‘Ja, ik moet nog veel uitzoeken’
Aon de praot mee…Maria van de Lisdonk-Van Looveren
ANTOON VAN TUIJL
Begin oktober maken we afspraken voor een kennismaking. Ik trek naar de Tommel en vind op nummer 13 haar knusse huis dat zogezegd in het ‘buitengebied’ van de oude kern Tommel ligt, samen met enkele andere in het groen verscholen huizen.
Dochter José zorgt voor koffie. De jongste broer Jos en zijn echtgenote zijn ook aanwezig voor eventuele ondersteuning. Ik vertel hen hoe zo’n interview verloopt en we maken afspraken over het verzamelen van foto’s, bidprentjes en ander materiaal dat als informatie en illustratie kan dienen.
Op 11 oktober ben ik terug. Er is weer koffie en de bijeen gezochte foto’s worden uitvoerig bekeken en besproken. Ik doe een voorlopige keuze. Dan volgt mijn eerste vraag: wie is Maria? “Ik ben geboren als Maria Josephina Elisabeth op 15 februari 1930 en wel om negen uur in de morgen”. Haar geboortehuis staat op het Zondereigense Lipseinde. Daardoor komt in het trouwboekje van haar ouders als geboorteplaats Merksplas staan.
Wij mogen – net als de hele familie doet – Mieke zeggen.
Wortels in België
Over haar ouders gesproken; haar vader is Petrus Johannes van Looveren. Die is geboren in Wuustwezel in het jaar 1885 op 19 november. In de familie komt nog een Petrus Johannes voor. Daarom noemen ze hem Peerjan. Haar moeder komt van de buurtschap Wildert die bij Essen hoort. Zij wordt geboren op 27 april 1889 en heet Maria Cornelia (Mie) van Loenhout.
Miekes wortels liggen dus duidelijk in België.
Peerjan en Mie worden een echtpaar in 1920. Zij verhuizen dan naar Zondereigen. Daar hebben zij namelijk de Moermolen gekocht. Het molenaarsbloed zat blijkbaar eerder bij deze familie in het bloed.
Mieke is een van de zeven kinderen in het gezin Van Looveren. Er zijn vier meisjes en drie jongens. Eén van de zusjes overlijdt al op vijftien jarige leeftijd. Wiesje is slachtoffer van de in die tijd nog heersende TBC.
Aan het werk
Mieke gaat naar school bij de zusters in Zondereigen. Eén zuster is in haar geheugen aanwezig gebleven. Zuster Theofane is streng! Ze vertelt het met een ondeugende twinkeling in haar ogen! Wanneer het groot verlof (de grote vakantie) voorbij is, krijgen de kinderen een ‘uitstapje’. Ze trekken naar buiten om hout te sprokkelen. De kinderen moeten zoveel mogelijk hout bijeen brengen om in de wintermaanden de kachels in de school te stoken. Mieke steekt daarbij haar handen flink uit de mouwen en brengt veel hout aan. “Dan is de zuster heel vriendelijk!” zegt Mieke met een kleine glimlach.
Doorleren na de lagere schooltijd is er niet bij. Mieke gaat aan het werk, thuis en op een ander. Zij doet niet alleen huishoudelijk werk. Ook andere karweien pakt zij aan. Op zekere dag maait zij – hoe jong ze ook nog is – een perceeltje hooigras met de zeis. Haar vader ziet hoe goed ze dat doet en zegt: “Maait diejen bemd daor ok maar”. Dat was wel zwaar werk, weet Mieke nog heel goed.
Op een ander moment in haar jonge jaren is ze heel erg geschrokken. Het is winter en het vriest op z’n ouwerwets. Is er water nodig dan moet dat met een emmer uit de put gehaald worden. “Dat gaoi nie zonder prossen”, zegt Mieke. Er klotst elke keer wel wat water over de rand van de emmer als die over de putrand getild wordt. Dat gemorste water bevriest. De grond rond de put is spekglad! Mieke glijdt uit en het scheelt maar een haar of ze tuimelt in de put. Binnen de kortste keren wordt er een pomp geïnstalleerd.
Zoals eerder gezegd; Mieke heeft ook op een ander gewerkt. Ze doet dan huishoudelijk werk, krijgt kost en inwoning en verdient nog wat Frankskes bij. Ze heeft helemaal geen hekel aan poetsen. Zo verlopen haar jeugdjaren naar haar tevredenheid.
Geiten melken
De weg naar haar huwelijk ziet er niet echt avontuurlijk uit. Ze is moeiteloos aan een vrijer gekomen. De voor haar bestemde man komt via een feest binnenwandelen. Dat gaat zo. Zus Lisa trouwt en er wordt dus gefeest. Dat gebeurt bij de bruid thuis. Tot de genodigden behoort ook een zekere Jos van de Lisdonk. Die kijkt blijkbaar goed rond tussen de feestelingen. In de tijd na het feest blijft deze Jos regelmatig terugkomen en bij de Van Looverens krijgen ze al gauw in de gaten dat zijn aandacht vooral uit gaat naar Mieke. Bij elk bezoek brengt hij snoepkes mee voor de jongsten. Ja ja, zo win je ook de harten van de ouders!
