Roggerentjes 2013

Ode aan de Kelten

Ook in 2013 wenst heemkundekring ‘Amalia van Solms’ haar jaarlijkse verplichting tot voldoening van de verschuldigde ‘Roggerentjes’ in te lossen. Zij doet dit onder de titel ‘Ode aan de Kelten’.

Belasting betalen is een eeuwenoude last. Tijdenlang gebeurde dat in natura. De meeste mensen waren landbouwer en voldeden dus aan hun verplichting door het afstaan van een deel van hun oogst. 

Het gewone volk betaalde belasting aan de wereldlijke machthebbers en aan kerkelijke overheden. Er was ook nog een speciale belasting ten gunste van de armen in de gemeenschap.

Omtrent 1840 krijgen mensen in Baarle de gelegenheid hun armenbelasting om te zetten van in natura naar een geldbedrag, behorend tot een boerderij of een bepaalde akker. Er zijn dan boeren die hun schuld ineens afkopen. Anderen tekenen voor een bepaalde schuld waarover jaarlijks rente betaald moet worden. Het gaat om geld voor rogge, dus roggerente. Meer dan 160 jaar lang betalen enkele Baarlenaren hun armenbelasting in de vorm van een klein bedrag (nauwelijks € 10,- in totaal!) aan de gemeente Baarle-Nassau.

In september 2006 schaft de gemeente uit praktische overwegingen dit historisch overblijfsel van de vroegere armenzorg af. Om de herinnering aan deze oude traditie toch levend te houden, heeft Heemkundekring ‘Amalia van Solms’ in samenspraak met de gemeente Baarle-Nassau de ‘Roggerentjes-Nieuwe-Stijl’ bedacht. Die houdt in dat ‘Amalia’ jaarlijks aan de gemeente Baarle-Nassau een idee, een plan, een wens of een suggestie van cultuurhistorische en/of landschappelijke en/of recreatieve aard zal voorleggen en aan zal bieden in de vorm van een klein project. Het doel is, ergens een stukje Baarle te behouden, te herstellen of te verfraaien en onder de aandacht te brengen. De ‘Roggerentjes’ waren er ten behoeve van de gewone mensen. Dat geldt ook voor de ideeën die ‘Amalia‘ inbrengt. Ze passen in haar doelstellingen: zorg voor en verbetering van ons heem.


Voorbeeld van een Keltische hoeve (replica in Openluchtmuseum Destelbergen, B.)

Ondergronds archief

Het is vanzelfsprekend dat leden van ‘Amalia’ geïnteresseerd zijn in de archeologie van ons heem. Lange tijd waren daarover weinig en dan ook nog vrij vage gegevens bekend. Wij weten van vroegere begraafplaatsen en stelsels van prehistorische grafheuvels. Er zijn beschrijvingen van primitieve opgravingen uit de negentiende eeuw. Daarnaast is bekend dat al deze plaatsen door een volledig gebrek aan bescherming verloren gingen. Gelukkig is er meer overgebleven dan er vernield is omdat we het nog niet ontdekten.

Bureau RAAP was in de voorbije jaren enkele malen actief in Baarle om zicht te krijgen op de archeologische, aardkundige en cultuurhistorische waarden en verwachtingen in de gemeente Baarle-Nassau. Een belangwekkend rapport werd opgesteld in 2008 in opdracht van de Provincie Noord-Brabant en de Landinrichtingscommissie. Daarna werd in opdracht van de gemeente ook nog een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Jan Roymans, een van de samenstellers van deze rapporten, zei ons: “De Baarlese bodem is één groot archief!” Dat is intussen ook gebleken. Zonder ook maar één schop in de grond te steken, hebben amateur-archeologen uit onze vereniging sporen gevonden uit alle perioden van de menselijke activiteit in ons heem. Zij vonden in Zondereigen en delen van Ulicoten voorwerpen die zeventigduizend jaar mensengeschiedenis vertegenwoordigen. Die gaat van Neanderthalers, via mensen uit de rest van het stenen tijdperk,  bewoners uit de brons- en ijzertijd, naar de Romeinen en de Middeleeuwers tot in de huidige tijd. Alle perioden kwamen aan het licht, alleen maar door – met toestemming van de eigenaren – versgeploegde akkers te belopen en op te rapen wat de ploeg boven woelde.


Vuistbijl van Neanderthalers, ca. 70. 000 jaar oud, gevonden in Zondereigen.

De proefsleuven die opengelegd werden op het tracé van de toekomstige omlegging rond Baarle-dorp geven aanwijzingen dat de Baarlese bodem inderdaad nog een schat aan gegevens bewaart. Ook luchtfoto’s laten ons middels verkleuringen in de grond interessante sporen zien van prehistorische bewoning.


