ná het gezin, maar vóór de andere vrijetijdsbestedingen.

Bronvermelding

  • (*01) De notulen van de vergaderingen vormen de basis van deze studie, tenzij nadrukkelijk anders vermeld. Ze bevinden zich in het verenigingsarchief.
  • (*02) In Memoriam rector C. Kramer (BiDoc 122.24)
  • (*03) Ons Weekblad 31 januari 1953 (BiDoc 307.15, p.1)
  • (*04) Ons Weekblad 12 februari 1955 (BiDoc 307.15, p.2)
  • (*05) Ons Weekblad 3 december 1960 (BiDoc 307.15, p.4)
  • (*06) Ons Weekblad 24 februari 1967 (BiDoc 307.15, p.5)
  • (*07) Ons Weekblad 6 september 1985 (BiDoc 307.15, p.25)
  • (*08) In Memoriam pater dr. Ed. Loffeld (BiDoc 545.05)
  • (*09) Ontslagmotivering 3 mei 1976 p.1, dr. Ed Loffeld (BiDoc 570.01)
  • (*10) Ons Weekblad 25 juni 1976 (BiDoc 307.15, p.9)

Deel 2. Voorzitterschap van Ad Jacobs (1985-2001*)

(*Deze studie is gemaakt in 2001, Ad heeft het voorzitterschap in …. overgedragen)

Eind 1984 wist de Baarlese bevolking nauwelijks van het bestaan van een heemkundekring. Het ledental daalde spectaculair en vanuit het bestuur werden weinig initiatieven genomen om het tij te doen keren. Het wegvallen van pater Loffeld ontmoedigde voorzitter Van de Lindeloof: negen jaar na haar feitelijke oprichting was de vereniging niet meer dan ‘een mooi verpakte, lege doos’.

In 1982 had Van de Lindeloof zichzelf nog drie jaar de tijd gegeven om de heemkundige werking op te starten. Toen zowel organisatorisch als inhoudelijk de verhoopte beterschap uitbleef, stapte de voorzitter op. De uitzichtloze situatie analyseerde hij als volgt: om te overleven, waren dringend nieuwe impulsen nodig. Te lang was de vereniging afhankelijk geweest van dr. Loffeld, die bovendien de heemkunde veeleer beoefende als een privé-activiteit zonder daarbij tot een wezenlijke bijdrage te komen voor de kring. Na het heengaan van deze voortrekker viel het heemgebeuren zo goed als stil.

De onthoofde éénmansheemkundekring moest worden omgevormd tot een samenwerkingsverband van geïnteresseerden uit alle lagen van de bevolking, gedragen door de gehele gemeenschap. Dit kon alleen worden gerealiseerd onder de bezielende leiding van een ambitieuze, enthousiaste, jonge voorzitter met een breed interesseveld. De aftredende voorzitter vond iemand met die kwaliteiten in zijn onmiddellijke werkomgeving: Ad Jacobs.

In eerste instantie werd Ad gevraagd om lid te worden, waarvoor hij bedenktijd vroeg: hij wist amper van het bestaan van een Baarlese heemkundekring. Toen hij daarop werd gevraagd om ook het voorzitterschap op zich te nemen, steeg zijn verbazing ten top. Ad wou de taak op zich nemen indien het bestuur kon worden uitgebreid met een paar jonge krachten. Frank van Hest en even later Fons Raeijmaekers werden bereid gevonden.

Een nieuwe voorzitter

Op 13 december 1984 introduceerde Gerard van de Lindeloof de kandidaat-voorzitter op de enige bestuursvergadering van dat werkjaar. Op de Algemene Ledenvergadering van 6 februari 1985 werd Ad bij acclamatie door de veertien aanwezigen tot voorzitter benoemd. Het verslag vermeldt ‘een behoorlijke opkomst’ en dat klopt nog ook: het ledental was immers gedaald tot 35, een absoluut dieptepunt.

Meer dan zestien jaar later is Ad nog altijd voorzitter van onze heemkundekring. Hij voelt zich naar eigen zeggen prima in deze functie. Bovendien kan hij goede resultaten voorleggen: de ‘mooi verpakte, lege doos’ van weleer is intussen behoorlijk gevuld. Dat is uiteraard niet alleen de verdienste van de voorzitter, maar zijn aandeel hierin mag niet worden onderschat. Meer dan zestien jaar lang zette Ad zich dagdagelijks in op organisatorisch gebied. Hij leidde meer dan 150 bestuursvergaderingen en onder zijn voorzitterschap werd de langverhoopte huisvesting gerealiseerd. Het ledental steeg van 35 tot meer dan 400. Daarnaast zorgde hij ervoor dat ook de heemkundige werking nieuw leven werd ingeblazen. Zelf was Ad inhoudelijk actief als lid van de werkgroepen Floron, Ulicoten, 1000 jaar Baarle, Dodenherdenking, Denktank, Activiteitencommissie, enzovoort.

Ad Jacobs is positief ingesteld: hij haalt zijn voldoening uit de dingen die goed zijn. Opvallend is ook het gemak waarmee hij lijkt om te gaan met de beperkingen van de realiteit: hij weet dat veel zaken voor verbetering vatbaar zijn, maar staart zich daar niet blind op. Vanuit zijn functie stuurt hij het beleid en bundelt hij de krachten waardoor er binnen de vereniging maar weinig energie verloren gaat.

Als voorzitter laat Ad zich perfect leiden door de spreuk die onder het logo van onze vereniging staat: ‘volhoudend vorder ik’. Het is de vertaling van het devies van Philips Willem van Oranje, in het begin van de 17de eeuw tegelijkertijd Heer van Baarle-Nassau en van Baarle-Hertog. Ons logo werd kort na de oprichting getekend door Jos de Swart naar een idee van Ed Loffeld: uit het wapen van Amalia van Solms nam Loffeld een rozet (embleem uit het wapen van Solms) en een jachthoorn (embleem uit het wapen van Oranje).

Een nieuwe dynamiek en werking

Persoonlijke interessen vormen vaak de motivatie voor het beoefenen van de heemkunde. Dit neemt niet weg dat het vastleggen, het uitwisselen en het beschikbaar stellen van het materiaal een wezenlijk kenmerk is van een kring: niet ieder voor zich, maar samen voor de vereniging. Getracht werd dan ook te komen tot een meer actieve groepswerking. Dat was niet eenvoudig omdat de noodzakelijke voorwaarden om het doel te bereiken nog niet waren vervuld: er waren amper leden (laat staan actieve leden) en de minieme geldreserve slonk zienderogen onder de ontwikkelde activiteiten. Het grootste probleem was wellicht nog het ontbreken van een eigen werk- en vergaderruimte.

De eerste bestuursvergadering onder leiding van Ad Jacobs vond plaats op 3 april 1985. De kersverse voorzitter beloofde van Amalia een actieve vereniging te maken: ‘Als iedereen meehelpt, moet het lukken.’ Tal van initiatieven werden genomen. Zo werd er frequenter vergaderd, in principe elke derde donderdag (met uitzondering van de vakantiemaanden). Later zou het bestuur tweemaandelijks bijeenkomen op de eerste donderdag en tegenwoordig wordt elke derde maandag vergaderd.

Het verjongde bestuur liet zich ondersteunen door het Noordbrabants Genootschap en de Stichting Brabants Heem. Goede contacten werden onderhouden met Eric Kolen, secretaris van Brabants Heem. Hij toonde zich in een artikelenreeks voor Ons Weekblad een vurige propagandist van de heemkundebeoefening.

Leden en oud-leden trachtte men te activeren, eveneens via een artikel in Ons Weekblad. Gezien het povere resultaat werd resoluut gekozen voor een persoonlijke benadering. Ad schakelde nadrukkelijk jonge en dynamische nieuwkomers in. Zonder anderen tekort te willen doen, kunnen we stellen dat dankzij Frank van Hest voor het eerst in Baarle een heemkundige groepswerking van de grond kwam. Frank was een lichtpunt binnen onze vereniging en het brein achter de vernieuwde werking. Hij was dynamisch, ambitieus, kundig en bovenal: hij werkte doelgericht.

Daarnaast waren er Maria Voeten, die als secretaris een behoorlijk aantal jaren op dienst bleef en Fons Raeijmaekers, van belang als penningmeester, organisator van tal van activiteiten en redacteur van de nieuwsbrief. De vernieuwde werking stimuleerde tevens Jos Jansen, Jeroen Geerts en Antoon van Tuijl, die alsmaar actiever werden voor de heemkundekring.

Het groepsgevoel werd aangewakkerd: werkgroepen werden opgericht, een opbouwende sfeer gecreëerd en de vereniging trad naar buiten met concrete resultaten. Daarnaast werden er gezellige activiteiten georganiseerd. Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan op 8 juni 1986 werd met de fiets een uitstap gemaakt naar Castelré.

De eerste heemkundige werking werd vooral gedragen door bestuursleden. Dit verklaart ook de stagnatie of terugval na verloop van tijd: iedere extra taak, veroorzaakt door de groei van onze vereniging, kwam steeds bij dezelfde beperkte groep van harde werkers terecht. Bovendien werden alsmaar meer initiatieven genomen op teveel fronten tegelijk. Een bestuursuitbreiding kon niet worden gerealiseerd. Erger nog: tijdens de bestuursvergadering van 13 augustus 1987 nam Frank van Hest ontslag naar aanleiding van zijn nakende vertrek naar Thailand. Dit betekende een groot verlies voor onze kring. Daar bovenop kwam twee maanden later nog het ontslag van onze secretaresse, Maria Voeten. De eerstvolgende jaren gebeurde er weinig op heemkundig gebied. Frank bleek jarenlang onvervangbaar, mede omdat alle aandacht uitging naar de huisvestingsproblemen.

Een nieuwe identiteit

Desondanks slaagde het bestuur erin onze vereniging een nieuw imago aan te meten: Amalia verwezenlijkte af en toe haar doel-stellingen. De grootste stap op weg naar erkenning echter was de dagdagelijkse herkenning in het straatbeeld. Belangrijke hulpmiddelen daartoe waren de realisatie van een uitgebreid activiteitenaanbod, de publicatie van een eigen tijdschrift, de sponsorverkoop door middel van de heemkalender en vooral de eigen huisvesting, die uitgebreid zal worden besproken in deel 3 van ‘Zilver voor Amalia’. Deze herkenbaarheid leidde tot een forse groei en Amalia werd sinds de ingebruikname van het heemhuis als ontmoetingsruimte en vaste uitvalsbasis, gedragen door de gehele Baarlese gemeenschap.

De ingebruikname van het Heemhuis betekende niet dat de verbouwing van het voormalige Belgische gemeentehuis was voltooid. We denken o.a. aan de realisatie van de centrale verwarming, het inrichten van de Japanse kamer, de verbouwing van de voormalige brandweerkazerne, het inrichten van BiDoc en het groot onderhoud door de eigenaar: het isoleren van het dak, de vochtbestrijding op de benedenverdieping en het vernieuwen van de elektriciteitsleidingen. U begrijpt het al: er is de afgelopen jaren hard gewerkt en veel geïnvesteerd.

Overgangsperiode

De verbouwing en de inrichting van het Heemhuis hadden eind jaren ‘80 veel energie gekost. De dynamiek binnen het bestuur was hierdoor verdwenen. Het optimaliseren van de huisvesting bleef ook lang na de opening van het Heemhuis een belangrijke zorgvraag, met nadelige gevolgen voor wat betreft de heemkundige werking. In 1990 vroeg het bestuur zich af of de slapende werkgroepen konden worden geactiveerd. Het leek alsof alleen nog een handvol bestuursleden actief bezig was.

Het draagvlak was erg klein geworden. Sommige bestuursleden werden overvraagd en haakten af. Zo trad Jos Jansen af vanwege zijn drukke bezigheden binnen de heemkundekring: de samenstelling van het boek ‘Baarle in Stukken’ en de inventarisatie van het archief. Zijn openstaande bestuursfunctie kon lange tijd niet worden ingevuld.

Toch kan deze overgangsperiode worden afgesloten met een positief bericht: op de bestuursvergadering van 19 augustus 1991 werd besloten om aan te sluiten bij de Vlaamse Vereniging voor Heemkunde, Gouw Antwerpen. Op 4 maart 1992 was de aansluiting een feit.

Baarlenaar van het jaar!

Mede dankzij onze heemkundekring werd de viering van ‘1000 jaar Baarle’ een grandioos succes: heel wat leden waren actief betrokken bij de voorbereidende werkzaamheden en het Heemhuis werd beschikbaar gesteld voor vergaderingen en radiouitzendingen. Samen werd iets moois gerealiseerd voor de Baarlese gemeenschap en Amalia zelf stond volop in de schijnwerpers.

Eigen initiatieven zoals de nieuwsbrief en de verenigingsactiviteiten kwamen in deze periode wegens tijdsgebrek zwaar onder druk te liggen. Maar op het juiste moment kwam gelukkig een opsteker van formaat: begin 1992 werd onze vereniging verkozen tot ‘Baarlenaar van het Jaar’, wat niet alleen tientallen nieuwe leden opleverde maar ook een stimulans betekende voor de heemkundige werking.

Die openlijke waardering vanwege de gemeenschap bood vertrouwen voor de toekomst en geloof in eigen kunnen. De werkervaring opgedaan tijdens de organisatie van 1000 jaar Baarle leidde na verloop van jaren tot allerlei organisatorische verbeteringen. Vooral door toedoen van Ed en Nicole Ragas-Joosen werd alsmaar degelijker werk geleverd zodat zelfs een langgekoesterde droom kon worden gerealiseerd: de oprichting van een redactieraad.

Binnen het bestuur werd voor het eerst een taakverdeling opgesteld. Alleen een tekort aan mankracht verhinderde alsnog een spectaculaire bloei van de heemkundebeoefening. Zo waren er problemen met de organisatie van activiteiten en de inventarisatie van het archief. Ook werd de nood aan een werkgroep begeleider geagendeerd. Verder werd een daling vastgesteld van activiteiten zoals lezingen, tentoonstellingen en cursussen. De redactieraad kreeg het moeilijk omdat vanuit de werkgroepen te weinig publicaties doorstroomden naar ons tijdschrift.

De groei van het ledental begon te stagneren. Desondanks hoopte het bestuur meer leden te kunnen activeren, wat dringend nodig was. De werkdruk binnen het bestuur bleef toenemen en eind 1993 vroeg Fons Raeijmaekers om uit te kijken naar een andere penningmeester. Meer en meer traden interne spanningen op de voorgrond: een uitbreiding van het bestuur was onafwendbaar om de doelstellingen te realiseren.

Langverwachte bloei

Begin 1995 kon de bestuur uitbreiding van zeven naar negen leden worden bewerkstelligd, zij het eerder moeizaam: op de jaarvergadering werden bemerkingen gemaakt omtrent de noodzaak en de legitimiteit. De nieuwe dynamiek vanwege de pasverkozenen (Ria Laurijsen en mijzelf) zorgde geleidelijk aan mede voor het langverwachte openbloeien van onze vereniging. De bestuur uitbreiding viel bovendien samen met de goedkeuring van het beleidsplan 1995-2000: een tweede, belangrijke stimulans.

