WEER ONDERWEG
Woensdag 21 maart 2007 – Woensdag 28 maart 2007
Tjonge, jonge, wat was die eerste dag een feest! Wat was de tweede zwaar, de derde moeizaam, de vierde lang, de vijfde pijnlijk, de zesde kort en de zevende …. Nou ja, dat was dus de zevende. Mooi getal, toch ?
Kort
Over de eerste dag kan ik kort zijn. Velen beleefden hem mee, velen hoorden er al van en voor buitenstaanders is zo’n onvoorstelbaar uitgeleide nauwelijks te beschrijven. Zij krijgen er een indruk van als ze de website van onze heemkundekring ( www.amaliavansolms.org) raadplegen. Een oprecht “dank je wel” voor zoveel warmte. Speciaal dank aan de organisatoren, de koffiedraagsters, de gastheer en gastvrouw van onderweg en het comité van ontvangst in Kasterlee.
De avond – na het vertrek van de 79 huiswaartskerenden – bleef volledig in stijl. Ik was te gast bij Wannes en Kristel en hun kinderen. Wannes is collega – en dus “amigo peregrino.” De verhalen dansten over en weer. Na een goede nachtrust kon ik vol goede moed op pad.
Staking
Vol goede moed, jawel! Maar die zakt me tot mijn eigen verbazing al gauw bijna in de schoenen. Ik herinner me heel goed dat ik bij het afscheid iets gezegd heb over “door velen gedragen” worden. Ik word er al heel snel aan herinnerd dat ik zo’n gezegde niet al te letterlijk moet nemen.
Vooral mijn bovenbenen zijn zó zwaar dat ik strompelend Oosterlo binnenkom en op de eerste de beste bank neerplof. Ik krijg de indruk dat mijn lopers in staking gaan. Door ze wat vaker en wat langer rust te gunnen, brengen ze me mokkend en zeurend naar Veerle. De eindelooslange klim naar Diest zien ze echt niet zitten! Als een slavendrijver….., nee nee zo niet. Met rustige passen kom ik in Diest aan. Om 17.30 sta ik voor het klooster van de paters Kruisheren.
Het gastvrije klooster geeft me de nodige rust.
Ondanks de zwaarte van het lopen, is het toch een zeer bijzondere dag. Organisator Herman heeft wat te weeg gebracht door er de eerste dag TV-Kempen bij te halen. Die zender wordt zeer goed bekeken, weet ik nu. Ik word zeker meer dan veertig keer aangesproken en vele, vele anderen geven teken van herkenning. “’t Zijt gij, die naar Spanje gaat lopen!?” , “Ik zag u op tv; veel goede moed hé”. En vele variaties hierop. Het begon al juist buiten Kasterlee en hield de hele dag niet op.
Midden in Geel komt een heertje met levensgevaar de drukke straat over en loopt me met uitgestrekte handen tegemoet. Hij zat gisteren bij de tv en zag de reportage en zei tegen zijn vrouw: “Wat zou ik die man graag ontmoeten!” En hier loop ik hem zomaar tegemoet. Alle goeds wenst hij me. Hij had na zijn pensionering ook zó graag de tocht willen maken. Een snel opkomende hernia en niet geslaagde operatie had hem dat en vele andere zaken onmogelijk gemaakt. Een wereld van emotie sprak uit zijn ogen en trillende kin. “Vindt u het goed, dat ik mijn tocht een stukje namens U doe?” bied ik aan. Woordeloos is zijn dankbaarheid.
Mag ik het eigenlijk wel hebben over een zware dag?
Redelijk op stoom
Moeiteloos vind ik bij de oude verdedigingswerken van Diest de voormalige spoorlijn die nu als fiets- en wandelroute richting Namen gaat. Vrij van verkeer en bebouwing, zomaar dwars door het prachtige Hageland, langs natuurgebied “het Webbekoms Broek”, langs uitgestrekte boomgaarden en met de prille lente om me heen, vind ik mijn loopritme aardig terug. Ik kom op dat spoorlijntje redelijk op stoom zogezegd.
Ook vandaag zijn er weer leuke ontmoetingen met mensen uit de streek. Na bijna acht uur lopen kom ik in Tienen. Ik vind onderdak in het instituut van de broeders Alexianen. Daar is nog één (!) broeder: een krasse tachtiger. Hij zorgt dat het me aan niets ontbreekt.
Heb ik mijn rugzak eigenlijk wel goed gewogen? Je kunt wel denken, dat je met een redelijk gewicht loopt te sjouwen, maar rug en benen weten beter. Ik vrees dat een deel van die buidel vadsig op de randen van mijn wegertje gesteund heeft. Resoluut heb ik een kilo of drie van mijn spullen apart gelegd. Die gaan morgen op de post.