Luchtfoto van een stukje Baarle. Bij de ** zijn ruitvormige patronen te zien, die kunnen duiden op raatakkers of ‘Celtic fields’. Bij het kruisje onderscheiden we lichtgekleurde cirkels. Die wijzen op verdwenen grafheuvels. Het naastgelegen bosgebied (Camping Heimolen) staat sinds 1843 bekend als prehistorisch grafveld. Er werden toen tientallen grafheuvels opgegraven door Prosper Cuypers.

Vergelijkend onderzoek

Ook de literatuur kan ons op het spoor zetten van onze prehistorische voorouders.
In 1995 publiceerde Judith Schuyf bij Uitgeverij Matrijs uit Utrecht haar studie: ‘Heidens Nederand; zichtbare overblijfselen van een nietchristelijk verleden’. Haar onderzoek naar voorchristelijke sporen in zowel verhalen en gebruiken, als in bouwwerken en landschap, speelt zich niet specifiek af in ons heem. Maar bevindingen die zij elders opdoet, zijn in enkele gevallen volledig toepasbaar op onze omgeving. Zo beschrijft zij opgravingresultaten van een kerkje in Heilo, die bijna letterlijk passen op de situatie zoals kapelaan Kramer die in 1950 aantrof bij opgravingen rond onze St. Salvatorkapel.
Bij wijze van vergelijkend onderzoek, hebben we dit boek zorgvuldig nageplozen op meer overeenkomsten tussen wat zij beschrijft en wat wij in ons heem aantreffen.

Drie maal een is vier

Mevrouw Schuyf geeft in haar boek aan dat toponiemen vaak heel oud kunnen zijn en dat combinaties van toponiemen in een aantal gevallen speciale aandacht verdienen. Zo verwijst een toponiem met het element zwart, gecombineerd met een toponiem met het element wit bijna altijd naar de aanwezigheid van een prehistorische begraafplaats. Komt in hetzelfde gebied ook nog een oeroud ‘gerucht’, een niet te dateren overlevering voor over een vorstengraf of een verborgen schat, dan – leert haar ervaring – moet in de directe omgeving ooit een oude (Keltische) cultusplaats geweest zijn.
Wat wil nu het geval? In de Singelheide of Groote Heide, gelegen tussen de Hoogstratensebaan en Zondereigen, vinden wij het Zwart Ven, gelegen tegen de Witte Bergen. Een oude sage vertelt dat hier ergens een schat of een vorstengraf verborgen moeten liggen. Drie bestaande gegevens die samen duiden op een vierde: een plek waar onze Keltische voorouders hun religieuze bijeenkomsten hielden, hun offers brachten en waar de druïden leiding gaven aan de jaarfeesten. Zo’n plaats moet hier ergens geweest zijn!

Wie waren de Kelten?

Indo-Europese stammen zwermen vanaf 5000 jaar v.Chr. uit over onze streken en bevolken heel geleidelijk Europa tot aan onze grote rivieren. Ook in Engeland, Schotland en Ierland weten ze zich te vestigen. Uit taalonderzoek blijkt dat het in dat zeer grote woongebied om verwante stammen gaat. Er is sprake van gemeenschappelijke elementen in hun cultuur. Ze vormen echter nooit echt één volk, doordat er geen bestuursstructuur is en geen overkoepelende leiding. Ze leven in los stammenverband. Onderlinge twisten en oorlogen komen even gemakkelijk voor als gezamenlijk optrekken tegen een gemeenschappelijke vijand.
 
Wat we van hen weten, is ons overgeleverd door Griekse en Romeinse schrijvers en door Ierse monniken. Deze geschreven bronnen zijn dus zonder meer ‘gekleurd’. De Grieken noemen deze mensen ‘Keltoi’. Dat betekent ‘verborgen mensen’. Anderen vertalen dit woord als ‘barbaren’. In Frankrijk worden ze ‘Galliërs’ genoemd. De Kelten zelf kennen geen schrift. Zij zijn via hun druïden, ovaten en barden (de geleerde kaste) sterk in mondelinge overlevering. Ofschoon zij wel goden kennen, hechten zij toch vooral religieuze waarde aan natuurelementen. Zon en maan, donder en bliksem, maar ook bomen en dieren en zelfs bepaalde plaatsen zijn in hun beleving heilig. Ze kennen een reeks van jaarfeesten die wel hun ‘boerenjaar’ genoemd wordt. Het zijn namelijk landbouwers. Ze leven dus sterk met de seizoenen.
Hun landbouw is relatief goed ontwikkeld. Aanvankelijk werken ze volgens het systeem van de ‘zwervende erven’. Doordat ze in het begin geen bemesting kennen, moeten ze na verloop van enkele jaren hun uitgemergelde akkertjes verlaten om even verderop nieuwe aan te leggen. Wanneer ze leren hun akkers te bemesten, geeft dat de mogelijkheid nederzettingen te vormen.


