Weer onderweg (2)

Ja, ja, zo kom je in ruig gezelschap terecht, zo word je apothekersklant, zo word je in een album geplakt, zo beklim de Godsberg, zo mis je een vertrouwd gezicht, zo kom je eens lekker bij en zo zit je al een onwaarschijnlijk eind in Frankrijk.
Knorrig figuur
Vanuit Fumay groette ik u vorige week. Wij pikken dus de draad op woensdag 28 maart weer op.
Mijn gastvrouw schrijft een aandoenlijke tekst in mijn dagboek. Ze is blijkbaar echt blij dat ik weer bij haar langs geweest ben. Het deed haar goed dat ik me nog zoveel over haar overleden man wist te herinneren. Mevrouw, moge het u goed gaan.
Voorlopig blijf ik de Maas volgen al is het jaagpad hier niet meer verhard. Integendeel. Ik trek door mooi, maar woest hellingbos. Het is prachtig, maar zwaar. Strompelend en puffend kom ik uit een dicht bosje te voorschijn op een wat meer open plek, als daar plots met luid geknor een kanjer van een wild varken uit zijn rustkuil opspringt, haastig krabbelend de helling neemt en schielijk uit het zicht verdwijnt. Prachtig om zo’n knorrig figuur van zo dichtbij te zien.
Via een aantal beter begaanbare boswegen bereik ik Revin.
Plateau
Hier verlaat ik de Maas. Dat wil wat zeggen! In miljoenen jaren heeft het maaswater het klaargespeeld een heel diep dal te schuren en te slijpen in het grote Noord-Franse plateau. Nu moet je dus uit die diepte zien te komen. Dat is een onbarmhartige klim. Gelukkig is er halverwege een uitzichtpunt. Van hier af zie je de Maas vanuit het oosten komend met een enorme bocht Revin omarmen. Met een tweede kronkel stroomt ze naar het noorden.
De klim gaat door, maar er kómt een moment dat je uitzicht krijgt op het golvende plateau van de Franse Ardennen.
Ik vind onderdak in Les Mazures.
Pleisters
Bij de superlange etappe van vorige week zaterdag, blesseerde ik mijn voeten vrij ernstig. Ondanks alle zorg die ze dagelijks krijgen, zijn ze nog steeds niet genezen. Ik moet elke avond zeer zorgvuldig pleisters plakken en ’s nachts mijn sokken aanhouden, zodat ze goed blijven zitten. Zo kan ik elke dag redelijk lopen. Op donderdagmorgen word ik klant bij de plaatselijke pharmacie (apotheker) om mijn voorraad pleisters maar eens goed aan te vullen.
Vandaag trek ik door een lange reeks van kleine dorpjes. Het zal mij benieuwen of en waar ik een slaapplaats zal gaan vinden.Op goed geluk dus maar. Rond half vier bereik ik het dorp Warnécourt en vraag aan de eerste de beste inwoonster of hier ergens logement te vinden is. Jawel mijnheer, en ze verwijst me naar een heel goed adres. Bernard en Beatrice hebben een schat van een tuinhuisje als gastenverblijf ingericht. Echt geweldig. Maar zij heeft nog geen tijd gehad om het verblijfje klaar te maken na het vertrek van haar vorige gasten. Of ik even wil wachten? Als een wervelwind…… “Komt U maar meneer.”
’s Avonds brengt ze een grote mand waarin een verzorgde maaltijd zit. Verwennerij is het!
In alle rust kan ik mijn dagboek bijwerken.
Stom deuntje
Op vrijdag ben ik – zoals meestal – om half negen weer op weg. Via hele kleine landwegen wandel ik van dorpje naar dorpje. Ze hébben hier niets anders dan dorpjes en gehuchten, met grote boerderijen, verspreid gelegen in geweldig mooie landschappen.
Al lopend komt regelmatig in me op: “ik wil met jou wel dansen, maar mijn voeten doen zo zeer!” Als zo’n stom deuntje eenmaal door je brein wentelt, kom je er bijna niet meer vanaf. Gelukkig is daar dan de jubelende zang van de veldleeuweriken, hoog boven de velden. Die klinkt beter. Zomaar onderweg stopt er auto en een heer met een groot fototoestel komt naar me toe. Of hij een foto mag maken? Hij was cineast, vertelt hij, en na zijn pensionering maakt hij er een hobby van om elke pelgrim die hij langs ziet komen, te fotograferen. Zo zit ik nu dus in zijn verzameling wandelende en fietsende Nederlanders, Belgen en Duitsers.
Matras
De tocht gaat via Omont naar Vendresse. Na meer dan zes uur lopen, hoop ik zéér op een logeeradres. Ik doe navraag in de plaatselijke bar. Nee hoor, hier is niets! Barkeeper en clienteel gaan over tot de orde van de dag. Wat nu? Weet je wat, ik ga eens informeren op het nabijgelegen gemeentehuis. De jonge vrouw van de secretarie wordt een beetje radeloos en giechelig tegelijk. Zij doet of zij een even groot probleem heeft als ik, alleen hoeft zij vannacht niet buiten te slapen als er geen oplossing komt.
Daar stapt de burgemeester binnen. Hij weet meteen een oplossing! Onder het gemeentehuis is zaaltje. Er is licht, een toilet en een wastafel. Hebt U nog iets nodig meneer? Ja, een matras als het kan. ( ik ben het mijne al in Diest vergeten mee te nemen!) Twee gemeentearbeiders zullen dat wel even regelen. Mooi niet dus. Twee uur later is er nog geen matras en ik heb het koud gekregen in die kille kelder. Ik zou graag gaan warmen en wat eten in dat verschrikkelijke ongezellige “restaurant.” Daar komt opnieuw de burgemeester. Is het niet een beter idee als U bij mij thuis komt logeren? En óf ik dat een beter idee vind!
