WEER ONDERWEG 10
![Image Image](/images/stories/Amalia/07 Tekeningen Antoon/Afbeelding Antoon 10_425 pix.jpg)
Je moet constateren dat het loopt als een (boemel)trein wanneer je verder kunt op nieuwe schoenen, wanneer het mooi wandelweer is, wanneer je olijven, water en liefde aangeboden krijgt, wanneer het de pelgrim gemakkelijk gemaakt wordt, wanneer je straffe wind tegen hebt, wanneer je in ganzenmars naar boven moet en wanneer je niet zo ver hoeft.
Jubeltenen
Samen met Gerry en Dré hadden we gisteren een echte vakantiedag. Vandaag (woensdag 23-5) gaat ieder weer zijns weegs, zoals dat heet. Maar we beginnen de dag met een goed ontbijt. Dan brengen zij me terug naar Puenta la Reina, zodat ik ook die etappe van de Jacobsweg kan lopen. Wat een service! Het afscheid is warm en de wederzijdse goede wensen oprecht. Dit “bezoek” heeft me goed gedaan. Dank je wel!
Ik lóóp weer en nog wel op nieuwe schoenen.Wat voelt dat goed: ruimte voor de tenen, die “jubelend” hun vrijheid nemen en de stevige zolen onder de eeltige voeten doen ook prettig aan.
In Lorca hou ik mijn eetpauze en na nog lekker anderhalf uur doorstappen ben ik mooi op tijd in Estella. Een slaapplaats zoeken hoeft niet. De douche wacht al op me.
Een uur later trek ik de stad in, op zoek naar een kapsalon. Nu moet de “wildernis” op en aan mijn hoofd toch echt geordend worden. Dat gebeurt zorgvuldig door bekwame Spaanse handen. Het gesprek dat ik met de kapster voer, verloopt nogal “brokkelig”, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik kan geen gebaren maken met zo’n kapmantel om me heen.
Zuurtjessap
Vandaag (donderdag 24-5) kies ik nóg een keer voor een vrij korte etappe. Ik wil graag wat tijd overhouden om artikel 9 af te werken. Ja, dat moet ik wel een beetje plannen, anders grijpt u mis. En u schreef massaal dat U er naar uitziet.
Het is mooi weer. Dat loopt prettig. Na een uurtje kom ik bij de grote wijnfabrikant van Trache. Hij geeft pelgrims de kans water en/of wijn te tappen. In een mooi versierde wand zitten daarvoor twee kraantjes. Nou meen ik toch echt dat zes jaar geleden die wijn goed smaakte. Wat er nu voor schuimend zuurtjessap tevoorschijn komt? Na het proeven heb ik gauw uit het andere kraantje getapt.
Vraagtekens
De weg door de wijngaarden geeft weinig problemen. De weg gaat grotendeels over brede grintpaden. Al vrij vroeg in de middag ben ik in Los Arcos. Vandaag blijkt de enige overnachtingsmogelijkheid de plaatselijke gîte te zijn. Nou, OK dan. Een vriendelijk Vlaams echtpaar vangt de pelgrims op.
Mijn schrijfwerk doe ik op een groot terras middenin het stadje. Bijna alle tafeltjes zijn bezet door pelgrims. Dat zie je zo: korte broek, sandalen en een heuptasje of zoiets.
Aan een tafeltje dichtbij hoor ik op een bepaald moment Nederlands spreken en het gaat over zaken die me toch zo bekend voorkomen. Ik verkas en schuif aan bij de Nederlander en de Westvlaming. Wat blijkt: de Nederlandse man zit net te vertellen dat hij pas geleden een Santiagoboekje heeft gekocht en gelezen. Hij zegt: “ Ik heb gehoord dat schrijver ervan nu ook onderweg is”. Nou, dat kan ik bevestigen. Je had die ogen van die man moeten zien! We hebben nog een hele tijd prettig zitten keuvelen. Een Hoofddorpse oma komt er ook nog even bij zitten. Deze pittige vrouw brengt weer nieuwe verhalen en ervaringen in het gesprek.
Vanf onze terrasplaats zien we op een bepaald moment een merkwaardig tafereeltje. Er stopt op enige afstand een busje. Zes mensen stappen uit, hangen een of ander twijfelachtig rugzakje om en wandelen veertig meter verder de gîte binnen. We hebben onze vraagtekens. Zijn dit pelgrims of vakantiegangers die hier spotgoedkoop komen overnachten. Eerder zag ik al “wandelaars” die met taxi’s opgehaald werden en andere die een bushalte bevolkten. Vraagtekens!