Op hetzelfde moment besefte het bestuur dat de werking dreigde vast te lopen omwille van de aanslepende verbouwing van de Benedenzaal. Er moest op korte termijn vooruitgang worden geboekt. Daarom werden drie belangrijke beslissingen genomen voor wat betreft de verdere uitbouw van onze vereniging. Vooreerst werd de werkgroep BiDoc opgestart: gehoopt werd dat het ontsluiten van het archief een groeizaam effect zou hebben op de heemkundige werking. Vervolgens werd een activiteitencommissie opgericht. Hierdoor kwam er tijdens de bestuursvergaderingen tijd vrij voor de verdere uitwerking van het beleidsplan. Tot slot werd na mijn benoeming tot werkgroep begeleider maandelijks het wel en wee van de werkgroepen op de bestuursvergadering geagendeerd.

Verbouwingen en financiële zorgen

Een enquêteformulier werd onder de leden verspreid om te peilen naar de interesses en de bereidheid om actief deel te nemen aan de werking. Nog voor de heemkundebeoefening kon worden aangezwengeld, diende zich alweer een nieuw probleem aan. De vrees bestond namelijk dat de financiële gevolgen van de verbouwingen de werking zouden verlammen. Mede daarom werd besloten om te stoppen met de risicovolle uitgave van jaarboeken.

Ook het 20-jarige bestaan van Amalia werd eerder bescheiden gevierd met de plechtige opening van de Benedenzaal, een geleid bezoek aan Wortel-kolonie en een zelfbereid, typisch Belgisch feestmaal: gehaktballen met fruit. De belangstelling was bijzonder groot. Ook de deelname aan de andere verenigingsactiviteiten en de waardering ervoor waren sinds de oprichting van de activiteitencommissie meer dan behoorlijk geworden: er werd degelijk werk geleverd.

Eind september 1996 werden de inrichtingswerken in de voormalige brandweerkazerne beëindigd. Nog voor de Benedenzaal tenvolle haar nut als multifunctionele ruimte kon bewijzen, werden alweer nieuwe plannen gesmeed: boven immers was door de verhuis van de tentoonstellingsruimte voldoende plaats vrijgekomen om er een bibliotheek en documentatiecentrum in te richten. Tegelijk werden bij het college van Baarle-Hertog schriftelijk drie dringende huisvestingsproblemen aangekaart: de isolatie van het dak, de vochtigheid van de benedenverdieping en de verouderde elektriciteit installatie.

Begin 1997 waren de ergste financiële beslommeringen voorbij. De redactieraad werd uitgebreid met een paar actieve leden en ook de vrije plaats binnen het bestuur kon een jaar na de ontslagname van Fons worden ingevuld. Er moest zelfs voor het eerst sinds de oprichtingsvergadering effectief worden overgegaan tot stemmen om een nieuw bestuur aan te stellen: er waren teveel kandidaten. Om de continuïteit binnen het bestuur te vergroten, werd geopperd om de bestuursleden te laten verkiezen voor een termijn van drie jaar. Dit leidde tot een statutenwijziging, goedgekeurd door de ledenvergadering van 1998.

Bestuurlijke beslommeringen

Door de voortdurende reflectie op het beleidsplan ging Amalia zich meer profileren door middel van de enclaves: ‘de eigenheid van Baarle (met name de enclavesituatie) eist onze aandacht op en geeft ons een unieke kans om ons te onderscheiden van andere heemkundekringen in de regio.’ Daarop werden een aantal enclavewandelingen en fietstochten georganiseerd. In 1998 werd het 800-jarige bestaan van de enclaves herdacht met een tentoonstelling die later, in een nieuw jasje gestoken, verhuisde naar het Infopunt Europa in Antwerpen. Ook de heemkalender van ’98 was volledig aan de enclaves gewijd.

Niet alle vooropgestelde doelstellingen van het beleidsplan 1995-2000 konden worden gerealiseerd. Structureel overleg met de gemeenten bijvoorbeeld bleek vooralsnog niet haalbaar. Nochtans hoopte Amalia op meer inspraak in het gemeentelijk beleid als teken van vertrouwen en als erkenning van de deskundigheid terzake.

Tweemaal nog werd de goede werking van onze vereniging zwaar op de proef gesteld. Eerst haakte Antoon van Tuijl een tijdlang af als bestuurslid omwille van de gezondheidsproblemen van zijn vrouw. En toen eind 1999 de geplande opening van BiDoc niet kon doorgaan, werd Nicole Ragas-Joosen door het bestuur ontheven van haar taak als coördinator. Zij wist zich onvoldoende gesteund en stelde daarop ook haar bestuursfunctie beschikbaar: het gevolg van jarenlange interne spanningen. Het was zowel voor Nicole als voor het bestuur een erg moeilijk moment: de bijdrage die Nicole jarenlang heeft geleverd aan onze vereniging, kan moeilijk worden overschat.

André Moors volgde Nicole op als secretaris. Hij begon alvast sterk met het op orde stellen van het verenigingsarchief. Zijn actiepuntenlijst voortvloeiend uit het verslag van de bestuursvergadering maakt voor iedereen duidelijk welke taken nog moeten worden afgewerkt.

Keuzes voor de toekomst

Begin 2000 werd het tweede beleidsplan (periode 2000-2005) ter goedkeuring voorgelegd aan de ledenvergadering. Heel wat energie werd de voorbije jaren besteed aan de huisvesting van Amalia. Kunnen we stellen dat de bovenverdiepingen naar behoren zijn ingericht, beneden zijn zowel binnen als buiten nog heel wat werkzaamheden gepland. Het einde van de huisvestingszorgen is voorlopig nog niet in zicht.

Was het verkrijgen van een Heemhuis de absolute voorwaarde om een heemkundige werking van de grond te krijgen, vanaf de toewijzing stond de zorg voor het gebouw ook diezelfde heemkundige werking in de weg. De heemkundekring immers werd gedragen door een te beperkte groep van actieve leden: elke verbouwing leidde automatisch tot een verminderde heemkundebeoefening en elk heemkundig project veroorzaakte op zijn beurt weer een vertraging van de verbouwings-werkzaamheden. Thans is de tijd gekomen om resoluut te kiezen voor de realisatie van de primaire doelstelling: de beoefening van de heemkunde.

Het bestuur probeert daarom de bestaande werkgroepen goed te ondersteunen. Getracht werd om nieuwe werkkrachten aan te trekken. Zo kwam Peter Tuijtelaars mij ontlasten van de opmaak van ‘Van Wirskaante’ en nam Dré Moors de coördinatie van de activiteiten-commissie op zich. Dankzij Peter en Dré kan ik me nu meer richten op de heemkunde zelf. ‘Zilver voor Amalia’ is daarvan een eerste tastbaar resultaat.

Het bestuur stimuleert ook de oprichting van nieuwe werkgroepen. Het afgelopen jaar werden de werkgroep 750 jaar Zondereigen, de beheersgroep Bels Lijntje en de Feestcommissie opgestart. De oprichting van een werkgroep ‘Dorpsgeschiedenis’ staat hoog op mijn eigen verlanglijstje.

Tot slot

Volgende overwegingen zijn ongetwijfeld discussiestof voor het bestuur:

  • De heemkunde heeft een erg breed werkveld en daarom moet het bestuur duidelijke keuzes maken.
  • Bestuursleden moeten kijken naar de verwezelijkingen op langere termijn en zich niet blindstaren op korte-termijn problemen of ideeën waarmee (nog) niets is gebeurd. Brainstormen kan demotiverend werken als er geen werkplannen worden opgesteld en uitgevoerd. Een burn-out door overvraging is niet ondenkbaar: heemkunde moet een aangename, leerzame hobby blijven.
  • Het besturen van Amalia en het beoefenen van de heemkunde bleken vaak moeilijk met elkaar verenigbaar.
  • De werking kan worden gestimuleerd door het enthousiast maken van de leden. Leden moeten persoonlijk worden aangespoord om samen met andere leden hun hobby te beoefenen en ermee naar buiten te treden.
  • De ledenwerking moet worden gestimuleerd door het scheppen van gunstige omstandigheden. Ongunstige situaties (verbouwingen bijvb.) remden telkens de heemkundige werking. Er ontstond een jojo-effect: op gunstige momenten werden allerlei initiatieven opgestart die na enige tijd weer teloor gingen door een tekort aan begeleiding.
  • Het aantal bestuursleden schommelde eerst rond de tien, later waren er nog maar vijf. Misschien is de actieve deelname wel belangrijker dan het precieze aantal, maar er zijn grenzen. Indien we geen stap achteruit willen zetten, dringt een nieuwe uitbreiding van het bestuur zich op gezien de enorme groei van de vereniging en de daarmee gepaard gaande toename van het organisatorische takenpakket. In het verleden werd de groei van Amalia maar al te vaak afgeremd door een tekort aan mankracht. Of is het mogelijkheid om de huidige bestuursleden nog actiever in te schakelen zonder hen te overvragen?

Bronvermelding

De notulen van de vergaderingen vormen de basis van deze studie. Ze bevinden zich in het verenigingsarchief.

Deel 3. Een eigen heemhuis

Probeerde heemkundekring Amalia van Solms in de eerste helft van de jaren 80 slechts wanhopig te overleven, in de tweede helft werd een verjonging doorgevoerd en ging van het bestuur een nieuwe dynamiek uit. Door middel van het oprichten en begeleiden van werkgroepen en het uitbreiden van het activiteitenaanbod bewees de vereniging zijn bestaansrecht. Stilaan groeide het besef dat een eigen onderkomen moest worden verworven.

Een eigen thuis zorgde voor de lang verhoopte doorbraak van de heemkunde in Baarle. Amalia van Solms kreeg niet alleen de vaste stek waarop ze recht meende te hebben, plots kreeg ze ook een eigen gezicht. Ze was herkenbaar omdat vanuit een vaste thuisbasis -een centrale plaats in het dorp- naar buiten werd getreden. De toewijzing van het voormalige Belgische gemeentehuis aan de heemkundekring leidde tot een forse groei van de vereniging. Vanaf de ingebruikname werd de heemkundekring door de gemeenschap herkend, geaccepteerd en gedragen.

Zoektocht naar een onderkomen

Het ontbreken van een eigen ‘honk’ of ‘hok’ zorgde in de beginperiode niet voor onoverkoombare problemen. Tot 2 februari 1982 huurde het bestuur ruimten voor lezingen of vergaderingen in het S.O.B.-gebouw. Daarna werd uitgeweken naar het Wapen van Nassau, waar het gezelliger was om te zitten. Vanaf 29 augustus 1985 werd er afwisselend bij één van de bestuursleden thuis vergaderd. De eerste vergadering in het heemhuis ging door op 19 januari 1989. Maakte men achtereenvolgens gebruik van de oude secretariskamer, de huiskamer en de raadzaal, tegenwoordig vergadert het bestuur opnieuw in de huiskamer.

Op de bestuursvergadering van 25 april 1978 werd gevraagd of er een gemeentelijk lokaal beschikbaar was voor de werkgroep toponymie. Gedacht werd aan een kamer in de Nassause brandweerkazerne. Met de oprichting van nieuwe werkgroepen en de toename van het activiteitenaanbod groeide vanaf 1985 ook de nood aan andere lokalen dan vergaderruimten. Allerlei mensen wilden voorwerpen afstaan op voorwaarde dat de vereniging over een eigen woon- of tentoonstellingsruimte zou beschikken. Geschonken zaken konden dan worden tentoongesteld, waardoor de belangstelling van niet-leden zou worden opgewekt, afgezien nog van de toeristische mogelijkheden in een dorp als Baarle. Schenkingen zouden een openbaar karakter krijgen en een betere kans hebben om behouden te blijven voor de gemeenschap. Een eigen lokaal zou het vertrouwen in de vereniging doen toenemen. Tot dan toe werden tentoonstellingen georganiseerd in de Rabobank, het bejaardenhuis en de bibliotheek. Geschonken of in bruikleen afgestane voorwerpen moesten noodgedwongen bij leden in bewaring worden gegeven.

Gezien in Baarle de belangstelling voor heemkunde duidelijk aanwezig was, ging het bestuur dringend op zoek naar eigen huisvesting. Frank van Hest vroeg half april 1985 bij de gemeente Baarle-Nassau of er vier lokalen beschikbaar waren. Er was vooreerst nood aan een permanente expositieruimte van zo’n 125m². Dit lokaal moest ook in het weekend toegankelijk zijn. Daarnaast was er behoefte aan een permanente archiefruimte van ongeveer 50m². Tot dan toe rustte het archief bij de kringarchivaris thuis en was het niet toegankelijk voor de leden. De archiefruimte moest dagelijks toegankelijk zijn, uiteraard uitsluitend voor de eigen leden. Ook een degelijke brand- en inbraakpreventie waren belangrijk voor het archief.

Verder werd er uitgekeken naar een werkruimte (100m²) en een lokaal voor vergaderingen, cursussen of voordrachten (50m²). In laatstgenoemde gemeenschappelijke ruimten zouden de zopas opgerichte werkgroepen terecht kunnen, waardoor het privékarakter van de ledenactiviteiten kon worden doorbroken. Bovendien wenste men de vier gevraagde ruimten niet te delen met andere verenigingen omwille van het unieke karakter van het archief en de beheerde verzamelingen. Huisvesting op meerdere plaatsen was eveneens onbespreekbaar.

Mevrouw Annemiek Smit van de gemeente Baarle-Nassau verwees de heemkundekring naar het S.O.B. Later bleek dat de gewenste ruimte daar niet beschikbaar was, ook al omdat de lokalen in het weekend niet toegankelijk waren. Het bestuur zag dan ook geen verder heil in een huisvesting in het S.O.B.-gebouw. Afgesproken werd om uit te kijken naar alternatieven. Anna Gulickx zou bij burgemeester Van Leuven informeren of de gemeente Baarle-Hertog mogelijkheden had.

Toewijzing van het voormalige Belgische gemeentehuis

De toenadering tot Baarle-Hertog had na verloop van tijd succes, wellicht omdat op dat moment toevallig een nieuw gemeentehuis werd gepland en het vrijkomende pand nog geen andere bestemming had gekregen. In een schrijven van 12 juni 1985 aan het college van Baarle-Hertog meldde de heemkundekring schriftelijk zijn interesse voor de (eventueel gedeeltelijke) ingebruikname van het oude gemeentehuis als museum en werkruimte voor de heemkundekring. Het college antwoordde dat de bestemming pas in een later stadium zou worden vastgelegd.

Op 12 maart 1986 werd in het Nassause gemeentehuis de eventuele huisvesting besproken met beide burgemeesters. Nadien volgden nog een aantal informele contacten met burgemeester Van Leuven. Meerdere gegadigden hadden zich inmiddels gemeld, waaronder een aantal meester-koks die er een restaurant wilden uitbaten. De gemeenteraad van Baarle-Hertog echter besliste dat het oude gemeentehuis geen commerciële bestemming mocht krijgen. Geopteerd werd voor een publieke bestemming met behoud van het karakter van het gebouw. Alleen in het uiterste geval zou een verkoop aan particulieren worden overwogen. Vooral burgemeester Jan van Leuven, erelid van onze vereniging, zorgde ervoor dat het gebouw een culturele bestemming kreeg.

