Riet van Laarhoven


Aon de praot mee….Riet van Laarhoven

“Ik ben heel gelukkig mee mijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. We hebben een héél goei gezin. Tot op heden!”

ANDRÉ MOORS

Riet  van Laarhoven, geen twijfel aan, is een uitermate vriendelijke, gezellige  vrouw. Altijd goed gemutst en in voor een praatje. Een paar maanden geleden is ze 87 geworden. Het is haar bepaald niet aan te zien. Ze woont al vele jaren in haar huis aan de Pastoor Van Herdegomstraat in Baarle. Kende in haar leven hoogte- maar ook dieptepunten. Dieptepunten waren het overlijden van twee van haar kinderen en haar man. Een dochtertje werd dood geboren en een zoontje overleed toen hij drie maanden oud was.  Haar man Wim overleed in 1978. Nog altijd brandt er een kaarsje op een tafeltje met daarop een foto van haar man.
Gelukkig maakte Riet ook hoogtepunten mee. Hét hoogtepunt? Haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. In totaal 40 personen! Ze kent ze allemaal van naam. Wanneer ze jarig zijn? Geen probleem. Riet hoeft geen seconde na te denken en noemt alle geboortedata. Nou vooruit, de geboortemaanden van de laatste drie kleinkinderen gooit ze wel eens een beetje door elkaar. Een van haar kleindochters is in verwachting. Riet ziet al weer uit naar de geboorte van haar 18e achterkleinkind!
Uiteraard gaat deze ‘Aon de praot mee- aflevering’ niet alleen over haar gezin. Zo staan we ook stil bij haar jeugd en de tijd dat ze op de Loswal in Baarle met haar man uitbaatster was van een friteszaak.
Ik wens u veel leesplezier.

Wie is Riet van Laarhoven

Riet wordt geboren op 5 november 1925 in Kaatsheuvel. Haar vader Walter de Graaf en haar moeder Lucia Gillis krijgen acht kinderen, zeven meisjes en een jongen. Vader Walter de Graaf wordt geboren op 2 april 1885 in Kaatsheuvel. Gedurende zijn arbeidzame leven is hij in dat dorp veekoopman en boer. 
Moeder Lucia Gillis ziet het levenslicht in Gilze op 1 maart 1888. De ouders van Riet trouwen op  3 september 1918. 
Vader overlijdt in Kaatsheuvel op 30 oktober 1956. Moeder overlijdt op 14 januari 1972 in Den Bosch.

Drie jaar na de ontmoeting met de liefde van haar leven, Wim van Laarhoven, trouwt Riet met hem op 6 juli 1948. Weer drie jaar later verhuizen ze naar Baarle-Hertog. Wim gaat er werken bij de meelhandel van de molenaarsfamilie van Juul en Victor Loots. Eerst woont het gezin van Riet en Wim op de Turnhoutseweg, in een huis tegenover de kapel. Korte tijd later verhuizen ze naar de Molenstraat in Baarle, in 1962 naar de Pastoor Van Herdegomstraat. Al heel snel na de indiensttreding bij de meelhandel krijgt Wim zware rugklachten en wordt hij arbeidsongeschikt. Dan breken (financieel gezien) zware tijden aan. Ze komen er weer helemaal boven op als ze in 1966 beginnen met de uitbating van een friteszaak op de Loswal.
Vanaf 23 september 1978 staat Riet er voortaan alleen voor als Wim overlijdt. Volgens Riet rookte hij heel veel en overleed hij aan longkanker. Gelukkig heeft ze dan, tot op de dag van vandaag, heel veel steun aan haar zes kinderen en zes aangetrouwde kinderen. En héél gelukkig is ze met haar zeventien kleinkinderen en zeventien achterkleinkinderen.  
 

