Reisverslag Antoon (5)

WEER ONDERWEG (5)

Image

Kunt U zich voorstellen dat vijftien koppen een kerk verpesten, maar dat één kop dat goedmaakt, dat ik lekker stroomafwaarts roei, dat ik het met alledaagse koelvloeistof moet doen, dat ik “huppelend” met La Dore mee mag, dat ik mijn duizendste kilometer loop, dat ik na dertig dagen al mijn tweede mijlpaal bereik en dat ik lekker een dagje in Le Puy-en-Valey blijf hangen?

Koppen

In een gemeentelijke gîte – die van Arfeuilles, vanwaar ik u vorige week groette – heb je een douche, een bed en een keuken. Koelkast en voorraadkasten zijn echter leeg. Nou loop ik natuurlijk niet met een pak koffie door Frankrijk te wandelen. Ik kan dus op woensdagmorgen (18 – 4) de koppen in de kast laten staan. Dan maar zonder koffie op pad.
Na twee uur lopen kom ik in het dorpje Chatel-Montange. Dat is me mooi gelegen. En het twaalfde-eeuwse kerkje dat er staat is helemaal om te stelen. Puur Romaanse bouwkunst en mooi gerestaureerd, staat het helemaal vrij op een plein. Daar maak ik heel graag een mooie foto van. Dat gaat niet. De gemeente heeft vijftien grote plakkaten met de grote koppen van de Franse presidentskandidaten tegen de kerkmuur geplaatst. Wat een wansmaak ! Eén kop viel wel goed in de smaak: dié bak koffie in het plaatselijke café.

Kapmes

Ik ben weer onderweg en zie op een bepaald moment hoog in het weiland een man in de weer. Hij merkt mij blijkbaar ook op en roept al van ver wat onverstaanbaars. Wanneer ik meen het woord “Compostella” te verstaan stop ik even. Hij beent met grote passen door zijn bloemrijke wei, kapt onderweg met zijn lange kapmes nog wat ridderzuring om en blijft intussen roepen. We raken gewoon leuk aan de praat. Wat ben ik op zulke momenten blij dat ik een woordje Frans spreek. Ja, hij heeft ook ervaring met lange afstanden lopen. Dat moest in het leger. Ik krijg een reeks van adviezen om mijn voeten in goede conditie te houden. In een kwartier komen er nog wel tien andere adviezen ter sprake. Hij zet kracht achter zijn argumenten door vervaarlijk met zijn 60 cm. kapmes te zwaaien. Over één ding blijken we het tenslotte roerend eens te zijn: je bent het beste af als je gezond bent en jong van hart en geest. Ik wens hem heel veel geluk met zijn wei, zijn schapen en zijn hond en hij roept me ook een lange rij van goede wensen na als ik weer op pad ben.
Ferrieres wordt vandaag mijn halteplaats. Al ver buiten het dorp staan verschillende logementen aangekondigd. Daar heb je niks aan als blijkt dat ze al jaren dicht zijn. Inwoners verwijzen me naar een Chambres-d’Hôtes aan de rand van het dorp. Prachtig. Die mensen wonen in een eeuwenoude watermolen die ze met zorg gerestaureerd hebben. Mevrouw zorgt voor een avondmaal en daarna lukt het slapen heel goed omdat het water van de Molenbeek onder langs mijn raam kabbelt.

Stroomafwaarts

Donderdag (19-4) begint mijn dagetappe met een klim die 10 km. lang doorgaat. Ik moet namelijk over de Col de Plantade (871 m.) om daarna via een nog langere afdaling in het dal van een volgend riviertje te komen. De weg loop rustig met het riviertje mee naar beneden. Op mijn gemak kom ik in de stad Thiers terecht. Die ligt, of liever die hangt tegen de hellingen van een heel smal dal. Vanouds is hier veel textielindustrie geweest. De stad beschikte over veel water omdat er drie riviertjes samenkomen. Het verhaal gaat dat veel mensen dagelijks bezig waren met het wassen van de textiel. Dat bergwater bezorgde hen steeds koude handen en voeten. Daarom had iedereen een hondje bij zich. Op commando lagen die een tijdje op de verkleumde handen of voeten om ze op te warmen.