De gemeente Baarle-Hertog hoopte op belangstelling van de VVV en de Heemkundekring. Even werd eraan gedacht de twee verenigingen in hetzelfde pand onderdak te bieden. De voorkeur van de heemkundekring ging in dat geval uit naar de bovenverdieping: die verkeerde in een betere staat en was meer representatief. De interesse van de VVV echter was minimaal: het gebouw was moeilijk toegankelijk.

In een nieuw schrijven aan het college werden op 10 juli 1986 een aantal redenen opgesomd voor het bekomen van een eigen huis. Het college beloofde onze aanvraag op het eerstvolgende overleg te bespreken met de collega’s van Baarle-Nassau. Nadien zou een uitnodiging volgen voor een vergadering met het Hertogse schepencollege.

Na de verhuis naar het nieuwe Belgische gemeentehuis en de open dag aldaar op 24 januari 1987, stond het oude gemeentehuis leeg. Informeel overleg tussen de twee gemeenten was maandenlang gaande. Op onze bestuursvergadering van 24 maart 1987 was nog steeds niets vernomen van enig resultaat. Ondanks de langdurige onzekerheid groeide bij Amalia de overtuiging dat onze huisvesting in het voormalige Belgische gemeentehuis voor de Baarlese gemeenschap de beste oplossing was. Vanaf dat moment werd de huisvesting dan ook een vast agendapunt tijdens de maandelijkse bestuursvergaderingen.

De huisvesting liep als een rode draad door de verenigingsactiviteiten van 1987. Het hele jaar door werden hierover gesprekken gevoerd. Op de Algemene Ledenvergadering van 1988 werd gehoopt dat op korte termijn een ontknoping zou volgen. Inderdaad: lang moest niet meer worden gewacht: op 1 februari 1988 besliste de gemeenteraad van Baarle-Hertog onder voorzitterschap van de nieuwe burgemeester Fons Cornelissen dat de plaatselijke heemkundekring de nieuwe huurder zou worden. De huurovereenkomst werd ondertekend op 30 december 1988. Wat later werd artikel 6 van het huurcontract nog gewijzigd: de verhuring werd daardoor overeengekomen voor een termijn van negen jaren, aanvangende op 1 mei 1989 en eindigend op 30 april 1998.

Financiële regeling

De reden waarom een oplossing voor ons huisvestingsprobleem zo lang op zich liet wachten, vond zijn oorsprong in de moeizame gesprekken tussen de beide gemeenten betreffende de financiering.

In het gesprek met beide burgemeesters op 12 maart 1986 werd onderhandeld over de voorwaarden voor een financiële tussenkomst van de twee gemeenten bij de aankoop van tekeningen van dhr. F. Willems, tijdens de Eerste Wereldoorlog als soldaat in Baarle gelegerd. Als voorwaarde werd gesteld dat het wenselijk zou zijn een soort testament te voorzien: mocht Amalia ooit ter ziele gaan, dan zouden de bezittingen voor de gemeenschap bewaard blijven. De burgemeesters meenden verder dat na het opstellen van een testament ook effectief voor huisvesting moest worden gezorgd waardoor de tekeningen konden worden getoond aan de gemeenschap.

Uit deze suggestie volgde een statutenwijziging, goedgekeurd tijdens de algemene ledenvergadering van 22 januari 1987 en vastgelegd in een notariële akte op 6 februari van datzelfde jaar. Artikel 20 van onze statuten bepaalt sindsdien dat bij ontbinding van de vereniging het batig saldo niet onder de leden kan worden verdeeld en dat bovendien alle goederen met een cultuurhistorische waarde bewaard blijven voor de gemeenschap. Het bewuste artikel 20 kan alleen nog worden gewijzigd met de goedkeuring van beide gemeenten.

Vanaf de eerste bezichtiging op 14 maart 1987 van het toekomstige Heemhuis werd door bestuursleden van de heemkundekring onderhandeld over de kostenverdeling met schepen Cornelissen en secretaris Vervoort: de gemeente zou kunnen zorgen voor de financiering van de werkzaamheden aan de buitenkant en het installeren van een toilet. Het opknapwerk binnen zou voor rekening van Amalia komen. Het bestuur van de heemkundekring schatte de exploitatiekosten op ongeveer 750 gulden per jaar, exclusief de kosten voor huur en verwarming. Dit leek haalbaar, mits een redelijke huurprijs.

In verband met de financiële aspecten vroeg de heemkundekring een onderhoud met Baarle-Nassau en -Hertog in verband met een eventuele eenmalige subsidie om het gebouw voor de huurders geschikt te maken. Er moest ook een overeenkomst worden bereikt betreffende de kosten van het groot onderhoud: het dak, de gevel en de buitenramen. Dit onderhoud zou ten laste van de verhuurder moeten komen.

Een gesprek met burgemeester Kortmann van Baarle-Nassau leverde op 2 april 1987 een concreet resultaat op: de huisvestingskosten zouden voor 100% door beide gemeenten gesubsidieerd worden. Tijdens het overleg tussen Baarle-Hertog en -Nassau op 21 september 1987 bleek dat de Nederlandse gemeente niet wilde tegemoetkomen in de huurkosten als hierin de kosten van het onderhoud van de gebouwen werden doorberekend: de problemen met de financiering van het S.O.B.-gebouw waren op dat moment heel actueel en het schepencollege wilde geen tweede maal met dezelfde problemen geconfronteerd worden.

Ook het bestuur van de heemkundekring zat niet stil en ging samen met de colleges actief op zoek naar de nodige financiële middelen. Naast gemeentelijke geldmiddelen werden donaties en subsidies bekomen van de Rabobank, de Kredietbank, het Anjerfonds en de Koning Boudewijn-stichting. Met behulp van de Nationale Loterij meldde laatstgenoemde stichting op 29 oktober 1987 dat logistieke en financiële steun zou worden verleend. Een bedrag van 125.000BF zou worden aangewend voor de restauratie van de buitenzijde van het gebouw, met name het gedeeltelijk vernieuwen en schilderen van de houten delen, het herstellen van de natuurstenen en het smeedijzeren hekwerk van trap en bordes: allemaal taken die de gemeente niet in eigen beheer kon uitvoeren. De overeenkomst werd opgemaakt in Brussel op 13 januari 1988. De gemeente zou in eigen beheer elektriciteit, schrijnwerk en buitenschilderwerk voor haar rekening nemen. Leden van de heemkundekring zouden binnen schilderen, plafonds repareren en de vloerbedekking vervangen.

Op 24 maart 1988 werden de financiële gevolgen van de huisvesting voor wat betreft onze vereniging op een rijtje gezet. De vaste kosten (huur) zouden worden gesubsidieerd door de gemeenten: 1/4de deel voor rekening van Baarle-Hertog, de rest door Baarle-Nassau in de vorm van een waarderingssubsidie. De variabele kosten (elektriciteit, water, verwarming, klein onderhoud) zouden voor rekening van Amalia komen. Dit zou op jaarbasis leiden tot een exploitatietekort van f 4.800, veel meer dan in eerste instantie was gedacht. Dit tekort werd gedeeltelijk weggewerkt door extra inkomsten uit contributie door een stijging van het ledenaantal en door de opbrengst van een heemkalender die werd uitgegeven met het oog op het verwerven van extra sponsorgelden.

Vanwege het Anjerfonds werden op 17 juni 1988 subsidies ter waarde van 3.500 gulden toegekend voor de opknapbeurt, aankleding en inrichting van het heemhuis. Deze financiële tegemoetkoming was, mede gezien het grote exploitatietekort, bijzonder welkom!

Verbouwingswerkzaamheden

Het inrichten van een eigen home was een tijdrovend werk: in 1988 werd het bestuur volledig in beslag genomen door de voorbereidingen en een jaar later werden de geplande werken daadwerkelijk uitgevoerd. De staat van het gebouw werd een eerste keer grondig onderzocht op 14 maart 1987. Ineke en Jan van Strijp, Frank van Hest, schepen Fons Cornelissen en secretaris Jan Vervoort stelden vast dat de buitenkant van het pand in goede staat verkeerde, uitgezonderd de houten ramen en het schilderwerk. Het metselwerk was redelijk, behalve de hardstenen treden. Er werden geen lekkages in het leien dak vastgesteld. Binnen was de toestand redelijk, mits een grondige schilderbeurt. Op de begane grond bleek een deur en een kozijn aangetast door houtworm. Het toilet bevond zich buiten en de verbinding tussen de begane grond en de verdieping was buitenom, via de trap en het bordes.

Tijdens de bestuursvergadering van 24 maart 1987 werden de eerste concrete plannen gesmeed: men zou trachten de raadszaal intact te houden zodat die eventueel nog kon worden gebruikt als trouwzaal. Het duurde tot 1 april 1988 vooraleer nogmaals een bezoek werd gebracht aan het toekomstige honk. Alle uit te voeren werkzaamheden binnen en buiten werden toen op papier gezet met Guy Vandermaesen, waarna de eigenaar de werkzaamheden kon opstarten.

Op 1 september 1988 werd vastgesteld dat de werken in het heemhuis waren stilgevallen omwille van de aldaar opgeslagen goederen bestemd voor Polen. Peter Michielsen werd gecontacteerd in verband met de keuze van het kleur- en materiaalgebruik. Binnentrap, keukenblok en toilet werden als laatste zaken bekeken met de eigenaar. In het gemeentehuis van Baarle-Nassau mochten we op de zolder kijken of we iets konden gebruiken.

Op 3 november 1988 werd beslist te starten met het poetsen. Antoon werd benaderd omtrent de inrichting van de tentoonstellingsruimte en Ineke zocht informatie over de vloerbedekking. De elektriciteit moest nog worden nagekeken en het schildersmateriaal was nog niet binnen. Een werkschema voor de eigen vrijwilligers werd opgehangen in het Heemhuis. Vanaf 19 januari 1989 veranderde de taakverdeling omdat Maria Voeten op doktersadvies het wat kalmer aan moest doen. Ineke zou tot aan de opening de werkzaamheden op de bovenverdieping coördineren, Ad die van beneden.

Vervolgens werd met het college van Baarle-Hertog de inventaris van het heemhuis overlopen. Ook de klusjeslijst voor rekening van de eigenaar werd uitvoerig besproken: op dat moment waren de gemeentewerklieden bezig met de restauratie van de buitentrap. Voor de huiskamerinrichting werd een beroep gedaan op Woutje van de Broek. Ook op de eerste verdieping kon de herinrichting worden opgestart: Antoon kreeg hiervoor van het bestuur de beschikking over f 7000. Op 20 maart 1989 werd een brief gestuurd naar het college betreffende de restauratie van de raadsstoelen.

Op 25 mei 1989 moesten de werkzaamheden, die alweer waren stilgevallen, opnieuw worden opgezet om de afwerking te bespoedigen. De keuken en de bedstee kast werden afgewerkt. Op 24 augustus ‘89 nam Ineke de leiding van de schoonmaakploeg op zich en beloofde Ad om eigenhandig de laatste spullen op te ruimen: het voormalige Belgische gemeentehuis was omgetoverd tot Heemhuis. Voortaan kon de vereniging beschikken over een markant gebouw met alle benodigde ruimten: een Kempische huiskamer, een studiekamer, een vergader- annex ontvangstzaal, een bibliotheek- en archiefkamer, een tentoonstellingslokaal, enzovoort.

Officiële opening en ingebruikname

Tijdens de bestuursvergadering van 22 maart 1989 werd besloten om over te gaan tot de oprichting van een comité dat tot in de details een openingsscenario zou uitwerken. Na maanden van verbouwen, vertimmeren, schilderen en heel veel zelfwerkzaamheid van de leden, kon op zaterdag 9 september 1989 worden geopend met een tentoonstelling over het smokkelen en de presentatie van een boek over Miet Pauw. Dit laatste werd door de twee gemeenten als een opdracht aan de heemkundekring doorgegeven. Diezelfde dag werd ook het vaandel van de heemkundekring officieel voorgesteld. Tijdens het openingsweekend meldden zich maar liefst 35 nieuwe leden aan.

Sinds 3 december 1989 is het Heemhuis elke eerste zondagvoormiddag van de maand geopend. Een tweede vast ontmoetingsmoment dateert van 27 januari 1993: sinds die dag is het Heemhuis ook elke woensdagavond geopend voor belangstellenden. De ingebruikneming van het Heemhuis betekende niet dat alles klaar was. Het optimaliseren van de huisvesting zou ook de volgende decennia een belangrijke zorgvraag blijven voor het bestuur, met belangrijke gevolgen voor wat betreft de financiën en de heemkundige werking. We denken o.a. aan de realisatie van de centrale verwarming, het inrichten van de Japanse kamer, de verbouwing van de voormalige brandweerkazerne, het inrichten van BiDoc en het groot onderhoud door de eigenaar (het isoleren van het dak, de vochtbestrijding op de benedenverdieping en het vernieuwen van de elektriciteitsleidingen). U begrijpt het al: er is de afgelopen jaren hard gewerkt en veel geïnvesteerd.

Centrale verwarming

Reeds tijdens de eerste bestuursvergadering in het Heemhuis op 19 januari 1989 werd aan den lijve ervaren dat het gebouw degelijk moest worden verwarmd. Er werd dan ook onmiddellijk een offerte voor het aanleggen van centrale verwarming aangevraagd. In een brief van 24 oktober 1989 aan het college van Baarle-Hertog werd gevraagd om het Heemhuis op het aardgasnet aan te sluiten met het oog op de verwarming. Ondertussen behielpen de deelnemers aan de cursus oud-schrift zich met een kolenkacheltje.

Voor de financiering van de c.v. werd een gesprek aangevraagd, dat plaats vond op 1 februari 1990. Secretaris Vervoort deelde toen mee dat de aansluitkosten op het aardgasnet voor rekening van de gemeente kwamen. Een eventuele bijdrage in de aanlegkosten van de c.v. moest in het college worden besproken.

In een brief van 29 juni 1990 aan het college van Baarle-Hertog werd de bezorgdheid geuit omwille van de problemen die ontstonden door het ontbreken van een verwarmingssysteem. Gedacht werd niet aan de koude handen en voeten, maar aan de vochtige muren met kringen op het stucwerk. Er werd gevreesd voor schade aan de inboedel en de definitieve inrichting van de vergader- en werkruimten werd uitgesteld.

De levensvatbaarheid en de werkzaamheid van Amalia waren in zeer sterke mate afhankelijk van een zo spoedig mogelijke aanleg van een deugdelijke centrale verwarming. Ook het behoud van het geklasseerde gebouw was gediend met deze voorziening. Het bestuur van de heemkundekring stelde het college voor om de werken in eigen beheer uit te voeren. De aanlegkosten echter kon de vereniging niet volledig dragen. Voorgesteld werd om zelf f 10.000 te investeren. Op 13 augustus 1990 besliste het schepencollege het restant te betalen, te weten 31.253 BF.

Met de Rabobank werd op 8 november 1990 een overeenkomst voor een renteloze lening ten bedrage van f. 10.000 en met een looptijd van vijf jaar ondertekend. De symbolische ingebruikname van de centrale verwarming vond plaats tijdens de nieuwjaarsreceptie van 6 januari 1991. Dhr. Van de Lindeloof, eerste voorzitter en erelid van Amalia van Solms mocht als directeur van de Rabobank de gaskraan opendraaien.