Een tekening van een complex raatakkers met een boerderij en naastgelegen grafheuvels.

Ze geloven vast in reïncarnatie. Daaruit wordt verklaard dat hun krijgers zich zonder enige vrees in de strijd werpen.
Verschillende schrijvers maken melding van vrij lugubere mensenoffers. Tegenover die wreedheid, staat hun verfijnde kunstzinnigheid. Ze maken prachtige sieraden van brons, ijzer, goud en glas. Technisch vernuft is hen niet vreemd. Zij bedenken het spakenwiel met ijzeren hoepel, de graanmolen met twee maalstenen en de dorsvlegel, om maar eens wat te noemen.

Onze streek hoort tot het uitgestrekte woongebied van het Keltenvolk, de Eburonen genaamd. Uit allerlei opgravingen valt af te leiden dat het hoogtepunt van hun cultuur tussen 400 en 100 v.Chr. gezocht moet worden.

Kort voor onze jaartelling komen de Romeinen tot in onze streken. Die doen hier en daar wel pogingen om de plaatselijke bewoners min of meer in hun waarde te laten. Dat lukt zelden. Bijna altijd loopt het toch uit op verwoede veldslagen. De Kelten brengen bij enkele veldslagen soms wel meerdere tienduizenden krijgers op de been. Toch verliezen zij de gevechten steeds weer door een volkomen gebrek aan samenhang en strategie. De Romeinse overheersing kost heel erg veel levens.


Zonder enige vrees en zonder duidelijke strategie werpen Keltische strijders zich op een cohort  goed getrainde Romeinse soldaten.

Hun legendarische opperhoofd Ambiorix lokt in 54 v.Chr. een Romeins legioen in een hinderlaag en vernietigt het. Gaius Julius Caesar neemt wraak door heel het woongebied van de Eburonen te plunderen, plat te branden en alles wat leeft te doden. Harde tijden! Een deel van de stam weet te ontkomen naar naburige streken en keert later als ‘verborgen mensen’ terug.

De Romeinen gaan heel gericht te werk bij het ‘uitroeien’ van de barden, ovaten en druïden. Daarmee wordt het volk beroofd van haar geestelijke en culturele leiders, waardoor de Keltische cultuur in onze streken grotendeels verloren gaat.
Men neemt aan dat in en na de Romeinse tijd de nog aanwezige Kelten zich geleidelijk mengen met Germaanse stammen en met Romeinen die hier na hun diensttijd een bestaan opbouwen.

Op gevoel

Uit allerlei studies blijkt dat mensen die dicht bij de natuur leven, zoals ook de Kelten doen, hun plaatsen van eredienst op gevoel kiezen. Hun gevoel is wel veel verfijnder dan dat van ons, juist doordat ze zo dicht bij de natuur leven en er meer dan wij van afhankelijk zijn. Zij moeten gevoel hebben voor plaatsen in hun omgeving met verhoogde aardenergie. Veel van hun paden en wegen ontstaan door over leylijnen (energiebanen in de aarde) te lopen. Rechtspraak, vieringen en offerfeesten houden ze op kruispunten van leylijnen, dus op energierijke plaatsen. Het blijkt dat er ook in de huidige tijd nog altijd mensen zijn die zich op deze plekken ‘goed’ voelen, vaak zonder te weten waardoor. Het woord leylijn is mogelijk afgeleid van het oud-Engelse ‘leah’, dat de betekenis ‘bescherming’ en ‘luwte’ in zich draagt.

Leylijnen en energierijke plaatsen zijn op te sporen met een wichelroede. Werken met een wichelroede is gebaseerd op het gegeven dat levende wezens, ook mensen, een elektromagnetisch veld hebben. Je kunt dat uitstraling noemen of een aura, maar het is een puur natuurkundig gegeven. Met kirlian-fotografie is een aura zichtbaar te maken.


Kirlianfoto van een mensenhand. Je ziet de ‘uitstraling’.

Loop je met een wichelroede, dan reageert je eigen magnetisme op plaatsen met verhoogde aardenergie, zoals een leylijn of een kruispunt van deze lijnen. Zonder dat je het wilt, slaat de wichelroede uit. Wichelroeden dienen dus niet alleen om wateraders en wellen op te sporen.

