Weer Onderweg ( 18)
In dit platte stuk van Frankrijk loop ik me te verbazen over de hoogte van het aantal kilometers in een dag-etappe als er anders geen slaapplaats is, over het lage begripsniveau van een baliemedewerkster, over de hoogte van de allerhoogste duintop, over de hoogte van een hotelrekening, over hoe hoog Maria een zeilbootje in de lucht steekt en over hoe hoog je pelgrimsgevoel aangewakkerd kan worden.
Goede concurrenten
Woensdag (18-7) is een bewolkte dag met een wat lauw aanvoelende temperatuur. Toch heb ik een behoorlijke etappe in het vizier.
Wat ben ik blij dat ik die fietspaden ontdekt heb. Stel je voor dat je in dit gebied over de bospaden zou moeten lopen. Dat is allemaal “klapzand”. Zo los en mul als droog zand maar zijn kan.
Die fietspaden worden intensief gebruikt. Wel lijkt het of de kilometers langer zijn. Een zekere eentonigheid van het bos zal daar wel toe bijdragen.
Leuke ontmoetingen brengen variatie in de dag. De schakelknop tussen de talen moet een paar keer om. Een Duits stel op fietsvakantie kent de Jacobsweg en is dus geïnteresseerd in mijn ervaringen. En, willen ze graag weten, of ik veel Duitsers ontmoet heb.
Een Frans echtpaar fietst een tijdje in mijn looptempo met me mee. Ze vroegen zich af hoe het zat met die Jacobsschelp die naar het Noorden gaat. Als ze iets over mijn lange route horen, willen ze graag wat meer weten over bepaalde streken waar ik doorheen trok. Voor het geval dat zij……?
Een jonge Duitse vrouw, valt bijna van haar fiets doordat ze te overhaast wil praten en stoppen.
Er liggen duinen langs de kust in Les Landes. Ik zie de zee niet omdat het pad achter de duinen ligt. Ik hoor de branding echter de hele dag.
Eigenlijk is de afstand te groot – ik maak negen loopuren! – maar ik zet door tot Mimizan omdat er eerder geen slaapplaats te vinden was.
Het eerste hotel dat ik binnenstap zit vol. Maar de baas is niet flauw. Hij verwijst vlot naar de concurrent. Nee, hij gaat nog een stapje verder:”Zal ik even bellen of die een kamer voor u heeft?” Hij belt, ja hoor, het is geregeld. Dát zijn nog eens goede concurrenten.
Mimizan is een dorp met een mooie naam. Verder heb ik er weinig moois kunnen ontdekken.
Geen licht
Mijn tocht langs de kust wordt geblokkeerd. Dat merk ik op donderdag (19-7) . Er ligt een immens militair terrein. Het Franse leger heeft een flink stuk zee en enkele duizenden hectaren bos afgezet. Daar mag je niet doorheen. Dan liggen er een paar grote, nee, zeg maar gerust hele grote meren. Daar mag je wel doorheen, maar dat klotst zo. Ik ga daar met een hele grote boog omheen via de fietspaden en ter afwisseling af en toe een stukje gewone weg. Zo kom ik in Biscarrosse. Hier kan ik overnachten.
Mijn fietspadenkaart houdt hier op. Laat ik dan maar eens gaan kijken op het VVV-kantoor. Het baliemeisje blijkt geen ‘licht” te zijn. Ik laat haar mijn kaart zien, geef aan hoe ik aan het lopen ben en vraag of er een vervolgkaart naar het Noorden is. Lijkt mij een heldere vraag. Ja, daar heeft ze wel iets van. Komt ze aandragen met een metersgrote wandelkaart van heel de regio. “Alle wandelroutes staan er op”,straalt ze. Alsof ik in die bossen door dat mulle zand wil klossen!
Ik leg mijn oude fietskaart maar weer bovenop en vertel nog maar eens wat ik zoek. “Ja, nou u het zegt, zoiets hebben we ook”. Na enig zoeken vindt ze een keurig boekje met een compleet fietspadennetwerk van heel het stuk wat ik nog te doen heb, tot aan de Girondemonding toe.
Perfect. Ze is heel gelukkig dat ik zo tevreden ben. “Maar”, zegt ze – en ze wijst de grote riviermonding bij Arcachou aan – “Daar komt u aan het water. U kunt daar niet lopen. U kunt met een boot mee”. Dát vind ik nog eens een goede tip. Waar water is, kun je niet lopen! Dank je wel juffrouw. Hoe dan ook: ik weet weer hoe ik verder kan.
