Luc Andries en Mariette Clemens (VW 2011 nr.2)


Aon de praot mee… Luc Andries en Mariette Clemens

“Ja doe maar, leg ze maar eens op de rooster! Ik zal de barbecue vast aonsteken!” 
 
ANDRÉ MOORS

 

Wie zijn Luc Andries en Mariette Clemens?
Luc en Mariette leren elkaar kennen tijdens hun studie voor tandarts aan de universiteit van Leuven. In 1980 trouwen zij. Uit hun huwelijk zijn drie kinderen geboren.
Luc en Mariette  wonen net over de grens, in Poppel. In 1980 beginnen zij met een tandartspraktijk in de Klokkenstraat in Baarle. In 1989 zetten zij die voort in een nieuw pand aan de Donkerstraat in Baarle. Enkele duizenden Baarlenaren werden de afgelopen 31 jaar door Luc of Mariette behandeld. Ze werkten keihard. Iedere werkdag, van ’s morgens acht uur tot ’s avonds negen of tien uur, stonden zij klaar voor hun patiënten. Die typeren Luc en Mariette als bijzonder sympathiek, met veel gevoel voor humor, niet alleen betrokken bij hun patiënten maar ook bij het wel en wee van Baol. Op 31 maart zijn ze gestopt met hun praktijk en moesten hun patiënten de afgelopen maanden – met spijt in het hart – op zoek naar een andere tandarts.
Luc en Mariëtte, overigens ook al vele jaren trouw lid van onze vereniging, vertellen in deze ‘Aon de praot mee’ vol enthousiasme over hun leven en hun werk.
Luc wordt geboren op 15 februari 1955 in Aartselaar (België). Hij is nu dus 56 jaar. Zijn vader, Petrus Andries, wordt geboren op 24 januari 1920 in Duffel en overlijdt op 2 april 1994 in Aartselaar. Vader was dierenarts. Moeder Jeanne Goevaerts wordt geboren in Hoboken op 13 augustus 1919 en overlijdt op 14 oktober 1990 in Antwerpen. Luc heeft één broer en twee zussen. De opa van Luc aan vaders kant, Victor, geboren op 18 september 1879 en overleden in 1969, vocht voor zijn vaderland aan de IJzer tijdens de verschrikkelijke oorlog 1914-1918.
Mariette wordt geboren op 3 mei 1956 in Postel (België). Zij is nu dus 55 jaar. Mariette heeft één broer. Haar vader Josephus ziet het levenslicht op 23 augustus 1926 in Terheijden. Hij overlijdt op 4 december 1992 in Leuven. In het dagelijkse leven is hij boer in Postel op de aanvankelijk bijzonder schrale gronden daar. Annie Koolen is de moeder van Mariette. Zij wordt geboren in Bergeijk en overlijdt in Leuven op 4 januari 2009 in Leuven. Mariette heeft één broer.
Uit het huwelijk van Luc en Mariette worden drie kinderen geboren: zoon Jan op 7 juli 1981, zoon Paul op 6 mei 1983 en dochter Caroline op 13 juli 1986.
 