De jeugdherinneringen van Riet     
  
Riet, geboren op 5 november 1925, groeit op in de boerderij van haar ouders. Deze boerderij lag in het centrum van Kaatsheuvel, slechts op een paar honderd meter van de kerk. Bij de boerderij lag ook hun weiland. Volgens Riet kon dat in die tijd nog omdat er zoveel ruimte was in de kom van het dorp.
“Papa had een knecht en mama had hulp in het huishouden. Er waren bij ons thuis acht kinderen, zeuven meisjes en ene jongen. Ik werd als zesde kind geboren. We hadden ’t thuis héél goed. Tijdens de oorlogsjaren zijn we nooit iets tekort gekomen. Oh nee, mama maakte zelf boter en kaas, we hadden volop melk en groenten en aardappels uit onze eigen tuin. Mama bakte zelf brood. Papa had daarvoor unne grote oven in de schuur gezet. Niks gin honger gehad, echt nie. Alle kinderen moesten thuis meehelpen bij het huishoudelijk werk en op den akker. Vanaf dat we opstonden tot dat we naor bed gingen. Een zusje was verpleegkundige. Twee zusjes waren coupeuses. Die hoefden niet mee te helpen, maar die waren altijd aan het naaien voor dames en voor kinderen uit het dorp. Ons Diny zat op kantoor maar die moest thuis ook meehelpen bij het melken. Da vond ze niet zo leuk, ze liet iedere keer den emmer vallen. Voor ik naar kostschool ging in Reusel en later toen ik op kantoor zat in Waalwijk, moest ik ook altijd  melken. We han zo’n vijftien tot twintig koeien. Papa had mij melken geleerd. Het viel in het begin niet mee. Ge gingt dan aon de rechtse kant van de koei op een krukske zitten mee den emmer tussen je benen. Ge waart nog jong, dus het viel nie mee om den emmer recht te houden. Als er een paar liter elk in zat, zette je de emmer op het gras. En maar mee die twee spenen werken. Als die zo goed als leeg waren, begon je aon de andere twee spenen. En dan nog een keer controleren of die vier spenen goed leeg waren en goed afwassen en ontsmetten.”

Ik vraag Riet of ze wel eens van de door haar gemolken melk dronk. Een beetje fel: “Nooit, nooit! Ik heb ook nooit eigen gemaakte kaas of boter gegeten. Da mos ik nie, nee, daar gaf ik niks om. Trouwens ik drink tot op den dag van vandaag gin melk. Ik vond en vind da nog altij heel vies. Echt waar. In de zomermaanden als het graan werd afgedaan, moesten we ook meehelpen. In november en december moesten we tollen uit de grond trekken. Nou, dan had je wel eens bevroren handen, zo koud kos het zijn. Protesteren was er nie bij, Oh nee!            ’s Avonds moest papa wel eens naar een koe gaan kijken. We zaten dan allemaal binnen en dan zeet ie: gif mijn klompen eens aan, al heel gauw gevolgd door, niet allemaal tegelijk. Hij noemde dan ginne naam. Maar iemand van ons dee dat dan wel. Ik mag nie zeggen da papa onnoemelijk streng was. Ik kan nie zeggen dat ik ooit een tik heb gehad. Maar, zoals papa zee, zo gebeurde het. De sfeer bij ons thuis was gewoon goed. We konden allemaal goed mee mekaor opschieten.”

Kilometers op de step

De vader van Riet was naast boer ook veekoopman. Ook in dat kader werden kinderen van hem wel eens ingeschakeld, zo blijkt.
“Als papa een koe bij een boer had gekocht, moesten wij als kinderen dat geld, som drie- of vierduizend gulden, naar dieë boer brengen. Mijn broertje Sjaak en ik hebben dat menige keren gedaan. We gingen dan samen op de step naar dieë boer. Mama vond dat maar niks. Maar papa zei, van de kinderen pakken ze da geld niet af, van mij wel. Wij stepten dan, mijn broer aan de ene kant van de step en ik aan de andere kant. Onderweg draaiden we dan om omdat da ene been moe werd. Wat onze Sjaak en ik ook wel eens deden was steppen naar de Maas, net boven Waalwijk. Da was toch tien of twaalf kilometer ver. Daar staken we dan mee een pont de Maas over. We bleven er even en gingen dan weer mee de volgende pont terug. We hoefden van dieë goeie pontwachter nooit te betalen. Trouwens, we han ook gin geld bij.”