Op zoek

Op donderdagavond 25 juli 2013 organiseerde onze heemkundekring een zomeravondwandeling. Die stond in het teken van een zoektocht naar een energierijke plek op de Singelheide.
Vanaf de Eikelenbosch volgen we met een dertigtal deelnemers – allemaal voorzien van een wichelroede – het laarzenpad in de richting van de Broskens op de Singelheide. Jurre Yntema, actief in het hedendaagse druïdisme en ervaren wichelroedeloper, begeleidt ons experiment. Al gauw blijkt dat bijna alle wichelroedes reageren op het pad waar we lopen. Wij bewegen ons blijkbaar over een leylijn. Ook bij een oude eik reageren onze wichelroedes.
Op een bepaald moment draait het pad naar een hooggelegen punt in het landschap. Vanaf hier heeft de wandelaar een heel mooi zicht op het naar alle kanten aflopende land. En uitgerekend hier – waar veel mensen zeggen zich ‘goed’ te voelen! – slaan onze wichelroedes meer dan eerder uit. De natuurkunde wijst uit dat we hier op een bijzondere plek staan. Met de eerder genoemde studies in gedachten, zou je nu de neiging kunnen krijgen om aan te nemen, dat we hier de oude cultusplaats van de Keltische druïden gevonden hebben.
Maar zover gaan wij niet. Wij blijven met twee benen op de grond en beseffen dat we een plek vonden met bijzondere aardenergieën. Wie weet…?! Opgravingen zouden hier best tot verrassende resultaten kunnen leiden. Wij kunnen die vanuit ‘Amalia’ niet in gang zetten.We willen echter wel graag iets doen als een bescheiden ode aan de Kelten.

Boomcirkel

De Kelten hadden een grote verering voor bomen. Vooral de eik sprak hen zeer aan en speelde een grote rol in hun religieuze beleving. Zij zagen de eeuwenoude eiken in de oerbossen van hun leefwereld. De stoere uitstraling van deze reuzen, hun trage maar gestage groei en de hardheid van hun hout zullen daarbij een rol gespeeld hebben.
Het lijkt ons dan ook passend de vroegere bewoners van wat nu ons heem is, te ‘eren’ met het planten van eiken.


Keltisch cirkelvormig monumentje

In de versieringen op de kunstvoorwerpen van oude volken, zoals de Kelten, zien we vaak cirkels terugkeren. De cirkel is een oersymbool. Laat ons dus een aantal eiken planten als een
Keltische boomcirkel. De meest passende plaats voor dit groene monument lijkt ons de energierijke plek van de Broskens, zoals die ons werd gewezen door de wichelroedes en het ‘goede gevoel’ van veel wandelaars. De oude bomen die al heel lang beeldbepalend zijn in dit landschap, blijven hun rol spelen. We geven ze graag een plaats in het plan. Wij streven er naar de nieuwe bomen zó te planten dat de wandelaar ze van op afstand ervaart als een willekeurige boomgroep. Pas wanneer hij in het centrum van de cirkel staat, zal hij de kring van bomen ervaren.
De beleving van het landschap is vanaf deze plaats heel bijzonder. Naar alle kanten loopt het  af. Om die beleving in alle rust te kunnen ervaren, zien wij graag het plaatsen van twee ‘boomstambanken’ zonder rugleuningen. De ene wordt noord-zuid en de andere oost-west geplaatst. De bezoeker kan zich vrij naar de verschillende richtingen oriënteren en genieten van de uitzichten. Een klein paneel informeert de wandelaar. Tot zover ons idee.

Overleg

Amalia zocht contact met de verantwoordelijke van Staatsbosbeheer, dat terreineigenaar is in dit gebied. Marcel Douma is voor ons de aangewezen man. Aan hem hebben we ons plan voorgelegd en overleg gevoerd over de mogelijkheden van uitvoering. De cultuurhistorische dienst van Staatsbosbeheer bekeek onze ideeën ook. Zoals dat in de hiërarchie van de organisatie past, heeft ook de verantwoordelijke beheerder van deze regio zijn oordeel uitgesproken. Alle oordelen waren positief!
In gezamenlijkheid kunnen we ons prachtige natuurgebied van de Broskens verrijken met een ‘Ode aan de Kelten’ en met een speciale belevingsplek voor de wandelaar die hier geniet en energie opdoet.

Heemkundekring ‘Amalia van Solms’
Baarle-Hertog-Nassau,
November 2013

Scroll naar boven