Grintbak

Bij mijn vertrek op vrijdagmorgen (20-4) ben ik er van overtuigd dat ik de komende dagen wegen kan lopen die rivieren volgen. Lekker makkelijk dus. Maar dat klopt hier even niet.
Net buiten de stad zie ik links naast de weg een lange grintbak die bedoeld is om auto’s die bij een stevige afdaling door hun remmen gaan, op te vangen. De dag begint dus weer met een lange klim. Ooit heeft iemand het in zijn hoofd gehaald om uitgerekend boven op een heuveltop een boerderij te stichten. Sindsdien loopt de weg daar langs en moet ik dus ……
Wanneer ik eindelijk boven ben, heb ik best zin om bij die mensen aan te kloppen en te zeggen: “Alles goed en wel, maar die overgrootvader van jullie…..!” Maar daar heb ik niet genoeg adem voor. Uitpuffend slof ik het dal van het riviertje La Dore in.

Koelvloeistof

Op een zonnige plaats hou ik middagpauze. Er staat een busje van onbestemde herkomst en merk dat het tot camper is omgebouwd. Het vehikel heeft een Nederlands kenteken. Dan maak je een praatje. Het echtpaar zit aan de lunch en als ik aan de praat wil raken, lukt het me nauwelijks. Tot mevrouw plotseling roept: “Weet u het Franse woord voor koelvloeistof?” Ik wijs op mijn waterfles en maak haar duidelijk dat ik geen andere koelvloeistof nodig heb. Bovendien, dat hoef je toch niet te weten. Je rijdt gewoon naar de eerste de beste garage, gooit je motorkap open, sleurt een monteur uit de garage en wijst waar hij moet zijn. Dat lijkt mijnheer een goed idee. Bij vertrek zwaait het stel vriendelijk.

Terrastuinen

Ik stop vandaag in Ollierges. Dat is een prachtig dorpje, maar ik zou er geen postbode willen zijn. Er is geen platte vierkante meter te vinden. Alles helt en niet zo’n beetje ook. Sommige straatjes bestaan uit trappen. De huizen zijn vaak zo hoog als een flatgebouw. Men begon onder op de rotsrichel te bouwen en tegen dat ze tien,vijftien meter hoog waren kon de eerste vloer gelegd worden. Het lijkt net of de huizen tegen de zeer steile hellingen geplakt zijn. Als er tuinen zijn, bestaan die helemaal uit terrassen met een wirwar van muurtjes en trappen. Er zijn mensen die dertig meter moeten klimmen om een krop sla te oogsten of boontjes te plukken.
Mijn avond verloopt fantastisch. Ik logeer in de plaatselijke Chambres-d’Hôtes. Er zijn ook andere gasten. Mevrouw trakteert haar gezelschap op een zeer uitgebreid en buitengewoon verzorgd diner. Meneer doet echt alle moeite om te zorgen dat ik de tafelgesprekken kan volgen en er aan kan deelnemen. Dat doet goed. Het is laat als ik ga slapen.

Een makkie

Vandaag (zaterdag 21-4) en morgen volg ik een paar grotere wegen. Wat komt het goed uit dat ik die in het weekend kan lopen. Het scheelt een hoop verkeersdrukte en een flinke slok uitlaatgassen. Zonder vrachtverkeer is het goed te doen. Ik loop tegenstrooms langs het riviertje La Dore. Het weer is prachtig, het landschap mooi, de vogels hebben het druk en in de middagzon zijn horden rekels al kri-kri-kri-kriekend in de weer.
Ik krijg bijna het gevoel dat ik huppelend door het Franse land ga. Om kwart over vijf, na amper zeven en een half uur, “dartel” ik Arlane binnen. Die bijna 40 km. waren vandaag een makkie! Laten we niet vergeten dat er intussen van enige ervaring sprake is. Ik ben vandaag precies een maand onderweg.

Casa Dei

Benediktijner monniken hebben vanouds de neiging om hun kloosters op hoge plaatsen te stichten. Dat ervaar ik vandaag ( zondag 22-4) want de weg naar de abdij van La-Chaise-Dieu (=Casa Dei = Huis van God) klimt lang en soms pittig. Het stadje is gegroeid rond het enorme abdijcmplex, dat zijn oorsprong heeft in 1040.
De kerk is indrukwekkend door zijn burchtachtige buitenkant,compleet met donjon, een versterkte toren, waarin de monniken zich ten tijde van gevaar konden terugtrekken.
In de kerk zijn bijzondere kunstschatten te zien. Het koorgestoelte is groot en mooi, maar meer indruk maakt de geweldige serie gobelins die daar boven hangt. Vier meter hoog en zestig meter lang, draadje voor draadje met de hand geweven. Je gelooft je ogen niet!
Heel merkwaardig is een lange wandschildering van de “Dance Macabre”. Doden dansen er met edelen, bischoppen en magistraten. Wat hebben die monniken dáármee bedoeld?
Ik was hier al een paar keer eerder. Toch neem ik de tijd om er nog eens goed rond te kijken, met wat mensen te praten en een hapje te eten. Dan trek ik verder naar Allègre en realiseer me dat ik vandaag zeer waarschijnlijk mijn duizendste kilometer loop.