Goede ontvangst.
Ik kan fit aan de vrijdag (25-5) beginnen, want ondanks de volle slaapzaal kon ik redelijk goed slapen. De tocht gaat vandaag naar Logroño. Op een aantal kilometers voor de stad trek je langs een groot moerasgebied: ”Pantano de los canas”. Het is een beschermd vogelreservaat. Ik tref het. Er komt juist een herder aanwandelen met zijn kudde van wel tweehonderd schapen. Een wolk zilverreigers volgt de kudde om alles wat de schapen aan kleine beestjes in beweging zetten op te pikken. Mooi tafereel geeft dat.
Jarenlang verwelkomde “Madame Felisa” ,de moeder der pelgrims, net voor de stad alle passanten. Drie jaar geleden is de hoog bejaarde vrouw overleden. Toch krijg je nog steeds een goede ontvangst, want haar dochter zet de traditie in dezelfde sfeer voort. Je wordt uitvoerig begroet en krijgt een stempel in je pelgrimspas. “Olijven, water en liefde”, staat daar op.
De stad zorgt trouwens ook voor een goede ontvangst. Een keurig geplaveid pad leidt je de stad in. Op regelmatige afstanden staan er stenen zuilen met een mooi gemaakt schelpsymbool er op.
Rumoer
Logroño is een grote, levendige stad. Ook hier zijn de straten vol mensen die allemaal samen voor een enorm rumoer zorgen. Dat duurt tot diep in de nacht. Rond drie uur hoor ik nog mensen druk en hard met elkaar praten. Er is ook ander rumoer te horen. Tegen de morgen regent het pijpestelen.
Wanneer ik op zaterdagmorgen (26-5) vertrek, zevert het nog flink na. Het is van dat twijfelweer.Heb je je paraplu nou wel of niet nodig? Later gaat dat twijfelen helemaal over. Of ik mijn paraplu nodig heb !
Logroño verwent de pelgrim ook met een mooi aangelegd pad door een groot nieuw park de stad uit.Het brengt je naar een prachtig natuurgebied dat is ontstaan rond een groot stuwmeer.
Vrij vroeg in de middag loop ik Nájera binnen, vind snel een rustige slaapplaats en kan lekker aan mijn dagboek werken.
Druiven en graan.
De eerste Pinksterdag (27 -5) begint met mooi, maar fris weer. Ik moet zonder ontbijt op stap, want alles is dicht, behalve de uitgang van mijn logement. Azofra, het eerst volgende dorp, geeft de pelgrims wel de kans te ontbijten. Er wordt massaal gebruik van gemaakt. Ik neem een “cafe solo grande” en een “bocadilla tortilla” en Jambon”. (woordenboek Spaans-Nederlands blz……) Daarmee kan ik kilometers maken. Ik loop op dit moment nog in de Riojastreek. Bijna alle grond die er voor in aanmerking komt, is in gebruik als wijngaard. Ook vandaag zijn de wijnboeren volop aan het werk. De gifspuiten rijden af en aan. Wijnbouw is geen schone teelt. Geleidelijk zie je de omgeving veranderen. Wijngaarden maken plaats voor tarwe, gerst,spelt, suikerbieten, zonnebloemen en erwten. Ik laat de Rioja achter me en wandel Castilië in.
Rond het middaguur ben ik in Santo Domingo de la Calzada, een heel bijzonder stadje met een schat aan oude prachtige gebouwen. Ik kijk er in alle rust even rond en ga natuurlijk ook naar de kerk o.a. om te zien of de haan en de hen in hun mooie hok het nog goed stellen. (voor de legende rond dit kippenhok in de kerk verwijs ik naar mijn boek of naar andere Santiagoliteratuur)
Blazen
Na de inwendige mens versterkt te hebben, ga ik nog een paar uurtjes door. Die worden overigens wel pittig. Merkwaardig is namelijk dat het landschap alsmaar kaler en leger wordt. Geen bos,geen bomen: “kaalgeschoren” heuvelland. Of het daaraan ligt of aan de weergoden weet ik niet, maar de wind wakkert aan tot stormkracht. Door niets gehinderd, komt hij me tegemoet. Ik moet mijn hoed goed “verankeren”. Optornen tegen zo’n storm is werken geblazen. De Pinkstergeest waait waar hij wil!
Ganzenmars
En koud dat het is op maandagmorgen (28-5). Al vanf 27 maart loop ik elke dag in overhemd. Vandaag trek ik een vest aan en dat is nodig ook. Om acht uur ben ik op weg. Ik weet dat de route vandaag gaat stijgen. In de voormiddag gaat het bijna ongemerkt en soms heel nadrukkelijk wél merkbaar. Via een reeks van kleine dorpen, die elk op hun beurt een “etage” hoger liggen, kom ik om half een in Villafranca Montes de Oca aan.
