WEER ONDERWEG (13)
Je blijft je steeds maar weer verwonderen over de stroom pelgrims, van allerlei soort pluimage, over de standvastigheid van oude rituelen, over het ontstaan van familienamen, over al het goud dat er blinkt, over meer dan gewoon kunstnaarschap, over het effect van een onbekend drankje en over stortvloeden van water.
Kom maar mee.
Om op vrijdag in Santiago te kunnen zijn, moet ik vandaag ( woensdag 13 – 6) in Arzua zien te komen. Dat moet lukken. Dertig kilometer door dit heuvelland is geen probleem, zeker niet als ik er lekker wandelweer bijgeleverd krijg. Het duurt niet lang of ik loop door de eerste eucalyptusbossen. Slanke, kaarsrechte bomen staan er, met ijle kruinen. De oude bast laat los in lange repen. Daardoor zien de stammen er voddig uit.
De stroom pelgrims is onvoorstelbaar groot. Je loopt soms met tientallen tegelijk door een dorpje. Ik ben echt benieuwd – nu ik Santiago nader – hoe het zit met de slaapmogelijkheden. Zie je wel: de twee eerste pogingen mislukken. “Complet” heet dat dan. Bij het derde adres dreigt het weer mis te gaan. Daar zit echter nog een tweede meneer bij de receptie en die roept dat hij ook een pension heeft en wel plaats voor mij. “Kom maar mee”, zegt hij en laat de computermuis voor wat die is. Hij neemt me in zijn auto mee naar de rand van de stad, langs een wirwar van straatjes. Hij kan niet anders vanwege eenrichtingsverkeer. Op enkele plaatsen stopt hij om mij herkenningspunten aan te wijzen, waarlansg ik morgen weer op het Jacobspad kan komen. Even later heb ik een keurige kamer en een goed adres voor een avondmaal.
Wonderlijk: het gaat elke avond goed! In de loop van de avond wordt de lucht alsmaar donkerder. Het gaat stevig regenen.
Gratis snuiven.
De donderdag (14-6) begint droog, maar wanneer de menigte pelgrims goed en wel onderweg is, komt de eerste bui. Het is mooi om te zien wat er dan gebeurt. De hele karavaan valt stil en er worden allerlei soorten maatregelen genomen. De meesten hebben poncho’s. Ze helpen elkaar om die grote buidels over lijf en leden en rugzak te stropen. Er komen regenjassen tevoorschijn en rugzakhoezen. Er wordt geotterd met lappen plastic en anderen binden plastic zakken om hun onderbenen om het water uit hun schoenen te weren. Wanneer de stoet weer op gang komt, ziet die er totaal anders uit. Er wappert en flappert van alles! Ik trek mijn paraplu, steekt de steel tussen de rugzakbanden, hou hem met een hand in de in juiste stand en ga verder.
Die nattigheid is vervelend, maar heeft één prettig voordeel: de eucalyptusbomen geven een heerlijke geur af. Je hebt die zomaar gratis voor het opsnuiven. En snuiven doe je vanzelf wel, omdat er een paar pittige hellingen in deze etappe zitten.
Ritueel wassen.
Het pelgrimspad loopt met een grote boog om het vliegveld van Santiago heen. Ik hoor en zie hoe er enkele vliegtuigen vertrekken. Gegarandeerd dat daarin pelgrims zitten die hun tocht eerder voltooiden. Voorbij het vliegveld ligt het dorpje Lavacolla. Daar stop ik vandaag, op tien kilometer van Santiago. Bij dit dorpje stroomt een riviertje. Middeleeuwse pelgrims hadden de gewoonte om zich hier in dat frisse water eens goed te wassen; zichzelf en hun kleren. Ze wilden zo proper mogelijk bij St. Jacobus aankomen.
Je wast, als je onderweg bent, als het even kan elke dag je kleren en jezelf. Gek dat ik dat vandaag, met dat oude verhaal in mijn hoofd, toch anders, bewuster doe. Zo’n doodgewone bezigheid krijgt toch iets van een rituele wassing!
