Weer Onderweg (16)
Het kan je gebeuren dat je je geluk gewoon niet op kunt als je bijvoorbeeld een mooi onkruidje ziet opgroeien, als je een heleboel kleine, fijne ontmoetingen hebt, als je Jos tegenkomt, als je zonder problemen de weg kunt vinden, als diep onder je de zee tegen de rotsen klotst en de regen op je paraplu tokkelt, als je op het juiste moment een goed adres vindt en als je merkt dat je lijf heel wat aan kan.
Ook terug.
Het mooie weer van woensdag (4-7) nodigt uit tot een stevige etappe. Er liggen veertig kilometers te wachten. Later op de dag zou ik graag in Ribadesella aankomen.
Het loopt goed en tot mijn vreugde zijn de bermen hier niet gemaaid. De bloemenrijkdom is geweldig. Ik loop zomaar een tijdje te “inventariseren” en zie o.a. tussen de vele bijna uitgebloeide grassen kaardenbollen, herik, kaarsjeskruid, akkerhoningklaver in ’t geel en wit, walstro met duizenden bloemetjes, St. Janskruid, keelblaadje, teunisbloem, allerlei klaversoorten, wikke, biggenkruid,muizenoortje, en hazenpootje. (ik voel dat er hier en daar een lezer is die denkt:Nou draait hij door. Heeft hij een zonnesteek of zo?) Waar ik vooral van opkijk: hier groeit guichelheil. Vroeger plukten wij dat als onkruid weg uit bloemperk of groentenhof. En hier staat het volop in de bermen. Guichelheil! Alleen al voor de naam zou je het plantje koesteren.
Wanneer ik na mijn middagpauze weer onderweg ben, hoor ik plotseling iemand zeggen:”Die is ook op de terugweg”. Zuiver Nederlands. Een fietser die me achterop komt, groet me met het gebruikelijke Spaanse “Ola”. Dáár komt deze man niet mee klaar. Wij praten even bij. Hij komt uit Gennep, fietste de hele tocht en gaat nu, net als ik, ook terug naar Nederland. De man ziet er zo ontspannen uit. Hij heeft het zichtbaar naar zijn zin, vooral omdat volgens hem het fietsen “een makkie” is, in vergelijking met lopen.
Even later zie ik een paar tegemoetkomende wielrijders zich tegen de helling omhoog werken. Laat mij toch maar lopen! In zekere zin zijn we lotgenoten. Lopend en fietsend leg je de weg op eigen kracht af.
Heemkundige.
Ribadesella is een leuk stadje, mooi gelegen, en heeft bijna een natuurlijke haven.De kansen die dat biedt, worden gretig gebruikt. Er liggen vele plezierjachten, er zijn mooie flaneerplekken en de terrassen zijn goed beklant. ’s Avonds puilen de vele restaurants uit.
Op donderdag ( 5 – 7) ben ik al een tijdje onderweg en kom in een dorpje waar een verzameling monumentjes me opvalt. Er staan oude stenen kruizen in groepjes bij een eeuwenoud kerkje en rond het kruispunt. Een man ziet me kijken en schiet toe. Hij haalt zijn bijna vergeten Duits tevoorschijn en probeert me een en ander uit te leggen. Het gaat om oorlogsdoden. Ik zie een jaartal 1941. Maar andere monumenten dragen opschriften in oud Spaans en de jaaartallen gaan terug tot 1721 en 1723. Ja er zijn nog meer graven in de buurt. Men wil ze hier allemaal samenbrengen. Zijn verwarde verhaal heeft me niet veel wijzer gemaakt, maar ik waardeer zijn ijver.
Mensen vertellen graag over zaken waar ze zich bij betrokken voelen. Dat merk ik nog veel sterker wanneer iki Llanes binnenloop. Daar ontmoet ik de “plaatselijke heemkundige”. Laat ik hem zo maar noemen. Deze heeft echter een tic vrees ik. Hij spreekt me aan en probeert eerst in het Engels te vertellen welke mooie gebouwen ik in zijn stad toch zeker moet bezoeken. Hij komt er niet goed uit en schakelt over op Frans en steeds grotere gebaren. Ik kan zeer waarderen dat de man zijn stad aanbeveelt. Maar als hij me van al die gebouwen ook nog allerlei achtergronden wil gaan vertellen en als zijn schielijke armengezwaai enig gevaar voor mijn ogen gaat opleveren, vertel ik hem dat ik een slaapplaats wil gaan zoeken in zijn stad. Dat hindert hem niet in zijn betoog. Nou, dan ga ik maar lopen. Al gauw heb ik mijn ritme en tempo te pakken. Ik hoor hem steeds ver achter me zijn verhalen vervolgen.
