WEER ONDERWEG ( 7 )
U gelooft me waarschijnlijk nauwelijks als ik beweer dat de aanleg van waterleiding riskant is voor pelgrims, dat ik aan de Lot zwom, dat de weergoeden nu toch echt wakker zijn, dat ik op bevrijdingsdag een beetje vrij neem, dat armoede en rijkdom samen gaan, dat ik mijn boodschappen niet mag vergeten en dat ik aan mijn achtste week begin.
Glijpartij
U gelooft het nou onderhand wel als ik u wéér vertel dat de woensdag ( 2 – 5 ) begint met een klim. Op zeker moment wordt vandaag dat klimmen en klauteren en krabbelen toch wel erg onoverzichtelijk. De regionale waterleidingmaatschappij heeft bedacht het tracé van Jacobsweg te gebruiken voor de aanleg van een grote hoofdleiding. Het toch al moeilijke pad – boue, boue en nog eens boue! – ligt nu over een paar kilometer in het midden open. Een groef van anderhalve meter diep met aan weerszijden de uitgegraven blubber, stenen en rotsen. Nou pelgrim, ga je gang. Op een bepaald moment wordt de situatie voor mijn gevoel iets te riskant. Een zware graafmachine op rupsbanden probeert ook de helling op te komen. De machinist krijgt het bakbeest niet naar boven. Het helt sterk achterover, graaft zich steeds dieper in en begint naar benden te glijden, net op het moment dat ik er achter langs moet. Ik wacht die glijpartij toch maar eens even af. De machinist redt de situatie. Hij steekt de “arm” van zijn machine zo ver mogelijk naar voren, haakt de graafbak achter een rotsrichel en houdt zijn machine zo tegen. Ik kan passeren.
De alternatieve route gaat door weilanden. Ik help een paar dames prikkeldraad over, of er onderdoor en gebruik mijn stok om schrikdraad omhoog te houden. Dat vond de dame die dat eerst met de blote hand probeerde een goed idee. De rest van de dag wandelt het lekker en via Livinhac en Montredon kom ik rond 16.30 uur in Figeac aan. Na een afdaling, natuurlijk, want ook deze stad ligt aan de Lot.
Knapzak
Op donderdagmorgen ( 3 – 5 ) doe ik eerst boodschappen in een klein supermarktje. Ik moet zorgen dat er wat in mijn knapzak zit, want de tocht gaat vandaag door nogal eenzaam gebied. Er liggen een paar dorpjes waar niets te krijgen zal zijn. Vóór negen uur ben ik op pad.
Figeac ligt aan de Lot, zoals gezegd en Cajarc, waar ik vandaag naar toe wil ook. Wat is er logischer dan langs de rivier te lopen. Toch kan ik daar niet voor kiezen. Er is zo weinig ruimte voor de weg, dat het levensgevaarlijk is om daar langs te gaan lopen. Die smalle delen heten niet voor niets de “Gorges de Lot” (= de strot van de Lot) Dus verlaat ik het dal van de rivier en kom op een soort golvende hoogvlakte. Dat loopt goed. Er zijn wel eens hellingen met “bewerkelijke paden”, maar het is goed te doen.
Aanvankelijk ziet het land er vruchtbaar uit. Er zijn groene akkers en weiden. Langzaam verandert dat. De rotsbodem zal hier wel dicht onder de oppervlakte zitten. Er groeien nauwelijks nog normale bomen. Jeneverbessen en brem redden het er wel en verder bloemen in vele kleuren en mooie grassen. Die vullen de woeste gronden. Hier noemen ze dat Causse-landschap.
Nu is het er mooi groen. Maar hartje winter kan het hier bar koud zijn. De zomertemperaturen zijn er onbarmhartig. Toch hebben hier altijd al mensen gewoond. Bij Gréalon passeer ik een dolmen. Dat is een Keltisch monument. Regelmatig zie je ook de zogenaamde gariottes. Dat zijn kleine hutjes, als een iglo van stenen gebouwd. Hierin konden herders en boeren enige koelte vinden op het heetst van de dag. Verder heeft dit Caussegebied vele kilometers muurtjes van gestapelde rotsblokken. Niet te schatten hoeveel gewicht aan stenen ooit door mensenhanden bijeengedragen zijn.
Bladeren
Goed vier uur ben ik in Cajarc. Dat geeft me de tijd om een oud vertrouwd terras onder zware platanen op te zoeken. Hoezo? Nou, jaren geleden ben ik hier in de buurt, samen met Clara, mijn vrouw, op vakantie geweest. Wij deden onze boodschappen in Cajarc en dronken dan op dit terras koffie. Nu zit ik er weer en ik mijmer en blader in het “dikke boek” van al die mooie herinneringen, waarin ik me even onderdompel. Dat doet goed !
