De Archeologische dienst Antwerpse Kempen (AdAK) gaat van 29 tot 31 maart 2010 op zoek naar een verdwenen motteburcht nabij Ginhoven in Zondereigen. Ze doen dit in samenwerking met de Universiteit Gent en de Heemkundige Werkgroep Zondereigen. Merkwaardig is dat de archeologen dit doen zonder ook maar één schop in de grond te steken…
Wat voorafging
Op luchtfoto’s kon in 2003 op de rechteroever van de Noordermark een cirkelvormige structuur worden herkend. Dit bleek de zogenaamde Vossenberg te zijn die door pater Ladislas Segers (1890-1961) al beschreven en bezongen werd. Maar wanneer men momenteel op de akker staat, is er geen heuvel of verhevenheid te bemerken. De reden is dat de berg in 1957 werd afgegraven door de toenmalige eigenaar. Dankzij intensief zoekwerk vond de Heemkundige Werkgroep Zondereigen nog allerlei informatie over de Vossenberg terug. In het kader van de ruilverkaveling werd in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) nog verder onderzoek uitgevoerd en ook Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE) bezocht in 2005 de site.
Alles wijst erop dat de Vossenberg in oorsprong een zogenaamde motte was. Een mottekasteel is een vroeg middeleeuws burchttype dat meestal in hout werd opgetrokken. Het hoofdkenmerk was dat het op een motte stond, een kunstmatig aangelegde aarden heuvel. Het mottekasteel zelf bestond veelal uit een torenvormig gebouw. Meestal bestonden de motteburchten uit twee delen: een hoger gelegen hoofdburcht (opperhof) en een voorburcht (neerhof).
Dankzij een beschrijving en foto’s van de Vossenberg uit 1946, ons geschonken door ons lid Jacques Boone, weten we dat de ophoging een doorsnede had van meer dan dertig meter en ongeveer zeven meter hoog was. Rond de motte lag een gracht met aan twee zijden een aarden wal. Over een eventueel neerhof is momenteel nog niets geweten.
Archeologen laten schoppen thuis
Op 29 maart 2010 gaan de archeologen niet aan de gang met een graafmachine en schop, maar ze gaan op een andere manier in de bodem ‘kijken’.
Dit doen ze door middel van elektrische weerstandsmetingen. De metingen zijn gebaseerd op het principe dat elektrische weerstand afneemt bij een vochtigere ondergrond (bv. een gedempte gracht). De weerstand wordt puntsgewijs bepaald door de twee polen van een grote batterij steeds op verschillende plekken in een weiland te steken en vervolgens de stroom te meten. Hierdoor kunnen verborgen structuren zichtbaar worden gemaakt.
Het doel van dit onderzoek is om door middel van geofysische methoden (in dit geval de weerstandsmetingen) een inzicht te krijgen in wat er nog aan archeologische resten van de motte in de bodem zit en waar ze zich bevinden. Zoals uit de luchtfoto’s en de beschrijvingen blijkt, zitten er nog allerlei structuren onder de grond. Met het geofysisch onderzoek willen de archeologen de grachten van het opperhof en het neerhof en mogelijk ook de aarden wallen exact in kaart brengen, om zo in de nabije toekomst de verdwenen motteburcht terug te visualiseren.