WEER ONDERWEG ( 6 )
Het is toch gewoon leuk als je zomaar gratis koffie krijgt, als je opgenomen wordt in een leuke familie, als je een oude bekende ontmoet, als je heelhuids door echte wildernis trekt, als je een groot deel van een dag niets ziet ( nou ja, niets?), als je door fanatiekelingen beetgenomen wordt, als je je planning zelf in de hand hebt en als je al halverwege je heenreis komt.
Ruig maar mooi
De woensdagmorgen (25-4) begint met een stevige klim om uit het dal van de Loire te komen. Je hebt de stad Le Puy-en-Velay nog maar goed en wel achter je gelaten, of je staat al in een echte wildernis. Het rotsige landschap met steile wanden en soms moeilijk begaanbare paden heet le Margeride. Ruig maar mooi!
Op twee manieren merk je dat je nu een echte oude pelgrimsroute volgt. Met grote regelmaat kom je uit bij mooie kapelletjes, religiueze monumenten en heilige bronnen. En het valt me al snel op hoeveel mensen op de Santiago-route onderweg zijn. In Le Puy vertrekken er tussen de veertig en vijftig per dag. Zo vroeg in het jaar al !
Koffie
Zoals gebruikelijk ben ik vertrokken na een sober Frans ontbijtje. Je moet het er maar mee doen. Wat leuk als je op een bepaald moment tegen een hoge muur een soort kraam ontdekt. Kinderwerk zo te zien. Onder het provisorisch afdak staan termoskannen, bekers en suiker. Twee kinderen wachten de passerende pelgrim op en vragen of hij koffie wil. Nou ik wel!! Ze presenteren je een stevig bakje. Je wilt natuurlijk afrekenen. “Nee meneer, dit doen wij gratis. Goede tocht verder!” Dat is toch leuk.
Hij wandelt op zijn dooie gemak, staat regelmatig even stil om wat rond te kijken en doet dan weer een paar passen. Hij is de eerste wandelaar die ik inhaal. Ik spreekt de man aan. Hij blijkt van Canada te komen, heeft een tijd vrijgenomen en wil op deze route gewoon een beetje kuieren. Santiago ligt buiten zijn gezichtsveld.
Ik zie en spreek nog heel wat anderen. Met sommigen loop je een stukje op, maakt samen een praatje om dan weer in je eigen ritme verder te gaan. ’s Avonds bij het eten, valt me een groepje van zes mensen op dat een leuke onderlinge sfeer lijkt te hebben.
Geregeld
Op donderdagmorgen ( 26 – 4) nodigt diezelfde groep mij uit om samen met hen te ontbijten. Dat is leuk. Het zijn alle zes op een of andere wijze familieleden van elkaar. Er worden natuurlijk ervaringen uitgewisseld. Het blijkt dat zij, als heel velen, hun slaapplaatsen vooraf regelen. Als blijkt dat ik gewoon op goed geluk elke avond moet zien waar ik terecht kan, hebben ze voor komende nacht de zaak geregeld. Ze zouden eigenlijk met zeven gaan. Eén kon er niet mee. “Dan bent u toch de zevende!” Ik loop wel mijn eigen weg en tempo, zie hen een paar keer bij pauzes onderweg en treffen elkaar dus in de gemeentelijke gîte. Daar eten we samen. Alsof je in de familie wordt opgenomen.
Oude bekende
In de loop van de dag passeer ik het stadje Saugues. Ik maak er even een rondje. Deze naam hangt ergens diep in mijn geheugen. Ik kom in de kerk, zie een bepaald glasraam en weet plotseling weer waar die vage herinnering op stoelt. Ik heb lang genoeg met en bij de broeders van De la Salle gewewerkt om broeder Benilde te kennen. Saugues is blijkbaar heel gelukkig met deze heilig verklaarde kloosterling. Behalve dat mooie raam heeft hij in de kerk een eigen kapel. Onder het altaar ligt hij in was, compleet met zwarte toog en witte bef.
Wolvenwildernis
Op vrijdag ( 27 – 4 ) wordt mijn etappe wel lang maar niet zwaar. Het landschap golft, maar heeft geen lastige hellingen. Ik kies dus voor GR-paden en ga op weg in de richting van een gebied dat “Le Sauvage” heet. Dat kun je vertalen met “De Wilde”. Wild, ruig en eenzaam is het er. Veel bos, half-open terrein en grote gebieden waar alleen wat gras, heide en brem kunnen groeien. Van een TV-reportage weet ik , dat in deze streek sinds enkele jaren weer wolven gesignaleerd worden. Ik kan me er iets bij voorstellen.
Na enkele uren niets dan wolvenwildernis, kom je bij een heel oud,groot en indrukwekkend boerderijcomplex. Het is een veebedrijf. Vandaar dat ik hier en daar afrastering zag. Die wolven zullen het wel leuk vinden dat er iets eetbaars rondloopt!