De band wordt menens. Als Jos op bezoek is en de klok slaat een bepaald uur in de avond, dan vraagt pa van Looveren aan Mieke of ze de geiten wil gaan melken. Jos schuifelt dan als vanzelfsprekend mee het stalleke in om…, ja , hoe zeg je dat…, om nader kennis te maken. (Nee, niet met de geiten!)
Mieke en Jos trouwen op 5 oktober 1955. Ook zij feesten thuis en het wordt een mooie bruiloft. Dat geldt niet echt voor broer Jos. Hij helpt ijverig mee om de lange feesttafels en zitbanken klaar te maken. Daarvoor zijn lange planken nodig. Een ervan is te lang en Jos zal daar wel een stuk van af zagen. Zijn zaag schiet uit en… hij zit op het feest met een ingepakte hand en een zere duim!
Spijkers uitpakken
Korte tijd na hun huwelijk verhuizen Mieke en haar Jos naar Baarle. Ze vinden woonruimte op het Oosteind. Dat komt goed uit. Jos is hoefsmid. Hij werkt korte tijd in Poppel, maar daarna lang bij Rijsbosch. Dat is naast de deur. Daar is hij wel dertig jaar in dienst.
Rijsbosch heeft, naast de smederij en machinehandel, ook een bazaar-achtige winkel. Daar kan Mieke terecht. Zij vertelt dat ze er niet in vaste dienst is. Naast wat hulp in de huishouding, springt ze vooral bij wanneer er nieuwe voorraad binnenkomt voor de winkel en het magazijn. Spijkers uitpakken en afwegen heeft ze altijd zwaar en vervelend werk gevonden. Voor het overige is het een mooie tijd. “Bij Rijsbosch was het heel goed”, zegt Mieke en ze meent het.
De vader van Jos is rietdekker. Hij woont met zijn vrouw op de Tommel. Hun huis is voor hen meer dan groot genoeg nu de kinderen de deur uit zijn. Jos en Mieke vinden het is dus een goed idee om naar de Tommel te trekken. Er wordt een kleine woning voorzien voor het ouderpaar. Jos en Mieke trekken in het andere deel. “Zij dejen d’r eigen”, zegt Mieke om aan te geven dat het bejaarde paar zelfstandig functioneerde. Dat deed moeder Van Lisdonk ook nog steeds nadat ze weduwe werd. Maar een beetje hulp konden de ouders van Jos goed gebruiken.
Peerjan en Mieke krijgen drie kinderen, twee meisjes en een jongen. Ze stellen het goed. Inmiddels zijn er ook kleinkinderen en zelfs al vier achterkleinkinderen. De foto’s van deze vrolijke nakomelingen staan goed in het zicht op een kastje in de huiskamer.
Jos van de Lisdonk wordt helaas niet oud. Hij overlijdt twee dagen voor Kerstmis in 1979, pas negenenveertig jaar oud. Wat een verlies. Mieke is sterk, beseft dat ze verder moet met haar leven en pakt de draad weer op. Ze gaat werken. Op verschillende adressen doet zij huishoudelijk werk. “Eigenlijk is dat geen werken”, zegt zij. “Ik deed dat met plezier en er was genoeg tijd om te praten en te buurten. Ik heb altijd goeie mensen getroffen waar ik voor werkte”.
Moermolen
Natuurlijk moet ook de Moermolen ter sprake komen. De molenperiode is een belangrijk deel van haar jonge leven geweest. Uit de geschiedenis weet zij dat de molen gebouwd is in 1840.
Hij wordt zo ingericht dat hij met windkracht water weg kan pompen. Eigenaar Pelseneer de Chaffroy wil het Moer – dat zeer drassige moerasgebied bij het Lipseinde – droog malen om het te ontginnen. Daardoor wordt deze molen Moermolen genoemd. De wieken kunnen draaien wat ze willen, het Moer wordt niet droger. De gesteldheid van de bodem is zodanig dat er ondergronds steeds nieuw water toevloeit. Toen is de molen omgebouwd tot graanmolen. Op zeker moment draagt de eigenaar zijn molen over aan zijn broer Emiel. Die heeft er nauwelijks belangstelling voor. Hij laat, naar het schijnt, de boeren zelf de molen bedienen. Ze moeten maar zien.
In 1889 koopt Adriaan Gillis de molen. Samen met twee zussen gaat hij in het molenhuis wonen. Eerder vertelden we al dat er molenaarsbloed zit in de familie Van Looveren. Het is dan ook niet zo vreemd dat Peerjan de molen koopt. Het is dan nog een beltmolen. Er ligt een zandheuvel tegen de onderkant van de molenromp. Die is nodig om de kop van de molen te kunnen kruien, zodat hij goed op de wind staat. Door een soort tunnel kunnen de karren in de molen komen om de zakken graan te lossen of het meel te laden.
Mieke en broer Jos weten nog te vertellen dat de molen heel gemakkelijk liep. Bij elk zuchtje wind draaide hij al. Dat betekende wel dat hij bij harde wind gemakkelijk ‘op hol sloeg’ als er niet op tijd op de vang (de rem) op gezet werd.