Haar lagere schooltijd

Op de lagere school was Riet geen hoogvlieger, zegt ze. Het onderwijs werd er gegeven door nonnen.
“Ik kos un bietje goed leren. Rekenen dee ik heel gère. Op un gegeven moment kregen we zelfs les in het Frans. Op een van de eerste bladzijden in da Frans leerboek stond de naam van unne jongen. Ik sprak da uit als ‘Pierre’. Helemaal verkeerd natuurlijk! Ik heb op school unne keer strafwerk gehad omdat ik te laat was gekomen. Ik moest toen vijfhonderd strafregels schrijven. Ik ging naar huis en word onderweg in mijn hand gebeten door een paard da voor de kar stond van unne bakker. Omdat ik toen nie goed kon schrijven, hee ons Diny voor mij die strafregels geschreven.
Op school kattenkwaod uithalen deeën we nie. Wel buiten schooltijd, belleke trekken en zo. Tussen da belleke stopten we wel eens un houtje zodat die bel bleef bellen!”

Op kostschool bij de nonnen in Reusel

Na de lagere school vertrekt Riet naar Reusel om daar bij de nonnen op kostschool te gaan. Een nichtje van Riet was er non. Vandaar de keuze om in Reusel op kostschool te gaan. Riet was niet de enige van het gezin. Al haar zusjes en haar broer Sjaak gingen naar Reusel. Haar broer overigens bij de paters aan de overkant. De twee kloosters stonden volgens Riet bij de kerk.
Riet: “Heel veel kinderen, ook van andere gezinnen, gingen in dieë tijd naar kostschool. Ik volgde er de Mulo. Je was er un hele lange tijd zonder naar huis te mogen. Van 1 september tot 23 december zat je daar onafgebroken. In die periode kreeg je éne keer bezoek van je ouders. De eerste veertien dagen had ik heel veul heimwee. Ze moesten dan niet over paps of mams praten. Iedere woensdagmiddag gingen we wandelen. Ik heb toen wel door mij geschreven brieven stiekem gegeven aan een van de meisjes die extern waren, die dus gewoon van thuis uit naar school gingen. Zij deed de brieven op de post en bij dat meisje liet ik mijn post ook weer aankomen. Ik deed dat omdat ‘Eerwaarde Moeder’ alle brieven las voor die door de meisjes vanaf de kostschool verstuurd werden of daar aankwamen. Echt waar! Het is te gek voor woorden! Wat schrijven pap en mama nou toch!
We moesten er ook uniformkes dragen. We sliepen mee heel veel meisjes op un grote zaal. Iedereen had een kleine eigen ruimte mee ’n gordijntje er voor. Ik denk da we om tien ure op bed lagen. ’s Morgens om half zeven er uit. Eerst achter ’t gordijntje wassen en aankleden en dan naar de kapel. Eén keer per week mochten we in bad of onder de douche.
Seksuele voorlichting hebben we nooit gehad. Nent. Wè is da nou toch jongen? Maar ik moet ook eerlijk zeggen, er is nooit iets geks gebeurd. Nooit. Wat we niet mochten was met z’n tweeën over de speelplaats wandelen. We moesten altijd met z’n drieën zijn. Die nonnen dachten dan dat er minder snel over iemand geroddeld zou worden of over sexualiteit gesproken zou worden.”

Riet gaat werken voor weinig geld

Als Riet in Reusel haar Mulo-diploma heeft gehaald, gaat ze weer terug naar huis. Ze gaat werken in Waalwijk bij verzekeringskantoor Timmermans. In Reusel behaalt ze ook nog diploma’s voor steno, typen, handelscorrespondentie, boekhouden. Het diploma vestigingswet behaalt ze in de avonduren. Op dat verzekeringskantoor in Waalwijk verdient ze zes gulden per week.
“Onze papa vond dat veel te weinig. Toen hij van de veemarkt in Den Bosch kwam, zette hij zijn grote veewagen voor dat kantoor. Hij op zijn klompen en met een marktschort aan naar binnen. Papa zei tegen de portier dat hij de directeur wilde spreken. Toen papa bekend maakte wie hij was, mocht hij binnenkomen en de directeur spreken. Papa zei tegen hem, je hebt een probleem. Hier werken twee van mijn dochters. Eentje, ons Riet, mét diploma’s en eentje die twee jaar ouder is zónder diploma’s. En ons Riet verdient veul minder. Nou, zee de directeur, wij betalen uit gezien de leeftijd, niet vanwege behaalde diploma’s. Nou zee onze papa, het is goed dat ik da weet. Ik rij nu naar huis en ga achtermekaar ons ma halen, want zij is er zestig! Maar het hielp allemaal nie, ik kreeg nie meer betaald en toen moest ik van papa thuis gaan werken want zei hij, daor kun je meer verdienen voor mama.”

