Reisverslag Antoon (8)

Image

Weer onderweg ( 8 )

Wie had er nou ooit kunnen bedenken dat ik me zwaar bedonderd zou voelen, dat ik in een hutspot van mensen en namen zou belanden, dat ik het allerlaatste bed van de stad weet te bemachtigen, dat ik diep in Frankrijk maatschappelijk werk loopt te verrichten, dat ik met het zicht op de Pyreneeën nu een beetje ga afremmen, dat ik nog eens te maken zou krijgen met “Bohodiguetra kukuxla”, ( sorry, wat dat is weet ik ook niet!) en dat kippen voor mij het veld moesten ruimen. En toch gebeurt dat allemaal.

Complet!

Dat caravannetje daar in Miradoux was een goed plekje. Ik heb er goed kunnen slapen. Op de momenten dat ik wakker was – ik moet er wel eens even uit! – zong de nachtegaal en maakten kikkers en padden de landelijke sfeer compleet. Het is woensdag 9 – 5. De dag begint bewolkt, maar wordt steeds zonniger en het blijft redelijk fris. Echt een dag om weer eens goed op te schieten. En toch lukt dat niet echt. Ik kom niet goed in mijn ritme. Het heeft – vrees ik – te maken met die minimale Franse ontbijtjes. Een paar stukjes stokbrood met wat jam; daar kun je toch geen kilometers op maken! In Lectoure neem ik een stevig “menu pélérin” en dat helpt.
Ik wil vandaag graag naar Condom-sur-Blaise. Op affiches zag ik dat die stad komend weekend een groot jazz-festival heeft. Je kunt er dus beter maar op tijd voorbij zijn.
Inderdaad, de hele stad ligt overhoop. Overal worden podia en andere voorzieningen gebouwd. Het is geen doen – en ik ben er trouwens te moe voor – om een aantal geblokkeerde straten te doorkruisen op zoek naar logement. Ik zie een bord “Hotel”en schiet naar binnen. “Helaas meneer, ons hotel is “complet”. Ik heb alleen nog één kamer voor u”. Ja, u raadt het meteen: de duurste. Ik meen een valse grijns te zien op het gezicht van die kerel en heb sterk het gevoel dat hij me bedondert.
Deze oude marktenstad van Keltische oorsprong is het bezoeken meer dan waard. Ik deed dat vorig jaar nog tijdens een vakantie. Nu kan ik volstaan met een bezoek aan de indrukwekkende St. Pieterskathedraal en de prachtig met gotische bogen overdekte marktgalerij.
De donderdag ( 10-5) begint “pijnlijk”. Ik moet afrekenen. Ik kan het niet laten op te merken dat de meeste sleutels op zijn sleutelbord onaangeroerd hangen en dat er maar drie mensen in de ontbijtzaal zitten. Ik krijg als antwoord weer die grijns van gisteren. Man doe er je voordeel mee, denk ik.

Werkmansmenu

Het is lekker wandelweer en ik kan het zo uitkienen dat ik rond het middaguur in Gondrin ben. Daar eet ik een hap. Ik kom terecht in een echt werkmansrestaurant. Franse werklui houden een lange middagpauze. Als het even kan gaan ze uitgebreid eten in een restaurant. Sommige horecabedrijven spelen daar helemaal op in. In zo’n etablissement val ik binnen. Geweldig. “U wilt eten, meneer?”. “Ja graag”. “Schuift U daar maar aan”. Aan een van de tafels is een stoel vrij. Je zegt je tafelgenoten gedag en vóór je goed en wel zit, staat er een bord soep voor je neus. Bestellen hoeft niet. Je eet het werkmansmenu van de dag. En dat is compleet: soep, tussengerecht, hoofdgerecht, kaas, dessert. Een eenvoudige slobberwijn hoort er gewoon bij. De gesprekken zijn zo’n hutspot dat je er niet veel van kunt volgen. Maar het is wel een leuke ervaring om dit zo eens te beleven.