Het wordt een zalige, gezellige avond, met goed gesprek, een goed maal, een goed glas wijn en een goede matras. Nóg meer verwennerij.
’s Nachts trekt er een knetterend onweer over Vendresse. Het deert de rustende pelgrim niet.
Boue
Ook de Franse Ardennen kenden een heel nat voorjaar. Maar het werk op het land begint weer en dat heeft tot gevolg dat de kleine veldwegen vol liggen met kluiten klei. Links en rechts staan waarschuwingsborden in de bermen met “boue”( slijk).
Weet je waar het ook slijkerig is? Op de GR-paden. ( GR is Grand Randonnée, d.w.z. internationale wandelroute. Ik heb mijn route zó gekozen, dat ik vanaf vandaag (zaterdag) de GR14 ga volgen. Die loopt door de mooiste natuur en langs de prachtigste bezienswaardigheden.
Al vrij snel kom ik in het onwaarschijnlijk mooie bosgebied van de “Mont Dieu” (Godsberg) . Daar middenin passeer je een parkachtig open terrein met de oude gebouwen van een voormalig karthuizerklooster. Werkelijk schitterend!
Maar een groot deel van het pad is boue, boue en nog eens boue! Natte klei is heel wat anders dan dat rulle Brabantse zand. Klei plakt. Je schoenen wegen al gauw een paar kilo. Je glijdt voortdurend uit. Kortom: ik vind dit soort paden gewoon te zwaar. Toch ploeter ik door tot ik in een dorp kom waar ik onderdak hoop te vinden. Er zijn zelfs twéé logementen, maar ze zitten allebei vol.
Een ijverige en vasthoudende mevrouw begint te bellen en vindt een logeeradres in Grandpré. Ik kies de verharde weg en sta een uur later op de stoep.
Gezwets
Mijn frans is net goed genoeg om met de mensen ter plaatse aan de praat te raken. Ik verheug me er op als ik zie dat ik met het hele gezin (ouders en drie jong volwassen kinderen) aan tafel kan. Laat daar ook een morsige Hollander aanschuiven. Hij woont al heel lang hier ergens in de buurt. Wat hij bij deze familie te zoeken heeft, behalve meeëten, is me niet duidelijk. Hij laat het niet bij meeëten. Meneer neemt het woord en staat het nauwelijks nog af. Eén grote opdringerige zwetspartij. Ik had hem zó een dreun en dikke lip willen bezorgen. Eeuwig zonde van de avond. Wat zielig als je je met zoveel grootspraak overeind moet zien te houden.
Andere koers
Voordat ik ga slapen ebt zijn onzin weg en wordt het weer rustig in mijn hoofd. Ik denk eens goed na. Wat zal ik doen? Ruim een week lang drekkige paden trotseren of een andere koers volgen? Ik kies voor een andere koers.
Op zondag 1 april ga ik meer westwaarts om zo terecht te komen op mijn route van vorige keer. Het wordt een pittige mars. Meermalen moet ik onderweg mijn pleisters vervangen. Zolang die echter goed zitten, kan ik behoorlijk goed vooruit. De weggetjes van dorp naar dorp zijn vriendelijke glooiend.
Uitgerekend in de buurt van Berzieux kom ik op mijn oude route. Hier vond ik zes jaar geleden onderdak bij “Moeke Blondelle”, een allervriendelijkste gastvrouw. Helaas, zij is niet meer. Ik mis haar vertrouwde gezicht.
Na zeven en een half uur lopen kom ik aan in Ste-Ménéhould. Dit stadje heeft voldoende logeergelegenheid.
Benen omhoog
Vandaag ( maandag 2 april) neem ik een halve rustdag. Ik loop maar 15 km., kom aan in Givry-en-Argonne, vind onderdak en ga lekker een paar uur met de benen omhoog. Dat doet goed.
Later op de middag koop ik nog maar eens wat pleistermateriaal. Ik heb het nog nodig al zie ik dat mijn voeten aan het genezen zijn.
Op dinsdagmorgen ben ik weer mooi op tijd van start gegaan, richting Vitry-le-France. Dat worden 38 kilometers, zeggen de verkeersborden. Zie je wel; dankzij zorgvuldige behandeling van mijn voeten, loop ik voor het eerst bijna pijnloos. Wat een genot!
Geen koffie vandaag
De weg die ik beloop, ligt precies op de oostelijke rand van het Reimse krijtplateau. Je ziet dat op twee manieren, soms zelfs heel scherp afgetekend. Rechts zien de geploegde akkers er bijna wit uit. Links hebben ze meer een okerkleur. Rechts is het landschap zeer wijds met immens grote akkers. Links worden de velden meer onderbroken door flarden en repen bos. Markante verschillen zijn dat.
Ik schiet goed op en begin rond het middaguur echt wel naar een bak koffie uit te zien. Nou vergeet het maar. Ik passeer zes dorpen en het is niet te geloven, maar nergens is er een bar of een caféetje om eens een bakkie te doen. Pauzes hou ik dus maar in de open lucht. Mijn dorst les ik door flink aan mijn waterfles te lurken. Juist vóór de stad vind ik een bar. Toch koffie vandaag !
Van de week liep ik in totaal 41 uren. In die tijd ging ik van Fumay naar Les Mazures, naar Warnécourt, naar Vendresse, naar Grandpré, naar Ste.-Ménéhould, naar Givry-en-Argonne en naar Vitry-le-François.
Ik had de hele week mooi,fris, zonnig en soms wat nevelig lenteweer.
Ik groet u allemaal weer van harte.
Antoon.