Corrie Moonen, vriendin voor het leven

Heel positief en blij is Riet over het feit dat ze op dat kantoor haar hartsvriendin Corrie Moonen heeft leren kennen. Corrie woonde toen in Waalwijk. Tot op de dag van vandaag is ze nog steeds bevriend met Corrie.
 “Zal ik jou eens iets vertellen, ssst, tegen niemand zeggen, toen ik later onze pa, onze Wim leerde kennen, heb ik hem door Corrie en haar ouders laten keuren. Ik had natuurlijk niks tegen Wim gezee. Nou, ze vonden hem geweldig. Ze zeiden, die motte aanhouwen! Zal ik jou nog eens iets vertellen. Toen Corrie bevriend was het haar latere man Leo en ik met onze Wim, gingen we met z’n vieren regelmatig dansen in Waalwijk. Leo die ook in Kaatsheuvel woonde, nam dan mij mee op zijne fiets van Kaatsheuvel naar Waalwijk. Veur op de stang van zijne fiets! Jaloezie? Nee, dè kenden wij nie.”   

Als Riet afscheid neemt van het kantoor in Waalwijk, krijgt ze via een kennis werk aangeboden in een kruidenierswinkel in Wijbosch bij Schijndel.
“Oh zee papa toen, ons Riet heb je voor de kost! Ik vond da héél erg da hij zo praatte. Enfin, ik ben er gaan werken en kreeg er gratis kost en inwoning en drie gulden per week traktement. En die drie gulden gaf ik thuis nog af ook! Ik werkte er heel graag. Alle groenten en zo moest ik afwegen. Soms stond er wel twaalf man in de winkel. Ik vond het zó leuk dat ik het zo druk had. Ook tussen de middag hield ik de winkel open. Om de paar weken ging ik een weekend naar huis,” aldus Riet. 

Riet wordt verliefd op Wim

Als Riet negentien jaar is en ze in de kruidenierswinkel in Wijbosch werkt, leert ze haar toekomstige man Wim van Laarhoven kennen.
“Wim was vertegenwoordiger en kwam ook bij ons in de winkel spullen leveren. Mensen zeiden toen in de winkel tegen mij, den dieë hee ’n oogske op jou! Maar ik zei, die mot ik nie! Enfin, we zouden mee een heel stel vriendinnen Schijndelse kermis gaan vieren. Wim was dat aan de weet gekomen en kwam ook naar de kermis. We gingen in een grote hal dansen, van kousenfabriek Jansen de Wit. Op een afgesproken uur zou hij er ook zijn. Maar hij kwam maar nie, hij was veul te laat. Ineens zag ik hem aankomen. Omdat ie te laat was, heb ik hem in eerste instantie genegeerd en bleef maar wa dansen. Och èrm! Nou, toen is het toch vriendschap geworden. Meer nie. We zagen mekaar nie veul. Na een paar maanden ging de vriendschap over in liefde. Toen heb ik hem ook pas voor het eerst gekust. Seks voor het huwelijk? Wat is da? Nooit van gehoord! Ik weet wel, vlak veur wij trouwden zee iemand tegen mij, dan hedde gij unne kat in de zak gekocht! Kos me niks schelen. Ik hield van hem. Klaar. Meer vrijers heb ik eigenlijk nie gehad. Wocht, ik heb veur Wim heel eventjes een vriendje gehad en die vroeg om een kusje. Ik zeg, da is nergens voor nodig!
Toen wij voor ons trouwen naar de pastoor gingen, wier ons ’n bietje wijs gemaakt. Stelde niks voor. We hebben het allemaal zelf moeten uitdokteren. Maar enfin, toen we nog niet getrouwd waren gingen we af en toe naar de film. Dè kostte toen ene gulden. Maar daar maakte ik sunde van, want ik zat altij te slapen! Alles bij elkaar hebben we drie jaar verkering gehad.
Ondertussen was ik gaan werken op het kantoor van schoenfabrikant De Graaf in Waalwijk. We zagen elkaar in die tijd iedere week. Wim woonde toen trouwens in Boxtel. Kwam altijd mee zijne fiets van Boxtel naar Kaatsheuvel gereeën. Toen ik onze pa toestemming vroeg om te trouwen, kreeg ik die nie. Hij vond mij nog veel te jong. Toen mee ons moeder gepraat en onze pa mee ons moeder. Op ene dag was onze pa denk ik goed geluimd en toen kreeg ik wel toestemming. Maar witte wat ie zei? Dat ze dan maar trouwt ook! Ik vond da zó erg. Ik heb toen ’s nachts in mijn bed liggen schreeuwen. Later heb ik het er mee onze pa nog over gehad. Hij zei toen, ja maar Riet, ge kent mij toch.”

