WEER ONDERWEG (3)
Vóór je het weet, blaast de wind je een heel eind weg, beleef je een waterige dag in de zon, val je binnen in een zoete inval, wordt het lachen en lappen, vier je Pasen zoals het kan, beklim je de eeuwige heuvel en kom je een dagje bij voordat het echte werk begint.
Wind de rug
Mijn routekaartjes geven me te verstaan dat het vandaag ( woensdag 4 – 4 ) zeer waarschijnlijk een lange etappe zal worden. Vóór me ligt een reeks van dorpjes en gehuchten waar ze het woord logement niet kennen. Tussen Vitry-les-François – vanwaar ik U vorige week groette – en het stadje Brienne-le-Chateau liggen 43 km. Er tegen aan dus ! Mijn voeten zijn zo goed als genezen en daar zal ik het dus niet meer over hebben! Het land is zacht glooiend en ik heb een stevige wind in de rug. Kortom, ik ga als een speer.
Mooie momenten
De vele kleine ontmoetingen onderweg reken ik tot de fijnste ervaringen tijdens mijn tocht. Het kan gaan om een uitbundige groet van een fietser in het voorbijgaan. Maar meerdere keren keren per dag maak je een praatje.
Een mevrouw zet haar zware boodschappentassen even op het trottoir en roept al van op afstand “Bravissimo, wat een moed!” Ik doe op haar verzoek mijn verhaal en zij zegt: “Als ik ooit de kans, krijg doe ik het ook!” Doén mevrouw.
Drie mannen zijn vanmorgen begonnen een paar gevelde bomen tot brandhout te zagen. Op het moment dat ik passeer, begint hun schaft. Koffie zou je denken. Nee hoor: uit een koelbox komt een fles wijn tevoorschijn. Terwijl we wat praten, doen zij zich te goed aan het geestrijke vocht.
Een fietser met volle bepakking komt me tegemoet en stopt even. Het blijkt een Nederlands sprekende engelsman te zijn. Hij wil naar de Zwarte Zee fietsen. Dat is ook niet niks. We wensen elkaar veel goede moed.
Zo heb je elke dag opnieuw van die mooie momenten.
Metamorfose
Wanneer je zo’n 30 km. in de kuiten hebt en je moet nog verder, dan zet ik mijn lichaam op “de automaat.” De benen malen de meters in een vast ritme weg. Mijn brein maalt op een laag pitje mee. Diep nadenken kost ook energie en die heb je nu hard nodig om vooruit te komen. Zo haal ik mijn einddoel voor vandaag en beland in een oud, wat verlopen hotelletje. Een vrouwke dat helemaal bij die sfeer past, zegt dat ze het toch zo druk heeft. Dat klopt ook want ik zie al gauw dat ze van alles aanpakt en wegzet, waar het even later toch weer in de weg staat. Zo hou je werk.
Ik heb een klein maar verzorgd kamertje. Wat later op de avond kom ik beneden om wat te eten en wat blijkt? Het sloverige vrouwke heeft zich omgetoverd tot een dame die gezien mag worden: een deftige waardin na die complete metamorfose. Zij maakt speciaal voor mij een goede, smakelijke maaltijd klaar. Andere klanten zijn er niet.
Brienne-le-Chateau ligt aan de voet van een heuvel waarop een ongelooflijk groot kasteel staat. Meer groot, dan mooi, als je het mij vraagt.
Veel water
Op donderdag ( 5 – 4) trek ik door het “Regionale Natuurpark van de Oostelijke bossen.” In dit enorme landschapspark (70.000 ha.) kan op bepaalde plaatsen de landbouw goed vooruit.
Daarnaast liggen er uitgestrekte bossen en centraal in het gebied tref je een aantal meren aan. Die zijn samen ook enkele duizenden hectaren groot. Mijn pad voert langs de oevers van een van die meren. Wat is de natuur hier rijk. Door de grillige vorm van die plassen heb je elk moment andere vergezichten en doorkijkjes. Het is het omweggetje meer dan waard. Rond het middaguur kan ik mijn gewone route weer vervolgen.
Op vrijdag ( 6 – 4 ) ga ik vol goede moed weer op pad. Het koolzaad op de glooiende akkers begint voorzichtig in bloei te komen. De tarwe staat al bijna 20 cm. hoog. Hier en daar zie je een helling met wijnstokken. Vandaag verlaat ik de Champagnestreek. Ik ben op weg naar Molesme.