Nou vraag ik me af: zal ik hier blijven of ga ik verder door? Doorgaan betekent: flink klimmen, want dan trek ik de Montes de Oca in ( de Ganzenbergen). Maar ja, het is nog zo vroeg op de dag. En morgen zijn die bergen even hoog en steil! Laat ik ze vandaag maar te lijf gaan. Het zijn tenslotte de Pyreneeën niet.
In ganzenwachel neem ik de moeilijkste stukken en de rest valt eigenlijk wel mee. Een uur duurt de ganzenmars. Dan ben ik op het hoogste punt (1160 m). Het land verandert intussen weer. Van kaal en leeg raakt het steeds meer bebost. De klimaatsomstandigheden op deze hoogte maken de ontwikkeling van “fantsoenlijk” bos niet mogelijk. Kreupelhout groeit er, van viltbladige eiken en schrale dennen. Maar je loopt wel aardig uit de wind.
Knoflooksoep
Om goed vier uur kom ik aan in San Juan de Ortega. Dit dorpje ligt als een bewoonde vlek midden in dat onafzienbare bosgebied waar ik doorheen liep.
San Juan was een monnik die begin twaalfde eeuw hier een klooster stichtte om de toen al groeiende stroom pelgrims onderdak te kunnen geven midden in deze eindeloze wildernis.
Ik overnacht in een eeuwenoud kloostergebouw.
Een stokoude pater viert met ieder die dat wil om half acht de H. Mis. Daarna nodigt hij zijn gelovigen uit om soep te komen eten. Hij schept zelf met onvaste hand de mokken vol met zeer pittige knoflooksoep. Als iedereen eet – er schuiven zo’n zestig mensen aan ! – maakt hij van de gelegenheid gebruik om even een pittige preek af te steken. Die kan ik niet na vertellen. Een helper met een stem als een klok, maar dan veel harder, zingt een vurig Castiliaans lied en daarmee is deze merkwaardige bijeenkomst gesloten. In de plaatselijke bar kun je je maaltijd voortzetten. Ik doe dat , samen aan een tafel met een Deen, een Noors stel en een echtpaar uit België. Onze voertaal is Engels. Het wordt weer een leuke avond. Ik spreek trouwens ook nog Nederlandse fietsers.
Frisse stad
Zoals gebruikelijk begint om zes uur het gerommel op de slaapzaal op gang te komen. Ik heb op deze dinsdag (29-5) zo’n haast niet. Vandaag loop ik naar Villafria (Frisse stad) Dat is niet ver. Twee redenen heb ik daarvoor. Zo heb ik tijd om dit artikel tijdig op de post te kunnen doen. En morgen kan ik binnen twee uur in Burgos zijn. Dat geeft ruimte om wat van de stad te zien. San Juan verlaten betekent nog maar eens een stukje stijgen. Je moet de Matagranda over. Op die hoogte is het bos nog armetieriger en de afgeplatte top bestaat uit een stenige grasvlakte met een heel groot kruis er op.
Maar overal wonen mensen , want je ziet in de verte steeds weer dorpjes liggen en je passeert er ook een aantal.
Atapuerca is er een van. Het is wereldberoemd geworden nadat er in 1994 in deze buurt menselijke beenderen gevonden zijn van 800.000 jaar oud. Voor zover we nu weten waren dat de eerste Europeanen. Het gaat om een mensensoort die veel ouder is dan de Neanderthaler en Coo-Magnonmens (onze voorouders) Met grote panelen toont het dorp zijn trots voor dit belangrijke erfgoed.
Ben je de Matagranda over, dan kijk je in een enorme wijde laagte. Ginds, heel in de verte ligt Bourgos, de grote stad. Twee uur lang blijf ik dalen, tot ik aankom in Villafria, waar ik zonder moeite een kamertje met een schrijftafel vind.
Even geleden zag ik een bordje waarop stond dat Santiago nog maar 500 km. ver is. Zullen we mikken op goed twee weken? Mag het ook ietsje meer zijn?
Deze week liep ik in totaal 37.30 uur. Ik vorderde van Puenta la Reina naar Estella, naar Los Arcos, naar Logroño, naar Nájera, naar Castildelgado, naar San Juan de Otega en naar Villafria.
Vanuit deze “Frisse stad” groet ik u met een warme groet.
Tot volgende week.
Antoon