Verhuizing naar Baarle-Hertog

Op 6 juli 1948 trouwen Riet en Wim. Ook haar zus Toos trouwt op die dag. Riet en Wim gaan na hun huwelijk wonen in Boxtel. Wim blijft er nog drie jaar werken als vertegenwoordiger, Riet is er huisvrouw. Riet en Wim veronderstelden dat ze geen kinderen konden krijgen. Mede daarom namen ze gedurende een half jaar een Frans meisje dat ondervoed was in huis.
“Op een gegeven moment was ik in verwachting en ik krijg een miskraam. Dat Franse meisje was toen nog bij ons. Na een half jaar, toen dat meisje weer terugging naar Frankrijk, heb ik enorm moeten schreeuwen. Twee jaar na ons trouwen wordt toch ons eerste kindje, onze Antoon geboren,” aldus Riet.
Na drie jaar huwelijk verhuist het gezinnetje van Wim en Riet op 6 juli 1951 naar Baarle-Hertog. Wim krijgt er namelijk werk aangeboden bij de gebroeders Victor en Juul Loots, molenaars in Baarle. Die waren getrouwd met twee zusjes van Riet, Annie en Diny. Het eerste halfjaar woont het gezin van Riet en Wim in een huisje tegenover de kapel op de Turnhoutseweg. Daarna in een huis in de Molenstraat en vanaf 23 juli 1962 in de Pastoor Van Herdegomstraat. 
Wim is in de molen van Loots belast met zwaar werk. Hij moet er zakken meel sjouwen. Al heel snel krijgt hij enorme last van zijn rug, een zware hernia. Zijn linkervoet kan hij niet meer bewegen en zijn linkerbeen zit voortaan in een beugel. Korte tijd later gebeurt het onvermijdelijke, Wim wordt afgekeurd.
Riet: “We hebben toen heel, heel zuinig moeten leven. Via via zijn we toen als gezin begonnen met het verkopen en bezorgen van weekblaadjes. Ik deed de boekhouding. Onze pa was bevriend mee Fons Cornelissen en die zorgde er voor dat onze Wim bij de Philips in Turnhout kon gaan werken, maar onze pa kon het helaas nie volhouden. En toen kwam Fons Cornelissen weer met een heel goed idee: als jullie eens een friteszaak beginnen. Dat is korte tijd later ook zo gebeurd aan de Loswal in Baol.”       

Grote vreugde en grote droefenis

Terug naar de geboorte van de kinderen. Na Antoon en Walter die het levenslicht zien in Boxtel, komt in Baarle-Hertog Mieke ter wereld, daarna Pietje. Riet was bij die laatste bevalling enorm vermoeid, want die had vijf dagen geduurd.
Riet: “Pietje bleek een heel zwaar hartpatiëntje te zijn. Hij is maar drie maanden geworden. Liza Koyen was bij de geboorte bij ons in huis. Onze pa had al gauw gezien dat er iets nie goed was. Ik vroeg toen aan dokter Govaerts: wat is er mee ons Pietje? Hij zei toen niks. De tiende dag na de geboorte vertelde den dokter da Pietje een zwaar hartpatiëntje was. En, zei hij, ik hoop nie dat u er bij uitkomt als Pietje al is overleden. Ik heb toen gebid dat wij er bij zijn overlijden bij zouden zijn. ’s Nachts moest ik mee de kinderwagen die naast ons bed stond rijden, want hij mocht nie huilen. Hij had heel veel pijn. Toen hij gestorven is, wij waren er bij, vonden wij da héél erg. Maar het was toch unne grote weldaad. Daarna ben ik nog verschillende keren bevallen. Witte wat het is, we deeën niks aan planning. Als er een kiendje kwam, dan was da goed. De pastoor hee ons nooit hoeven aan te sporen. Bij ons kwamen ze jaar op jaar.”

