Reisverslag Antoon (20)

Weer Onderweg (20)

Image

Je vraagt je toch wel eens af waar mensen mee bezig zijn als ze je een menu aanbieden, maar de deur op slot doen, als ze zó onmogelijk grote kastelen bouwen dat ze er zelf de weg niet weten, als zelfs een heilige niets te bieden heeft, als de weerman verkeerd weer bestelt, als ze Maria uit het moeras moeten halen, als een boer met succes oogst maar zijn graan op straat gooit, als ze je uitgerekend van laag naar hoog laten lopen.

Magere dag.

Wanneer ik op woensdag (1-8) goed en wel onderweg ben, begin ik me te realiseren dat ik in Bretange loop. Bij Bretange denken we al gauw aan dat ontzettend ver naar het westen – tot voorbij Engeland! – stekende deel van Frankrijk. Ook landinwaarts loopt Bretange ver door. Je merkt er niet veel van. Het ziet er hier allemaal heel Frans uit. Ook van de Bretonse taal vind ik zo gauw geen sporen.

Het is u in eerdere verhalen misschien opgevallen dat ik nogal eens mijn eetpauzes vermeld. Dat doe ik om twee redenen. Het geeft me de kans om tussendoor plaatsnamen te noemen. Er zijn nl. lezers die al die dorpen en stadjes opzoeken op hun wegenkaart.
Ook zijn er mensen die zich zorgen maken over mijn lichaamsgewicht. Tijdens mijn eerste tocht ben ik in drie maanden tien kilo afgevallen. Dat vonden ze te veel!
Nu merkte ik al vrij vroeg op de heenreis dat het weer die kant op ging. Toen heb ik me voorgenomen om niet als een rammelend skelet in Baarle terug te keren. Ik doe al wat ik kan om elke dag twee volledige maaltijden te nuttigen. Dat lukt bijna altijd. Het Franse ontbijt stelt zo weinig voor dat ik het niet als een maaltijd beschouw. Vaak vraag ik de café’s waar ik koffie drink, of ze een sandwich voor me willen maken. Suiker in de koffie? Nou en of. Koekjes en al wat ze me voorzetten, verslind ik. Ik pluk bramen, heb al eens wat rijpe pruimen weten te bemachtigen en koop af en toe een paar bananen. Als het maar energie oplevert.
Vandaag wil het allemaal niet zo goed lukken. Het is een magere dag. Het ontbijtje stelde vanmorgen wel heel weinig voor en de dorpjes, die ik in de loop van de voormiddag passeer, hebben niets te bieden. Om twee uur ben ik in La Chapelle-Glain. Daar zie ik het eerste restaurant van vandaag. Er staat een groot bord op het trottoir: “Dagmenu”. En aan de deur hangt een bordje: “Op woensdag gesloten”. In de plaatselijke bar is de mevrouw bereid een sandwich voor me te maken. “Ik heb alleen brood van gisteren”, zegt ze. Er valt niet te kiezen. ’t Is of van gisteren of niets. Normaal krijg je een flink stuk brood. Nu niet! Blijkbaar was het brood van gisteren ook bijna op.
Met een onbehaaglijk gevoel in mijn lijf ga ik verder. St.Julien-de-Vouventes lijkt me geschikt om te overnachten. Het wordt namelijk behoorlijk warm. Laat Sint Juliaan nou helemaal geen voorzieningen hebben! Ik moet gewoon verder. Dat worden dus nog zestien kilometers naar Châteaubrillant.
Tijdens het laatste, zware wandeluur, neem ik mij voor om morgen maar eens een bijkomdag te houden. In het hotelletje vinden ze het prima dat ik voor twee nachten boek.

Brillant kasteel.
Uitslapen! Zo maar uitslapen op donderdagmorgen (2-8) En nog wel tot acht uur! Dát is lang geleden.
Na het ontbijt werk ik een tijd lekker rustig aan mijn dagboek. Daarmee liep ik flink achter. Nu weet dat tenminste ook weer waar ik ben.
Tegen koffietijd trek ik de stad in. Mijn keuze om hier een dag te blijven, blijkt een schot in de roos. Châteaubrillant is een leuke, mooie, interessante stad met veel kleine straatjes vol winkeltjes en terrasjes. Zeer indrukwekkend is het kasteelcomplex. Je mag inderdaad van een complex spreken.
De markiezen,baronnen en hertogen van Bretagne hebben in de Middeleeuwen een enorme burcht laten bouwen aan de oostrand van hun gebied. De reeks van gebouwen en torens is zo groot dat ze er zelf onmogelijk overal de weg geweten hebben. Grote delen van die burcht bestaan nog al zijn ze voor een deel in verval. Andere delen zijn later verbouwd tot woonkasteel in renaissancestijl. Prachtige zuilengalerijen verraden de Italiaanse invloed. Alles is uitgevoerd in natuursteen. In deze streek is dat een soort leisteen met veel kleurschakeringen.
Ja, hier mogen ze met recht spreken van een brillant kasteel.
Ik heb me rustig en goed vermaakt en de magere dag van gisteren helemaal “aangevuld”.
In mijn rugzak zit nu een voorraadje levensmiddelen, zodat ik in geval van nood altijd wat te eten heb.