Later op de dag kom je weer in de bewoonde wereld. Elk dorp in deze buurt heeft “iets” met “het Beest van Gevaudau”.Hier moet heel lang geleden een gevaarlijk beest huisgehouden hebben onder mensen en vee. Ik zie meerdere malen in grote tot zeer grote maten een gevaarlijke wolf uitgebeeld.
Nou, wolven in het echt heb ik niet gezien. Wel waren er weer leuke ontmoetingen met andere pelgrims: twee Duitse stellen en een groep van drie Franse dames, die heerlijk in het gras zitten uit te rusten en met wie ik een tijdje ben blijven praten. Ik heb te doen met twee Engelsen: vader en zoon. Ze komen bijna niet meer vooruit. Pa heeft zo’n pijn in zijn benen en zoon sukkelt zwaar met zijn voeten. Ze hebben een slaapplaats geregeld op 9 km. afstand. Sterkte!
Ze hebben het gehaald. Ik zie hen binnenstrompelen als ik zit te eten.
Gras en stenen
Een van de aantrekkelijkheden van het Franse land is de grote variatie aan landschappen. Vandaag ( zaterdag 28-4) verwonder ik me er vooral over hoe onverwacht totaal verschillende gebieden naast elkaar kunnen liggen. In het begin van de etappe loop je nog door Le Sauvage-achtig bosgebied met vooral dennen. Op een bepaald moment zie je zomaar ineens nauwelijks nog bomen. Alsof je een wereld “van niets” binnenloopt. Zover het oog reikt, alleen maar gras en stenen. Bij duizenden zijn er stenen tot muurtjes gestapeld om de onafzienbare velden af te bakenen. Andere stenen zijn immens groot en liggen er alleen of in groepen verder en verder te verweren. Dat proces is al vele eeuwen aan de gang zoals hun afgeronde vormen weten te vertellen. Het is een hoogvlakte. Het waait er stevig. Ik ervaar deze ruimtelijkheid als zeer indrukwekkend. Wat ben ik een klein wezentje in die vlakte van Aubrac.
Weet ik zo
Ook nu kom je weer in min of meer bewoonde wereld, als je de Col d’Aubrac van 1340 m. “genomen” hebt. In het eerste het beste dorpje kan ik wat eten. Bij de serveerster informeer ik toch maar even hoe mijn kansen liggen om in het zeer kleine Aubrac logement te vinden. “Dat weet ik zo”, zegt ze. Twee telefoontjes zijn genoeg om een slaapplaats voor me te regelen. Leuk dat ze dat wil doen en leuk dat het gelukt is.
Die slaapplaats vind ik in een bijgebouw van een voormalig sanatorium. Het is nu een soort vakantiecentrum waar je werkelijk van alles kunt ondernemen. Alleen nu even niet. Het centrum is dicht, maar de pelgrimsgîte is open.
Wie de inrichting daarvan bedacht heeft …..?! Ik hou het kort: ’s nachts wil ik wel eens even naar het toilet. Ik ga dan van mijn “eigen” kamertje door de slaapplaats van een echtpaar, heb midden in hun verblijf een diepe trede naar beneden, daal dan een heel steil en smal trapje af, zoek mijn weg langs een slapende meneer en vind aan zijn voeteneinde de deur van het toilet. Als ik doorspoel, lijkt het of het halve appartement meegeslurpt wordt. Leuk hè!
En dan te weten dat daar een gebouw met misschien wel tweehonderd kamers gewoon helemaal leeg staat!
Regen
Op zondagmorgen (29 – 4) blijkt de keuken van onze “doolhof” goed voorzien. Voor Franse begrippen valt er een goed ontbijt samen te stellen. Daar geniet ik van, samen met twee Zweedse dames en een Franse meneer. We hebben een leuk half uurtje. Het regent! Ik moet even goed kijken, want ik weet bijna niet meer hoe dat werkt.
Hoe vlug ik me ook klaar maak voor vertrek, ik ben toch te laat. Het is al weer droog en ik krijg niet de kans om in de regen te lopen.
Fanatiek
Laat ik vandaag maar eens een lekker stuk opschieten. Daarvoor loop ik lange tijd op gewone wegen. Ze zijn rustig op zondag.
In het dorp St. Come-d’Olt kijk ik even rond. Het meest opvallend is de torenspits van de kerk, die een gedraaide vorm heeft. Raar gezicht is dat. Je gelooft het niet, maar ik zie op een bord dat St.Come lid is van een “Europese vereniging van plaatsen met getorste torens”.Wie verzint het?
Op zo’n 8 km. voor mijn geplande halteplaats kies ik toch nog even voor een stukje GR-pad, de wandelroute. Nou dat heb ik geweten. Het wordt een omweg met een verschrikkelijke klim- en klauterpartij. Eerst naar beneden, dan naar boven en dan weer naar beneden.
Onder de mensen die deze wandelwegen uitzetten, bevinden zich volgens mij echte fanatiekelingen. Ze zoeken eerst altijd het diepste punt van het dal op en jagen je dan over de hoogste top van de heuvel. Ik heb me laten verleiden door een verwijzing naar een Romaans kerkje. Dat was heel mooi, maar wat ik erbij kreeg vond ik gewoon niet leuk! Zo werd het een dag van ruim 40 km. met juist op het eind die zware inspanning.