Na mijn avondmaal heb ik een lange en warme ontmoeting met enkele mensen uit Diessen. Ze reisden deze kant op om een pelgrim op te vangen die één dezer dagen aan zal komen. Het toeval wil dat deze mensen via via mijn wekelijkse artikelen ontvingen en die in het vliegtuig hebben zitten lezen. Ik raak er steeds meer van overtuigd: ik schrijf niet voor niets. We hebben samen, bij een goed glas wijn, lekker bijgebuurt.
Koning.
Galicië is een groene landstreek, doordat het veel regent. Ook op vrijdag (15-6) loop ik in Galicisch weer. Om negen uur sta ik in de stromende regen op de Monte de Gozo ( Heuvel van de Vreugde) Vanaf deze hoogte moet je bij goed weer Santiago kunnen zien.
Er hoort een mooi verhaal bij deze berg. Middeleeuwse pelgrims trokken voor hun veiligheid bij voorkeur in groepen. Wanneer zo’n club deze berg naderde, zette ieder die dat kon het op een rennen. Wie het eerst op de heuvel was en de stad zag, mocht zich “Koning” noemen. Daar mensen in die tijd nog geen geregistreerde familienamen hadden, bleef zo’n winnaar dus “Koning” heten. Huidige families met namen als Koning, König, Roi en zeker Leroy, kunnen er bijna zeker van zijn dat een van hun verre voorouders ooit de wedren naar de Monte de Gozo won.
Ik ben om tien uur in Santiago en heb me voorgenomen eerst een slaapplaats te zoeken. Zoeken? Dat hoeft niet. Op driehonderd meter van de kathedraal wordt ik aangesproken door een dame die me een kamer aanbiedt. Straatje links, straatje rechts, pleintje, groot huis dat er netjes uitziet…. Geregeld!
De rest van de dag kan ik naar believen invullen.
Laatste stempel.
Als eerste ga ik naar het grote plein voor de kathedraal om een moment te verpozen bij kilometer 0 Ja, St. Jacob, daar ben ik weer. Voor de tweede keer gezond en wel hier aangekomen. Wat voelt dat goed. Dank je wel!
Dan ga ik naar het pelgrimsbureau om mijn document op te halen en mijn laatste stempel te laten plaatsen op mijn pelgrimspas. Wat een drukte! Rijen en rijen wachtende mensen. Vier medewerkers hebben hun handen vol.
Eerder hoorde ik dat er op het grote prikbord een brief voor mij zou hangen van de familie Moeskops uit Baarle. Helaas, ik heb hem niet kunnen vinden. Op een rustiger moment ga ik nog even terug om navraag te doen. Er wordt in alle bureauladen gekeken, maar de brief is niet te vinden. Dat vind ik nou echt jammer.
Verkenning en herkenning.
In alle rust kan ik links en rechts op verkenning. Ik snuffel in boekwinkels, koop en schrijf prentbriefkaarten, haal een stadsplattegrond bij het VVV en natuurlijk bezoek ik uitvoerig de kathedraal. Dat is een feest van herkenning.
Je kunt heel goed zien hoe de oude Romaanse kerk geheel ommanteld werd met Barok- en Renaissancegevels en torens. Van binnen bleef zij voor een deel puur Romaans, terwijl andere delen “bedolven” zijn onder gouden retabels en uitbundig bewerkte altaren en orgels.
De dag is zo voorbij. Na het avondeten luister ik nog een tijdje naar een Tunagroep die temperamentvolle oude Galicische liederen speelt en zingt. Ze weet een sfeer te creëren waarbij mensen spontaan gaan dansen.
Slapen.