’s Avonds doe ik, als gebruikelijk, mijn rondje stad. Llanes heeft vooral nogal pompeuze bouwwerken in de uitbundige Spaanse platareske stijl.
Bekend volk.
Ik ben gewend om ’s morgens alle noodzakelijke handelingen in een vaste volgorde te verrichten. Op een of andere manier lukte dat op vrijdag (6-7) niet en prompt vergeet ik mijn hoed. Zonder die hoed herken ik mezelf niet. Terug dus. Ik ben nog maar net de straat uit en alle deuren van het pension zijn open. Zonder dat iemand het merkt, loop ik weer mijn kamer in, neem mijn hoofddeksel mee en ben weer weg. Nu helemaal compleet.
Het lijkt er op dat het een pelgrimsdag zal worden. Al vrij vroeg ontmoet ik een Duitser die gehoord heeft van de enorme drukte op de andere Jacobsweg en dus deze route koos. Even later word ik aangesproken door Oscar, een jonge Mexicaan. Hij startte in Santander en is dus nog maar net op weg. Hij wilde zijn vakantieweken nu wel eens wat spiritueler besteden. Goede keuze Oscar: Bon Camino!
Dan komt me een pelgrim tegemoet die al op afstand begint te zwaaien. Hij komt op me af en roept: “Ik herkende u, want ik zag u op Kempen TV op de dag dat U vertrok! Het is Jos uit Turnhout. Zoiets verwacht je toch niet. Het is net of je met “bekend volk” van doen hebt, zo hartelijk en warm is onze ontmoeting. Dit soort momenten geven je tocht een onvergetelijke rijkdom.
Alle stadjes waar ik logeer, liggen aan een riviermonding. Die rivieren waaieren breed uit voordat ze in zee stromen. Je kunt ook zeggen dat de zee bij vloed diep landinwaarts trekt. Dat geeft vaak mooie systemen van kreken en geulen.
In San Vincente de la Barquera, waar ik vandaag blijf slapen, komen twéé rivieren naar zee. Dat geeft wel heel bijzondere landschappen.
Via een lange brug kom ik het stadje binnen en ik zie al dat ik morgen via een nog langere mijn weg zal vervolgen. Ook hier viert het toerisme hoogtij. Het ene visrestaurant na het andere roept om klanten. Maar de vis wordt duur betaald!
Belgendag.
Het lijkt gedaan met het mooie weer. Op zaterdagmorgen (7-7-07!) miezert het. Toch wordt het een “zonnige dag” vanwege weer een aantal mooie ontmoetingen met “amigos peregrinos”. Het begint met een man uit Knokke. Hij blijkt een zeer ervaren pelgrim te zijn. Bijna elk jaar loopt hij een van de routes of delen ervan. Nu is de Camino del Norte aan de beurt.
Een jonge Bask uit San Sebastian is juist begonnen aan een heel lange tocht, samen met zijn hond. Hij wil langs deze weg naar Santiago, via de “gewone” Camino terug en dan meteen door naar Rome. Er zijn er dus meer die een lange weg niet vrezen.
Tijdens mijn eetpauze stappen er vier Vlamingen binnen: drie Leuvenaren en een uit de Kempen. We hebben natuurlijk contact en steeds blijkt weer dat elke pelgrim vol verhalen zit van wat hij al beleefde en vol vragen over wat hem nog wacht. Het is mooi om iets daarvan met elkaar te delen.
Doorsteek.
Het juiste moment is me ontgaan, maar ik realiseer mee dat ik de landstreek Asturië verlaten heb en nu door Cantabrië wandel. Ik merk dat o.a. aan het feit dat je hier geen Sidereria’s meer aantreft. Sidereria’s zijn etablissementen die gespecialeerd zijn in Cider. Asturië heeft veel appelboomgaarden. Er wordt dus cider ( appelwijn) gemaakt. Die moet blijkbaar schuimend gedronken worden, want elk moment zie je een ober met de fles zo hoog mogelijk boven zijn hoofd de cider uitschenken in een glas dat op stoelhoogte staat.
Torrelavega wordt, na zo’n 34 km., mijn halteplaatst voor vandaag. Ik heb mijn wegenkaart goed bestudeerd en geprobeerd mijn tocht zorgvuldig te plannen. Al eerder maakte meer landinwaarts een doorsteek om de zeer tijdrovende bochtigheid van de kust te vermijden. Dat doe ik nu weer. Daardoor blijf ik een flink stuk ten zuiden van Santander.
Zondag zonder zon.