Zandhopen
Ik ga dan ook verder op vrijdag (20 –7), die miezerig begint, maar al gauw zonniger wordt. Ik loop onder prachtige wolkenluchten.
Vandaag kom ik in het gebied van de hoge duinen. Naarmate mijn tocht vordert, zie je ze groeien tot enorme zandhopen. La Pyla is de hoogste van allemaal: van álle Atlantische duinen, wordt gezegd.
Ik moet even op de tanden bijten om de stad Arcachon te halen. In het eerste het beste hotel vraag ik een kamer. Ze is eigenlijk te duur. Maar wat moet je? Ga ik na een mars van 45 km. de halve stad aflopen om ergens vijf euro minder duur uit te zijn? Frankrijk is veel duurder dan Spanje. Bovendien is het vakantietijd. Dan worden de prijzen – bij het schandalige af – opgeschroefd.
Niet zeuren, betalen en slapen! Morgen mag ik met de boot mee. Want hier is veel water. Daar kun je niet lopen, heeft het baliemeisje gezegd. De schat!
Groot genoeg?
Terwijl ik op zaterdagmorgen (21-7) lekker in de zon op de boot zit te wachten – de eerste gaat pas om negen uur – bedenk ik me dat ik vandaag precies vier maanden onderweg ben. Maak ik een voorzichtige schatting, dan heb ik er zo’n 4200 km opzitten! ’t Is me wat!
Als ik de aanlegsteiger zo eens bekijk, dan kan er nooit een grote veerboot op komst zijn. Dat blijkt ook te kloppen. Een kleine catamaranboot brengt voetgangers en fietsers van Arcachon dwars over het Bassin van Arcachon naar Cap-Ferret, gelegen op de smalle landtong in het westen. De bootsman zet er wel vaart achter. Zig-zaggend tussen de talloze plezierbootjes, brengt hij zijn veertigtal passagiers in twintig minuten naar de overkant. Daar pik ik zo weer een fietspad op, richting Lège.
Lège heeft op recreatief gebied allerlei mogelijkheden, maar geen logement. Ik moet een paar extra kilometers maken, buiten mijn route. Hotel Colibri, zeggen mensen mij. Als dat maar groot genoeg is, gaat er door me heen. Onzin! Het is groot genoeg en ze hebben een kamer voor me. Toch weer gelukt.
Opschieten
Het ziet er naar uit dat het een zonnige zondag (22-7) wordt. Na twee uur lopen ben ik toe aan een bakje koffie. Ik schiet een bar binnen en dat krijg je altijd de hele ceremonie van rugzak af, enz. Ik bestel koffie en een croissant. De laatste om het kleine ontbijtje van vanmorgen aan te vullen.
Een van de gasten heeft mijn Jacobsschelpen gezien en begint er over. Ik doe mijn verhaal en de monden vallen open als ik mijn route beschrijf en afstanden noem. Dat willen ze namelijk allemaal weten.
Tegen dat ik weer wil vertrekken, zegt de barman: “Die meneer daar heeft de koffie betaald en de croissant is voor mijn rekening. Onze kleine bijdrage aan uw geweldige tocht!” Dat zijn leuke dingen voor de pelgrim. Bij het vertrek overstelpen ze me in koor met goede wensen en aanmoedigingen.
Ik maar een doorsteek via een gewone weg om een toeristische lange kronkel van het fietspad af te snijden. Komt daar op een bepaald moment een krakkemikkig R-viertje aanreutelen. Het raampje gaat open en een ruige kerel roept:”Als u een stukje wilt opschieten, mag u meerijden. Zeg maar waar ik u los moet laten”. Ik maak hem duidelijk dat ik zijn aanbod waardeer, maar als pelgrim toch liever te voet mijn hele weg afleg. Hij schudt even meewarig het hoofd, steekt dan zijn duim op, wenst me goede moed en reutelt verder. Overigens; over opschieten gesproken: als hij zelf wat op wil schieten, zal hij toch eens aan een andere auto moeten.
In Lacanau zou ik willen overnachten, maar de kansen lijken niet erg groot. Dan eerst maar een hapje eten. Met de man van de snackbar heb ik het over logeeradressen. Een Luikenaar die ook op het terras zit, hoort dat aan en zegt vannacht in een goede Chambres-d’Hôtes geweest te zijn, op 500 m. van hier. Ik daar naar toe. Er is een mooie gerieflijke kamer vrij. De jonge eigenaren zijn ook nog eens heel sportief met hun prijs.