Rekkes moe van de vele indrukken en het slenteren, ga ik tegen elven slapen. Slapen? Aanvankelijk lukt dat best. Langzaam maar zeker echter komt het straatleven op gang. Wat kunnen die Spanjaarden herrie maken! Mijn kamerraam heeft geen dubbelglas. Alsof ze naast je bed staan! Naarmate de nacht vordert, neemt het geluidsvolume toe. Pas na vieren komt er enige rust. Tegen half zes beginnen marktkooplui schuin onder mijn raam hun negotie uit te stallen. En alles wat ze doen, leggen ze luidkeels uit!
Slapen? Ja, heel veel korte slaapjes……
Alleen Spaans.
Zaterdag (16-6) blijf ik in Santiago. Ik wil graag de pelgrimsdienst bijwonen en zeker ook het museum van de kathedraal bezoeken.
Zo’n pelgrimsdienst is zondermeer een bijzondere gebeurtenis. Een half uur voor de aanvang zijn alle zitplaatsen bezet. Er blijven mensen binnenstromen. De dienst zelf zou ik persoonlijk graag anders georganiseerd zien. De verantwoordelijke geestelijken kunnen toch weten dat een meerderheid van de kerbezoekers geen Spaans verstaat. Waarom dan alles alleen maar in het Spaans?
ER wordt een lange, vurige preek gehouden. Zouden velen zich niet meer betrokken voelen als er een korte zinnige gedachte in vier, vijf talen uitgesproken zou worden? Het voorlezen van de lijst van de aangekomen pelgrims is zinloos. Niemand verstaat er iets van. Ik vind het oprecht jammer dat er niet meer zorg besteed wordt aan zo’n belangrijk uur voor al die pelgrims, van verre gekomen. Het kan zo eenvoudig beter, denk ik.
Meester Matteo.
In de namiddag breng ik flink wat tijd door in het “Portico de la Gloria”, het ongelooflijk mooie hoofdportaal, gemaakt door meesterbeeldhouwer Matteo. Kunstenaarschap en vakmanschap straalt zijn werk uit. Zijn beelden zijn ongewoon sereen en perfect gemaakt. Wat een prachtige figuren weet hij uit dat harde graniet te hakken.
Ik heb op mijn lange weg talloze, vaak heel bijzondere Jacobusbeelden gezien, maar hier staat mijn eerste keuze.
In het museum van de kathedraal loopt een tentoonstelling die aan het werk van Meester Matteo gewijd is. Dat treft. Zo zie je een aantal van zijn werkstukken van heel dichtbij. Prachtig!
Later op de middag ontmoet ik de familie uit Diessen weer. Ze zijn compleet want hun pelgrim – Frans van den Hout – is aangekomen. Het wordt een mooi moment tussen hem en mij, omdat je van elkaar weet wat voor geweldige rijkdom je beleefd hebt.
Tierelier.
De nachtelijke straatherrie duurt deze keer tot zondagmorgen (17-6) vijf uur. Dan hou je twee uurtjes echt slapen over. De pelgrimsdag begint immers vroeg. Het regent stevig. Vandaag begin ik aan een volkomen nieuw deel van de tocht. Ik trek door naar de kust. De route is ook her zeer goed aangegeven met de bekende gele pijlen en schelpsymbolen. Het is even wennen, want het krioelt er niet meer van de pelgrims. Pas na twee uur lopen, krijg ik de eerste in het vizier. Dan is er ook koffie.
De barjuffrouw vindt dat ik met dit slechte weer wel een beetje extra warmte kan gebruiken. Ze schenkt daartoe een scheut van een onbekend elexier in mijn koffie. Dat smaakt niet alleen, het gloeit! Zo lust ik er nog wel een. De gezellige barjuffrouw geniet van mijn genieten en is gul met haar tweede scheut vuurwater.
Met nieuwe warmte in mijn lijf en een lichte tierelier in mijn hoofd ga ik er weer tegenaan. Is het weer nu echt aan het opklaren of denk ik dat maar?