Zoete inval
Zes jaar geleden kreeg ik door een toevallige ontmoeting onderdak aangeboden bij de familie Nieuwenhuizen. Het is een Nederlands gezin dat al vele jaren hier bij Molesme woont op Ferme de Chazée. Bij aankomst blijkt de gastvrijheid van hetzelfde gehalte als toen. Het is er druk op het erf en in het huis.
Er logeert een broer van haar. Hij doet allerlei karweitjes. Met veel en druk overleg zijn twee monteurs in de weer met een tractor. Een van hen werd gisteren voor het eerst vader. Hij kan zijn geluk niet op. De andere blijft na het karwei nog een paar uur hangen. Omdat hij niet naar huis toe gaat, komt zijn vrouw ook maar deze kant op. De kinderen komen thuis uit school. En om het “zoete inval”- gevoel compleet te maken, komt er ook nog ee meneer binnenstappen die een Nederlandse tekst wil laten vertalen. Zijn vrouw is afkomstig van een ver eiland in de Stille Zuidzee. Laat hem nou toch ergens een verhaal vinden over dat eiland. Het is echter in het Nederlands. Hij laat er zijn computer met een vertaalprogramma op los, maar die weet er geen frans te maken. Hoe kan dat nou toch? Hij schuift zijn laptop voor mijn neus en ik zie al gauw dat de tekst dateert van vóór 1900. Een missionaris uit die tijd beschrijft de situatie op het eiland van toen. De computer weet geen raad met termen als “kreupelhoutbosschen”.
Het is dus druk in huize Nieuwenhuizen. Het is ruim tien uur voor er gegeten kan worden.
Woestijn
Wat zou het mooi zijn op eerste Paasdag aan te komen in Vezelay. Ik zie dat prachtige stadje met de wondermooie kerk en goed verzorgde erediensten als een soort mijlpaal en tussenstation op mijn tocht. Bekijk ik echter mijn routekaarten, dan besef ik dat ik het niet moet proberen. Het is nog te ver.
Een andere zorg dringt zich op. Hoe groen het landschap er ook bij ligt, ik ga een woenstijn in als het gaat om logeerkansen. Maar goed: op weg!
Na een hartelijk afscheid van Angele en Ton Nieuwenhuizen, zit ik al gauw weer in mijn loopritme. Na vijf uur bereik in Ravieres. Het is een wat groter dorp en als ik hier kan overnachten, doe ik dat. Verderop komen er alleen nog maar gehuchten. De barkeeper bij wie ik koffie drink, denkt zichtbaar diep na en komt tot de conclusie dat zijn dorp niets te bieden heeft. Dus stap ik maar weer eens op.
Lachen en lappen.
Het is bijna zeven uur als ik het dorpje Etivey bereik. Er is een café waar ik navraag doe. Oh nee, geen schijn van kans ! Voor het geval dat ik ook nu weer verder zal moeten, vraag ik de herbergierster of ik wat te eten kan krijgen. Nee, een restaurant heeft ze niet! Ja, maar U kunt toch wel stuk stokbrood voor me klaar maken? De branieschopper van het dorp komt binnen, hoort van de situatie en heeft al gauw wat lachers op de hand. De waardin kan die pelgrim toch wel bij háár in bed nemen!? Dat soort grappen.
Het café loopt aardig vol. Een paar nieuwe klanten spreken me aan en ik leg mijn situatie uit. Ik voel dat de stemming omslaat. Het duurt niet lang of de waardin serveert me een groot brood met allerlei lekkere spullen. Dan komt er een jonge man uit het rumoerige gezelschap naar me toe en zegt: “Er wonen Nederlanders hier in het dorp. Probeert U daar maar eens.” En hij wijst de weg.
Ik wil afrekenen, maar nu blijkt dat mijn verteer al betaald is. Het cliënteel heeft gelapt!
De Nederlanders hebben een groot mooi huis, maar zijn er niet. Ik maak aanstalten om dan toch maar verder te lopen. Komen er twee knullen naar me toe; 15 en 10 zullen ze zijn. De oudste is de zoon van de waardin. Hij kent mijn probleem intussen al. “Hier wonen nog andere Nederlanders”, zegt hij. Wij er naar toe. Niet thuis! (Rare Hollanders, kopen ze grote huizen in Frankrijk en dan zijn ze er niet!) De knul geeft niet op. “Ik ken mensen die U zullen helpen. Kom maar mee”. Ik logeer die nacht bij Marie, Daniel en hun zoontje Paulin.
