WEER ONDERWEG (14)
Het is gewoonweg niet of bijna niet te doen om te baden in een bruisende branding, om een echt einde te maken aan je pelgrimstocht, om de weg te gaan die je wilt gaan, om bij discomuziek te slapen, om zonder wegwijzers je weg te vinden, om op een doorgaande weg verkeerd te lopen en om dit artikel op tijd op de post te krijgen…….
Nieuw begin
Bij mooi weer, maar vanzelfsprekend voor deze omgeving, in stormachtige wind, wandel ik op woensdag ( 20 – 6) van het stadje Finisterre de laatste kilometers naar de kaap, het echte einde van de wereld. Dat doe je niet zomaar. Er horen vanouds rituelen bij. Naar zeer oude traditie neem je een bad in zee, je verbrandt je oude kleren en wacht op de zonsondergang. Dit betekent dat je je oude leven achter je laat en een nieuw begin maakt.
Tegenwoordig volstaan we met een symbolisch deel van de oude gebruiken. Dat baden in zee – waar het water schuimend tegen de rotsen slaat – zie ik niemand doen. Ik denk: dan hoef ik ook niet. Eén stukje oude traditie heb ik uitgevoerd. Samen met twee Italianen, die ik al dagenlang regelmatig ontmoet, heb ik een paar sokken verbrand.
Uitgerekend sokken? Ja. Sokken vormen voor een pelgrim die loopt een wezenlijk deel van zijn kleding. Dit paar heeft al bij twee Santiagotochten en bij heel veel andere wandelingen dienst gedaan. Daarom mogen zij symbolisch in rook opgaan.
Misschien kunt U het zich niet goed voorstellen, maar ik verzeker u: dit zijn bezigheden en momenten die je raken. Echt waar !
De zonsondergang heb ik op de één na langste dag van het jaar niet afgewacht. Later op de dag kreeg ik, terug in Finisterre, een document, als bewijs dat ik de Camino van St. Jacob helemaal beëindigd heb.
Echte einde.
Toch blijkt dat niet waar te zijn. Op donderdag (21 – 6) – precies 3 maanden onderweg!! – ga ik nog één etappe verder. Die brengt me naar Muxia. Dit stadje ligt ook op zo’n vooruitgeschoven rotspunt. Het Jacobusverhaal is pas echt af als je ook hier geweest bent.
Oude legenden vertellen dat Jacobus het evangelie predikte in Galicië. Nou waren die Galiciërs mensen die je niet zomaar op andere gedachten brengt. Jacobus raakte de moed kwijt. Maria zelf kwam hem bemoedigen door op een stenen schip in Muxia aan land te gaan. Op de uiterste punt ligt een rotspartij waarin met wat fantasie de vorm van een schip valt te herkennen.
Hiermee is het Jacobusverhaal compleet. Dit is dus het echte einde van de Camino. Daarvan krijg je ook een mooi document.
Ik logeer hier in een buitengewoon mooie albergue. Een modern, mooi vorm gegeven gebouw met keurige voorzieningen. Echt “het einde “!
Deze hele kuststreek is aan het veranderen. De enorme ramp met de olietanker Prestige, heeft de visvangst zo’n dreun gegeven, dat men het nu meer in het toerisme zoekt. Er wordt geweldig gebouwd.
In het volle besef dat ik nu het echte einde van mijn pelgrimage bereikt heb, bestudeer ik eens heel goed wat ik aan kaartmateriaal heb voor de terugtocht. Ik vrees dat het voorlopig wel een beetje puzzelen zal worden. Als het me morgen lukt om uit deze kusthoek weg te komen, dan kan ik al heel tevreden zijn.
Verkeerd.
Vol goede moed stap ik op vrijdagmorgen ( 22 – 6) Muxia uit en daar begint het al. “U loopt verkeerd!” Hoezo verkeerd? De mensen van hier zijn zó gewend dat pelgrims vanuit Muxia teruglopen naar Finisterre, dat je geen stap in een andere richting kunt zetten of ze schieten toe. Ik heb alle tien mijn Spaanse woorden, veel handgebaren en tekeningen in het zand nodig om mijn plannen duidelijk te maken. “OK, dan kunt u het beste ……..”. De aanwijzigingen vliegen je om de oren. Een Spanjaard die goed Engels spreekt, zet me echt op het goede spoor. De komende dagen kan ik gewoon doorlopen, richting oost.
Ik loop een stuk ten zuiden van de kust, steek onder A Coruña door om niet alle kronkelende bochten van de kustlijn te moeten volgen. Na vijfentwintig kilometer stop ik in Vimianzo, een provinciestadje, waar ik zonder probleem onderdak vind.