De route is mooi. Je trekt urenlang door afwisselend bosgebied langs prachtige holle wegen. Triest is wel dat je grote boscomplexen ziet die nog de sporen dragen van de grote bosbranden uit 2004. Duizenden geblakerde stammen steken skeletterig de hoogte in.
Negreira – een klein stadje – wordt mijn halteplaats.
Koeien.
Op maandagmorgen ( 18-6) ziet de lucht er heel wat beter uit: grote blauwe plekken en vriendelijk witte wolken. Dat loopt prettig. Het komt bovendien goed uit, want gisteren heeft een rukwind mijn papaplu total loss getrokken. Ik heb hem, onbruikbaar – met dank voor bewezen diensten – achtergelaten in een prullenbak.
Wanneer ik na twee uur lopen een broodje ga eten in een bar, blijken er echt wel meer mensen de tocht naar de kust te lopen. We vullen de bar wel met een zestiental personen. Frans,Duits,Engels: je hebt je talen een voor een nodig. Alleen mijn eigen moedertaal kan ik opbergen.
Geleidelijk verandert het landschap, van gesloten bosgebied wordt het meer open. De landbouw komt beter aan bod met grasland en maïsvelden. De boeren leiden hun koeien twee keer per dag van stal naar wei en omgekeerd. Daar kruipt veel tijd in, want die beesten lopen niet hard. Dat merk ik als ik midden in een dorpje in zo’n kudde verzeild raak. De boer op de tractor met waterton voorop, dan de wandelende koeien en daarachter de boerin en de hond om de treuzelaarsters aan te sporen. Mooi tafereel. Maar geen wonder dat die dorpjes er niet uitzien. De Calle Mayor ( Hoofdstraat) ligt vol vlaaien.
Of ik wil of niet: ik moet vandaag ruim dertig kilometer lopen. Olveiroa is de eerste plaats waar slaapgelegenheid is. Of U dit vlekje op de kaart kunt vinden, is zeer de vraag.
Stortvloed.
Het is normaal dat ik ’s nachts een paar keer wakker wordt. Vannacht ( dinsdag 19 – 6) hoor ik elke keer dat de regen met de bakken uit de hemel valt. Een ware stortvloed! Om acht uur vertrek ik en het is dan droog, maar niet lang. Ik kan ertegen, want ik heb mezelf en mijn rugzak redelijk verpakt.
Ook vandaag trek ik weer door heuvelland, hoog- en vlakteland. De natuur wordt ruiger, heideachtig met grote kale rotspartijen. De invloed van de voortdurende harde zeewind is goed merkbaar. Ook vandaag loop ik weer door de uitgestrekte, verbrande bosgebieden.
Al het pasgevallen water zoekt zich haastig een weg naar beneden. Overal kabbelt, klotst en kolkt het de hellingen af. De paden zijn veranderd in beekjes en poelen. Een stortvloed van water verplaatst zich in de richting van de zee, waarnaar ik ook op weg ben.
Prentbriefkaarten.
Het duurt langer dan ik verwachtte, maar eindelijk is daar die hoogte vanwaar de zee te zien is. Even later heb ik uitzicht op stadjes als Cée en Corcubion die als prentbriefkaarten aan het water van de baai liggen.
In Corcubion stel ik de inwendige mens tevreden en ga door naar Finisterra, het stadje. Het eigenlijke “Einde van de Wereld” ligt nog een uurtje verder.
Dat bewaar ik voor morgen. Het verhaal daarover zal moeten wachten tot volgende week.
Ik was in week 13 alles bij elkaar 31.30 uur onderweg en begaf me in die tijd van Palas de Rei naar Arzua, naar Lavacolla, naar Santiago, naar Negreira, naar Olveiroa en naar Finisterra.
Laat ik tenslotte niet vergeten te melden dat ik in de kathedraal van Santiago natuurlijk de beloofde kaarsen heb opgestoken. Dáár zeker!!
Ik groet U van harte vanaf een winderige kust. Tot volgende week.
Antoon