Jawel, het was een leuke zondag.
Spatwater
Het regent dat het giet wanneer ik op maandag (23-7) opsta. Zo te zien is er vannacht al veel water gevallen. Even lijkt het op te klaren, maar dat zet niet door. Het zevert en als het niet zevert, regent het en als het niet regent dan plenst het wel. Ik heb dubbele pech. Vandaag gaat mijn route over de gewone wegen. Het wegdek is niet te best. Het staat dus vol plassen. Van boven weet ik me met mijn paraplu goed droog te houden. Broek en schoenen krijgen zoveel spatwater van de auto’s, dat ze al gauw doornat zijn.
Eén chauffeur maakt het helemaal bont. Hij rijdt met volle vaart, juist voor me door een extra grote plas. Dat geeft een golf water die me ineens helemaal nat maakt. Het water slaat tegen de onderkant van mijn paraplu. Ik moet mijn bril poetsen om velig verder te kunnen. Gelukkig heb ik uit voorzorg alles wat niet nat mag worden in plastic verpakt. Mijn kleren drogen onder het lopen al. Na de middag schijnt de zon en is alle leed geleden.
Ik vind een goede slaapplaats in Hourtin, waar ze ’s avonds mijn inwendige mens goed verzorgen.
Verrassing
Vannacht heb ik een paar keer heel hard horen regenen. Ik hou dus rekening met een natte dinsdag (24-7). Bij vertrek is het echter droog. Het klaart zelfs steeds verderop.
Het landschap is is hier anders dan ik al dagenlang gewend ben. Ik zie geen oud en volgroeid bos meer. Hele vlakten zijn begroeid met zomaar wat struikgewas. Hier en daar zijn percelen gevuld met jonge dennen.
Op een bepaald moment geefteen groot paneel langs de kant van de weg antwoord op mijn vragen. Hier zijn duizenden hectaren bos volledig verwoest dor de zware decemberstormen van 1999. Blijkbaar is er later ook nog een bosbrand door de ravage gegaan. Men heeft jaren nodig gehad om die enorme vlakten te ruimen en opnieuw te beplanten. “Het bos moet herleven!” roept het paneel.
Er zijn ook stukken waar geen bomen kunnen groeien. Daar is het te moerassig. Dan zie je grote rietvelden met plassen waar kleine zilverreigers in de weer zijn.
Omdat het lekker wandelweer is, loop ik gewoon door tot Soulac-sur-Mer. Dat treft goed want ik vind er gemakkelijk onderdak en het is een leuk, verzorgd stadje.Er draait een soort braderie en dat geeft een gezellige drukte.
Ik kom voor een aardige verrassing als ik even de oude Romaanse kerk binnenloop. Zo’n middeleeuws bouwwerk verwachtte ik hier niet. Wie staat daar levensgroot op een sokkel? Jawel, St. Jacobus, uitgebeeld als pelgrim. Elders in de fraaie kerk wordt in prenten, foto’s en tekst aangegeven dat Soulac een rol speelt in de Jacobuspelgrimage. Het fungeert als halteplaats op de meest westelijke route.
Een andere verrassing is een tweede beeld: een fraaie Madonna die een zeilbootje in haar hoog uitgestoken hand houdt. Naar haar is de kerk genoemd: “Onze Lieve Vrouw van het Einde van de Wereld”. Zo zijn we ook weer bij Finisterra. Het lijkt alsof Maria wil zeggen: hier houdt het land op. Wil je toch verder dan zul je moeten varen. Ik moet heel even denken aan het “slimme” baliemeisje.
Er branden veel kaarsen bij dit beeld. Ik heb hier zo’n goed gevoel, dat ik er ook kaarsen opsteek. Alle meegegeven en door mezelf beloofde intenties zijn weer bewust aanwezig. Via, via weet ik dat ik een kleinkind aan de rij moet toevoegen. Bij deze Maria brandt een kaars voor deze kleine, voor een behouden vaart.
In week 18 liep ik in totaal 47 uren en vorderde ik van Léon naar Mimizan, naar Biscarosse, naar Arcachon, naar Lège-Cap-Ferret, naar Lacanau, naar Hourtin en naar Soulac-sur-Mer.
Ik was dus in de Médoc, een beroemde wijnstreek. Er was veel reclame voor de wijn, maar ik heb geen wijngaard gezien. Doet er niet toe.
Vanuit het noordelijkste puntje van de Médoc groet ik u (hik!) van harte.
Tot volgende week
Antoon