Japanse kamer

Ondertussen werd de elektriciteit nagekeken en in de kast werd aangegeven welke zekering bij welk lokaal hoorde. De kroonluchter van de raadszaal werd opgehangen (7 september 1990) en bij de gemeente werd de restauratie van de raadsstoelen aangevraagd. De uitvoering hiervan was afgerond op 4 november 1991. Op dat moment kwam er ook een doorbraak in een ander aanslepend dossier: dat van de Japanse kamer.

Reeds op 24 maart 1987 meldde de gemeente Baarle-Nassau dat een oplossing moest worden gezocht voor de spullen van wijlen Desiré Geeraerts, tijdelijk opgeslagen in de Nassause brandweerkazerne: deze voormalige ‘Japanse kamer’ kon als oudheidkamer worden ondergebracht in het toekomstige heemhuis. Op 3 november 1988 werden de voorwerpen een eerste keer bekeken. Toen het Heemhuis een jaar later in gebruik genomen was, bleek een aantal zaken verdwenen te zijn.

Besloten werd in het Heemhuis de voormalige kamer van de secretaris in te richten als Japanse kamer: een ontvangst- en werkruimte. De nalatenschap van Desiré Geeraerts echter kon voorlopig niet worden geaccepteerd uit vrees voor schade door de vochtigheid en het ontbreken van verwarming. Gewacht moest worden op de realisatie van de centrale verwarming.

Ondertussen werd de nalatenschap getaxeerd: de financiële waarde bleek gering en ook aan de cultuurhistorische waarde ervan werd getwijfeld. De gemeente overwoog om de goederen terug te geven aan de familie. Op 15 april 1992 werd na bemiddeling van Antoon van Tuijl, de beheerder van het Heemhuis, alles daadwerkelijk in bruikleen overgedragen aan Amalia. Op 6 december van datzelfde jaar kon de vernieuwde Japanse kamer worden geopend.

Inmiddels was de slechte staat van de spullen aangekaart bij de gemeente Baarle-Nassau, de rechtmatige eigenaar, waarna het materiaal voor de reeds door Antoon uitgevoerde restauratiewerken werd vergoed. Ook de verzekeringskosten kwamen ten laste van de eigenaar. Een behandeling tegen houtworm en het afschilferen van de verf werd aangevraagd en op de bestuursvergadering van 18 april 1994 bleek dat ook deze behandeling door de gemeente Baarle-Nassau zou worden vergoed.

Jarenlang bleef de Japanse kamer onaangeroerd, maar plaatsgebrek op de bovenverdieping van het Heemhuis zorgde ervoor dat de ruimte onlangs werd geïntegreerd in de werking van BiDoc. Ook nu weer gaf dit aanleiding tot enige discussie over de heemkundige waarde van deze collectie. Overigens bleek na een taxatie door Hein Peters (gekend van Amalia’s Kunst of Nep) en contacten met een Japanse tv-ploeg, dat alleen de gobelins Japanse motieven hebben. De bijbehorende meubeltjes werden in Frankrijk en Engeland nagemaakt naar Chinees model. Moeten we voortaan spreken van ‘Oosterse kamer’?

Restauratie van de bijgebouwen

Bij de eerste bezichtiging van het voormalige gemeentehuis op 14 maart 1987 dacht de eigenaar aan het slopen van de bijgebouwen: de brandweergarage en de achterbouw zouden ter zijner tijd plaats moeten ruimen voor groenvoorziening. Vijf jaar later werd de gemeenschap gepolst naar de interesse om te komen tot een verhuur van de ruimten. Zowel heemkundekring als VVV en Lokale Omroep Baarle bleken geïnteresseerd.

Er werd onderhandeld over de kosten van het groot en klein onderhoud. De heemkundekring ging niet akkoord met de financiële regeling die het college voorstelde: als Amalia de gebouwen in bruikleen zou nemen, dan bleef de huurprijs weliswaar ongewijzigd maar kwamen alle kosten voor de verbouwing ten laste van de heemkundekring. Op 28 juni 1993 werd verder overlegd. Het kostenplaatje van de verbouwing werd opgesteld en voorgelegd aan de eigenaar: voorgesteld werd dat de gemeente Baarle-Hertog het materiaal zou leveren en onze vereniging de werkuren zou bekostigen.

Nadat de bijgebouwen waren vrijgekomen ingevolge de herhuisvesting van de brandweer, ging de gemeenteraad op 15 februari 1994 in op het voorstel van de heemkundekring. De gemeente stelde een investeringskapitaal van maximaal 150.000BF ter beschikking voor de materialen die nodig waren voor het uitvoeren van de aanpassingswerken: het vernieuwen, herstellen of behandelen van het dak, de buitenmuren, de buitendeuren en de buitenramen. Artikel 1bis werd aan de huurovereenkomst toegevoegd, te weten de verhuur van de bijgebouwen per 1 maart 1994. Eén lokaal van minimaal 2m² zou ter beschikking van de gemeente blijven voor de opslag van materiaal, met name het buitentoilet.

Een nieuwe bestemming was vlug gevonden: de voormalige brandweerkazerne zou een multifunctionele tentoonstellingszaal worden. De vrijkomende ruimte op de eerste verdieping zou worden benut voor de inrichting van een bibliotheek en documentatiecentrum (BiDoc). Op 27 april 1994 werd een werkschema opgesteld en in de week van Hemelvaart kon worden begonnen. Kort daarna lag het dak er al op. Even werd zelfs gedacht dat de ruwbouw voor september klaar zou zijn. Maar zo’n vaart liep het niet… Eerst lagen de werken stil in verband met de vakantie, daarna moest een jaar lang worden gewacht op een offerte. Pas op 13 maart 1995 werd de verbouwing weer op touw gezet. Besloten werd de firma Vromans in te schakelen: een offerte werd opgemaakt. Toch kon er niet onmiddellijk met de werkzaamheden worden gestart: men was vergeten om een officiële bouwvergunning aan te vragen.

In het najaar werd de offerte opnieuw bekeken. De kostprijs bleek hoger dan verwacht omdat in eerste instantie geen melding was gemaakt van het afwerken van de plafonds. Nadat het bestuur akkoord ging met de kosten kon een planningsschema worden opgemaakt. Gezien de feestdagen en het vorstverlet werd pas in januari 1996 met de werken gestart. Eind maart was de ruwbouw klaar en werd een werkschema opgesteld voor de verdere afwerking: timmerwerk, vloerbedekking, lamellen, verwarming, schilderwerk, elektriciteit, verlichtingsspotjes, enzovoort.

Tijdens de bestuursvergadering van 15 april 1996 werd aangestipt dat er schot in zat. Het bestuur echter schrok van het totale te verwachten kostenplaatje: f 25.000. Dat was erg veel voor de tentoonstellingsruimte vermits de inrichting van de bibliotheek nog zou volgen! Naar aanleiding van de erg hoge offerte voor elektriciteit werden sponsors aangezocht en gevonden. Elk bestuurslid was ervan overtuigd dat het zuiniger aan moest: de verbouwingskosten mochten de heemkundige werking niet verlammen.

Tussendoor werd ook besloten om de waterput open te houden en goed zichtbaar te maken. Het betreft een gemetselde flessenhalsput, wellicht daterend van het begin van de 18de eeuw: toen werd op deze plaats een dorpsschooltje gebouwd. De waterput is zo’n vier meter diep.

Op 23 september 1996 werden de inrichtingswerken in de voormalige brandweerkazerne beëindigd. Tijdens de officiële openingsplechtigheid op 13 oktober ’96 ter gelegenheid van de viering van ‘20 jaar Amalia’ kreeg de ruimte ook haar nieuwe benaming: Benedenzaal. Sindsdien werd er bijna permanent geëxposeerd. De Benedenzaal bewees zich inmiddels ook als multifunctionele ruimte: hier worden groepen ontvangen en allerlei activiteiten georganiseerd zoals algemene ledenvergaderingen, dia lezingen en muziekavonden.

Inrichting Bibliotheek en Documentatiecentrum

Toen de werken aan de benedenzaal nog volop bezig waren, werden door de werkgroep BiDoc alweer nieuwe plannen gesmeed. Na de verhuis van de tentoonstellingsruimte zou immers op de eerste verdieping ruimte vrijkomen om een bibliotheek en documentatiecentrum (‘BiDoc’) in te richten. Offertes werden aangevraagd en een begroting opgesteld. Het bestuur dacht na over subsidiëring via bedrijven, het Anjerfonds of de Rabobank. Op 10 juni 1997 ontvingen we een brief van het Anjerfonds met daarin de toezegging van f 3.500 voor de inrichting van een heemkundige bibliotheek.

Op 18 november 1996 waren op de bovenverdieping de vitrines weggehaald en werd gestart met de inrichting van BiDoc. Hangkasten, mappen en archiefdozen werden aangekocht en tegen de muren werden boekenplanken getimmerd. Later werden nog een kopieerapparaat en een computer aangeschaft. Op de officiële opening moest nog lange tijd worden gewacht. Toen de inventaris van het archief klaar was, werd gezorgd voor nieuwe vloerbedekking en gordijnen. Uiteindelijk kon onze heemkundige bibliotheek op 1 oktober 2000 in gebruik worden genomen. De heer Joep de Jong van Drukkerij Em. de Jong b.v. mocht de openingshandeling verrichten.

Groot onderhoud

Tussen alle verbouwingen door werd onderhandeld met de eigenaar over het groot onderhoud van het gebouw. Vooral de toestand van het dak baarde zorgen. Een gesprek op 1 februari 1990 met gemeentesecretaris Jan Vervoort leverde weinig op: alleen de door een storm veroorzaakte schade (40.000BF) zou spoedig worden hersteld. Met de andere werkzaamheden aan het dak moest worden gewacht: het Heemhuis immers was sinds 18 maart 1988 opgenomen in het voorontwerp van de lijst van voor bescherming vatbare monumenten, destijds een voorwaarde om in aanmerking te komen voor subsidiëring door de Koning Boudewijn-stichting. Na de definitieve klassering zou de gemeente voor de werken aan het dak 60% van de kosten gesubsidieerd krijgen.

Op 11 maart 1993 werd het Heemhuis op de definitieve lijst geplaatst, wat een aanvraag tot klassering betekende. Op 9 september 1993 bracht de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen eenparig een positief advies uit om over te gaan tot bescherming van het gebouw omwille van het algemeen belang gevormd door de historische, meer bepaald de architectuurhistorische waarde. Op 7 maart 1994 werd het Heemhuis door minister Johan Sauwens van de Vlaamse Gemeenschap definitief beschermd als monument.

Het Heemhuis behoort typologisch tot een vrij zeldzame groep vroegere gemeentehuizen die in neoclassicistische stijl werden opgericht. Vergelijkingen kunnen worden gemaakt met de gemeentehuizen van Pulderbos, Tielen, Kalmthout en Wuustwezel. Dit laatste dateert van 1837 en wordt gezien als het prototype. Geografisch schijnt dit soort gebouw tot de provincie Antwerpen beperkt te zijn, wat niet abnormaal is vermits het door de provinciale architecten werd ontworpen. In latere perioden kreeg de daar gangbare architectuur een sterke neorenaissance inslag.

In een brief van 18 november 1996 gericht aan het college van Baarle-Hertog werden drie dringende huisvestingsproblemen aangekaart: de isolatie van het dak, de vochtigheid van de benedenverdieping en de verouderde electriciteitsinstallatie. Door het ontbreken van enige isolatie stond de verwarmingsketel op zolder bij wijze van spreken in de open lucht. Die ketel kon stukvriezen in geval van een storing tijdens een vorstperiode. De waterschade die daarbij zou ontstaan, kon moeilijk in geld worden uitgedrukt: onvervangbare zaken zouden dan verloren gaan.

De vochtigheid van de benedenverdieping kende twee oorzaken. Door de vele kieren en naden van de buitentrap stroomde bij regenweer het water naar binnen. Stucwerk en betimmering werden ernstig aangetast. Een paar binnenmuren vertoonden ook vochtschade door van beneden optrekkend water. Het binnenklimaat werd zo vochtig dat boeken, foto’s en documenten op de benedenverdieping niet meer verantwoord konden worden bewaard.

Ook aantasting van de oude metalen electriciteitsbuizen was een punt van zorg. De verouderde elektriciteit installatie deed vragen rijzen bij de veiligheid van het gebouw. Gepleit werd voor een optimale veiligheid met het oog op de onvervangbare collectie voorwerpen en het unieke archief.

Een jaar lang werd niets gehoord van de eigenaar, ondanks allerlei initiatieven van het verenigingsbestuur. Ten einde raad werd een aangetekende brief verstuurd. Deze noodkreet had wel succes, zij het dat de brief heel wat wrevel had opgewekt omwille van onze handelswijze. Er was sprake van communicatiestoornissen. Die werden op 17 november 1997 opgelost door een gesprek met schepen Van Tilburg en secretaris Vervoort. Een werkschema voor het groot onderhoud werd besproken.

In 1998 werd de buitentrap gerestaureerd: daarbij werden de voegen opgespoten met siliconen om vochtindringing te voorkomen. Vervolgens werd het dak geïsoleerd. Kort tevoren had Fonnie de Rooy de zolder opgeruimd en afgetimmerd. In 1999 werd de elektriciteit aangepast: een aantal ingewerkte buizen voldeed niet meer en werd vervangen door bekabeling bovenop de muren. Vervolgens behandelde de gemeente de binnenmuren tegen optrekkend vocht. Daarmee zijn heel wat belangrijke restauratiewerken uitgevoerd: het gebouw verkeert in goede staat, op het dak na.

U begrijpt dat het bestuur heel wat energie heeft gestoken in de huisvesting van Amalia. Allerlei kleinere werken kwamen tijdens dit overzicht niet eens aan bod: het vervangen van de vlaggenstokken (1993 en 1997), het verplaatsen van het monument voor de gefusilleerde naar het Heemhuis (1993), de inrichting van de bedstee (1999), de schilderbeurt van de benedenverdieping (2001), de nieuwe vloerbedekking in de keuken (2001), enzovoort. Niet alle plannen heeft men kunnen verwezenlijken. Zo bleek eind 1997 dat het in België zonder BTW nummer onmogelijk is een telefoonaansluiting op naam van de vereniging te verkrijgen. Gelukkig kan telefoneren tegenwoordig ook draadloos…

Toekomstplannen

Met het verstrijken van het huurcontract in 1998 stelde zich de vraag of het Heemhuis nog voldeed aan de eisen. Was het stilaan niet te klein geworden? In het kader van het beleidsplan 2000-2005 werden door beheerder Antoon van Tuijl suggesties ontwikkeld die kunnen leiden tot een optimaler gebruik van de beschikbare ruimten. Op zolder, waar allerlei schenkingen worden bewaard, is binnen afzienbare tijd sprake van plaatsgebrek. We zullen selectiever moeten zijn in het aannemen van voorwerpen. Te zeer beschadigde of onvolledige spullen moeten we wegdoen. Misschien kunnen er voorwerpen worden geschonken of geruild met andere heemkundekringen: het bewaren van het erfgoed kan worden gezien als een gezamenlijke taak voor alle heemkundekringen uit de regio.