Weer anders
De vrijdag ( 4 – 5) begint druilerig. Wat krijgen we nou? Ja, de weergoden zijn na een week of zes nu toch echt met het weer in de weer. Zo’n week geleden regelden ze een klein buitje ’s nachts. Die buitjes werden buien en kwamen steeds vroeger. Ik ben al een keer een beetje nat geworden tijdens het lopen. Nu giet het ’s nachts af en toe. Dat vind ik netjes geregeld.
Ik trek vandaag via Limogne-en-Quercy en Varaire ook weer door het Causselandschap. Hier is de woeste hoogvlakte meer bebost. De streek is wel heel eenzaam. Er liggen alleen wat kleine gehuchten en hier en daar verloren in het uitgestrekte gebied tref je een grote boerderij aan. Na de middag loop ik urenlang over een grintpad door bossen en velden, zonder iemand te zien.
Stevige kost
Op een bepaald moment – het is rond vijf uur – begin ik me toch af te vragen waar ik zal kunnen slapen. Of moet ik nog 16 km. doorstomen naar Cahors? Dat wordt wel erg veel. Komt tijd, komt raad. Plotseling staat er een bordje “Chambres-d’Hôtes”. Die ligt ander halve kilometer buiten mijn route, maar ik steven er toch op af. Er is geen mens thuis. Intussen heb ik echter nog een ander bordje gezien: “Paardencentrum en gîte d’étappe”. Dan daar naar toe. Ik kan er zo terecht en deel een slaapzaaltje en huiskamer met drie Fransen. Dat zijn gewoon leuke mensen. De gastvrouw weet wat paardenvolk en wandelaars nodig hebben. Ze zet ons een maaltijd voor met stevige kost. We hebben het samen gezellig deze avond.
Vrij op bevrijdingsdag
Op zaterdag (5-5) heb ik geen haast. Die Fransen trouwens ook niet. We slapen uit. Past dat even goed in het weekschema. Tegen de morgen staat het te gieten. Ons moeder zei vroeger altijd: “Regen vóór acht uur is nooit van lange duur”. Ze krijgt weer gelijk.
Bij het ontbijt blijkt dat die Fransen op dezelfde dag vertrokken zijn als ik, maar zij dan vanuit Blois. Ze snappen maar niet dat ik al even ver ben als zij. Maar zij lopen absoluut niet meer dan 25 km. op een dag. Dan ga je niet vlug!
Het is bevrijdingsdag in Nederland. Laat ik me daar nou eens bij aansluiten. Cahors is een interessante stad en ik kan daar rond het middaguur zijn. Nou, dan neem ik toch mooi een halve dag vrij. Zo heb ik tijd om eens rustig door de oude stad te flaneren, wat mooie gebouwen te bekijken en de inwendige mens te gerieven met een natje en een droogje.
In de goedbevolkte gîte krijg ik een kamertje voor me zelf. De “huiskamer” is een echte ontmoetingsplaats. Ik raak er aan de praat met wel vijf verschillende nationaliteiten.
Brug
Een van de beroemdste bouwwerken van Cahors is de oude gotische brug over de Lot: Pont de Valentré. Het is een zevenhonderd jaar oud voorbeeld van defensie-bouwkunst. Zeven bogen overspannen de rivier. De brug heeft vijf poorten. Boven drie ervan staat een hoge verdedigingstoren. De stad maakt zich op om het zevenhonderdjarig bestaan van dit monument te vieren.
’s Avonds eet ik een hapje in een brasserie. Aan een tafel verderop hoor ik hoe twee Nederlanders elkaar Spaans aan het leren zijn. “No hablo Espagnol”. Dat is: “Ik spreek geen Spaans”. Dat pik ik mooi even mee!
Spannend
Zolang ik door Frankrijk loop zie ik overal koppen van presidentskandidaten. Vandaag (zondag 5 – 5) is het blijkbaar de laatste verkiezingsronde. Ik merk het in de dorpen die ik passeer. Normaal is er in Labastide-Marinhoc helemaal niets en in Lascabannes heel weinig te doen, maar nu heerst er bedrijvigheid. Bij de gemeentehuisjes is het druk. Mensen zijn met elkaar in discussie. Het is blijkbaar toch spannend.
Daar komt me een oud vrouwtje tegemoet. Ze wandelt moeizaam in de richting van het dorpje. “Maar meneer, nu u zo onderweg bent, kunt u niet gaan stemmen”, zegt ze bezorgd. Ik vertel haar dat ik niet mag stemmen. Oei, toch niet…? Ze is zichtbaar opgelucht als ze hoort dat ik buitenlander ben. “Misschien krijgt u vandaag wel de eerste vrouwelijke president”, opper ik. Ze trekt haar schouders hoog op. “Ze zullen het daar in Parijs wel regelen, zoals altijd”, is haar verkiezingscommentaar en ze vervolgt haar weg om haar stem uit te brengen.