De jeugdjaren van Luc.
“Aartselaar waar ik geboren ben, is gelegen tussen Antwerpen en Boom. Het was toen een landelijke gemeente. Wij woonden in de velden. Later is Aartselaar verstedelijkt. Ik heb daor de kleuterschool gedaon. Da noemden ze de fröbelschool. Normaal gesproken zou ik in Aartselaar daarna de lagere school gedaon hebben. Mijne peter was hoofdonderwijzer in Schelle, negen kilometer verder en die had graag dat ik bij hem op school zou komen. Dat is dan ook gebeurd. Samen met hem reed ik ieder dag mee de fiets op en neer. Ik heb vier jaar daar op school gezeten. Toen ben ik op internaat gegaan in Hoogstraten. Da was het klein seminarie en stond achteraan de Vrijheid,” aldus Luc.
Ik vraag hem of hij priester wilde worden. Luc: “Daar probeerden de geestelijken je wel naor toe te sturen, maar dè pakte bij mij nie. Mijn ouders hebben mij ook nooit gestimuleerd. Ik denk dat als ik thuis was gekomen mee de mededeling dat ik priester wilde worden, dat ze me buiten gegooid hadden! Maar pas op hè, ze waren bij ons wel gelovig hè. Mijn vaoder is ook lange tijd veurzitter gewiest van de Kerkfabriek.
In Hoogstraten heb ik mijn wilde puberteitsjaren gehad. Soms gingen we wel eens in groep wandelen naor het bruggeske tussen Castelre en Minderhout. Un bietje verder gingen we dan naor un wienkeltje van ik geloof Vissers aan de Schrans in Castel. Daor kwamen ook veul smokkelaars. Er wier mee de steekkar boter buiten gereeën. Wij kochten er wa snoep.
Op de speulpaats van de school moest je of wel voetballen, of wel lopen. Stil staon was uit den boze. We sliepen er op grote zalen, mee van die hokskes mee gordijnen er voor. Chambrettes zo gezee. Toen ik in Hoogstraten kwam, waren er acht slaapzalen. Er sliepen daar bij mekaor achthonderd man. Ik weet nog goed da wij mee un paor man mee onze rolschaatsen aon ‘s nachts tussen die chambrettes schaatsten. Omdat ik les kreeg op het orgel in de Catharinakerk van Hoogstraten, kwam ik op woensdagmiddag wel eens buiten de muren van de school. Dè was wel wa weinig vond ik. Daarom ben ik wel eens mee twee  klasgenoten ’s avonds uitgebroken op zoek naor een bietje vrijheid. Vooral de kermis trok mij aon. We liepen dan langs aardbeienvelden naor de Vrijheid. Natuurlijk ben ik betrapt gewiest en wier ik door de prefect van school gestuurd.” Mariette valt Luc in de rede. “Wa dede gij doar buiten die muren? In Hoogstraten groeien toch alleen maar aardbeien? Zag de gij die soms blinken?” Luc buldert het uit van het lachen. “Ja, door die frappatsen heb ik een jaor verspeuld. Na zes jaar Hoogstraten ben ik verkast naor Edegem, wa dichter bij huis dus. Daor heb ik nog drie jaor gewiest.”
Ik vraag Luc of hij goed kon leren. “Ik goi un eerlijk antwoord geven. Op de lagere school mos ik gin moeite doen. Ik was eigenlijk unne luie leerling. Het eerste middelbaar ging ook nog goed. In het tweede jaor moest ik de zeilen toch wel wa bijtrekken. Mijn geluk is gewiest dat ik harder en harder moest gaan werken, want anders had ik nooit de universiteit gehaald.
Het zat vanaf mijn veertien jaor ergens in mijne kop om als zelfstandige te gaon werken in de gezondheidszorg. Mijn vaoder had liever nie dat ik dierenarts wier. Da was toen nog un vak waarbij ge bij nacht en ontij klaor moest staon.”
Ik zeg Luc dat ik nu iets aan de weet wil komen over de jeugdjaren van Mariette. Luc: “Ja doe maar, leg ze maar eens op de rooster! Ik zal de barbecue vast aonsteken!”
 