Namenpuzzel

Dezer dagen zie ik regelmatig reclameborden waarop “Armagnac” te koop wordt aangeboden. De streek blijkt ook “Armagnac” te heten en ik zie een richtingbord naar het dorpje dat “Armagnac” heet. Dan noemen ze dit gebied ook nog “Gers”\. Nou, schudt het maar in een pannetje en kijk maar wat u er van kunt brouwen. In de Armagnac-streek brouwen ze een drankje dat een jaar of twaalf moet liggen voordat het op kwaliteit is. Het is een soort cognac, maar ze mogen het zo niet noemen. Armagnac dus. Kost een paar centen, want liggen is niet gratis. ( dat heb ik in dat dure hotel ook gemerkt!) Ik overnacht in Lauze.

Laatste bed

Op vrijdag (11-5) passeer ik Nogaro. Hier ben ik ook weer mooi op tijd weg, want het komende weekend schijnen er autoraces te zijn. Die drukte hoef ik niet. Ik ga door naar Aire-sur-Adour en dat wordt een stevige étappe. Om zes uur wandel ik het leuke, bedrijvige en toeristische stadje binnen. Het wemelt er van pelgrims. Enkelen verwijzen me naar een hotel waar ook een gîte aan verbonden is. De beheerder moest eerst even de bedden gaan tellen, dan de namenlijst nalopen en ontdekt, dat dat ene bed op een soort overloop nog vrij is. Ik kan weer slapen. Aan de andere kant van die overloop slaapt een echtpaar.
In tegenstelling tot wat ik eerder schreef: gîtes zijn leuk! Het is echt gezellig om in de verblijfsruimte al die andere mensen te ontmoeten. Jammer dat je er ook moet slapen!

Maïsveld

Wie denkt dat ze alleen op de Brabantse zandgronden maïs kunnen verbouwen, heeft het mis. Op zaterdag (12-5) loop ik de hele voormiddag door bijna vlak land met onafzienbare grote akkers waarop de boeren druk in de weer zijn hun maís te zaaien, of waar die juist aan het opkomen is. Soms staan er regeninstallaties op zo’n akker die via een ingewikkelde constructie in een kwartcirkel over de akker draaien en een bereik hebben van vele honderden meters.
Later op de middag – ik nader mijn halteplaats Arzacq-Arraziguët – komt ,juist als ik zijn boerderij passeer, de boer thuis met zijn tractor. Hij heeft ook maís gezaaid.
Heel nadrukkelijk geeft hij me een teken even te wachten. Hij zou het geweldig op prijs stellen als ik met hem een wijntje zou willen drinken. Ja, waarom niet. De erfhond wordt tot rust gemaand en wij naar binnen.

Bang

Het oude huis heeft geen modernisering meegemaakt. De grote open schouw is er nog met het ijzeren deurtje van de bakoven.
Binnen de kortste keren staan er twee glazen wijn op tafel. De man – bijna even ver in de zestig als ik – laat er geen gras over groeien. Hij heeft behoefte aan een praatje want hij voelt zich eenzaam en bang. Hij spreekt geen fraai Frans, maar het gekke is dat op zulke momenten de taal geen barriere vormt. Ja, vertelt hij, hij zit hier al een tijdje alleen, probeert zijn werk te doen, maar is er met zijn gedachten niet bij, want die zijn bij zijn vrouw. Ze ligt ver weg in het ziekenhuis en hij betwijfelt of de dokters nog raad weten met haar ernstige vorm van diabetes. Hij heeft het er zichtbaar moeilijk mee.
Nu heb ik enige ervaring met ziekten in de allernaaste omgeving. Daar vertel ik hem een en ander van. Vooral hoe wij probeerden daar mee om te gaan. Hoe ik na ziekte en overlijden toch een “contente mens” kan zijn. Hij huilt. Hoe is het mogelijk!? Hij vindt het prachtig en voelt zich gesterkt en toch zegt hij: “Maar ik ben toch bang!” Ik vertel hem dat ik van tijd tot tijd kaarsen opsteek voor de wensen van een aantal goede mensen. Hij mag er zeker van zijn dat hij en zijn vrouw voortaan elke keer in mijn gedachten zullen zijn. Hij staat op, richt zich naar het Mariabeeldje op de schouw, slaat een kruisteken en zegt:”Merci”.
Ik heb er meer dan een uur gezeten. Er kwamen dus ook nog andere onderwerpen aan de orde. Zijn familie bijvoorbeeld. Nee, vrolijk kon hij daar niet over zijn. Geen kinderen, twee broers jong overleden, grootvader omgekomen in W.O. 1 en zijn vader stierf in krijgsgevangenschap in W.O.2. Hij houdt er naast de bitterheid een kistje vol eretekens aan over.
Gelachen hebben we ook! Toen ik weer opstapte kreeg hij mijn stok in het oog. We hebben samen de Radetzkimars fluitend over het erf gemarcheerd. De handdruk bij het echte “au revoir” was héél menens.
Omdat de étappe niet al te lang is, ben ik toch nog om half vijf in Arzacq.