De terugreis is echt begonnen. Dat voelt goed!
Discodreun.( 23 – 6)
De zaterdag begint niet goed. Ik heb een mooie kamer, ging op tijd naar bed en sliep snel. Maar om 12.00 uur is het gedaan met slapen. Heel dichtbij begint een disco op gang te komen. Naarmate de uren verstrijken, wordt de dreun harder en het begeleidend schreeuwen en joelen van de bezoekers heviger. Dat duurt tot zes uur. Slaapritme?
Wanneer ik om kwart over zeven ga lopen, lijkt het stadje uitgestorven. De straat voor mijn pension is een onvoorstelbare zooi. De discogangers hebben blijkbaar in de buitenlucht hun weekend ingeluid.
Mijn goeie zin is gauw terug, want het is prachtig weer en je loopt inderdaad in de “Costa Verte”( de Groene Kust) . Het landschap is zacht golvend. Het groen bestaat voornamelijk uit aanplantingen van eucalyptus en zeedennen.
In de vlakkere dalen doen de boeren hun werk. Soms is de grond niet te bewerken.
Daar vind je kale rotsen, heide en stekelbrem die vaak overwoekerd worden door een parasiterende , draderige plant, welke wij in de volksmond “duivelsnaaigaren” noemen.
Ongeloof.
Ook vandaag zijn nog mensen die me vragen of ik toch wel de goede kant op ga. Meestal merk je – als je koffie drinkt in een bar bijvoorbeeld – dat ze hier geen pelgrims gewend zijn. Ze willen graag weten hoe het zit met die “schelpenman”. Wat is dat dan jammer dat je geen Spaans spreekt.
Toch krijg ik het altijd uitgelegd. Hoofdschuddend van ongeloof kijken ze je na als je weer doorgaat.
Nu we het toch over talen hebben; je begint na een aantal weken wel wat te wennen aan de Spaanse klanken. Maar hier in Galicië is dat over. Galicisch is een compleet eigen taal. Er zit geen herkenbare klank bij !
Het kan waar zijn dat de visserij aan de Galicische kusten zwaar geleden heeft onder de grote olieramp, de gewoonte om vis te eten is daarmee niet voorbij. Ik doe daar lekker aan mee. In mijn wonderrestaurant biedt de kokkin me weinig keuze: “Wilt u vis eten?” Graag. Ze dient een schaal op met twee grote stukken rog. Heerlijk. Die vissen zijn zó groot dat ik me afvraag: hoezo overbevissing van de oceanen? Ongelooflijk!
Donderslagen.
Carballo viert feest. Voor de winkel- en cafédeuren ligt groen uitgestrooid en in de hekwerken zijn bloemen gevlochten. Bij een feest hoort geluid. In Spanje wel! Het lijkt wel of mijn slaap elke nacht verstoord moet worden, want om twaalf uur gaan de eerste donderbussen af. Door die harde donderslagen slaan alle honden van de stad aan. Dat geeft me een geblaf. Met regelmaat knalt het hier of daar. Ik krijg zin om mijn kop uit het raam te steken en die herriemakende Spanjaarden eens een paar stevige termen toe te blaffen. Nou ja, denk je dan, het is hier feest! Na één uur wordt het rustig en slaap ik verder goed.
Zoeken.
Ook de zondag (24-6) heeft lekker wandelweer en ik ben weer vroeg op pad. Er wachten flink wat kilometers. Bovendien ben ik benieuwd – nee, vind ik het een beetje spannend, – hoe ik mijn weg zal vinden. Mijn kaart is onvoldoende gedetailleerd. Dat maakt oriëntatie lastig. De bewegwijzering in Spanje is niet te vergelijken met die in Frankrijk. Toch kom ik een heel eind, tot blijkt dat er plotseling een nieuwe weg ligt die er kwam nadat mijn kaart gedrukt werd. Wat nu? Met een natte vinger in de lucht en op mijn postduivengevoel kies ik voor rechtsaf. Ik ontmoet even latereen paar fietsers. Zij beweren dat ik de goede keuze deed. Na een tijdje gaat deze weg over in een autosnelweg. Dar kun je te voet niet langs lopen! Dus wordt het weer zoeken….. Vraag me niet hoe, maar na acht en een half uur lopen sta ik in Betanzos. Dat is zelfs behoorlijk wat verder dan ik me voorgenomen had. Die nieuwe weg sneed blijkbaar een behoorlijke hoek af.