De jeugdjaren van Mariette.
“Ik ben geboren in het gehucht Postel op de heide. Dat was in een houten huisje da mijn ouders zelf gebouwd hebben. Dat huis is afgebrand toen ik twaalf was. Onze pa en ons moeder emigreerden in feite vanuit Holland naor Postel. Onze pa huurde daor voor zijn trouwen al un stuk waai. Toen ze trouwden kreeg onze pa één melkkoei mee, ons moeder twee. Daor begonnen ze mee op die haai. Er woonden bijna geen mensen. Ik heb altijd horen zeggen dat er toen driehonderd inwoners waren. Honderdvijftig paters en broeders en honderdvijftig gewone mensen. Onze pa was heel streng. Kon héél kwaad worden. Ik denk dat hij da heeft overgehouden van den oorlog.” Luc: “Denk te gij da Mariette? Welke oorlog hedde gij dan toch meegemaokt?” Als Luc is uitgebulderd van het lachten, pakt Mariette de draad weer op.
“Ik ben nooit naar de kleuterschool gegaon. Die was er nie. Ik was tijdens de kleuterjaren altijd thuis. Speulde altijd buiten. Ik speulde dikwijls mee de buurkinderen van Franken die unne kilometer verder woonden. Daor han ze elf kinderen. Maar als mijn ouders naar het veld gingen, moesten wij mee.
Toen ik zes jaar werd, moest ik naar de lagere school in Postel. Om daar te geraken moest ik zo’n vier, vijf kilometer fietsen over unne kassaaienweg mee daar neffe unne assenpad. Ik was nog nooit op die school gewiest en was dus best wel zenuwachtig. Ik had geen schooltas, geen kleurpotloden, niks. Wij waren thuis echt wel arm. Ik weet nog goed dat ons moeder unne rooie winterjas had mee zonne nepbontkraag. Zeker tot mijn twaalf jaar droeg ze dieë jas, altijd. 
Op die lagere school waren twee klasjes. Het eerste, tweede en derde leerjaar zat bij mekaor en het vierde, vijfde en zesde ook. De Leuvense stoof stond midden in de klas. Ik zat bij de juffrouw en haar man dee de drie hoogste klassen. Ik was het enige meisje van het eerste leerjaar. Die juffrouw zee toen, het was un heks en is eigenlijk altij un heks gebleven, neem allemaal je kleurdoos. En die had ik als enige nie. Op een vel papier stonden zes cirkels getekend en die moesten wij kleuren. Ik steek mijne vinger op en ik zeg, ik heb ginne kleurdoos. Toen kreeg ik van haar welgeteld één kleurke waarmee ik ene cirkel kleurde. Ik loop weer terug naar voren en ik kreeg weer een ander kleurke. Zo heb ik da zes keer moeten doen.  Ik vond da héél erg.” Luc: “Da is heure frustratie. Echt waor. Ik ondervind da nog altijd. Ik heb hier dozen vol mee kleurpotloden staon!” Mariette: “Enfin, bij het vijfde of zesde cirkeltje kleur ik iets buiten het lijntje. Mar wa denk te, ik had ginne gom. Van de juffrouw kreeg ik er ginne. De jongen die naast mij zat wou mij die gom nie even lenen. Dus heb ik da mee mijn speeksel proberen weg te doen. Toen ik in de vierde klas kwam, hadden we het nie zwaor. Dieë mister, het was trouwens unnen goeie mens, geloofde het wel. Was aon zun leste jaoren bezig. In de klas draaide en rookte hij de nodige sigaretten en zee dan tegen ons groepke, maok da sommeke eens. De pastoor kwam unne keer of twee per week in de klas en die kreeg dan unne grote sigaar. Wa jaoren later kwam ons moeder de juffrouw van de eerste drie schooljaoren nog eens tegen, toen ik al als tandarts bezig was. Die tang van een heks vroeg toen wa ik ondertussen dee. Ze reageerde heel koel en verbaasd toen ons moeder zee dat ik tandarts was.
Toch heb ik er uiteindelijk een fijne schooltijd gehad. Wij leerden er eigenlijk heel weinig. Echt waar. We prulden maar wa aon. We begonnen mee un uur godsdienstles. Dan kregen we rekenen, schrijven en lezen. Da is het. In de winter moest de kachel opgestookt worden. In de zomer moesten we daarom hout gaon sprokkelen voor de wintervoorraad. Dan gingen we den hele dag naor het bos.
Toen ik klaar was op de lagere school kreeg ons moeder het advies om mij naor de huishoudschool te doen. Ze vond dat ik wel wa meer kon. Ik zee toen tegen ons moeder dat ik wel op internaat in Westmalle wilde. Ik denk dat ze het toen financieel al iets beter hadden. Uiteindelijk vond ze het goed.”
Mariette maakte het eerste jaar moeilijke tijden door op het internaat in Westmalle bij de nonnen van Vorselaar. De opleiding middelbaar duurde er zes jaar. Ze huilde er heel veel, had heimwee. “Op dat internaat met honderden leerlingen in uniform was ik ineens een nummer. Wat een verschil mee de lagere school! Ik begos er mee veul te weinig bagage vanuit de lagere school. Ik had bijvoorbeeld geen Frans gehad. Alle andere kinderen wel. In het internaat mocht er niks. Gin TV kijken! Elke morgen naor de mis! Da ritme! Die bel! Die nonnen die jou chambret passeerden mee ruisende rokken. Verschrikkelijk! Er heerste orde en tucht, héél streng. Gelukkig mocht ik elke weekend naor huis. Vanaf het tweede jaar ging het beter. Ge went er aon.”
Als Mariette haar studie aan het middelbaar succesvol afrondt, zegt ze tegen een zuster dat ze naar de universiteit gaat. Die non heeft daar geen vertrouwen in. Maar Mariette zet door en rondt ook die universitaire studie succesvol af. Als ze dat vertelt kijkt Luc haar met een glimlach op zijn gezicht vol trots aan. Volgens Luc en Mariette hebben ze door de harde leerschool, vol discipline, veel voordeel gehad bij de invulling van hun tandartsenpraktijk. Bijna in koor: “Werken en aanpakken, daar draait het om. Als unne patiënt tandpijn hee, ga je door, ook al is het ‘s avonds laat. Thuis wier trouwens nooit gezegd da ge iets goed gedaon had. Als ge gin commentaar kreegt, wist ge dat je het goed gedaon had. Tegenwoordig strooien de ouders al mee complimenten veur iets wa de kinderen mar half gedaon hebben.”
 
