WEER ONDERWEG (4)
Wonderlijk hoe een pelgrim aan een maaltijd kan komen, hoe hij op bekend terrein belandt, hoe hij op vrijdag de 13e geluk heeft, hoe gemakkelijk hij de gemakkelijkste weg kiest, hoe hij kilometers maakt en de bergen intrekt.
Routekaartje
Op woensdagmorgen ( 11 – 4 ) om zeven uur ben ik in de basiliek van Vézelay om de Lauden, de kerkelijke ochtenddienst, mee te maken. Samen met drie andere pelgrims ontvang ik de pelgrimszegen. Het ontbijt deel ik met twee van hen – een Belg en een Engelsman – en met een Franse en een Spaanse dame. Dan verlaat ik de “Eeuwige Heuvel” en trek de Morvan in.
Ik weet uit de ervaring van zes jaar geleden en van een paar vakanties daarna, dat deze streek prachtig is: groen, groen en nog eens groen. Maar ze heeft een nadeel voor de zwaar bepakte wandelaar. Het is er zeer heuvelachtig.
Op mijn routekaartjes heb ik netjes het noord-zuid wandelpad uitgezet. Het bestaat soms uit goed begaanbare veldwegen en bospaden. Maar op de steile hellingen is deze route een ramp. Keien, groot en klein, stukken hout, rotsen, boomwortels; alles belemmert het normale lopen. Het klimmen is moordend en het dalen is niet veel minder. Elf of twaalf keer ploeter ik me op die eerste Morvandag naar boven en puf ik naar beneden. Volkomen “uitgewoond” bereik ik het dorp Marigny-l’Eglise.
Geen Irene
Ik herken dit dorp. Zes jaar geleden heb ik overnacht in de gemeentelijke gîte die ik nu ook aantref. De eigenares van het plaatselijke kruidenierswinkeltje deed toen speciaal voor mij haar zaakje open, zodat ik boodschappen kon doen. Al van op afstand zie ik dat “Chez Irene” voorgoed gesloten is. Geen Irene betekent geen eten! Het hele dorp heeft verder niets te bieden.
Ik spreek een man aan om toch nog maar eens navraag te doen. Hij snapt mijn probleem en zegt zonder aarzelen: “Kom binnen!” In twee zinnen maakt hij zijn vrouw duidelijk wat er aan de hand is. De twee vliegen van links naar rechts door hun huis, de koelkast zwaait open en dicht en binnen de kortste keren staat er een volle tas met brood, gebraden kip, kaas, bier en fruit voor me klaar. “Eet smakelijk meneer! Nee, nee, voor een pelgrim is dit gratis. Blij dat we dit kunnen doen!”
De tas blijkt meer te bevatten dan ik op kan. Dat komt goed uit.
Ik ontmoette vandaag Beatrice, een zestigjarige vrouw uit Lille die ook op weg is naar St. Jacob. Ze vertelde dat ze hier eveneens wil overnachten. Ik wacht met eten tot zij er is. Wij delen wat ik kreeg.
Nachtelijk overleg
Na een goede nachtrust en een frans ontbijt samen met Beatrice van Lille, ga ik op donderdag ( 12 – 4 ) vol goede moed weer op weg.
Blijkbaar heeft er vannacht toch enig overleg plaatsgevonden tussen mijn twee hersenhelften. Die van de ratio heeft gewonnen. Geen geiten- en ezelspaden vandaag. Ze zijn me gewoon te zwaar. Ik kies voor de kleine asfaltwegen. Ze zijn rustig, mooi en aanmerkelijk minder vermoeiend.
Ja, mooi is de Morvan beslist. Je trekt er door uitgestrekte, ruige loofbossen. Dat is de echte Morvan. Ook echt zijn de weiden met de forse witte Charolais – koeien. Die horen hier thuis. Echt zijn de vele soorten bloemen die bij ons uiterst zeldzaam zijn, maar hier massaal bloeien. Je ziet weiden vol met wilde narcisjes en hele bosbodems bedekt met bloeiende maagdenpalm. Niet echt, maar wel aanwezig en zeer bedreigend voor het karakter van dit natuurpark zijn de veranderingen die de commercie veroorzaakt. Stelselmatig wordt het loofbos gerooid en vervangen door grootschalige aanplant van naaldhout. Ze vormt een pure aantasting van de rijke ecologie.
Bekend terrein
Ik schiet goed op en kom in de loop van de middag aan bij het meer van Settons. Hier heb ik eerder al eens een tijdje gekampeerd. Ik ben dus op bekend terrein.