Het dorp la Montana, waar ik op zondag ( 8-7) eerst naar toe loop, doet zijn naam alle eer aan. Het ligt hoog. Wanneer ik na anderhalf uur zwoegen aankom, heb ik mijn ontbijt verdiend. De plaatselijke bar heeft op zondag weinig te bieden. Koffie en een paar magdalena’s. Ik zie echter ook kaas liggen en vraag mevrouw om daar maar eens een flinke plak af te snijden. Zij doet daar een stuk stokbrood bij. Heb je tenminste wat hartigs.
Dan begin ik aan een traject via een vrij grote rijksweg, zo’n twintig kilometer lang. Op zondag heeft die gelukkig geen vrachtverkeer. Vandaag komt dat helemaal goed uit. Behalve meer rust en minder uitlaatgassen, krijg ik ook nauwelijks stuifwater over me heen. Het regent en miezert namelijk zowat de hele dag. Geen zon te zien op zondag! En dan te weten, dat ik van plan ben om in Solares – klinkt dat niet zonnig? – te overnachten. Ook dat zonnetje gaat niet op. Ja, het had wel gekund. Ik zag twee hotels, zó deftig dat ik vrees al een schep geld kwijt te zijn als je er je voeten veegt. Ik verlaat deze zonloze stad en sta enkele kilometers verder zomaar ineens op de stoep van een keurig pension.
Wasdag.
Voor deze maandag ( 9 – 7 ) voorzie ik een vlotte etappe. De oude rijksweg die ik volg, loops beurtelings noordelijk en zuidelijkvan een oud spoorlijntje en van de grote A8 snelweg. Het loopt inderdaad lekker makkelijk. Aan beide kanten zie je vrij hoge bergen en soms echt diepe dalen. Ik trek weer eens door een mooi bosgebied met een gevarieerde samenstelling van essen, linden, platanen, kastanjes (tamme) en eiken.
Toch blijft het vandaag een beetje sukkelen. Het is echt “maandag – wasdag”. En wordt er niet gewassen, dan toch zeker gespoeld! De stevige buien achtervolgen me en halen me nog in ook. Wat komt mijn nieuwe paraplu goed van pas.
Ik ben aan het eind van mijn doorsteek en in de buurt van de zee lossen de buien op.
Colindres is een aardig vissersstadje. Ik vind het er vriendelijk uit zien. Beter dan het grotere en meer rommelige Laredo waar ik wat later aankom. Eigenlijk wil ik hier overnachten, maar ik vind zo gauw niets wat bij mijn beurs past. Dus loop ik maar door. Net als gisteren staan mijn avondmaal en bed klaar, een kilometer of vier verder in een net hostal.
Uit de hand gelopen.
Als ik vandaag, dinsdag (10 – 7), een niet te lange etappe loop, dan kan ik mooi artikel 16 afwerken en posten. Castro-Urdiales lijkt me wel een geschikte halteplaats. Al gauw blijkt dat het allemaal zo soepel gaat, dat ik om half een al in die stad ben. Nu al stoppen, vind ik te vroeg. Ik eet er bij een Chinees – dat is weer eens wat anders – en ga door. Er komen nog voldoende stadjes en dorpen om een slaapplaats te zoeken.
Jawel, de dorpen en stadjes zijn er wel, maar ze hebben geen logeeradressen. Mijn stelling is: dan loop je door tot er wel iets is. Vandaag lukt dat niet zo goed. Mijn voeten blijven dus gewoon maar kilometers maken.
Op een bepaald moment zie ik dat ik Cantabrië verlaat en Spaans Baskenland binnen loop. Van alle opschriften en aanwijzingen begrijp ik van het ene moment op het andere niets meer. “Pais Viska ie Euskadie” heeft zijn eigen taal. Misschien loop ik wel logeeradressen voorbij doordat ik hun reclame niet herken.
Hoe dan ook; mijn etappe is volledig uit de hand gelopen. Na ruim meer dan vijftig kilometer staat er in de voorstad van Bilbao een groot Ibis-hotel. Ik naar binnen en bijkomen. Morgen vraag ik wel wat het kost. Dat kan ik u nu dus niet vertellen. Was ik toch niet van plan hoor!
Ik kan U wel vertellen dat ik van de week in totaal 49 uur onderweg was. Ik liep van Villaviciosa naar Ribadesella, naar Llanes, naar San Vincente de la Barquera, naar Torrelavega, naar Solares, naar Laredo en naar Baraskaleo (bij Bilbao).
Wie mij op de kaart volgt: ik loop bijna altijd op de N-634. De laatste kilometerpaal die ik zag, vermelde 120 km. Zover ben ik nog van de Franse grens.
Ik groet u dus voor het laatst vanuit Spanje met een uitbundig “Olé” !
Tot volgende week
Antoon