Na Pietje wordt dochter Lucy geboren, dan zoon Wim. Dan wordt er een meisje dood geboren. Riet: “Vóór die bevalling was ik heel moe. Kon nauwelijks slapen, staan of liggen. Op un gegeven moment zeg ik tegen onze pa die toen trouwens met zijn been in het gips zat, haal maar gerust Liza Koyen of dokter Govaerts. Liza Koyen kwam en zei tegen onze pa dat hij ons bed naar beneden moest doen. Toen ik even naar de wc ging, brak het water. Ik ben toen meteen naar het Moederhuis in de Korte Begijnenstraat in Turnhout gebracht. De nonnekes zeiden toen daar, we zullen eerst de moeder berechten (bedienen). Dokter Govaerts die er ook bij was zei toen, berechten, berechten, we zullen proberen de moeder te redden! Mijne man mocht nie bij de bevalling zijn. Toen het kindje er was, heb ik het niet mogen zien. Héél erg. Ik lag op een kamer met twee andere moederkes. Die han ’n kiendje, ikke nie. Naderhand hebben wij Maria-opdracht moeten doen, het kiendje zo gezegd opdragen aan Maria, maar dan wel zónder kiendje. Ik mocht mee de taxi naar huis en ik dee niks als schreeuwen. Toen vroeg de taxichauffeur, hebt u uw kindje in de couveuse achter moeten laten mevrouw? Toen begon ik nog veul harder te schreeuwen. Thuis aangekomen maakte onze pa de voordeur open mee vijf kiendjes achter hem. En de taxichauffeur zei: oh wat hebt u toch een mooi gezin. En ik zei toen, ondertussen nog harder schreeuwend, maar het laatste kiendje had ik er ook bij willen hebben. Het kiendje is begraven op ongewijde grond in de Kwakkelstraat in Turnhout. In unne boek daar is da wel te lezen, maar we weten niet waor het kiendje ligt. Te gek voor woorden, nie dan?
Als laatste kindje wordt ons Marijke geboren. Ik ben héél gelukkig mee mijn kinderen. We hebben een héél goei gezin. Maar ik zeg wel altijd: tot op heden!” 

De friteskraam op de Loswal

Zoals hiervoor vermeld, het idee om een friteskraam te beginnen kwam van Fons Cornelissen. Een zwager van Riet had dat ook wel eens gezegd. Probleem was natuurlijk een goede friteswagen te kopen en een goede standplaats te vinden. Fons Cornelissen bood in die tijd zelfs aan om twee kamers in zijn woning aan de Chaamseweg daarvoor te gebruiken.
Riet: “Ik zeg tegen onze pa, dat is een geweldig aanbod van Fons, maar da kan nie. Het gezin van Fons heeft dan veel te veel overlast. Daags daarna zijn we naar Fons en Liza gegaan en hebben we hen bedankt voor het geweldige aanbod. En wa deed Fons? Hij wist in Lille in Bels ene friteswaogen staan, die den eigenaar van de hand wilde doen. Het was unne hele ouwe. Ginne tweedehandse, misschien wel unne tiendehandse! Het was ene tweepans wagen, ginne koeling er in, ginne stroom. Sooi Adriaansen en Kees van Beek zijn dieë wagen gaan halen. Ze hebben hem hier neffe het huis gezet. Toen hee Fons Cornelissen de stroom gemaakt, Gust van de Lisdonk het loodgieterswerk, Jan de Rooy het timmerwerk en Harrie Couwenberg het schilderwerk. Kolenboer Jaon Bruurs van Loveren had op de Loswal veul grond die hij huurde van de Spoorwegen. Wij mochten van hem de friteswagen op zijne grond zetten. Op 30 april 1966 zijn we er begonnen mee de verkoop. ’s Avonds kwam onze pa mee het eerste briefke van honderd gulden thuis. We wisten nie wa we zagen! Die honderd gulden hadden wij al kunnen wisselen, da was een groot kapitaal. Wat waren we toch gelukkig. Al gauw na 30 april 1966 moesten we bij de Spoorwegen komen in Utrecht. Wat bleek, wij moesten toen voortaan heel veul huur gaan betalen voor da klein stukske grond. Veul meer als Jaon Bruurs voor heel de Loswal. De kroketten en dergelijke en de frites maakten wij trouwens thuis klaar. Later hebben we in de garage een bedrijfskeuken gemaakt.  
Maar enfin, al heel gauw waren er klanten die vroegen om frites mee stoofvlees. Ik zeg, die hebben we nie. Ja maar Rietje toch, daor motte gij mee beginnen, zeiden ze. Onze pa die wou nie zo. Maar ik zei, pa, ge kunt doen wè ge wilt, ge gaat bij Frans Bruurs ene kilo stoofvlees halen. Nou we zijn dus mee unne kilo begonnen. Na virtien dagen zee ik al tegen onze pa, de wagen is te klein, wij moeten uitbreiden. Na wikken en wegen hebben we toen bij de Meeuw in Oirschot zelfs unne nieuwe wagen gekocht. Een jaar later werd ie geplatst. Toen kwam er net een buurjongeske langs van un jaar of vijf, zes en vroeg: ‘Riiieeet’, hedde gij die wel betaold?”