Afremmen

Vandaag ( zondag 13 – 5) doe ik het rustig aan. Dit houdt in dat ik de gewone weg loop en een vrij korte etappe maak. Meer als 25 km. zal het niet zijn naar Athez-de-Béarn. Het is zo lekker rustig op straat en er zijn vrij lange, bijna vlakke stukken, dat deze etappe bijna op een ontspanningsoefening lijkt.
Dat “afremmen” heeft te maken met het feit dat ik de Pyreneeën nader.Zodoende.
De gemeente Arthez krijgt mijn beste complimenten. Ze heeft nu eens geen benauwd oud kot als gîte ingericht. Pelgrims kunnen terecht in een fris, modern en schoon gebouw. Dat loopt overigens in de middaguren aardig vol met collega’s. Het wordt dus toch weer krap op de slaapkamers.

Tellen

Mijn naaste buurman – op ongeveer 60 cm. afstand – is Herr Friedherr uit Mainz. Hij spreekt geen woord Frans en is heel blij met mij in het Duits te kunnen praten.
Tussen de gîte en een plaatselijk restaurantje bestaat een soort afspraak dat pelgrims elke avond terecht kunnen voor een maaltijd. Dat werkt goed. Tegen zeven uur loopt de gîte leeg en het restaurant vol. Strak in het gelid, aan twee lange tafels , schuiven er al gauw bijna zestig mensen aan. Je krijgt een volledige Franse maaltijd gepresenteerd, compleet met wijn, voor de prijs van €10,- .
De Duitser is naast me komen zitten en we raken goed aan de praat. Af en toe vertaal ik wat over en weer, zodat we ook contact hebben met de Franse tafelgenoten. In zekere zin hou ik hem aardig bezig.
Later op de slaapkamer houdt hij mij bezig. Hij slaapt al voordat hij goed en wel ligt. Maar hij ronkt als een brontosaurus. Daarbij kan ik niet slapen. Het helpt wel eens als je dan je adembewegingen telt…… Ik heb van alles geteld. Je wordt toch daas van dat getel!
Jawel, gîtes zijn leuk, maar het is zo jammer dat je er ook moet slapen.

Nat

Ik ben gewoon blij dat het eindelijk maandag is ( 14 – 5 ). Wat heeft het vannacht gegoten. Acht buien. Ik heb ze geteld! Het regent nog zachtjes maar gestaag. Dat vraagt speciale maatregelen. Alles verpakken in plastic voordat het in de rugzak gaat.
Onderweg kreeg ik op een gastadres een dunne nyloncape. Die span ik over mijn rugzak. Mijn paraplu gebruik ik niet. Ik vind het eigenlijk wel lekker om weer eens gewoon in de regen te lopen en nat te worden. Ik ben aardig aan mijn trekken gekomen. Het leek even op te klaren, maar dat was een vergissing.
Rond het middaguur ben ik in Sauvelade. Daar bezoek ik eerst het prachtige kerkje, dat ooit tot een in de dertiende eeuw gestichte Cisterziènzerabdij behoorde. Het is prachtig van vorm en verhouding en met veel respect voor de oude soberheid gerestaureerd.
Het nabijgelegen restaurant doet goede zaken op dit middaguur, want er strijken aardig wat pelgrims neer voor een maaltijd. Daar hoor ik ook bij.
Het valt me op dat steeds meer naamborden in twee talen hun gegevens vermelden. De Franse namen herken ik wel, maar met de streeknamen kan ik niet uit de voeten. Het is Baskisch. Vandaag ben ik Frans Baskenland binnen gelopen. Navarreux – mijn halteplaats –is het eerste Baskische stadje.

