WEER ONDERWEG 11
Je weet niet wat je ziet, als je rond mag lopen in de kathedraal vcan Burgos, als je verder kunt kijken dan je ogen aan kunnen, als een kerk een complete dierentuin bevat, als de Romeinen een weg aanleggen, als je 800 jaar geschiedenis weggevaagd ziet, als je langs 3750 platanen loopt en als je middenin de kleuren van de regenboog staat.
De moeite waard
Hadden wij het vorige keer niet over Villafria, de frisse stad? Op woensdagmorgen (30-5) klopt dat niet meer. Steenkoud is het als ik op weg ga naar Burgos. De weg is kort, maar voor het grootste deel ellendig. Een eindeloze sliert van uiterst rommelige industrie moet je door en dan een half uur lang onprettige woonblokken van de voorstad. Het is een verademing wanneer ik bij de Rio Arlanzón kom en die een stuk kan volgen tot de oude stad in zicht komt.
Zes jaar geleden zag ik de kathedraal van Burgos alleen van buiten. Ik kon er toen niet in. Dat zal me nu niet overkomen. Om kart voor tien sta ik binnen. Ik neem tot half één de tijd voor een bezoek. Dat is dan ook wel zeer de moeite waard. Het gebouw is indrukwekkend, heeft prachtige lichtkoepels en speelse netgewelven. Het kerkgebouw met bijbehorend kloostercomplex herbergt een onvoorstelbare rijkdom aan kunstsschatten. Het aantal graftombes van beroemde figuren – vaak verfijnd uitgevoerd in albast – is niet te tellen. Het graf van El Cid, nationale held uit de strijd tegen de Moren, heeft een prominente plaats.
De afzonderlijke gebedsruimte lijkt me weer een mooie plaats om kaarsen op te steken voor alle gevraagde en door mijzelf toegevoegde intenties.
Eigenwijs
In de namiddag flaneer ik wat door de stad, op zoek naar ansichtkaarten en een pinautomaat. Zo zie je echt wel het een en ander van de oude stad. De Arlanzónrivier, die zomaar een strook groen door de stad trekt, wordt ook nog geflankeerd door een langgerekt park met heel veel soorten bomen, keurig voorzien van naambordjes. De oevers van de rivier hebben gewoon “wilde” natuur die krioelt van de vogels.
Nu hoor ik toch al vier weken lang een onbekend vogelgeluid. Het komt altijd uit dicht struikgewas in de buurt van water. Ik kan niet uitstaan dat ik er niet achter kan komen welk gevogeltje dat geluid laat horen. Hier ligt mijn kans. Met mijn kijkertje in de aanslag speur ik de oeverstruiken af. Het eigenwijze vogeltje lijkt me uit te lachen en laat zich niet zien.
Massaal
Wat ik ook regelmatig hoor: Duits. In mijn ontmoetingen met andere pelgrims spreek ik meer Duits dan welke andere taal ook. Nu ben ik er achter hoe dat komt. Een Duitse cabaretier en bekend tv figuur heeft zijn werk een tijd neergelegd, liep naar Santiago en heeft daarover een boek geschreven. Dat is bij honderdduizenden verkocht en heeft de Duitsers massaal geïnspireerd om de Camino of een deel ervan te gaan lopen of fietsen.
Land van de velden
Burgos verlaten betekent voor veel pelgrims schrik in de benen en meer nog in het gemoed. Er wacht hen een golvende hoogvlakte met onafzienbare, bijna of helemaal boomloze verten. Er zijn mensen die daar niet tegen kunnen. Ze verliezen hun gevoel voor ruimte en tijd. Deze Meseta , die ook Tierras de Campos (Land van de Velden) genoemd wordt, strekt zich uit tot aan Léon, 250 km. verder! Gelukkig heb ik geen last van die ruimtevrees. De uitgestrektheid, openheid, weidsheid: ik vind het geweldig. Op donderdag (31 -5) begin ik er aan.
Daar waar de grond het toelaat, wordt aan landbouw gedaan. De boeren verbouwen vooral gerst en tarwe, vaak op zeer grote akkers. Andere stukken grond zijn blijkbaar niet te bewerken. Daar groeien wat grassen en laag blijvende kruiden. Op veel plaatsen schuren wind en regen de bodem kaal. Daar schemert de witte kalkgrond tussen het schrale groen. Over groen gesproken: zes jaar geleden liep ik hier in juli. Alles was dor. Nu is de Meseta groen in vele schakeringen. Blauwgroen voor de tarwe, geelgroen voor de gerst en alle andere tinten groen voor de woeste gronden. De bermen naast de brede grindpaden die je bewandelt, zijn twee lange linten, zó bont, zó kleurig dat je er gewoon blij van wordt. En het harmonieert altijd. De natuur combineert de bloemenkleuren zoals het uitkomt en het harmonieert altijd.