Gedienstig.

De vrijdag (3-8) begint mistig. Dat duurt niet lang. De zon breekt door en die is al gauw sterk. Er staat nauwelijks wind, zodat ik een warme dag verwacht. Afstand is vermoeiend, maar hitte werkt uitputtend.

Ik loop een tijd door gevarieerd, agrarisch landschap en door het uitgestrekte bos van Guerche. Het is genoemd naar Guerche-de-Bretagne. In die stad stop ik. Omdat ik zo gauw geen hotel zie, vraag ik er naar in een bar. De barman snapt dat ik geen luxe zoek en wijst me de weg naar een net en niet te duur logement.
Ik heb al vaker gemerkt hoe gedienstig veel mensen zijn.
Laat in de middag doe ik mijn ronde door het stadje. Er staan enkele groepjes mooie Middeleeuwse huizen. Die vind ik prachtig. Mooi van constructie en mooi omdat ze zo knus, wat scheefgezakt tegen elkaar leunen.

Geen doen.

Op zaterdag (4-8) heb ik eigenlijk een flinke etappe in gedachten. Ik ben dan ook al vóór zeven uur op de been. Weer is de zon sterk en weer is er geen wind. Dat wordt dus nog eens een warme dag.
Wie vroeg op straat is, kan een krantenbezorgster ontmoeten.Dat gebeurt mij vandaag. De jonge vrouw is zo benieuwd naar de ervaringen van deze “marcheur” dat ze een regen van vragen op me afvuurt. Ze helpt me ijverig waar mijn Frans tekort schiet om haar alles uit te leggen. Ze zegt blij te zijn dat ik voldoende Frans begrijp en spreek, anders had ze mijn verhaal moeten missen. Een hele straat krijgt de krant vandaag pas na zeven uur!
Van dit soort ontmoetingen moet ik het hebben nu ik in dit deel van Frankrijk loop. Je komt namelijk geen andere pelgrims tegen. Die vanzelfsprekende onderlinge contacten zijn er niet. Het maakt je toch wat eenzamer. De kleine ontmoetingen, die er dagelijks zijn,doen je goed.
Zo drink ik later in de voormiddag koffie in een bar. Daar zitten twee oude baasjes aan een tafeltje aan een bakje kopffie en een borreltje. Ze hebben het druk met elkaar en begroeten ieder die in en uitloopt om een krantje te halen. Als iemand naar mijn rugzak, naast de deur, kijkt, wijst het ene mannetje:”Die is van die meneer”.
Wanneer ik me vlak bij hen klaar maak om te vertrekken, zie ik dat ze hun ogen uitkijken naar alles wat ik moet sjorren en gespen. En dan komen de de vragen: van waar, waar naar toe, hoe lang, hoe ver…? Het ene baasje herhaalt alles wat ik vertel omdat zijn maatje blijkbaar niet goed hoort. Als de eerste klaar is met zijn hoofd te schudden, dan begint de ander. Hoe is het mogelijk? Vijfduizend kilometer lopen! Ze kunnen er met hun witte zomerpetjes niet bij. “U hebt betere benen als ik”, zegt baasje een. De zijne blijken dan ook twintig jaar ouder te zijn.
Tegen het middaguur ben ik in Vitré. Ik heb er ongeveer achtentwintig kilometer op zitten en besluit hier te blijven. Lopen in deze middagtemperatuur is geen doen.
Wanneer de grootste zonnesterkte weg is, ga ik de stad in. Ook hier bouwden de hoge heren van Bretagne een enorme burcht. Ze is nog bijna helemaal in tact. In een deel ervan is het stadhuis gevestigd. Je kunt om het hele complex heen wandelen, maar ook het ruime binnenterrein is vrij toegankelijk. Zo krijg ik een goed beeld van de Middeleeuwse defensie-bouwkunst. Zeer indrukwekkend.

In de buurt van de kerk valt het me plotseling op, dat er een bronzen plaatje in het plaveisel van het trottoir zit. Daar staat een Jacobsschelp in gegraveerd. Ik wist niet dat hier ook een pelgrimsroute loopt. Elders in de stad vind ik een aanwijzing dat het gaat om de Jacobsweg die van de Mont St. Michel komt en wat verder naar het zuiden aansluit op de grote route naar Tours.
Zo ben ik toch weer even op “de Camino”.

Mooie Maria.