Op de eerste verdieping heeft BiDoc voldoende ruimte ter beschikking, tenminste als de aanzienlijke schenking van het schaduwarchief van Ons Weekblad kan worden ondergebracht in de hal. Daar moet dan wel het representatieve karakter in de sfeer van het oude gemeentehuis worden opgeofferd. De Japanse kamer en de Raadzaal kunnen stijlkamers blijven: ze zijn tegelijk goed bruikbaar als vergader-, lees-, studie- en werkruimte.

Kunnen we stellen dat de bovenverdiepingen naar behoren zijn ingericht, beneden zijn nog heel wat werkzaamheden gepland. De nissen onder de buitentrap kunnen tot werkkast en stoelenberging worden omgetoverd. Mits het verplaatsen van de toiletdeur en de wastafel komen in de garderobe twee volledige wanden vrij voor het plaatsen van een kapstok en een vitrinekast. Hierin kunnen nieuwe schenkingen worden getoond of eventueel Baarlese producten of souvenirs van ‘1000 jaar Baarle’. Ook de huiskamer en de werkkast moeten worden heringericht.

Grote werkzaamheden zijn gepland voor buiten. Voor de binnenplaats wordt namelijk een glazen overkapping voorzien. Het idee ontstond kort na de opening van de Benedenzaal: veel warmte ging verloren omdat tijdens de tentoonstellingen de buitendeur open moest blijven om het volk binnen te lokken. Op 15 mei 2000 werd beslist een architect te benaderen voor het maken van een bouwtekening en een kostenraming. Voor de bestrating zullen nieuwe stenen nodig zijn en ook de berging (het vroegere kolenhok) en het cachot moeten nog worden ingericht.

Na de verwezenlijking van deze toekomstplannen komt er mogelijk een einde aan de lange reeks huisvestingsproblemen of in ieder geval een onderbreking van de continue zorgvraag die het Heemhuis sinds 1987 voor zich heeft opgeëist. Was het verkrijgen van een Heemhuis de absolute voorwaarde om een heemkundige werking van de grond te krijgen, vanaf de toewijzing stond het ook diezelfde heemkundige werking enigszins in de weg. De heemkundekring werd gedragen door een te beperkte kring van actieve leden: elke verbouwing leidde automatisch tot een verminderde heemkundebeoefening en elk heemkundig project veroorzaakte op zijn beurt een vertraging van de verbouwingswerkzaamheden.

De tijd is gekomen om resoluut te kiezen voor de heemkunde zelf. Daar moet vanwege het bestuur de volgende jaren nog meer energie naartoe gaan. Wat er in die richting de voorbije 25 jaar al is verwezenlijkt, kan U lezen in ‘Van Wirskaante 2001 nummer 4’: het decembernummer van dit jubileumjaar.

Deel 4. Vijfentwintig jaar heemkundebeoefening

De doelstelling van onze kring is het beoefenen van de heemkunde. Het besturen van de vereniging (hoofdstukken 1 en 2) of de huisvesting ervan (hoofdstuk 3) zijn slechts de noodzakelijke voorwaarden om het doel te bereiken. Het succes wordt dus niet bepaald door het hoge ledental, de goede financiën of de unieke huisvesting, maar door de kwaliteit en de kwantiteit van de beoefende heemkunde. Deel 4 zou dus enige omvang moeten hebben om Amalia te kunnen omschrijven als een succesvolle vereniging.

In de vorige delen is al gebleken dat er één rode lijn loopt door de geschiedenis van onze vereniging: een chronisch tekort aan actieve leden. Daarom duurde het een tijd vooraleer de heemkundige werking ontstond. Of zoals dr. Loffeld het zo mooi uitdrukte: een incubatietijd moest worden in acht genomen. Het trage groeiproces verliep ook niet rechtlijnig maar met horten en stoten, met vallen en opstaan. De noodzakelijke oprichting van bepaalde werkgroepen werd meestal reeds jaren tevoren aangevoeld.

Het groeiproces werd in sterke mate beïnvloed door initiatieven en ondersteuning vanuit het bestuur. Heel wat werkgroepen werden bovendien gedragen door bestuursleden. Dit verklaart ook de talrijke periodes van stagnatie of terugval: alle extra taken in verband met de organisatie van herdenkingen en de verbouwingen aan het Heemhuis kwamen steeds opnieuw terecht bij dezelfde kleine kring van (bestuurs)leden. Uiteraard ging dit ten koste van hun dagdagelijkse bezigheden voor de heemkundekring, o.a. de heemkundige werking.

4.1. Na de installatie van het nieuwe bestuur

De eerste negen jaar stelde onze heemkundige werking niet veel voor. Tot 1982 werd de heemkunde beoefend door één persoon (dr. Ed Loffeld) en bovendien niet eens in naam van de vereniging. Na het overlijden van Loffeld viel de werking helemaal stil en dreigde de heemkundekring teloor te gaan.

Met de installatie van het nieuwe bestuur begin 1985 kwam daarin verandering. Getracht werd te komen tot een meer actieve en gemeenschappelijke opzet (werken onder het vaandel van de vereniging en niet op individuele basis). Dat was niet eenvoudig omdat de noodzakelijke voorwaarden om het doel te bereiken nog niet waren vervuld: er waren amper leden (laat staan actieve leden) en de minieme geldreserve slinkte zienderogen onder de nieuw ontwikkelde activiteiten. Het grootste probleem om te komen tot een groepswerking was wellicht nog het ontbreken van een eigen werk- en vergaderruimte.

Frank van Hest ontpopte zich tot het brein achter de vernieuwde heemkundige werking. Hij werd door het bestuur tot projectbegeleider benoemd en stelde een werkschema op. In eerste instantie mislukte een poging om groepen aan het werk te zetten rond allerhande aandachtsvelden. Besloten werd om niet teveel hooi op de vork te nemen en te beginnen met de oprichting van één enkele werkgroep: ‘Boek 1000-jarig bestaan Baarle’. Vanuit deze breed georiënteerde werkgroep scheidden zich specifieke deelgroepen af met als vooropgestelde gezamenlijk eindproduct een boek over ‘1000 jaar Baarle’.

Een eerste algemene werkvergadering werd gehouden op 2 mei 1985: leden en oud-leden werden persoonlijk en mondeling uitgenodigd. De vergadering was zeer vruchtbaar en reeds op 6 juni namen een aantal leden spontaan zitting in deelwerkgroepen. In oktober echter werd de werking onbevredigend genoemd: de bijeenkomsten werden omschreven als buurtavonden. Frank vroeg vervolgens om de vooropgestelde activiteiten te omschrijven, een planning op te maken tot 1988 en een vergaderrooster voor 1986.

Hij stelde ook een discussienota op en die werd op 27 februari 1986 besproken met het bestuur en mevrouw Van de Veen: namens het Noord-Brabants Genootschap assisteerde zij werkgroepen van heemkundekringen. Prioriteit werd gegeven aan het uitwerken van een uitgebreid activiteitenprogramma: Amalia moest laten zien wat ze de gemeenschap te bieden had. Regelmatig moest ze iets van zich laten horen. Ook de verschillende werkgroepen moesten mekaar laten zien wat er al was gepresteerd. Tegelijkertijd werden cursussen ter ondersteuning aangeboden, vooral in verband met het schrijven van geschiedkundige artikelen.

Op 13 augustus 1987 nam Frank ontslag als projectleider en bestuurslid in verband met zijn nakende vertrek naar Thailand. Dit betekende een groot verlies voor onze kring: Frank was bekwaam en hij werkte ondersteunend en structurerend.

Dankzij zijn dynamiek ontstonden voor het eerst in de geschiedenis van onze vereniging heemkundige werkgroepen: ‘Boek 1000-jarig bestaan Baarle’, ‘Baarlenaren interviewen’, ‘Archiefonderzoek’ en ‘Ulicoten’. De werkgroepen ‘Kunst’, ‘Archeologie en Prehistorie’, ‘Spoor- en wegennet’, ‘Gebouwen’ en ‘Landschap’ bestonden niet lang of waren maar weinig actief.

Werkgroep ‘Boek 1000-jarig bestaan Baarle’

In 1985 werd een aantal deelgroepen opgericht met als gezamenlijke doelstelling de publicatie van één of meerdere boeken ter gelegenheid van het 1000-jarig bestaan van Baarle in 1992. De installatie van een overkoepelende werkgroep echter verliep moeizaam. Het duurde tot 1 september 1988 vooraleer de plannen konden worden gepresenteerd voor een speels maar gedegen boekwerk, encyclopedisch van opzet. Na het afhaken van Paul van Tilburg eind 1989 werd de kerngroep door Jos Jansen en Antoon van Tuijl opnieuw opgestart. Eind 1990 werden gastschrijvers uitgenodigd en wachtte men op de offerte van de drukker. Werkavonden in het Heemhuis werden georganiseerd: het waren de voorlopers van de open-dagen op woensdagavond.

Na het verkrijgen van financiële ondersteuning door de Rabobank, het inleveren van de hoofdartikelen, het verzamelen van fotomateriaal, het op computer zetten van de teksten, kortom na vele slapeloze nachten van Jos omwille van de tijdsdruk kon na het verlenen van vier maanden uitstel het boek op 4 oktober 1992 worden gepresenteerd. Het kreeg de naam ‘Baarle in Stukken’ en werd al vlug een standaardwerk voor al wie verder onderzoek zou verrichten naar het heden en verleden van onze enclavegemeenten. De verkoop liep buitengewoon goed: sinds eind 1999 is ‘Baarle in Stukken’ dan ook uitverkocht.

‘Baarlenaren interviewen’

Deze werkgroep stelde zich tot doel om Baarlenaren op leeftijd te interviewen en op die manier anekdotes, gebeurtenissen, situaties of verhalen vast te leggen uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Vooral An Gulickx was actief in deze werkgroep. Begin 1987 gingen meerdere personen meedoen en werd er flink werk geleverd. Daarna ging het op en af: begin 1990 en medio 1995 moest de werking door An terug worden aangezwengeld. De werkgroep is thans ingedommeld.

‘Archiefonderzoek’

De werkgroep ‘Archiefonderzoek’ werd als één van de eerste opgericht. Ad Jacobs en Jos Jansen hadden op 18 juni 1985 een verkennend gesprek met archivaris Zom. Het opzet was groots en de doelstelling gecompliceerd. Deze werkgroep kan worden beschouwd als de voorloper van onze BiDoc (Bibliotheek en Documentatiecentrum): de leden wilden het archief van Amalia op steekkaarten zetten en waren van plan boeken te kopiëren of aan te kopen.

Verder hielden ze zich bezig met het opstellen van een literatuuroverzicht betreffende Baarle. Archieven werden bezocht om te informeren naar hun inventaris voor wat betreft Baarle en hun openingsuren. Ook werd getracht de persoonlijke archieven van alle leden van onze vereniging te ontsluiten en bij de heemkundige werking van onze kring te betrekken. ‘Archiefonderzoek’ moest andere werkgroepen ondersteunen door het verstrekken van informatie. Zelf wou deze werkgroep ook overgaan tot het uitwerken van bepaalde voorkeursonderwerpen, zoals verenigingsleven, gezondheidszorg, nijverheid en Ulicoten.

Gezien de uitgebreide doelstelling en het geringe aantal bijeenkomsten (men vergaderde eenmaal per kwartaal) zal het ons niet verbazen dat een tekort aan mankracht werd ervaren. Er werd onvoldoende activiteit ontwikkeld om op korte termijn grootse resultaten te behalen. De huisvestingsproblemen en de verbouwingswerkzaamheden slorpten de daaropvolgende jaren zoveel tijd en aandacht op dat de werkgroep Archiefonderzoek stilletjes ophield te bestaan.

WG Ulicoten

De voorkeursonderwerpen ontwikkeld door de werkgroep Archiefonderzoek lagen aan de basis van de oprichting van de werkgroep Ulicoten. Met name Jeroen Geerts, op dat moment het enige lid van onze vereniging in Ulicoten, maakte zich daarbij verdienstelijk.

Door het grote succes van de door onze vereniging georganiseerde filmavonden in Ulicoten groeide de overtuiging dat ook een groepsgerichte heemkundebeoefening in Ulicoten haalbaar was. Op 24 april 1986 werd in het Dorpshuis een informatieavond gehouden. Op 4 juni 1986 werd in café De Zwaan een nieuwe werkgroep opgericht met als enige doelstelling het bewaren van het Ulicotense erfgoed.

Fons Willemsen nam de voortrekkersrol van Jeroen over. Zijn groot enthousiasme leidde onmiddellijk tot concrete resultaten: voorwerpen werden verzameld, interviews afgenomen en gezichten op foto’s benoemd.

In een later stadium werden feestelijkheden georganiseerd met tal van hoogtepunten. Een speciale vermelding verdienen de feestelijkheden ter gelegenheid van het eeuwfeest van Jantje van Vugt in 1987, de Bernardustentoonstelling in 1990 met ruim 700 bezoekers en de brochure van Jeroen Geerts over de ‘ H. Bernardus en de kerk van Ulicoten’. In 1991 werden op de jaarmarkt 317 zakjes zand uit Niemandsland verkocht en verscheen de Niemands Koerier.

In 1994 vierde de gemeenschap dankzij de werkgroep Ulicoten de 550ste verjaardag van de eerste schriftelijke vermelding van Ulicoten. De viering werd ingezet met een mis en daarna volgden een receptie met Ulicoeken, de presentatie van het boek ‘Tussen Bollekens en Bremer’, een hobbytentoonstelling, een historische tentoonstelling, een jeugd dag, een sportavond, een oriëntatiefietstocht met opdrachten in de buurtschappen en een picknick bij de kapel. Datzelfde jaar werd op 20 augustus voor het eerst in jaren weer een processie georganiseerd naar de Bernarduskapel. Later op het jaar volgde de herdenking van de 50ste verjaardag van de bevrijding met opvoering van een toneelstuk.

In 1996 werd de gracht rondom de Bernarduskapel uitgediept door leden van de werkgroep en een jaar later werd een massa spulletjes uit de collectie van Fons Willemsen tentoongesteld. Nagenoeg de volledige collectie werd geschonken aan onze kring waarna Fons het zilveren draaginsigne van Brabants Heem werd aangeboden. Op 28 april 2000 werd Fons bovendien onderscheiden als Lid in de Orde van Oranje Nassau voor zijn inzet voor het verenigingsleven en voor het behoud van het Ulicotense culturele erfgoed.

De laatste jaren is de werkgroep Ulicoten onder andere actief met het plaatsen van toponiemen op kaarten en het verzamelen van oude liedjesteksten. De werkgroep zorgt voor een goede integratie van Ulicoten in de werking van de heemkundekring en verleent allerlei hand- en spandiensten zoals het ronddragen van ons tijdschrift en de kalenderverkoop. ‘Ulicoten’ is onze langst functionerende werkgroep.

Minder succesvolle werkgroepen

Een aantal groepen kwam bij de oprichting niet echt van de grond. De werkgroep ‘Kunst’ werkte in 1987 één interview af. De twee leden trachtten tevergeefs gegevens betreffende Baarlese kunstenaars en Baarlese kunstvoorwerpen te inventariseren en uit te werken.