Ontoegankelijk
Slijtage aan de molen, vermindering van de graanteelt en het aanbod van kant en klare mengvoeders voor de boeren zorgen ervoor dat de verdiensten voor de molenaars afnemen. De Moermolen wordt werkloos. Van Looveren besluit het zand van de belt te gebruiken om een paar stukken heel natte grond in de directe omgeving op te hogen. Het grote karwei van het afgraven en transporteren begint met schop en kruiwagen. Dat schiet niet echt op. Laat nu juist in die tijd de oude tramverbinding Antwerpen-Breda opgebroken worden. Peerjan weet in Meerle stukken smalspoor en een lorrie te bemachtigen. Hiermee wordt de belt volledig afgevoerd. De molenromp staat nu kaal op het maaiveld. Het kruien van de kop is niet meer mogelijk.
Als tijdens een storm een wiek afbreekt, wordt ook de kop ontmantelt. Bij gebrek aan een kraan laten ze de loodzware molenas gewoon naar beneden storten, weet broer Jos nog te vertellen.
In 1970 wordt ene Van de Water eigenaar. Hij maakt woonruimte in de romp. Er volgen nog enkele eigenaren. De verwaarlozing neemt toe. Een aantal jaren geleden was hij helemaal begroeid met klimop. Tegenwoordig is de molenromp volledig ontoegankelijk.
Wat Mieke en broer Jos nog kwijt willen, betreft het gerucht dat de Moermolen ooit gebruikt zou zijn voor het opwekken van elektriciteit. Dit ontkennen zij nadrukkelijk.
“Den tijd dat wij bij de molen woonden, was enen schonen tijd”, besluit Mieke.
Donald Ducks
Zij heeft een mooie oude dag en is heel tevreden over de vele hulp die ze krijgt. Daarbij wijst ze heel nadrukkelijk naar schoonzoon Martien die met zijn José altijd klaar staat. Zij wonen dichtbij. Dat is prettig. Zelf koken? “Nee dat doe ik niet meer. Ik kan zo lang niet meer staan in de keuken. Vroeger deed ik alles wel zelf”. Martien kan dat beamen. Hij trof zijn schoonmoeder eens aan terwijl zij – hoogbejaard – op een stoel stond die op een tafel gezet was! ”Ja”, zegt Mieke, “het plafond moest toch ene keer afgewassen worden!”
In de familie is er ook belangstelling voor de paardensport. Kinderen waren veel in de weer bij de ponyclub. Er waren geregeld onderlinge tornooien. Mieke ging graag mee. Ze nam dan een dikke stapel Donald Ducks mee om de kinderen die tijd overhielden tussen de wedstrijden bezig te houden. “Ze denkt altijd eerst aan anderen”, constateert Martien.
“Vervelen doe ik mij niet”, zegt Mieke, “ik brei, ik lees graag en ik ben vaak bezig met oude foto’s en andere paperassen. Soms staat de tafel hier vol dozen met van alles en nog wat. Ja, ik moet nog veel uitzoeken…”
Mieke, heel hartelijk dank voor dit gesprek. Ik wens je, ook namens de lezers van dit blad, nog een aantal mooie jaren. Broer Jos en echtgenote, José en Martien, veel dank voor jullie ondersteuning. Het was heel gezellig om op Tommel 13 ‘aon de praot’ te zijn.
Nog wat extra
Op de laatste foto zien we hoe Mieke zit te lezen. Met grote belangstelling bladert zij in het prachtige familieboek ‘Familiebanden’. Deze stevige bundel bevat niet alleen een droge opsomming van stamboomgegevens. De samenstellers hebben hun genealogische ontdekkingen aangevuld met anekdotes, tijdsbeelden, gegevens over woonplaatsen, toepasselijke illustraties en geschiedkundige wetenswaardigheden.
Twee opmerkelijke elementen wil ik u niet onthouden.
Verre familie van Rubens?
Het is bekend dat de overgrootvader van Peter Paul Rubens, beroemd staatsman en schilder, gehuwd was met Margaretha van Loveren. Zij kwam uit een welgestelde familie en dat mag ook gezegd worden van een deel van de voorouders van Peerjan. Ook is bekend dat er door beide families veel handel gedreven werd in Antwerpen en in Bergen op Zoom. Reizen over en weer kwamen dan ook veel voor. De weg liep langs Kalmthout en Wuustwezel. Daar ligt de bakermat van de Van Looverens die wij in dit verhaal tegenkomen. Het staat niet echt vast, maar de kans bestaat, dat er enige verwantschap is tussen de grote schilder en de eenvoudige Moermolenaar…
Bewoners Kasteel Bruheze?
De eigendoms- en bewoningsgeschiedenis van het voormalige kasteel Bruheze bij Loveren is heel ingewikkeld. In de vijftiende eeuw komt de naam Van Looveren voor in de lange lijst van bewoners. De genealogen hebben geen direct familieverband kunnen vinden. De familienaam Van Looveren uit de buurtschap Loveren klinkt echter niet onlogisch.