Zenuwlijder
Ik ben mooi op tijd in Hontanas om daar een middagmaaltje te gebruiken. Dan trek ik nog een stuk verder. Het wordt vandaag weer eens 40 km. Het pelgrimspad loopt op een bepaald moment onder gotische bogen, dwars door de ruïne van het klooster San Anton. De Antonieten bouwden hier in de 12de eeuw een klooster met hospitaal om zieke pelgrims op te vangen. Die waren er maar genoeg. Al gauw werd het hospitaal bekend om zijn vele genezingen. Die werden aan Maria toegeschreven. Achteraf weten we dat talloze Europeanen in die tijd zenuwlijders waren. Ze aten roggebrood dat vaak vergiftigd was door moederkoren ( een schimmel). In het kloosterhospitaal kregen ze wit tarwebrood te eten en genazen.
Meer dan 300 jaar lang hebben de gebouwen geen dienst gedaan. Sinds twee jaar kunnen er weer pelgrims overnachten.
Mijn halteplaats is Castrojeriz. Castro duidt op kasteel. Op de top van een nabijgelegen heuvel staat dan ook een indrukwekkend overblijfsel van een negende eeuwse burcht. Die was lange tijd een belangrijk steunpunt in de strijd tegen de Moren.
’s Avonds eet ik met drie Fransen oud-leraren. Vier oude schoolvossen bij elkaar: waar zouden die het over gehad hebben?!
Fabel
Op vrijdag (1-6) kan ik bij mooi weer beginnen aan het beklimmen van de Hoogte van Mostalares (Tafelberg). Wanneer je eenmaal boven bent en de schemer voor je ogen is weggetrokken, dan heb je naar voor en naar achter prachtige vergezichten. Wat een ruimte!
Via Boadilla del Camino ga ik door naar Fromista, een wat grotere plaats. Het is niet moeilijk een slaapplaats te vinden.
Hier krioelt het van ooievaars. Op één kerktoren tel ik er zo al twaalf. Ze vliegen af en aan en hun geklepper is niet van de lucht. De kerk is ook anderszins bezienswaardig. Ze heeft binnen en buiten heel interessant beeldhouwwerk. Dat geeft een goede indruk van de belevingswereld van de elfde-eeuwse mens, die dit maakte. Bijbelfiguren, echte en fantasiedieren, duivels en demonen, draken en plantaardige vormen…. Alles kom je tegen in de daksteunen en kapitelen. Zo zit de kerk dus vol “beesten”.
Nu heb ik altijd gedacht dat La Fontaine zijn verzameling fabels zelf bedacht had. Dat blijkt een fabel te zijn. Ik zie hier een prachtige uitbeelding van de fabel van de raaf en de vos. Gewoon fabelachtig.
Slimme jongens
De zaterdag (6-2) die ook weer mooi wandelweer geeft, nodigt uit om er weer maar eens een flinke etappe van te maken. Het dorp Calzadilla de la Cueza, waar ik wil overnachten, stelt niets voor. Ik hoef er dus niet vroeg te zijn. Het laatste deel van deze etappe heeft wel een aardige geschiedenis. Je loopt dan de “Via Aquitana”, een overgebleven deel van een oude Romeinse weg. Er werd in de Romeinse tijd goud gewonnen in westelijk Spanje. Om een of andere reden moest het naar Bordeaux gebracht worden. De Romeinen moeten gedacht hebben: ten eerste gaan we door de open vlakte. Dan zien we de roversbenden op tijd aankomen. Ten tweede: we maken geen omwegen.
Hier legden ze een touwtje uit van twaalf kilometer, trokken dat strak en tekenden hun Via Aquitana af. Slimme jongens, die Romeinen! Snoeirecht door de vlakte ga je dus, twee uur lang.
Goeie stratenmakers waren het niet, die Romeinen. Het pad loopt lastig. Grote ronde keien steken hun kale gladde koppen overal boven het zand uit. Je weet nooit hoe je voet terecht zal komen en naar welke kant je enkel zal kantelen. Maar ja, u hebt kunnen lezen wat we al eerder meegemaakt hebben.
Zelfs in zo’n dorpje van niets overnachten al gauw een honderdtal pelgrims.
Ik spreek een paar groepjes Nederlandse fietsers en schuif aan tafel bij een Duitser die Nederlands en een Italiaan die Duits spreekt. De conversatie gaat in het Duits.
Voor €8,- schotelt het restaurant je een goed driegangenmenu met wijn voor. De zaak zit twee keer op de avond stampvol.