Schoolboek
Fransen eten laat in de avond. Dus ik mag nog een keer aan tafel. Het wordt een gezellige avond. Paulin is helemaal enthousiast want op school wordt bij wereldoriëntatie juist les gegeven over de Middeleeuwen en de beroemde Pelgrimswegen. Hij haalt zijn schoolboek er bij en inderdaad, het Santiago-gebeuren staat er uitgebreid in. Hij maakt foto’s van mijn stok, hoed en rugzak, print ze uit en is apetrots dat die later mee naar school kunnen.
Exultet
Pastoors zijn uiterst zeldzaam geworden op het platteland van Frankrijk. Op Eerste Paasdag blijft het kerkje van Etivey dicht. Er is niets aan te doen.
Ik ga op weg en bedenk dat vandaag de blauwe hemelkoepel mijn gewelf vormt. De statige beuken van het grote bos zijn de pilaren. Er bloeien duizenden lentebloemen, uit een kerktoren van een dorpje in de verre heuvels klinken de paasklokken en de vogels zingen het Exultet, de juichende opstandingszang. Zo vier ik Pasen!
Even na de middag nader ik Montréal en ik vraag me af of de twee schatten van zustertjes er nog wonen, die me zes jaar geleden zo in de watten legden. Recht tegenover hun kleine priorij drink ik koffie. Op hun binnenplein zie ik een drukte van belang. Er is een feestelijke bijeenkomst.Tussen al die mensen bewegen zich ook twee oudere zusters. Ik wandel even later in vol ornaat dat binnenplein op en beide zusters herkennen me meteen. Het wordt een korte, maar geweldig mooie ontmoeting. Exultet!
Het stadje Montréal is puur Middeleeuws. Ik kijk er even rond en maak wat foto’s. Dan ga ik door naar Avallon.
Eeuwige heuvel
Bij vertrek op tweede Paasdagmorgen krijg ik een tip. Ik hoef niet de hele stad door te lopen. Via een kleine binnenweg kan ik onder de stad langs, door het dal van het riviertje le Cousin richting Vezelay. Dat blijkt een gouden tip. Een onwaarschijnlijk mooie route waar je voortdurend het wild stromende water naast je hebt.
Uiteindelijk moet je toch uit dat dal omhoog. Dat is een forse klim. Er volgt opnieuw een afdaling naar de rivier de Cure en dan moet je echt hard ploeteren om op de “Eeuwige Heuvel” te komen. Ik loop vandaag maar 16 km. Die zijn wel pittig. Om half een sta ik voor de beroemde Maria Magdalena kerk.
Vezelay met dit machtig mooie kerkgebouw vormt een heel oud pelgrimscentrum. Monniken en zusters verzorgen de diensten met prachtig gezang. Het is mij blijkbaar niet gegund om ongestoord naar hun harmonische klanken te luisteren. Zes jaar geleden kwam er een meezingende notenkraker naast me zitten. Nu volgt een groep geestelijk gehandicapte jongeren de H. Mis. Sommigen vinden het prachtig hoe hun luide kreten mooi nagalmen onder de eeuwenoude gewelven. Het is aandoenlijk te zien hoeveel vreugde deze mensen beleven als door heel de kerk heen mensen elkaar de vredeswens geven. Onbevangen doen ze mee.
Ik eet rustig een hapje in de stad, heb goed onderdak in een van de logeerhuizen voor pelgrims en hou me verder rustig.
Bijkomdag
In het besef dat de route de komende tijd zeer heuvelachtig is, blijf ik vandaag
(dinsdag 10 – 4) op mijn gemak in Vezelay. Mijn benen kunnen die rust wel gebruiken, want ze hebben heel wat werk verzet.
In mijn derde week liep ik in totaal 37,15 uur. De route ging van Vitry-le-François naar Brienne-le-Chateau, naar Magnant, naar Molesme, naar Etivey, naar Avallon en naar Vezelay, vanwaar ik u vanaf de top van de “Eeuwige heuvel” van harte groet. In dit heiligdom branden de eerste kaarsen voor wie er om vroegen.
Tot volgende week
Antoon.