Het meer is kunstmatig, maar als je de zware stuwdam even vergeet, dan ziet de enorme plas er heel natuurlijk uit. Van recreatie is nog geen sprake.
Nu ik gekozen heb voor de mindere inspanning vragende wegen, zit ik na twee dagen al in het hart van de Morvan.
Ongeluksdag?
Op vrijdag de 13e begint mijn dagetappe via een prachtig voetpad langs het meer. Een uur lang volg ik de oever. Dan verlaat ik de plas om mijn weg naar het zuiden te vervolgen. Ook vandaag schiet ik weer behoorlijk goed op. Via een aantal heel kleine dorpsjes bereik ik Anost, een dorp dat iets meer voorstelt. Ik overweeg om hier te overnachten., maar het is pas goed twee uur. Ik kan best nog een stukje verder. In het plaatselijke restaurantje eet ik een broodje en vraag nadrukkelijk of Arleuf – een volgend groter dorp – logement te bieden heeft. Ja hoor, absoluut. Er is een gîte en een hotel, wordt me verzekerd. Goed zo, dan loop ik nog maar een uur of wat.
Rond half zes stap ik Arleuf binnen en het eerste wat ik zie, is een miserabel hotelletje, waar geen levende ziel te bekennen is. Al lang niet meer zo te zien. Een gîte valt er ook niet te vinden. Wat nu? Een bereidwillige Arleufse wijst me waar de burgemeester woont. Meneer is niet thuis. Zijn vrouw wel. Het duurt niet lang of er zijn nog een paar mensen bij het verhaal betrokken. Niemand weet van logeermogelijkheden in Arleuf.
Ik denk bij mezelf: als ik nu weg ga, dan hou ik mijn probleem bij me. Dat schiet niet op. Ik leg dus mijn probleem bij die mensen en blijf doorvragen. Dat werkt. Plotseling bedenkt mevrouw dat er tussen haar post een reclamekaart ligt van een Chambre-d’-Hôtes. Die ligt juist buiten mijn route. Zij belt of er plaats is…. en binnen een kwartier haalt de gastvrouw me op. Ze neemt me mee naar haar paradijselijk gelegen oude watermolen, waar ze een riante kamer voor me heeft, met een kabbelend riviertje onder langs mijn raam. Claudine en Denis zorgen ’s avonds voor een zalige maaltijd. We hebben samen een leuke, interessante avond, want deze mensen hebben een brede belangstelling en zijn creatief. Gesprekstof genoeg.
Vrijdag de 13e een ongeluksdag? Voor mij niet!
Kiezen
Op zaterdagmorgen ( 14 – 4 ) brengt mevrouw Claudine me netjes naar mijn punt van vertrek.
Hé wacht eens even: het is zaterdag 14 april. Precies zes jaar geleden begon ik aan mijn eerste Santiagotocht. Daar hebben we toen met een heleboel mensen een mooie dag van gemaakt. Als het even kan, doe ik dat nu weer.
Maar eerst sta ik voor een keuze. Er is een moeilijke weg. Die gaat zwaarklimmend naar het hoogste punt van de Morvan. Een andere gaat met een boog om die hoogte heen en is gegarandeerd veel minder zwaar.Ik kies de gemakkelijkste weg, ha ha !
Die hoge Mont Beuvray heb ik al drie keer beklommen. Het schitterende Keltenmuseum zag ik al twee keer en de uitgebreide opgravingen daar boven ook. Ik hoef daar vandaag niet meer te zijn.
De 37 km. lange etappe wordt een soort “bijkomdag”. In het begin moet ik een paar keer heuvel op, heuvel af en dan volgt er een heel geleidelijke afdaling van wel 15 km. Je rust uit terwijl je loopt !
Feestdag
Het terrein is hier lichtgolvend en de uitgestrekte bossen en wildernissen maken plaats voor een meer open parkachtig landschap. Ik kom door de bochtigheid van de weg meerdere malen voor fabelachtig mooie vergezichten.
In de bosranden en hagen staan de wilde kersen voluit te bloeien en rukt het frisse groen nadrukkelijk op. De bermen krijgen steeds meer kleur door al de opkomende bloemen. Daar staat waarachtig al een orchidee in volle glorie langs de kant van de weg. Alles wat een snavel heeft zingt en tiereliert. Uit een moerasbosje klinken enkele passages uit het rijke repertoire van de nachtegaal. Hij laat horen dat hij ook weer present is.
Deze streek met zijn vele oude bomen – loop ik me te bedenken – zou best best weleens geschikt kunnen zijn als woongebied voor de hop. Nog geen half uur later hoor ik de roep van deze bonte vogel. Hij is ver weg. Ik zie hem niet.