De werkgroep ‘Archeologie en Prehistorie’ hield zich bezig met het beschrijven van Baarlese vondsten uit de Steentijd tot de Romeinse tijd. Men wilde komen tot een literatuurstudie, het verzamelen van afbeeldingen, het in kaart brengen van de vondsten, het beschrijven van de leefomstandigheden in de betreffende periode en het verrichten van veldwerk binnen de gemeente Baarle. De werkgroep echter kwam nauwelijks tot concrete resultaten.

Ook de werkgroepen ‘Spoor- en wegennet’, ‘Gebouwen’ en ‘Landschap’ functioneerden niet zoals gehoopt.

4.2. Een eigen identiteit voor ‘Amalia’

Na het vertrek van Frank van Hest gebeurde er de eerstvolgende jaren weinig op heemkundig gebied. Frank bleek jarenlang onvervangbaar, mede omdat alle aandacht uitging naar de huisvestingsproblemen van onze vereniging.

Het beperkte succes bij de oprichting van de eerste werkgroepen kan worden verklaard door de omvang van de bestuurszorgen: een te beperkt aantal (bestuurs)leden nam meer en meer initiatieven op verscheidene fronten. Getracht werd de vereniging een nieuw imago aan te meten. Onze vereniging verwierf uiteindelijk haar vaste plaats in de Baarlese gemeenschap door middel van een ruimer activiteitenaanbod, het verkrijgen van een eigen huisvesting, de uitgave van een eigen tijdschrift en de verkoop van een heemkalender.

Een eigen tijdschrift

Reeds bij de oprichting van onze vereniging was men zich ervan bewust dat een eigen periodiek het heemkundig onderzoek kon stimuleren met het oog op de publicatie van de resultaten. Loffeld wist dat interesse bij de bevolking kon worden gewekt door het uitgeven van een eigen periodiek. Tijdens de bestuursvergadering van 11 mei 1981 werd dan ook gedacht aan het formeren van een redactiecommissie om regelmatig uitgaven op stencil te verzorgen. Het ontbrak echter aan de nodige mankracht om de continuïteit te verzekeren en daarom werd geen initiatief ontwikkeld.

Het duurde uiteindelijk nog tot september 1986 vooraleer een eerste nieuwsbrief verscheen ter gelegenheid van het tienjarige bestaan. Vier maal per jaar wilde men voortaan op deze manier de communicatie verzorgen tussen bestuur, werkgroepen en leden. De nieuwsbrief kon de aanzet zijn om te komen tot een heemperiodiek.

Fons Raeijmaekers nam zeven jaar lang op zijn eentje de samenstelling van de nieuwsbrief op zich. De tien eerste nummers maakte hij eigenhandig op een typemachine. Als kaft volstond een geplooid groen A4-tje met het logo erop.

Vanaf november 1989 veranderde de opmaak. In totaal negen jaargangen lang nam Ed Ragas de opmaak voor zijn rekening, eerst onder redactie van Fons, daarna van de redactieraad. De publicatie werd mogelijk gemaakt door regelmatige donaties van de Rabobank. Ed bezorgde de nieuwsbrief met zijn computer een professioneler uiterlijk. Zijn kundigheid maakte van de nieuwsbrief een volwaardig tijdschrift met de lang verhoopte inhoudelijk-heemkundige artikels naast het verenigingsnieuws. Maar liefst 23 nummers verschenen in een dikke, witte kaft met daarop een tekening van het Heemhuis. De firma Raak bv sponsorde de omslag door middel van advertenties voor Bar-le-Duc mineraalwater.

Toen in 1993 de nieuwsbrief eindelijk een naam kreeg, veranderde ook het uiterlijk: Ed gaf ‘Van Wirskaante’ het gekende blauw-witte jasje. Nogmaals twaalf afleveringen werden in deze vorm opgemaakt ten huize Ragas.

Een heemkalender

Sinds 1987 verzorgt de werkgroep Heemkalender de jaarlijkse uitgave van onze heemkalender. Doel daarvan is de sponsoring van onze vereniging door de Baarlese bevolking. Deze sponsoring bleek noodzakelijk omwille van een te verwachten exploitatietekort na de ingebruikname van het Heemhuis.

Het idee ontstond eind 1986 en via de ledenvergadering werd een werkgroep opgestart. Een eerste bijeenkomst ging door op 8 mei 1987. Een paar maanden later was de kalender van ’88 klaar. Door middel van vaste verkoopadressen en vooral huis-aan-huisverkoop was sprake van een grandioos succes.

Nog altijd wordt de heemkalender jaarlijks omtrent september gepresenteerd, waarna de verkoop kan starten. Korte tijd na de presentatie komt de werkgroep alweer samen om het onderwerp voor de volgende kalender te bepalen. De fotokeuze maken is het moeilijkst: welke foto past bij welke maand, lukt het om een eerlijke verdeling te maken tussen Hertog en Nassau, tussen het centrum en de buitengebieden? Als de werkgroep daar zicht op heeft, gaan Ineke en Femie op fotojacht. Antoon bekijkt intussen waar de informatie voor de teksten gevonden kan worden. Na een paar maanden wordt de definitieve volgorde vastgesteld. Samen met de teksten en het calendarium worden de foto’s vervolgens ingeleverd bij de drukkerij. Na het bekijken van de drukproeven nadert september alweer en kan de nieuwe kalender worden gepresenteerd.

De heemkalender is een begrip geworden in Baarle en voor veel mensen een echt verzamelobject. De kalenderverkoop kwam niet alleen de financiën maar ook de naambekendheid van onze vereniging ten goede. Dit jaar zal alweer de 15de editie worden gepresenteerd.

4.3. Na de ingebruikname van het Heemhuis

De verbouwing en de inrichting van het Heemhuis hebben veel energie gekost en gingen gezien het beperkte aantal actieve leden ten koste van de heemkundige werking. In 1990 vroeg het bestuur zich af of de slapende werkgroepen konden worden geactiveerd. Het leek alsof alleen bestuursleden nog actief waren. Ook werd de oprichting van een paar nieuwe werkgroepen overwogen: ‘Floron’ en ‘Heemtuin’.

Floron

Floron is de afgekorte naam voor ‘Stichting Floristisch Onderzoek Nederland’. Deze stichting stimuleert en coördineert het werk van vrijwilligers die zich bezig houden met het inventariseren van de Nederlandse plantengroei. Sinds 1989 zijn door honderden vrijwilligers al honderdduizenden waarnemingen gedaan. Floron heeft die allemaal verwerkt in geautomatiseerde bestanden. Zo wordt geprobeerd een inzicht te krijgen in de verbreiding van de ongeveer veertienhonderd in Nederland voorkomende soorten hogere planten. Jaarlijks worden alle gegevens bijgewerkt.

De waarnemingen worden gedaan per vierkante kilometer. Daartoe werd heel Nederland opgedeeld in zo’n veertigduizend vakken van 1 km². Floron streeft ernaar elk jaar zoveel mogelijk blokken te laten onderzoeken. De gegevens maken het mogelijk veranderingen in de flora te signaleren. Ze zijn tevens belangrijk voor het beheer en de bescherming ervan. Floron wordt geleid vanuit een landelijk bureau in Leiden. Er wordt nauw samengewerkt met het Rijksherbarium en het Centraal Bureau voor Statistiek.

Fons Willemsen en Ad Jacobs stonden aan de basis van de oprichting van de Baarlese onderafdeling. Via de wekelijkse publicaties van ‘Grasduinen’ in De Stem kwamen zij in contact met de districtscoördinator van Floron voor de Baronie Breda: Peter van Ruth. Besloten werd om deel te nemen aan het project. Baarle was wat betreft de inventarisatie van planten nog onontgonnen gebied.

Na een eerste stage in de omgeving van Chaam, ging het tweetal samen met Fons Keustermans op pad. Hun voorkeur ging uit naar het landelijke Ulicoten, hun geboortedorp. De eerste wandeling vond plaats op 14 mei 1991. Dat jaar werden op een vijftiental dinsdagavonden planten gezocht, gedetermineerd en geïnventariseerd. Het waren aangename, doelgerichte en leerzame uitstappen in de Baarlese natuur. Ook beginners konden aansluiting vinden en stilaan breidde de werkgroep zich uit. De leden werden alsmaar actiever en onlangs nog werd de werkgroep ter gelegenheid van haar tienjarige bestaan aan het grote publiek gepresenteerd door middel van een tentoonstelling.

Heemtuin

In 1991 stelden Geert en Hilde Adams de aanleg van een heemtuin voor en het bestuur van de heemkundekring zag er wel iets in. Eerst echter moest een locatie worden gevonden. Een jaar later bleek de gemeente Baarle-Nassau hiervoor geen grond beschikbaar te hebben: verwezen werd naar de Landinrichtingscommissie. Tijdens een gesprek met Carlo Braet kwam de continuïteit van het onderhoud als grootste zorgpunt ter sprake. Zou dit project iets nieuws bijdragen in deze regio? Wat was met andere woorden de toegevoegde waarde ervan?

Ad Jacobs en Antoon van Tuijl gingen nog eenmaal zelf op zoek naar een geschikte locatie. Tijdens de bestuursvergadering van 19 augustus 1996 echter werd het idee van een heemtuin terzijde geschoven, vooral omwille van de arbeidsintensieve aard van dit project: gezien het betrekkelijk kleine aantal actieve leden moesten er keuzes worden gemaakt binnen het brede werkveld van de heemkunde. Alle ideeën uitvoeren, bleek immers niet haalbaar. Daarop werd de werkgroep Heemtuin opgeheven.

4.4. Initiatieven naar aanleiding van 1000 jaar Baarle

De viering van het duizendjarige bestaan van Baarle in 1992 bezorgde onze vereniging heel wat publiciteit. Op 18 oktober 1988 vond de eerste vergadering plaats van een gemeentelijke stuwgroep, waar de globale opzet en doelstelling werden besproken. In 1990 werd een stichting opgericht en het eerste persbericht in Ons Weekblad op 2 februari 1990 maakte reeds duidelijk dat het Heemhuis en de heemkundekring een belangrijke rol zouden spelen.

Dit leidde voor onze vereniging begin 1992 zowaar tot de verkiezing tot ‘Baarlenaar van het Jaar’, wat niet alleen tientallen nieuwe leden opleverde maar ook een stimulans voor de heemkundige werking betekende: de waardering van de gemeenschap werd naar waarde geschat en bood vertrouwen voor de toekomst. Deze opsteker konden we best gebruiken: de viering bracht ook een heleboel extra werk met zich mee en bestaande initiatieven (zoals de nieuwsbrief) kwamen wegens tijdsgebrek zwaar onder druk te liggen.

De verwezenlijkingen waren niet gering: een jaarboek, een tentoonstelling, een regionale heemquiz en een heemkundig werkkamp. Een aantal van deze organisaties kende een vervolg en groeide inmiddels uit tot klassiekers: we denken met name aan de Baarle-1000 plus Quiz en de Lokale Heemdag.

Werkgroep Baarle-1000 plus Quiz

In 1991 namen voor het eerst leden van onze vereniging deel aan de regionale heemquiz, toen georganiseerd in Rucphen. Op 10 december 1992 werd deze quiz door onze vereniging naar Baarle gehaald. In september ‘92 werd daarvoor een werkgroep samengesteld. Uiteindelijk zakten veertien kringen af naar De Lindenboom. Quizmasters waren Ben Wentink en Bep Marcus.

In het kader van 1000 jaar Baarle organiseerde ook de Stichting Jeugdwerk Baarle een quiz, meer bepaald voor Baarlese verenigingen. Omwille van het succes ervan vermeldde de derde nieuwsbrief van 1993 dat onze vereniging laatstgenoemde quiz zou voortzetten onder de naam ‘Baarle-1000 plus Quiz’. De eerste door onze vereniging georganiseerde editie vond in de Steppe plaats op 21 oktober 1993.

Na zeven edities besloot Ed Ragas de quiz in eigen naam te organiseren. De heemkundekring vond dat dit niet kon omdat de Baarle-1000 plus Quiz altijd door de heemkundekring werd georganiseerd en gefinancierd, ook al was Ed de drijvende kracht achter de werkgroep. Besloten werd om alle teams te informeren omtrent de gewijzigde situatie en de nodige klaarheid te scheppen. Gezien het belang van de quiz voor de Baarlese gemeenschap werd een verdere confrontatie met Ed uit de weg gegaan.

Heemkamp

Medio 1990 meldde de Stichting Brabants Heem dat de organisatie van het Heemkundig Werkkamp aan Baarle was toegewezen ter gelegenheid van het duizendjarige bestaan van het dorp. Als motto werd ‘een grenzeloos heemkamp’ vooropgesteld. Op 24 september 1991 vergaderde voor het eerst de werkgroep Heemkamp, samen met vertegenwoordigers van Brabants Heem. Ondersteuning werd toegezegd en de datum bepaald op 19, 20, 21 en 22 augustus 1992.

Niet zozeer het programma maar de overnachting zorgde voor de nodige problemen. Pas in laatste instantie kon slaapgelegenheid worden geregeld in het SOB-gebouw. De 140 deelnemers konden na afloop terugkijken op een zeer geslaagde organisatie met fietsuitstapjes naar Baarle, Ulicoten, Zondereigen en Turnhout. Het Heemkamp, thans Brabantse Heemdagen genoemd, werd afgesloten na een bezoek aan beide gemeentehuizen, de Remigius kerk en het Heemhuis.

De geest van het Heemkamp bleef nawerken in Baarle en het idee werd geopperd om op kleine schaal verder te gaan: een werkgroep Lokale Heemdag werd opgericht en voortaan zou jaarlijks met groot succes een verrassend dagje uit in Baarle worden georganiseerd. De eerste Lokale Heemdag vond plaats op 3 juli 1993. Dit jaar zijn we aan de negende editie toe.

4.5. Heemkundige werking kort na het feestjaar 1992

Na het wegebben van de grootste drukte begin 1993 dienden nieuwe uitdagingen zich aan. Onze vereniging speelde een belangrijke rol in de werking van het gemeentelijk ‘Comité Baarle 50 jaar bevrijd’, opgericht op 21 december 1993. Ad Jacobs was de voorzitter ervan. De doelstelling van het comité was tweeërlei: enerzijds de oprichting van een monument voor de Poolse militairen en anderzijds de organisatie van herdenkingsactiviteiten. Op 3 februari 1994 kon het programma al worden voorgesteld aan de Baarlese bevolking.

Daarnaast werden nieuwe werkgroepen als ‘De Noordelijke Singelpanden’ en ‘Nisbeelden’ opgericht. Voor wat betreft de heemkundige publicaties werd een grootse reorganisatie doorgevoerd via de oprichting van een redactieraad.

De Noordelijke Singelpanden

Het verzoek van de Rabobank betreffende het samenstellen van een brochure over de voormalige bewoners van de door de bank aangekochte panden aan de Singel werd in 1992 positief ontvangen door het bestuur. Op 4 maart 1993 werd een werkgroep opgericht. Na een dertigtal bijeenkomsten werd de doelstelling bereikt: de uitgave van het boek ‘De Noordelijke Singelpanden’. De laatste werkvergadering vond plaats op 7 oktober 1994, waarna de groep werd ontbonden.