Gedenken
Waar ik het aan te danken heb weet ik niet, maar op zondag (3-6) krijg ik weer het mooiste weer van de wereld. Ik heb mijn loopafstanden zo uitgekiend, dat ik op dinsdag al vroeg in Léon kan zijn. Dan zie ik wat van de stad.
Vandaag ga ik niet zo ver: Sabagun zal zo’n 25 km. zijn. De tocht gaat nog altijd over de Mesetavlakte. Iemand is op het idee gekomen om bomen te planten langs het pad. Ze redden het geen van alle. Dat vind ik prima. Van nature horen er geen bomen thuis. Alleen in enkele vochtige laagten staan soms wat populieren.
Je passeert een paar onooglijke dorpjes. Daar zie je nog huisjes in adaobe-bouw ( leembouw). De muren zijn van in zon gedroogde leemblokken en met een mengsel van leem en gehaksled stro besmeerd. Veel van die huizen raken in verval. Sommige mensen restaureren ze in oude stijl. Anderen plakken er een gevel van betonblokken tegen.
De grandioze openheid tussen de dorpjes geeft letterlijk en figuurlijk de ruimte om mijn gedachten en gevoelens vrij te laten. Ik heb daar vandaag behoefte aan. Acht jaar geleden overleed mijn vrouw Clara. Op zo’n dag leef je sterk met je herinneringen. Dat kan overal, maar een omgeving als deze, met die fantastische bloemenpracht geeft “ruimte” om te gedenken.
Natuurlijk gaan je gedachten ook uit naar de overledenen van de laatste weken uit de eigen omgeving: mensen die ik kende en waardeerde. Ik wens hun naasten alle sterkte.
Sabagun is heel lang het Cluny van Spanje geweest. Eeuwenlang floreerde hier een Benediktijnerabdij. Ze had een sterke uitstraling op wetenschappelijk, cultureel en artistiek gebied. Alles wat ervan overbleef is een toren en wat muurresten. Er is zomaar achthonderd jaar geschiedenis weggevaagd.
Taai
Bij mooi weer laat ik op maandag (4-6) Sabagun achter me en begin aan een stevige etappe. De Meseta zet zich licht golvend voort. Het valt me op dat hier veel meer grond braak ligt en dus vol bloemen staat. Langs deze etappe zijn jaren geleden platanen geplant, meer dan dertig kilometer lang. Deze bomen hebben de moeilijke boom-onvriendelijke omstandigheden wel overleefd. Geen wonder. Ik zie dat elk boomplantgat is aangesloten op een waterleiding. Als iemand ergens een kraan opendraait, krijgen alle bomen water naar behoefte.
Het pad loopt pal naast de asfaltweg. Nou zie je pas hoeveel fietsers er ook onderweg zijn. Ik ontmoet Nederlanders op een tandem met aanhanger.
Vooral de uren na de middag, wanneer het wat warmer wordt, zijn behoorlijk taai. Ik hou het tempo er goed in en ben tegen vijf uur in Mansilla de las Mulas. Hier lig ik zogezegd voor de poorten van Léon.
De avond wordt heel gezellig als ik een tijdlang echt op z’n Brabants kan buurten met Brabantse mensen uit Budel en Leende.
Regenboog
De dinsdag (5-6) wordt een echte wandeldag. Ik loop op mijn gemakje en sta binnen drie uur bij de kathedraal van Léon. Voor een bezoek wil ik graag wat tijd uit trekken. Dit puur gotische bouwwerk kan zich meten met alle beroemde kathedralen die misschien meer bekend zijn.
Meer dan spectaculair is in deze kerk het glas in lood. Moet u zich eens voorstellen: je zit in een fantastisch harmonisch gebouw en de zon schijnt door een groot deel van de 1800 vierkante meter glas in lood. Je krijgt de indruk dat je middenin het kleurenspel van de regenboog zit. Door dit overweldigende kleurenspel dreig je andere juwelen van kunst over het hoofd te zien. Dat doe ik echter niet. Je weet niet wat je ziet!
Léon is verder ook een prachtige stad met mooie pleinen, ruime winkelstraten, behoorlijk wat groen en ze is ook schoon.
U kunt het intussen weten: ik kan kleine eenvoudige dingen op mijn weg zeer waarderen. Maar dit soort hoogtepunten verrijken je tocht op een geweldige manier. Ik voel me bevoorrecht dit allemaal te mogen beleven.
Morgen verlaat ik de Meseta. Er liggen voor de komende dagen bergen te wachten!
Met trillende kuiten groet ik u van harte.
Tot volgende week.
In de afgelopen week was ik 37.30 uur onderweg. Die loopuren brachten me van Villafria naar Burgos, naar Castrojeriz, naar Fronista, naar Calzadilla de la Cueza, naar Sahagun, naar Mansilla de las Mulas en naar Léon.
Nogmaals gegroet,
Antoon