Niets, niets en nog eens niets
Ik verlaat Tienen via hetzelfde spoorlijntje. Tot nu toe wist ik elke dag zeker dat ik een slaapplaats zou vinden. Nu even niet. We zien wel. Nou dat heb ik geweten! Tussen Tienen en Namen ligt een magnifiek pad van 55 km. Maar niemand kwam op het idee om ergens logement te voorzien. Net als bij mijn vorige tocht dacht ik dat Eghezée een mooie tussenstop zou kunnen zijn. Toen was er geen logement te vinden. Weet U nog dat ik daar “onderdak” vond in dat kerkhofschuurtje? Dat wil ik nu niet. Ik val niet graag in herhaling en daar is bovendien de spanning wel van af.
Navraag bij verschillende mensen levert niets op. “Een paar dorpen verder misschien”, opperen ze twijfelend. U voelt hem al aankomen: een paar dorpen verder ook niet. Nergens, behalve in Namen. In de bán met die dorpen ! Na een supermars van 9.45 uur sta ik eindelijk voor een hotelletje in de stad.
Het uittrekken van mijn sokken is pijnlijk. Er blijft van alles aanhangen wat eigenlijk van mij is. Overigens heeft het een groot deel van de dag nog gemiezerd ook ! Wat een ellende hé !
Blonde Leffe
Ik doe een flinke aanslag op mijn voorraad pleisters. “Tweede huidjes” en gewone hansaplast bekleden de zere delen van mijn voeten. Op naar Dinant !
Soepel lopen is anders, maar het lukt , mede door het zalige pad langs de Maas.
Eerlijk is eerlijk: ik heb minder oog voor de schoonheid van het Maasdal dan ik graag zou willen. Wel besef ik dat het mooi weer geworden is en hoe goed de vogels hun best doen.
Ik ben zó blij dat ik ondanks mijn mankementen om 17.45 uur aankom in Dinant dat ik mezelf eerst trakteer op een blonde Leffe, een gróte wel te verstaan!
Tjonge jonge, mijn benen en mijn voeten!
Van kaarten sturen en dagboek tekenen komt niets. Rust zoek ik en niets anders.
Ik meld me bij de abdij. De vanzelfsprekende gastvrijheid van de paters doet me goed.
De engel van Rancennes
Ik verlaat Dinant op weg naar de franse grens. De zanglijster in het hellingbos achter de kerk zingt haar lied moeiteloos boven het verkeerslawaai uit.
Ergens onderweg komen me snaterend drie sportieve dames op de fiets tegemoet. Ze groeten en één van hen opvallend vriendelijk. Aardig toch. Een uurtje later hoor ik het hetzelfde gesnater weer. De dames keren terug van hun rondje. De vriendelijke groetster zwalkt dwars over de weg en spreekt me aan. Of ik echt pelgrim ben. Ja? “Dan kunt U gratis bij mij logeren.” Haar huis ligt wel twee kilometer buiten mijn route. Ik loop te twijfelen tussen mooi aanbod en extra afstand.
Juist wanneer ik in het centrum van Givet aankom, stopt er een auto voor me. Haar man haalt me op en neemt me mee naar het dorpje Rancennes. Wat ik dáár meemaak! Naast de gewone voorzieningen als kamer en douche, heeft mevrouw een studio voor sportmassage. Ik krijg een ontspannende rugmassage en vooral een op en top verzorging van mijn voeten. Intussen worden mijn kleren gewassen. ’s Avonds serveert zij een gevarieerde maaltijd en hebben we zinnige gesprekken.
Wat haar bezielt? “Voor een pelgrim doe ik alles wat ik kan.” Dat is haar motto. Op haar dagelijkse fietstocht “vangt” ze er regelmatig. Engelen bestáán! Zij is er een.
Oude kennis
Haar man brengt me ’s morgens keurig naar mijn startpunt.
Mijn rechtervoet gedraagt zich heel aardig. Mijn linker heeft er nog moeite mee. Het pad langs de Maas is goed. Het Maaswater komt me blijmoedig tegemoet, de vogels juichen en de lentebloemen komen voorzichtig kijken nu de zon zo lekker schijnt.
De lange mars van zaterdag wreekt zich nog steeds. Om voldoende rust te hebben, hou ik de looptijd vandaag beperkt. Fumay is het einddoel. Meteen bij aankomst herken ik het oude huis waar ik op mijn vorige tocht logeerde. Ik bel er opnieuw aan. Dezelfde vriendelijke mevrouw van toen doet open en herkent me direct. Natuurlijk ben ik welkom. Ze weet, net als ik, nog precies hoe mijn vorige bezoek verlopen is. Haar man is intussen overleden, maar zij bleef gasten ontvangen. Gelukkig maar. Het is een warm weerzien. Zo vergeet je je zere voeten en stramme spieren.
Die voeten liepen van de week in totaal 47.30 uur. Ze brachten me van Baarle naar Kasterlee, naar Diest, naar Tienen, naar Namen, naar Dinant, naar Givet en naar Fumay.
Graag groet ik U allen.
Antoon