Arm of rijk
Ik loop nog een flink stuk Causselandschap. Zoals ik al eerder vertelde moeten de mensen hier een moeizaam bestaan gehad hebben. Er zal beslist armoede geweest zijn in dit weerbarstige gebied. Er doet zich een rare tegenstelling voor als je bedenkt dat de rijkdom hier onder hun voeten ligt. In de honderden hectaren eikenbossen worden namelijk de kostbare truffels gevonden. Die zijn goud waard. Armoede en rijkdom kunnen dicht bij elkaar liggen.
Om half vijf heb ik in Montcuq mijn stek gevonden. Ik eet geen truffels vandaag en laat de Franse verkiezingen ook aan me voorbij gaan.
Boodschappen
Voor maandag ( 7 – 5 ) heb ik een gemakkelijke étappe in gedachten. Ik kan het GR pad kiezen. Dat kronkelt , draait en keert en zoekt hoogten en diepten. De gewone weg volgt bijna de hele dag een riviertje. Ik kies de gewone weg want ik wil graag wat opschieten.
Al dagen geleden waarschuwden medepelgrims mij om vooral rekening te houden met dinsdag 8 mei, de Franse nationale feestdag. Doe vooraf je boodschappen. Die gelegenheid doet zich voor in Lauzerte. Daar kom ik langs een grote supermarkt. Ik sla er een voorraadje in, waarmee ik wel een dag kan overleven. Zeker twaalf collega’s bevoorraden zich hier ook.
Ondanks de extra beladen rugzak, loop ik mijn 37 km. probleemloos uit, de miezerregen even niet meegeteld. Tegen vijf uur kom ik aan in Moissac. Na de gewone rituelen van douchen, kleren wassen, voeten verzorgen, enz. ga ik de stad in, vooral om de abdijkerk te bezoeken. Dat is een zeer merkwaardig bouwwerk. De hele onderkant is zwaar en in natuursteen uitgevoerd. De Romaanse stijl is onmiskenbaar. Daar bovenop is verder gebouwd in gotische stijl en in baksteen. Dat vormt een vreemde combinatie. Het beeldhouwwerk in het grote oude portaal is sterk verweerd, maar ongekend mooi. Hier zijn echte meesters aan het werk geweest. Het interieur van de kerk is heel eenvoudig. Wel zijn er prachtige kunstwerken te zien.
Moissac ligt aan de Tarn. Even verderop stroomt ook nog de Garonne. Morgen ga ik ze allebei oversteken.
Mooi uitzicht
De routetekens volgend, verlaat ik op dinsdagmorgen ( 8 – 5 ) Moissac en loop al gauw op een prachtig pad tussen de rivier de Tarn en het begeleidende kanaal. Op een bepaald moment verlaat de Jacobsweg de rivier en gaat de hoogte in. Na een lange helling krijg je een mooi uitzicht over een heel ruim dal. Bovendien kun je heel goed zien hoe de tweegrote rivieren Tarn en Garonne hier samenvloeien. Dat gééft me daar toch een plas water!
De agrarische sector doet het hier goed. Er is veel fruitteelt. Het is een vreemd gezicht dat bijna alle boomgaarden volledig overdekt zijn met een soort nylondoek. Ik denk dat het dient om hagelschade te voorkomen. Wijngaarden zie je hier ook wel. De echte specialiteit van de streek is de teelt van meloenen.
Schatje
De Jacobsweg heeft vandaag veel hoogteverschillen. Ik heb er een stevige werkdag aan. Maar na een goed middagmaal in Pommevic kan ik er weer tegen. Even later ben ik in Auvillar. Hier moet ik echt even stoppen. Dat is wel zo’n schatje van een stadje. Het doet heel zuidelijk aan met zijn zware arcaden rond het centrale plein. De ronde open markthal in het midden is een echt juweeltje. Hier kun je niet zomaar voorbij lopen. Later stoom ik door via St. Antoine en Plamarons naar Miradoux. Daarvind ik bij een kampeerboerderij onderdak in een caravan.
Druk
Het wemelt er van pelgrims. Vandaag heb ik er zeker een vijtigtal gezien op een traject van ongeveer 35 km. Ik loop een tijdje op met een fransman. Die had opgevangen dat er in de meimaand per dag meer dan honderd mensen vertrekken uit Le Puy-en-Velay. Op de hele route tussen Le Puy-en-Velay en de Pyreneeén zijn op dit moment , naar hij zegt, ongeveer 6000 mensen onderweg. Bijzonder toch hoe dat pelgrimeren leeft!
Van de week liep ik in totaal 44 uur en 45 minuten. In die tijd ging ik van Decazeville naar Figeac, naar Cajarc, naar Laburgade ( klein dorpje), naar Cahors, naar Montcuq, naar Moissac en naar Miradoux.
Geloof het of niet: morgen begin ik aan mijn achtste week. De tijd gaat nog sneller dan ik. Ik groet u in alle rust.
Antoon