Om half vier loop ik Luzy binnen. Ik heb het gevoel een feestdag beleefd te hebben !
Grote voet
Op zondag ( 15 – 4) loop ik naar Bourbon-Laucy. Dat zal zo’n 28 km. zijn. Als het goed gaat, ben ik er vroeg en hou ik lekker wat “bijkomuren” over.
Ik vertrek in vrij dichte mist. Dat vraagt extra aandacht op de weg. Het wordt al gauw lichter, zonnig en zelfs warm. Een tijd loop de weg langs een riviertje dat met grote haast het water naar beneden jaagt. Zo is het dus een gemakkelijke etappe. Om half drie loop ik de stad in en zie uit naar een logeeradres. Het is verdomd als het niet waar, maar vandaag liggen de Chambres-d’-Hôtes veel te ver uit de buurt en zijn alle drie de goedkope hotelletjes potdicht. Een inwoner verwijst me naar een superluxe geval met thermale baden en zo. Nou, mooi niet !
Na nog een straatje en een pleintje en een hoekje om vind ik toch een slaapplaats. Eigenlijk ook véél te duur voor een pelgrim. Maar vooruit, voor deze keer. Omdat het zondag is!
Meevaller
Maandag 16 – 4 begint goed. Mevrouw de hotelhoudster is de pelgrim goed gezind. Ik had een zeer luxe kamer, maar zij rekent het laagste tarief en doet het ontbijt cadeau. Is dát een meevaller voor mijn portemonnee. Goedgemutst ga ik op weg. Weer is het mooi weer! Ik loop een mooie tocht. De omgeving wordt geleidelijk wat heuvelachtiger en vooral groener. Het jonge blad vliegt uit de knoppen. Er hangt een kruidige geur in de lucht.
Al in de voormiddag trek ik de Auvergne in en rond het middaguur steek ik bij het dorpje Diou la Loize over. Wat is dat een machtig mooie, natuurlijke rivier. Hij stroomt waar hij wil , neemt zand, stenen en boomstammen mee en legt ze neer waar ze willen blijven hangen.
In deze omgeving doet men vooral aan veeteelt; vleeskoeien met name. In elke kudde dartelen kalfjes. Soms passeer ik stukken bos. Daar word je uitbundig getrakteerd op nachetegalengezang. Saligny-sur-Roudon is een mooi plaatsje voor een middagpauze. Een aardig nestje huizen is er gegroepeerd bij een indrukwekkend kasteel. Dan stoom ik door naar Le Donjon, waar ik na mijn 37 vlot gelopen kilometers om half vijf neerstrijk.
Aanschuiven
De waardin van het zeer eenvoudige pension heeft een heel schappelijk arrangement voor de pelgrim. Bad, bed, avondmaal en ontbijt voor een zachte prijs. Veel luxe heb je dan niet. Bij de maaltijd eet je wat de pot schaft en is het aanschuiven met de andere gasten. Ik tref het niet geweldig. De man naast me eet luidruchtig en praat intussen heel rap in een toch al onverstaanbaar dialect. Die tegenover me eet als een monnik: zwijgend. Nee, ik heb leukere tafelgesprekken meegemaakt.
Alles dicht
Op dinsdag ( 17 – 4) ben ik om half negen weer op pad. Het landschap krijgt hogere heuvels en diepere dalen. Ik ben duidelijk op weg naar de bergen. Toch leg ik ook vandaag mijn kilometers in een behoorlijk tempo af, geniet intussen van de lente en het land, de dorpjes en kastelen die ik zie en loop al om half vier Arfeuilles binnen. In het dorp staat de gîte netjes aangegeven. Maar ze is dicht. Naar het gemeentehuis dan. Dicht. De plaatselijke kruidenier. Dicht. Is hier nou werkelijk alles gesloten ? Nee, het postkantoor is open en de baliejuffrouw belt meteen de gîte-verantwoordelijke. Ik heb onderdak !
Wat later op de middag opent de kruidenier zijn gedoentje. Ik scharrel een maaltje bijeen, eet in alle rust en vind het zalig om nog wat aan te teutelen met schrijven en tekenen in mijn dagboek.
Ik liep de voorbije week in totaal 45.45 uur en kwam daarmee van Vézelay in Marigny-l’Eglise, in Les Settons, in Le Châtelet, in Luzy, in Bourbon-Lancy, in Le Donjon en in Arfeuilles.
Van daaruit groet ik u van harte.
Tot volgende week
Antoon