Als er eens unne keer ruzie was voor de friettent, sprong ik er tussen. Ik zei dan, gij die kant uit en gij die kant. Dan was ik mans jongen! En als ik ’s nachts om drie, vier uur naar huis kwam van de friteszaak, belde ik onze pa op en die zette dan een bakske koffie. Dan kletsten we samen nog wa, dronken ook nog een glaske wijn, maakten de kas op en rookten samen een sigaretje.”
Door die friteszaak komt het gezin van Riet en Wim er financieel gezien weer helemaal bovenop. Het werk werd echter voor Riet maar vooral voor haar man te zwaar. Daarom neemt op 1 januari 1973 zoon Walter de zaak over en bouwt dan op de Loswal een grote snackbar. Op 1 januari 1981 neemt zijn broer Wim de zaak over. Het blijft goed gaan tot 5 maart 2009 maar dan wordt het faillissement uitgesproken. Riet: “Dat kwam als een donderslag bij heldere hemel en ik vond dat héél erg. Achteraf bleek dat de boekhouder van onze Wim in het hele gebeuren een kwalijke rol had gespeeld.”  

Hedendaagse bezigheden

Riet verveelt zich geen moment. Ze puzzelt graag, doet aan handwerken en legt graag een kaartje, leest een boekje, buurt graag en kijkt televisie. Ook zit ze in het bestuur van de Christelijke Mutualiteit. Al 26 jaar zit ze in het bestuur van OKRA (Bejaardenbond). Is ook lid van de Ziekenzorg. Ze ging ook verschillende keren op vakantie, bijvoorbeeld naar Rome, Venetië, Spanje en Londen. Vooral van de korte vakanties met haar hele gezin en aanhang geniet Riet nog steeds met volle teugen als ze daar aan terugdenkt. Ook is ze lid van onze Heemkundekring en is ook regelmatig deelnemer aan activiteiten. “Hartstikke leuk. Wa doen jullie er toch allemaal veel voor. Fantastisch. Jammer genoeg kan ik niet meer overal aan mee doen. Zoals die tentoonstelling over Loveren, ik heb wel zo’n spijt dat ik die nie gezien heb,” aldus Riet.
Ofschoon Riet volgens haar zeggen niet meer zo vlug is als vroeger, is ze best nog wel tevreden over haar gezondheid. Ze is nog heel helder van geest. Haar geheugen laat haar absoluut niet in de steek.
“Als de kinderen, klein- en achterkleinkinderen jarig zijn en ik word uitgenodigd, ga ik er naar toe. En ze krijgen altijd een enveloppe. Als ik niet meer kan geven hoop ik dat ik het jaar kan uitdoen, zodat ze allemaal nog aan de beurt zijn geweest. Ja André, zoals me nou voel zou ik wel honderd willen worden, maar ik hoop wel dat ik niet ten laste kom van de kinderen. Ik geniet nog altijd van het leven. Ik hoop dat ik in den hemel kom, tenminste als er die ene is wat ze ons toch altij hebben wijsgemaakt.”  
   
Afscheid

Beste Riet, het was een buitengewoon genoegen om met jou ‘aon de praot te zijn’. Namens alle leden van Amalia spreek ik de hoop uit dat je nog heel lang bij je gezin, je grote achterban en in ons midden mag zijn. Van jouw openheid, opgewektheid en vitaliteit willen wij nog heel lang genieten!
Het gaat je goed!

Riet is op 20 april 2016 overleden

Scroll naar boven