Nisbeelden

Tijdens de ledenvergadering van 1993 vroeg het bestuur om een werkgroep op te richten met het oog op de inventarisatie van de Baarlese nisbeelden. De daaropvolgende jaren werden zo’n 130 nissen geïnventariseerd en gefotografeerd. In 1997 liep in de nieuwe Benedenzaal een opgemerkte tentoonstelling. Een boek over dit onderwerp zit nog in de pen.

Redactieraad

De redactieraad ontstond uit verschillende, versnipperde initiatieven: de nieuwsbrief, het jaarboek, het boek 1000 jaar Baarle, De Noordelijke Singelpanden, de Heemkoerier, de inschrijvingsfolder, enzovoort. Er was nood aan coördinatie van de publicaties: alle in de praktijk opgebouwde deskundigheid moest worden gebundeld en fouten uit het verleden moesten op die manier worden voorkomen. Zo werd in 1991 de brochure ‘Onderwijs in Ulicoten’ verspreid zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur, archivaris A.M.C. Zom: dit was geen eigen artikel waar de heemkundekring naar behoeven over kon beschikken.

Reeds in 1989 was er, naar aanleiding van de geplande uitgave van jaarboeken, sprake van een nieuw op te richten redactieraad. Het duurde nog tot 26 april 1993 alvorens werd beslist aan Ed Ragas te vragen om een redactieraad te vormen. Ed verzorgde al jarenlang de opmaak van de nieuwsbrief en had ervaring met het uitgeven van boeken voor diverse uitgeverijen: op dat moment had hijzelf een twaalftal boeken geschreven over de meest uiteenlopende onderwerpen. De redactieraad zou voortaan alle publicaties van de vereniging verzorgen. Ook konden voorstellen worden geformuleerd richting bestuur. Ed Ragas werd aangesteld als coördinator voor de technische realisatie.

De eerste vergadering van de redactieraad vond plaats op 14 juli 1993. Het eerste nummer van de nieuwsbrief werd door de redactieraad uitgebracht in september ’93. Fons Raeymaekers, de redacteur van het eerste uur, trad toe tot de redactieraad en Ed Ragas bleef de opmaak verzorgen: daardoor was de continuïteit gewaarborgd.

Redactieraad: van ‘nieuwsbrief’ tot ‘Van Wirskaante’

Een van de eerste opdrachten van de redactieraad was het zoeken van een naam voor ons tijdschrift. ‘Nieuwsbrief’ immers was geen naam op zich, eerder een achterhaalde verwijzing naar de inhoud: de nieuwsbrief van weleer was in de loop der jaren veranderd in een heemblad met artikels over uiteenlopende onderwerpen.

Reeds begin 1991 verwierp de Algemene Ledenvergadering de naam ‘Annales Baerlensis’. Waarschijnlijk werd die te moeilijk of misschien zelfs te elitair bevonden. Begin 1995 werd unaniem gekozen voor ‘Van Wirskaante’, een naam die door de redactieraad werd voorgesteld en die de werking van onze vereniging goed typeert. Alles wordt immers van twee kanten (‘van wirskaante’) bekeken: we zijn actief in Nederland en in België, we hebben leden aan beide kanten van de grens en we belichten zaken uit heden en verleden, zowel vanuit Baarle-centrum als vanuit de buitengebieden. De naam ligt bovendien goed in het gehoor en raakte dan ook vlug ingeburgerd.

De eerste Van Wirskaante verscheen in april 1995. Samen met de nieuwe naam kreeg ons tijdschrift ook een andere vorm: Ed’s voorontwerp van september ’95 kreeg terecht veel bijval en vanaf december ’95 verscheen Van Wirskaante in de huidige vorm, inclusief de blauwe steunkleur. Intussen zijn we alweer 26 afleveringen verder.

De groei van het activiteitenaanbod zorgde ervoor dat het regelmatig verschijnen van ons heemblad een prioriteit werd: aankondigingen moesten tijdig de leden bereiken. Zo liep een uitstap in het kader van open-monumentendag volledig in het honderd omdat er in Ons Weekblad wegens plaatsgebrek geen melding van werd gemaakt en omdat Van Wirskaante te laat uitkwam.

Om zulke situaties te voorkomen, gaf de redactieraad zelf aan wanneer de nieuwsbrief zou verschijnen en werd vervolgens verwacht dat de redactie zich aan deze datum zou houden. Dit bleek voor Ed niet altijd haalbaar en daarom vroeg hij op 24 april 1995 ontheffing voor het maken en zetten van Van Wirskaante. Omdat geen geschikte opvolger werd gevonden, meldde Ed in het decembernummer dat hij de opmaak bleef verzorgen maar geen eigen bijdragen meer zou aanleveren.

April ’96 herhaalde Ed zijn vraag om uit te kijken naar een vervanger. Acht nummers later (medio ’98) zette hij definitief een punt erachter, alhoewel een opvolger nog altijd niet was gevonden. De eisen lagen dan ook vrij hoog: ons blad mocht er qua vorm niet op achteruitgaan en de opmaak betekende elke keer opnieuw een niet te onderschatten tijdsinvestering.

Vanaf september 1998 nam Herman Janssen tijdelijk de taak van Ed over. Hij verzekerde de kwalitatieve continuïteit en bracht meer regelmaat. Er kwamen vaste verschijndata: de eerste dag van de maanden maart, juni, september en december. Artikels werden uiterlijk een maand tevoren aangeleverd. Een groter aantal illustraties maakten het tijdschrift nog aantrekkelijker. Begin 2000 werd Van Wirskaante door de commissie voor Volksontwikkeling en Bibliotheekwerk van de Vlaamse Gemeenschap beoordeeld als ‘verdienstelijk en goed’. Ons heemblad belandde daarmee in de op één na hoogste categorie (die van de wetenschappelijke publicaties is de hoogste).

Ed Ragas verzorgde bijna tien jaar lang de opmaak, meestal in moeilijke omstandigheden: vaak werd er te weinig kopij aangeleverd en moest Ed van node zelf enkele artikels schrijven. Enige verbetering was merkbaar toen Piet van der Flaes de redactie kwam vervoegen eind 1995. Vanaf medio ’99 was er sprake van voldoende aanvoer van degelijke artikels nadat ook Dré Moors en Gerrit de Jong deel gingen uitmaken van de redactieraad. De laatste jaren bereikte Van Wirskaante overigens een meer dan behoorlijke omvang: in ’99 telden we 224 pagina’s. In 2000 waren er 300, mede dankzij de extra editie ‘In de voetsporen van Bernardus’. De volgende jaren plannen we ongeveer 60 pagina’s per nummer. Dat is zowat de maximaal te nieten dikte.

Door de toename van de kopij werd Van Wirskaante alsmaar duurder. De kostenstijging kwam behoorlijk ongelegen, gezien de onverwacht hoge verbouwingsrekening van de Benedenzaal. Getracht werd in eerste instantie om het aantal pagina’s te beperken. Begin ’98 echter werd ervoor geopteerd om Van Wirskaante te laten drukken bij sneldrukkerij Roggeband in Breda.

Medio 2000 tenslotte kwam Peter Tuytelaars in beeld voor het complete zetwerk. Hij nam de taak over van Herman, die zich binnen de vereniging op andere zaken ging toeleggen.

Redactieraad: de uitgave van (jaar)boeken

Publiceerde Loffeld nog onder zijn eigen naam, na diens overlijden wilde het bestuur publicaties realiseren op naam van de heemkundekring. Zo werd er tussen 1982 en 1985 tevergeefs onderhandeld over het manuscript van meester Joosen. Eind 1982 werkte J. Koks mee aan het samenstellen van de brochure ‘75 Jaar Harmonie St.-Remie’. Rond diezelfde periode was het niet mogelijk om de manuscripten van Kramer te bemachtigen en bleek het ook niet haalbaar om de artikelen van broeder Rafaël (omtrent de parochie-geschiedenis) uit te geven in brochurevorm omwille van de beperkte oplage. In 1986 werd nog geïnformeerd naar het archief Loffeld in Gemert, maar eind jaren ’80 had Amalia van Solms nog altijd geen eigen boek gepubliceerd.

Daarin kwam verandering toen Ed Ragas eind ’89 voorstelde om jaarboeken uit te geven om met de winst de huisvestingskosten te betalen. Op 6 juni 1991 werd het eerste jaarboek gepresenteerd tijdens de bijzondere algemene ledenvergadering ter gelegenheid van het 15-jarige bestaan van onze vereniging. De verkoop viel tegen: er kon geen winst worden genoteerd.

In 1992 werd Baarle in Stukken uitgegeven door de werkgroep ‘Boek 1000-jarig bestaan Baarle’. De verkoop liep uitstekend, mede door de belangstelling omwille van het feestjaar en door de aantrekkelijke verkoopprijs na sponsoring.

Het jaarboek 1993 kon maar weinigen bekoren, zo bleek althans uit de verkoopcijfers. Dit betekende een enorme financiële en psychologische tegenvaller. De redactieraad had het hier behoorlijk moeilijk mee. Oplossingen werden gezocht om de afzet te garanderen: gedacht werd aan het verhogen van het lidgeld om vervolgens het boek gratis aan elk lid te bezorgen. Dit bleek financieel niet haalbaar.

Het jaarboek drukte zwaar op de begroting van de heemkundekring en daarom werd besloten ermee te stoppen. Dit was een verkeerde beslissing, wellicht ingegeven door een gebrek aan waardering van de Baarlese bevolking en de niet te onderschatten tijdsinvestering. De redactieraad slaagde er voor wat betreft de jaarboeken ook onvoldoende in om Ed te ondersteunen. Zuiver financieel bekeken nochtans zou het resultaat van de goede jaren kunnen opwegen tegen dat van de slechte, op voorwaarde dat de winst van het ene jaar ook daadwerkelijk werd aangewend ter compensatie van het verlies van een ander jaar. De onzekerheid betreffende de verkoop en het telkens opnieuw weerkerende financiële risico wogen waarschijnlijk zwaarder dan de uiteindelijke verliescijfers.

Besloten werd om voortaan alleen bij speciale gelegenheden themaboeken uit te gegeven, met klantenbindende artikels vol raakvlakken met de Baarlese bevolking en veel groepsfoto’s. In 1994 verscheen ‘Tussen Bollekens en Bremer’ ter gelegenheid van de viering van 550 jaar Ulicoten. Ed heeft dit boek zelf gezet, wat een aanzienlijke besparing betekende. De verkoop liep fantastisch en de opbrengst kwam ten goede aan de restauratie van de Bernarduskerk.

De publicatie van een boek over het onderwijs in Baarle werd verhinderd door een drukke agenda van de redactieleden. Ook de uitgave van een boek over de Baarlese nisbeelden kon nog niet worden gerealiseerd. Wel slaagde Pieter van Eijck erin de ‘Annales Baerlensis’ van pastoor Gerardus van Herdegom uit het Latijn te vertalen. Het boek werd uitgegeven ter gelegenheid van de door onze vereniging georganiseerde Landdag van de Gouw Antwerpen in 1998. Deze publicatie is vanuit historisch oogpunt van groot belang en ontsluit een belangrijke periode uit de Baarlese (enclave)geschiedenis.

Kort daarna werden door onze vereniging teksten aangeleverd voor een uitgave in samenwerking met het GOB: ‘Baarle, proeftuin voor Europa.’ Aan uitgebreide artikels zoals ‘St-Ambrosiusgilde’ en ‘In de voetsporen van Bernardus’ werd een volledig nummer van Van Wirskaante gewijd.

4.6. Beleidsplan 1995-2000

In 1994 werd nogmaals de nood aan een werkgroep begeleider geagendeerd op de bestuursvergadering. Er werd een daling vastgesteld van activiteiten als lezingen, tentoonstellingen en cursussen. De redactieraad kreeg het moeilijk omdat vanuit de werkgroepen te weinig publicaties doorstroomden naar ons tijdschrift. Het ledenaantal stagneerde weliswaar, maar het bestuur hoopte dat meer en meer leden konden worden geactiveerd. Kortom, de ledenwerking moest dringend worden gestimuleerd.

Het duurde nog tot 17 juli 1995 vooraleer Herman Janssen als werkgroep begeleider werd aangesteld. Zijn taakomschrijving luidde als volgt: het stimuleren en ondersteunen van werkgroepen, het bestendigen van wat er is en het optimaliseren van de bestaande werking om uiteindelijk te komen tot een actiever werkgroepenbeleid door middel van het formuleren van doelstellingen en het evalueren van de werking. Uitbreiding van het aantal werkgroepen werd op termijn wenselijk geacht. Nieuwe groepen zouden worden opgestart door gemeenschappelijke belangstellingsvlakken te zoeken bij de leden.

Aan werkgroepen werd gevraagd om notulen maken van hun vergaderingen. Dit vergrootte de efficiëntie en zorgde voor meer continuïteit in de werking. Eén exemplaar moest worden overhandigd aan het bestuur ter informatie en voor archivering. De coördinators van de werkgroepen zorgden indien nodig tevens voor het indienen van een uitgavenbegroting bij het bestuur. Hen werd gevraagd zoveel mogelijk met hun werking naar buiten te treden via publicaties in Van Wirskaante.

Na het opstellen van de taakomschrijving van de werkgroep begeleider werd een inventaris gemaakt van alle bestaande en teloorgegane werkgroepen. Vervolgens werd door middel van een enquête gepeild naar de interesses van de leden. Begin 1996 echter werden door hen slechts dertig formulieren ingeleverd. De meesten kozen ervoor om passief lid te blijven. Een aantal actievere leden konden aansluiten bij bestaande werkgroepen en aan de hand van de voorkeursbepaling uit een twintigtal heemkundige onderwerpen ontstond een verlanglijstje voor nieuw op te richten werkgroepen: natuur/landschap, dorps-geschiedenis, grootmoeders tijd en genealogie.

Vanuit het bestuur werd gedacht aan de oprichting van een Activiteitencommissie en een Werkgroep Landdag 1998. Verder moest de zopas opgerichte werkgroep BiDoc prioritair worden ondersteund: gehoopt werd dat het ontsluiten van het archief een groeizaam effect zou hebben op de heemkundige werking. Een tekort aan actieve leden stond op korte termijn de oprichting van andere werkgroepen in de weg.

Activiteitencommissie

Begin 1982 werd gesteld dat door de vereniging georganiseerde activiteiten de interesse voor de heemkunde opwekken. Het programma werd daarom voor iedereen opengesteld: zoveel mogelijk mensen werd de kans gegeven om met de heemkunde kennis te maken. Het volledige jaaraanbod omvatte toen zes activiteiten: natuurwandelingen, lezingen en excursies.

Vanaf eind 1986 werd meer regelmaat betracht. Door de activiteiten tweemaandelijks op de eerste donderdag te organiseren, hoopte men meer deelnemers te mogen verwelkomen: de datum was dan gemakkelijker te onthouden.