Echte ezel

Ik vind onderdak in de privé-gîte van meneer Baudoin. Daar heb ik een douche en toilet, zes bedden en een hele grote keuken, maar niets eetbaars om klaar te maken. Het enige restaurant van het dorp is op zondag dicht. Terwijl ik een douche neem, zet mijnheer wat maaltijd-ingrediënten voor me klaar. Ik kan u verzekeren dat er geen “haute-cuisine” prestatie is geleverd, maar ik heb er toch een soort maaltijdsoep van weten te brouwen.
De hele gîte hangt vol foto’s en kindertekeningen. Die gaan allemaal over ezels. Later blijkt dat meneer Baudoin ezels verhuurt om er trektochten mee te maken. Eigenlijk best een “verlichtend” idee om je rugzak op een echte ezel te binden en zo verder te gaan…. Nee, toch maar niet.

Tweede mijlpaal

Op maandagmorgen ( 23 – 4 ) zijn alle dreigende wolken van gisteren weer verdwenen en bij stralend weer vertrek ik naar de oude pelgrimsstad Le Puy-en-Velay. Ik beschouw deze plaats, na Vezelay, als een tweede mijlpaal op mijn tocht. Ik kan een paar doorsteken maken via kleine dorpen zodat ik de drukte van de grote weg kan ontlopen. Lange tijd tijd heb ik rondom mij eindeloze sparrenwouden, behorend tot het zeer grote natuurpark van Livradois.
Mijn weggetje klimt tot boven de stad. Zo krijg ik als loon voor mijn inspanningen een prachtig zicht op Le Puy.
Vooral de oude stad zit zeer eigenaardig in elkaar. Er zijn drie onwaarschijnlijk steile rotsformaties. Op een daarvan staat een juweeltje van een kerkje. Een ander wordt bekroond door een – in mijn ogen – afzichtelijk Mariabeeld, dat als een soort uitkijktoren dienst doet. De derde is helemaal volgebouwd met kloostergebouwen en kathedraal. Ik kan vanaf deze hoogte mooie foto’s maken.
Dan daal je scherp af, want voor je de stad kunt betreden, ga je de Loire over.
Logement is gauw gevonden en het duurt niet lang of ik trek de stad in voor een bezoek aan de kathedraal. Bij de kleine Zwarte Madonna die hier vereerd wordt ( Le Puy is al vanaf de zesde eeuw een Mariaoord) branden kaarsen voor al de intenties die ik meegekregen heb. En voor U allemaal ook een !

Uittocht

Vandaag (dinsdag 24 – 4) blijf ik lekker een dagje hangen. Laat ik eerst maar eens wat werken aan dit artikel, zodat U een beetje op de hoogte blijft van mijn doen en laten.
Rond het middaguur trek ik weer de stad in. Met regelmaat zie je pelgrims: eenlingen, tweetallen en groepjes. Ik zag zelfs een groep van wel 15 mensen de stad uittrekken. De meesten hebben Le Puy als vertrekpunt gekozen. Zo ook twee West-Vlamingen waarmee ik wat langer gesproken heb. Zij lopen dit jaar het traject van hier naar de Pyreneeën. Vorig jaar deden ze het Spaanse deel ofwel de “Camino Francès”.
In deze tijd van het jaar is het hier elke dag een uittocht van pelgrims. Het hele gebeuren rond de pelgrimage legt een bepaald stempel op de stad. Het hoort wezenlijk bij Le Puy. Daarnaast heeft de stad ook voor de toerist veel te bieden. Het stadsbestuur heeft daar goed op ingespeeld. Het voorziet de bezoeker van mooi verzorgde informatie.

Van de week liep ik in totaal 37 uur en 15 minuten. In die tijd liep ik van Arfeuilles naar Ferrieres-sur-Sichon, naar Thiers, naar Olliergues, naar Arlance, naar Allègre en naar Le Puy-en-Velay.
Voordat ik de wildernissen van de Cevennes in trek, groet ik u. Als ik die overleef, schrijf ik volgende week weer.

Antoon

Scroll naar boven