Ik vind een slaapplaats onder de gotische bogen van een voormalige kapel. Het is prettig dat ik er een eigen chambret heb, maar het wordt een waardeloze nacht. Niet alleen pelgrims overnachten hier, maar ook allerlei buitensportfiguren. De laatkomers liggen amper te ronken, of de vroege vertrekkers beginnen al weer te rommelen en in te pakken. Voelt U hem? Ik vind gîtes niet echt leuk!
Koninginnedag, werkdag
Terwijl u in Nederland lekker vrij Koninginnedag viert, ga ik op maandagmorgen stevig aan het werk. Estaing – waar ik overnachtte – ligt aan de rivier de Lot en die stroomt door een heel diep dal. Daar moet ik uit zien te komen.
Ik begin mijn etappe in dikke, vochtige mist. Na anderhalf uur ben ik boven en sta in de zon. Terugkijkend zie ik hoe er een prachtige witte wolk in het rivierdal hangt. Samen met de zon kijk ik er bovenop.
Vandaag loop ik GR-paden. Dat gaat moeilijk anders. In het gebied dat ik doorkruis, ligt zo’n wirwar van weggetjes tussen de tientallen gehuchten, dat ik me aan die puzzel niet waag.
Plannen
Eigenlijk zou ik vandaag graag naar Conques lopen. Daar zie ik toch van af. De Fransen hebben ook een extra lang weekend. Ik vrees dat Conques, zo toeristisch als het is, geen onderdak zal kunnen bieden. Daardoor besluit ik tot een kortere etappe. Dat geeft me bovendien wat tijd om aan dit artikeltje te werken. Kwestie van plannen!
In Espeyrac vind ik een pension en dus rust en tijd om te schrijven. Ja, een eigen kamer, dat is wel leuk.
Hemel of hel ?
Op dinsdagmorgen ( 1-5) leg ik in alle rust en voluit genietend van natuur en landschap, van nachtegaal en wielewaal, mijn weg af.
Tegen half twaalf ben in Conques. Ik ken deze “Parel van Frankrijk” – een juweel van een Middeleeuws stadje – intussen vrij goed. Tijdens mijn eerste tocht was ik hier maar een paar uur. Uitvoerige bezoeken bracht ik er daarna tijdens vakanties in de streek.
Maar je moet toch even door die ongelooflijk mooie Romaanse ruimten van de abdijkerk dwalen. En je mag het tympaan niet missen. Die boog boven de hoofdingang heeft juwelen van elfde-eeuwse beeldhouwkunst. De uitbeelding van het laatste oordeel is sereen, beeldend,fantasierijk, angstaanjagend en komisch tegelijk. De ongeletterde middeleeuwer kon heel goed zien wat hij moest doen en laten om de hemel te verdienen en de hel te voorkomen.
Op deze eeuwenoude plaats van religie branden kaarsen voor wie er om gevraagd hebben en voor anderen even goed.
Conques ligt op de helft van mijn heenreis naar Santiago. Ben ik nou echt in zes weken al zo’n eind op de goede weg ?
Vriendelijk
De gewone Franse mensen ervaar ik als vriendelijk. Jong en oud groeten je. Je krijgt netjes antwoord op je vragen. Dagelijks heb je contact met mensen die op straat lopen of in hun tuin bezig zijn. Zomaar even in het voorbijgaan een praatje. Het maakt je toch heel rijk. Ook je medepelgrims zijn aardig. Als je elkaar treft, heb je altijd contact.
Soms gaan mensen wat verder in hun vriendelijkheid. Ik heb op een bepaald moment echt zin in koffie en schiet een restaurant binnen waar nog heel wal lunchers zitten. De oudere dame, die in alle rust leiding geeft aan haar personeel, vindt het prima als ik alleen koffie en water gebruik. Ze is eigenlijk wel geïnterssseerd in die pelgrim van zover weg. Of ik zin heb in een tweede bakje koffie. “Graag mevrouw”. Dat gaat ze halen en we babbelen verder over hoe en waarom, hoe ver en hoe lang, enz. Wanneer ik bij vertrek wil afrekenen, zegt de dame: “Pelgrim, deze kleine pauze bied ik u met groot plezier aan. Ik wens u een goede tocht”. Dan ben ik even sprakeloos. Dit is méér dan vriendelijk en meer dan leuk. Ik zeg haar dat ik dit soort ‘kleine” ontmoetingen nooit vergeet. Nu staat hij zelfs zwart op wit.
Van de week liep ik in totaal 47 uur. De etappes gingen van Le Puy-en Velay naar Monistrol-d’Allier, naar Chanaleilles,naar Aumont-Aubrac, naar Aubrac, naar Estaing, naar Espeyrac en naar Decazeville.
Van daaruit groet ik u allen.
Tot volgende week.
Antoon