In 1988 stonden de activiteiten op een laag pitje omwille van de huisvestingswerken, daarna kwam de werking stilaan terug op gang. De activiteitenkalender werd vaak te laat en onvolledig ingevuld, waardoor veel data moesten worden verschoven. De nood aan een coördinerende rol van een op te richten Activiteitencommissie werd sterk aangevoeld.

Begin 1995 kwam er reactie vanuit de Algemene Ledenvergadering: er werd weliswaar een beperkte activiteitenkalender gepubliceerd in het verenigingsorgaan, maar aanvullende info bereikte slechts een deel van de leden (via Ons Weekblad). Om tot een oplossing te komen moesten alle activiteiten tijdiger worden georganiseerd en aangekondigd in ons eigen blad. Daarom moest het voortaan op regelmatige tijdstippen verschijnen.

Medio 1995 werd de Activiteitencommissie opgericht met Herman Janssen als coördinator. In het najaar werd de kalender van 1996 opgesteld aan de hand van een vast stramien gebaseerd op een aantal jaarlijks terugkerende organisaties gekoppeld aan frisse ideeën, een goede spreiding en een grote variatie. Ontspanningsactiviteiten moesten kostendekkend zijn, opleiding en cultuur mochten iets kosten. Voor niet-leden werd het inschrijvingsgeld verhoogd en er werd voortaan een duidelijk onderscheid gemaakt tussen persoonlijk en gezins-lidmaatschap.

Kwalitatief en kwantitatief was verbetering merkbaar en de leden reageerden positief door een grotere deelnamebereidheid. Hierdoor moest er meer en meer worden gewerkt met inschrijvingen. Als duidelijke regel gold: de inschrijving is pas definitief na betaling. Toch liep niet alles gesmeerd. De werking draaide zowel voor de coördinatie als voor de organisatie teveel op één persoon. Van een echte groepswerking was geen sprake.

Na de inhuldiging van de Benedenzaal werden meer en meer activiteiten in het Heemhuis zelf georganiseerd. Extra inspanningen werden geleverd voor wat betreft de tentoonstellingen. Enkele blikvangers: Baarlese Nisbeelden, St.-Ambrosius bijen- en schuttersgilde, 800 jaar enclaves, 350 jaar Scheiding der Nederlanden, De Verdwenen Groep, de spulletjes van Fons Willemsen, allerlei hobby’s en creatief werk,…

Nadat een aantal jaren de stijgende lijn aanwezig bleef, waren er momenten van terugval in 2000. Alhoewel nog steeds hoge kwaliteit en originaliteit werden nagestreefd, stelde het bestuur vast dat de concurrentie op gebied van vormings- en vrijetijdsactiviteiten bijzonder groot was. Meer aandacht moest daarom worden besteed aan publiciteit. Probleem was het vele extra werk bij BiDoc: hierdoor kwam de coördinatie van de activiteiten in het gedrang. Herman was op teveel fronten actief en beëindigde daarom zijn taak als activiteitencoördinator te beëindigen. Eind 2000 werd André Moors aangesteld als nieuwe coördinator. Een nieuwe taakomschrijving werd opgesteld en de coördinatie van de activiteiten werd losgekoppeld van de organisatie ervan. Per activiteit werd bij de samenstelling van de nieuwe kalender een verantwoordelijke voor de organisatie aangeduid.

BiDoc

Reeds in 1977 werd er binnen het bestuur gesproken over de oprichting van een bibliotheek door de regelmatige aanschaf van jaarboeken als Taxandria en De Oranjeboom. Maar waar moesten die boeken worden bewaard? In de openbare bibliotheek? Besloten werd dat Arnold Backx als archivaris van de heemkundekring thuis ruimte beschikbaar zou stellen. Samen met Jan Van Leuven nam hij zich voor een uitleensysteem te ontwerpen. Secretaris Loffeld probeerde enige boeken te bemachtigen bij de gemeente Baarle-Nassau en door het bestuur van de heemkundekring werd een éénmalig bedrag van f 1.000 voorzien voor de vorming van een eigen bib. In 1980 vond de overdracht plaats van de plakboeken van Jo Huybrechts nadat hem de onkosten voor het inbinden werden vergoed.

Sinds de opening van het Heemhuis in 1989 werd opnieuw gedroomd van een vlot toegankelijke heemkundige bibliotheek: er moest meer openheid komen in wat er beschikbaar was. Archivaris Jos Jansen werkte aan een inventaris maar hij werd stilaan overstelpt door een toevloed aan materiaal. Medio 1993 boden Ed en Nicole Ragas hun diensten aan. De inrichting van een eigen bibliotheek echter zou pas van start kunnen gaan na de ingebruikname van de Benedenzaal als tentoonstellingsruimte.

Toen in 1995 Jos Jansen wegens tijdsgebrek ontslag nam als archivaris, ontstond enige ergernis: de samenhang van uitvoering was verminderd omwille van de aanslepende verbouwing van de Benedenzaal. Teveel plannen werden op de lange baan geschoven en de heemkundige werking dreigde vast te lopen. Het bestuur wilde een positieve kentering teweeg brengen en daarom werd besloten over te gaan tot de oprichting van een werkgroep BiDoc, afkorting van ‘Bibliotheek en Documentatiecentrum’. Nicole zou als coördinatrice de eerste aanzet geven.

De eerste vergadering vond plaats op 15 juni 1995. Beoogd werd de ontsluiting van alle documentatie, boeken en tijdschriften. Met het oog op het aanleggen van een trefwoordenlijst werden eerst de krantenknipsels gesorteerd. Wekelijks waren gemiddeld een zevental helpers present. De opening moest een paar keer worden uitgesteld en omdat de informatie niet beschikbaar was, kwam de heemkundige werking in het gedrang kwam. Intussen ontaardde de sfeer in de werkgroep zelf en in de contacten met het bestuur.

Op 21 december 1999 werd een extra bestuursvergadering bijeengeroepen. Gesteld werd dat de probleemloze en ruime openstelling van BiDoc (zoals vermeld in het beleidsplan) zo snel mogelijk moest worden gerealiseerd. Rekening houdende met de snelle escalatie van de problemen werd de coördinatrice van haar taak ontheven, waarna zijzelf besloot tevens af te haken als bestuurslid.

Herman belegde vanuit zijn functie als werkgroep begeleider een informatieve vergadering met BiDoc. De leden evalueerden de werking en nieuwe afspraken werden gemaakt in verband met het knipselarchief: voortaan werd er door een drietal personen thuis geknipt en geplakt. Sommige taken werden gestaakt, zoals het verzamelen van rouwadvertenties uit geheel Nederland en Vlaanderen: een zeer tijdrovend werk. De collectie zou op middellange termijn onbeheerbaar worden voor onze vereniging en aanleiding geven tot huisvestingsproblemen. Andere accenten en prioriteiten werden gelegd. Na werkbezoeken aan de Vlierbes en Marcblas werd gekozen om te ontsluiten met een computer via het programma Haza-data. De knipselachterstand werd weggewerkt en het verenigingsarchief bijeengebracht en door de secretaris geordend.

Jan Landman werd benoemd tot nieuwe coördinator van BiDoc. Elke rubriek kreeg een deelverantwoordelijke. De leden slaagden er meer en meer in zelfstandig te werken. Herman kreeg van het bestuur mandaat om een pc aan te schaffen. Die was gebruiksklaar in mei 2000. Zodra de inventarisatie met de computer achter de rug was, kon worden geopend. Maar eerst werd de ruimte fris heringericht met een degelijk tapijt en kleurige gordijnen.

De heer Joep de Jong schonk ons ter gelegenheid van de officiële opening op oktober 2000 zijn schaduwarchief van Ons Weekblad. Besloten werd deze schenking te plaatsen in de hal. Op die manier kon toekomstig plaatsgebrek worden voorkomen. Met de opening van BiDoc heeft Amalia getoond dat ze het vertrouwen van de gulle schenkers waard is: de talrijke aanwezigen hebben gemerkt dat de documentatie niet alleen goed wordt beheerd, maar bovendien beschikbaar wordt gesteld voor de gehele Baarlese gemeenschap. Toch is het werk nog lang niet klaar. Veel archiefstukken worden de volgende jaren ontsloten en onlangs werd gestart met de archivering van het fotoarchief.

Werkgroep Landdag 1998

Belangrijke herdenkingen doorkruisten soms de planning. Daardoor ontstonden initiatieven die weliswaar de heemkundebeoefeninging stimuleerden, maar die tevens een zware belasting betekenden van de dagdagelijkse werking omdat al het extra werk door een te kleine groep van actieve leden moest worden verricht. Werkgroepen zoals de activiteitencommissie en de redactieraad kwamen daardoor meermaals in de problemen.

Eind 1993 ontving onze vereniging vanwege de gouw Antwerpen (Verbond Voor Heemkunde) de voorlopige toestemming om in 1998 een Landdag te organiseren. Aanleiding was de herdenking van ‘350 jaar Vrede van Münster en scheiding der Nederlanden’. De definitieve toewijzing vond plaats in 1995. Het door onze vereniging voorgestelde thema haalde het toen op een andere topper: de herdenking van 200 jaar Boerenkrijg!

In juni 1996 vond de eerste bijeenkomst plaats met de gouw Antwerpen. De werkgroep Landdag 1998 zou instaan voor het restauratief gedeelte en voor het verlenen van hand- en spandiensten voor de lezingen. De Landdag in Tienen werd bijgewoond en een jaar later brachten Oscar Hendriks en Herman Janssen een werkbezoek aan Münster. De ontstane dynamiek echter kon onvoldoende worden overgedragen. Er kwam meer openheid en samenhang nadat ook de voorzitter toetrad tot de werkgroep

.Zaterdag 3 oktober 1998 was een geslaagde dag. Onze vereniging toonde zich van haar beste kant met o.a. een degelijke tentoonstelling ingericht door Ed en Nicole Ragas-Joosen en een rondleiding doorheen Baarle verzorgd door eigen leden. De vertaling door Pieter van Eyck van de ‘Annales Baerlensis’ kon in boekvorm worden gerealiseerd enerzijds na een Rabobankdonatie en anderzijds dankzij het persklaar maken van de teksten door Ed Ragas, wat een grote besparing opleverde. Verder wekte de nieuwe verenigingsfolder alom bewondering. De felicitatiebrief van de gouw Antwerpen was dan ook meer dan terecht.

Werkgroep Grootmoeders Tijd

‘Grootmoeders Tijd’ werd opgericht omstreeks eind 1996 en kwam eerder traag op gang. Medio 1999 werd medewerking verleend aan een tentoonstelling rond het thema ‘Geboorte, huwelijk en overlijden’. Heel wat van de tentoongestelde voorwerpen werden na afloop geschonken aan de heemkundekring. Sindsdien is er nog geen volgend werkthema vooropgesteld: een nieuwe aanzet moet worden gegeven.

Werkgroep Genealogie

De werkgroep Genealogie stelt zich sinds eind 1998 tot doel een tussenpersoon te zijn: genealogen die in dezelfde familie zijn geïnteresseerd, worden met elkaar in contact gebracht. Daartoe worden Genealogische Café’s georganiseerd: informele contactdagen waarop familiekundigen ontbrekende informatie kunnen opzoeken in onze heemkundige bibliotheek.

Werkgroep Verkennerij (‘De Verdwenen Groep’)

Fonny de Rooy gaf op 7 februari 1999 de aanzet voor de oprichting van een werkgroep met als doelstelling het organiseren van een overzichtstentoonstelling van 32 jaar verkennerij in Baarle (1945-1977). De groep trok aan het werk en slaagde erin om maandenlang met veel enthousiasme en via publicaties in Ons Weekblad belangstelling op te wekken in Baarle en ver daarbuiten.

Op 9 oktober 1999 kon een drukbezochte tentoonstelling worden geopend en presenteerde drukkerij Em. de Jong b.v. een boek over de Baarlese verkennerij. Begin 2000 sloot ‘De Verdwenen Groep’ haar werkzame bestaan af met een etentje.

Werkgroep Salvatorkapel

Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 1993 maakte Gerrit de Jong een opmerking over de slechte staat van de tuin van de Salvatorkapel. Hij vroeg of de heemkundekring deze kon opknappen. De heer R. van Beurden werd hierover aangesproken en een jaar later werd de vraag schriftelijk herhaald. In 1995 hadden Ad Jacobs en Antoon van Tuijl een gesprek met de secretaris van monumentencommissie. Ze stelden hem voor om de restauratie van de Salvatorkapel op te nemen in het kader van het project ‘Brabant 200’.

Op 26 oktober 1999 richtte ons lid J. Staes een werkgroep op voor het behoud van de kruiswegstaties van de Salvatorkapel van Nijhoven. Er is sprake van een gemengde werkgroep: leden van de heemkundekring werken samen met verantwoordelijken van de parochie Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand. Omdat het project het algemeen nut diende en onze inzet symboliseerde voor het cultuurhistorisch erfgoed, besloot het bestuur de restauratie ook financieel te ondersteunen.

De inzegening van de veertien herstelde kruiswegstaties vond plaats op 15 augustus 2000. Daarna werd besloten over te gaan tot een tweede fase: de restauratie van de Vijftien Geheimen van de Rozenkrans en de Zeven Smarten van Maria.

4.7. Beleidsplan 2000-2005

Het bestuur ziet vooral de noodzaak de bestaande werkgroepen goed te ondersteunen. Getracht wordt om nieuwe werkkrachten aan te trekken: sommige groepen hebben nood aan een uitbreiding van het aantal actieve leden. Andere werkgroepen moeten doelgerichter gaan werken. Daarnaast hoopt het bestuur dat er nog groeimogelijkheden zijn voor de oprichting van de werkgroepen ‘Jubileumcommissie’, ‘Beheers groep Bels Lijntje’, ‘Zondereigen’ en ‘Dorpsgeschiedenis’.

Jubileumcommissie

Deze commissie werd begin 2000 opgericht met het oog op de organisatie van feestelijkheden in verband met ons zilveren jubileum.

Beheersgroep Bels Lijntje

Naar aanleiding van de diavoorstelling over Floron op 22 november 2000 vormde Antoon van Tuijl een werkgroep om samen met de ABC-groep het Bels Lijntje te beheren.

Werkgroep Zondereigen

Het bestuur nam zich voor het werkterrein van de vereniging uit te breiden. Meer aandacht moest uitgaan naar Baarle-Grens, Castelré en Zondereigen. In eerste instantie werd gedacht aan de oprichting van een Werkgroep Zondereigen.

Frans van Gils werd gepeild naar zijn interesse om ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Zondereigen een heemkundige werkgroep op te richten. Op initiatief van onze vereniging en met de medewerking van heemkundekring Marcblas werd op 9 november 2000 een eerste bijeenkomst gepland met als concrete doelstelling op korte termijn de organisatie van het feestjaar 2001. Op langere termijn blijven we met Marcblas de krachten bundelen. Op zondag 30 december 2001 werd de Zondereigense heemkundige werkgroep plechtig boven de doopvont gehouden.

Werkgroep Dorpsgeschiedenis

Verder wordt door het bestuur gedroomd van de oprichting van een ‘Werkgroep Dorpsgeschiedenis’ die aan de hand van een herdenkings-kalender allerlei onderzoeken op touw kan zetten met het oog op publicaties of ter ondersteuning van andere werkgroepen.

Scroll naar boven