Ook de zondag (5-8) belooft een warme dag te worden. Het zomert hier goed door. Daarom ben ik vroeg op weg. Ik ga mijn afstand lopen in de voormiddag, net als gisteren. Dan is het nog te harden.
Wat kan het heerlijk ruiken als de boeren hun gras gemaaid hebben en – ook op zondag – het hooi keren of tot rollen persen. Pas geoogste tarwevelden hebben weer een heel andere zomerse geur.
Mijn afstandberekening klopt aardig. Goed één uur ben ik in Fougères. Die stad ligt zo’n beetje in de meest noordoostelijke hoek van Bretagne. Blijkbaar moest die ook verdedigd worden tegen wie dan ook. Hier staat de grootste burcht die ik ooit gezien heb. Er staan nog altijd elf torens compleet overeind. Waterbouwkundig is er knap werk verricht. Ondanks de behoorlijke hoogteverschillen hebben ze toch een gracht om het hele complex weten te leggen. Ik vind zulke bouwwerken met hun entourage heel boeiend.
De oude kerk van St. Sulpice staat vlak bij het kasteel. Merkwaardig voor een gotisch gebouw vind ik de houten gewelfconstructie.
Een bepaalde hoek in de kerk trekt mijn aandacht omdat die extra verlicht is. Er staat een prachtig Mariabeeld: een zittende Madonna met het Jezuskind aan de borst. Echt een mooie Maria.
Ik lees dat het beeld heel oud is. Vroeger stond het in de kapel van het kasteel. Bij schermutselingen werd deze kapel verwoest en ging het beeld verloren. Toen veel later de kerk uitgebreid moest worden, vond men het beeld tussen puin wat in de de diepte terecht gekomen was. Daarom heet ze : Onze Lieve Vrouw van het Moeras.
Bij deze zorgzame moeder heb ik kaarsen opgestoken. Want alle meegegeven intenties zijn nog altijd in mijn gedachten. U hebt kunnen merken dat ik ze steeds neerleg op zorgvuldig gekozen plaatsen.

’t Is zonde.

Op maandag (6-8) lijkt het gedaan met het zonnige weer. Ik moet mijn rugzak waterdicht maken en mijn paraplu gereed houden. Het voelt zelfs fris aan.
Ik volg bijna altijd doorgaande wegen. Daar rijdt in deze tijd veel landbouwverkeer. Er wordt nog volop graan geoogst. Dat kan typische situaties opleveren.
Ik sta op het punt een dorp binnen te lopen en zie met veel zwaailichten een enorme combine uit het dorp de helling opkomen. Op datzelfde moment haalt precies zo’n zelfde combine mij in. Ze komen elkaar tegen en moeten “passen en meten” om hun weg te kunnen vervolgen.
Het graan wordt vervoerd in grote metalen aanhangwagens. De boeren dichten de kieren daarvan met zakken of stukken plastic. Dat doet niet iedereen even zorgvuldig.
Tot twee keer toe zie ik een spoor van graan aan de rand van de weg liggen. Het is er veel dichter “gezaaid” dan op de akker ooit gebeurt. Samen zijn die sporen zeker acht kilometer lang. Kilo’s en kilo’s tarwe voor niets gegroeid en geoogst. ’t Is toch zonde!
Bijna zonder het te merken, heb ik vandaag Bretagne verlaten en ben Normandië binnen gelopen. In St. Hilaire-du-Harcouët – mijn halteplaats – zie ik het aan de namen van bedrijven en van een café.
Er zijn op maandag nauwelijks winkels open. De ene die ik zoek wel: een boek- en kantoorboekhandel. Daar verkopen ze mij een goede wegenkaart van Normandië. Ik kan nu mijn route tot Duinkerken uitstippelen.

Geniepig.

Die nattigheid van gisteren moet een vergissing van de weergoden geweest zijn. De dinsdagmorgen (7-8) is stralend.
Na zo’n kilometer of vijf zie ik bordjes staan die verwijzen naar een wandelroute, richting Mortain. Dat is de plaats waar ik naar toe wil. Ik ga kijken en wat vind ik? Een prachtig wandelpad, aangelegd op een oude spoorlijn. Twaalf kilometer schaduw. Dat is voor vandaag al een aangenaam voordeel. Het pad ligt bijna vlak! Een paar weken lang heb ik geen hellingen hoeven lopen. Les Landes en de Charente waren volkomen vlak. De Vendée begon te golven. Heel zachtjes. Dat golven is de laatste dagen toegenomen. Op het geniepige af. De hellingen worden ietsjes langer en pittiger.
Wanneer ik bij Mortain dat wandelpad gehad heb en weer op de gewone weg kom, merk ik het helemaal. Ik moet grote hoogteverschillen overwinnen. Dat is even wennen. Ik moet veel klimmen en nauwelijks dalen.
Op een informatiepaneel over de regio vind ik daarvoor een verklaring. Ik loop van laag Normandië naar hoog Normandië.
In Sourdeval puf ik uit, eet mijn middagmaal en besluit er logement te zoeken. Dat lukt gemakkelijk. Het is nog lekker vroeg in de middag. Ik heb tijd om u te schrijven.!

Terwijl ik zit na te denken wat ik bij dit verhaal zal tekenen, groet ik u allen hartelijk vanuit halfhoog Normandië.

In week 20 was ik vijfendertig en een half uur lopend onderweg. Ik vorderde van Ancenis naar Châteaubrillant, naar Guerche-de-Bretagne, naar Harcouët en naar Sourdeval.

Tot volgende week

Antoon

Scroll naar boven