Olhaïby

Ja, U zult merken dat ik vandaag ( dinsdag 13 – 5 ) echt in Baskenland ben. De vreemde namen zijn niet van de lucht. Omdat ik toch geen lange etappe op het oog heb, haast ik me niet. Ik doe eerst boodschappen om vanmiddag wat eetbaars te hebben.
Het Jacobspad loopt gemakkelijk. Er zijn vrij lange tamelijk vlakke stukken bij. Vreemd eigenlijk, want daar in de verte ligt toch echt het hooggebergte te wachten. Via Charre en Aroue – waar ik mijn eetpauze houd – trek ik verder door veranderend terrein. Er komen steeds meer en steeds venijniger hoogteverschillen. Puffend kom ik aan bij de midden in de velden gelegen kapel van Olhaïby. Een juweeltje, van binnen en van buiten. Er is beeldhouwwerk van Keltische oorsprong in het gebouwtje verwerkt.
Ik raak aan de praat met de mevrouw die als gastvrouw voor de bezoekers optreedt. Waar ik vandaag naar toe wil, vraagt ze. “Ja, mevrouw, dat weet ik nog niet.Ik moet elke avond zoeken!”. Dat vindt ze maar niks. Ze haalt er een foldertje bij, wijst me waar een logeeradres is en voordat ik het goed en wel in de gaten heb, heeft ze al gebeld en is mijn logeerplaats geregeld. Ik heb nog acht kilometer voor de boeg naar het dorpje Uhart-Mixe.
Om kwart voor vijf stap ik het erf op van kampeerboerderij “L’Escargot”. Een kamer of zo hebben ze niet over, maar wel een soort noodopvang: een slaapzaaltje. Jawel, het is gewoon leuk om het eens mee te maken. Het vroegere kippenhok voor een honderdtal leghennen is enigszins aangepast. Het hok is aan de voorkant half open. Gordijntjes flapperen lekker in de wind. Bij slecht weer kun je grote luiken neerlaten. Er staan vier kampeerbedden in. Die zijn alle vier voor mij. Wat zeg ik? Het hele hok is voor mij. Hoe laat zal ik morgen eens beginnen te kraaien?

Piperate

Ik vind het voor een keer prima, zo’n lekker primitief onderkomen. Er zijn keurige douches en toiletten en om half acht staat er voor de gasten een echte Baskische wandelaarsmaaltijd klaar. “Piperate” zegt het menu. Dat is een zalig mengsel van ham en stukjes worst in een goddelijke tomatensaus. Zo’n maaltijd levert een degelijk fundamentje voor de inspanningen van de volgende dag. Die bestaan uit lopen! Misschien wel tot St. Jean-Pied-de-Port, aan de voet van de Pyreneeën.
Zesenvijftig loopdagen had ik nodig om zover te komen. Dat is best snel. Maar ik heb dan ook geweldig veel getraind. Nee, niet van te voren. Ben je gek?! Mijn stelling is altijd geweest: ik train de eerste dag voor de tweede, de tweede voor de derde, enz. Ga maar na hoeveel trainingsdagen dat waren. Als ik daarmee niet de Pyreneeën overkom!

Langs deze weg betuig ik mijn medeleven aan de familie van broeder Jan Boeren. Wat geeft het een goed gevoel, dat we juist aan het eind van zijn leven in ons Heemhuis een beeld konden schetsen van zijn veelzijdige werk. Ik hecht grote waarde aan de band die ik daardoor met broeder Jan heb gekregen.

In mijn achtste week liep ik in totaal 45 uren en ging van Miradoux naar Condom, naar Cauze, naar Aire-sur-Adouer, naar Anzacq-Arraziguët, naar Arthez-de-Béan, naar Navarreux en naar Uhart-Mixe.
Vanuit mijn eigen kippenhok groet ik u allen met een hartelijk kukelekuuu!
Tot volgende week

Antoon

Scroll naar boven