De pensionhouders van gisteren en van vandaag spreken Duits. Dat is wel erg prettig. Zonder al te veel naar woorden te moeten zoeken kun je je tenminste met hen “unterhalten”. Zij hebben jaren in Duitsland gewerkt en vinden het leuk om hun tweede taal nog eens te kunnen gebruiken.
Er zijn – zoals u wel gemerkt hebt – voortdurend situaties die mij slapeloos houden. Er zijn echter ook mensen die hun best doen me juist goed te laten slapen. De man die mij van vanaond een heerlijke visschotel presenteert, zet daarna een bakje koffie voor mijn neus met een flesje “vuurwater” erbij. Ik mag de dosis, dus later de mate van bewusteloosheid zelf bepalen! Welterusten.
Fiësta, complet.
Goed zeven uur sta ik op maandagmorgen (25-6) al bij mijn pensionhouder in de bar om mijn sleutel in te leveren en een Spaans ontbijt te nuttigen. Hij adviseert me een wat grotere weg te volgen ( de N-VI ). Die heeft voordelen. Je hoeft nergens te zoeken of te twijfelen. Hij acht de kans op eet- en logeermogelijkheden ook gunstig.
De weg loopt gemakkelijk. Bijna overal ligt naast de rijbaan wel twee meter asfalt waar je veilig kunt lopen al dien je altijd waakzaam te blijven. Heel druk is deze rijksweg niet, omdat binnen gehoorafstand een autosnelweg parallel loopt.
Ik schiet goed op, al moet ik mijn tempo wel onderbreken. Het gaat regenen. Halen en brengen, dreigen en zeveren. Ik pak mijn hebben en houwen zo goed mogelijk in.
Het landschap is en blijft groen. Vandaag zie ik alleen maar bos. Ook hier is dat voor een deel aangetast door het vuur van de bosbranden. Reflectorpaaltjes langs de weg liggen nog gesmolten in de bermen.
In de verschillende dorpen die ik passeer, zie ik logeermogelijkheden en ik denk dus: dat zit wel goed. Nee , dat zit niet goed!
Mijn mooi bedachte etappe van 38 km. naar Guitiriz, wordt noodgedwongen langer. In het enige hostal van dit provinciestadje weten ze te melden dat ze een “fiësta” in huis hebben. In het restaurant zit inderdaad een luidruchtig feestend gezelschap. Alle kamers zijn “complet”. Drie kilometer verder is een hotel weet de baas me te vertellen. Nu heb ik al eerder gemerkt dat niet iedereen even goed afstanden weet te schatten. Er is een hotel, maar dan wel zes kilometer verder! Het wordt dus weer een lange, lange etappe!
Maar ook dit nadeel heeft een voordeel: die van morgen wordt korter!
Mijn hotel ligt bij een vrij druk kruispunt van grotere wegen. Toch wordt het er later op de avond heel rustig. Dat is veelbelovend voor een goede nachtrust.
Pelgrims in beeld.
Inderdaad ik heb goed kunnen slapen en kan op dinsdagmorgen (26-6) uitgerust aan een nieuwe dag beginnen. In het dorp Baamonde sla ik linksaf om de richting van de kust op te gaan. Villalba is mijn doel. Dit stadje ligt op de “Camino del Norte”. Dat is een Jacobsroute die noordelijk door Spanje loopt. Ze noemen hem ook wel “Engelse Camino”. Veel Britten komen nl. met de boot naar Spanje en lopen dan via de kust naar Santiago.
Het viel te verwachten dat ik hier weer pelgrims in beeld zou krijgen. Dat is ook zo. Het begint met twee fietsers. Later spreek ik een paar voetgangers. Sommigen denken binnen drie dagen in Santiago te zijn. Anderen trekken er nog vijf dagen voor uit. Prima toch dat iedereen dat zelf mag bepalen.
Ik zie overigens alleen maar tegemoet-komers. Zij hebben nog tegoed wat ik als warme herinnering met me meedraag.
Villalba ( Witte Stad) doet zijn naam eer aan. Al van verre zie je het stadje met zijn veel witte gebouwen op de heuvel liggen.
Laat ik u dan ook vanaf deze hoogte een hartelijke witte groet toeroepen.
In mijn veertiende week was ik in totaal veertig volle uren onderweg. Ik vorderde in die tijd van Finisterre(stad) naar de kaap en terug, naar Muxia, naar Vinianzo, naar Carballo, naar Betanzos, naar Praga en naar Villalba.
Tot volgende week
Antoon