Tandartsstudie aan de universiteit.
Mariette studeerde de eerste twee jaar aan de universiteit van Diepenbeek, een buurgemeente van Hasselt en stapt dan over naar Leuven. Die overstap was nodig omdat men in Diepenbeek niet verder kon met de studie tandheelkunde. Aanvankelijk begint Luc in Leuven aan de studie voor apotheker. Daar komt hij al snel op terug omdat, zoals hij zegt, zijne franc valt. “Ge mag als apotheker nie beginnen waor ge wilt. Ge moet een bestaonde apotheek overnemen. En dat kost ontzettend veel geld. Toen wij studeerden was dat al twintig miljoen francs. Mede op advies van unne vriend koos ik toen voor tandheelkunde.”
Zowel Luc als Mariette zitten er op kot, niet bij elkaar overigens. Luc: “Ik heb het in dat kot altijd goed naor de zin gehad. Als ik aan de kotmadame vroeg un eike te bakken, dan dee ze dat. Het eerste jaar begonnen we mee driehonderd man. Uiteindelijk begonnen er van mijn groep nog maar vijfenzeventig man aon het tweede jaor en een man of negentig aon het derde jaor. In da derde jaor kwamen er zestig studenten over vanuit Diepenbeek, waaronder Mariette. Zo bestond het derde leerjaar uit honderdvijftig studenten. Dat waren er teveel. Daarom werd de groep in tweeën gesplitst met verschillende studietijden.” Mariette: “Het was een heel intensieve studie. Ge waart bezig van ’s morgens vroeg tot ‘s avonds laat.” Dan ontstaat er tijdens het interview een discussie tussen hun beiden over wie nou eigenlijk de beste student was. Ze worden het niet echt helemaal eens……. Zo erg zelfs dat Luc zegt: “Allez, ik zal jou eens effe unne tand trekken!”  
 
Luc en Mariette worden verliefd.
Luc: “Zij had geen liefde voor mij hè.” Mariëtte: “Vertelde gij het dan maar!” Luc: “Nao unne dag of zeuven begos ze mij op te vallen. Da gebeurde tijdens een kennismaking tussen de oude garde uit Leuven en de nieuwe uit Diepenbeek. Ik zag ze, maar zij zag mij nie.” Mariette: “Ja, ja, ik mos kiezen!” Luc: “Ik docht, daor mot ik achteraon. De eerste avond heb ik heur mee drie meskes naor hullie kaomer gebrocht. Dan ben ik naor mijn kot gegaon. Dan heb ik ze eens uitgenodigd om mee uit te gaon eten.” Mariette: “Ik weet nog dat wij toen aon mekaor vroegen, wa doen jouw ouders. Hij had irst verteld dat zijn vader dierenarts was. En die boeren waor hij kwam, da was toch allemaol wa. Ge kwaamt toch op werften, amaai. Ik liet hum maar vertellen. Toen ik daarna vertelde da mijn ouders ook boer waren, wier ie stil en moest je zijn gezicht zien! Hij wier heel rooi en stil. Da weet ik nog. Ik denk, nou zullen we weten of het ware liefde is of nie. Na da etentje docht ik, het zal veur hem wel gedaon zijn mee de liefde. Later brocht ie me wir naor mijn kot en van lieverlee zijn we tijdens de lessen neffe mekaor gaon zitten en kwam alles op zijn pootjes terecht. Na drie jaar verkering zijn we op 6 september 1980 getrouwd. Samenwonen voor de trouwerij hebben we nooit gedaan.” Luc: “Daor moest je thuis nie mee aonkomen. Ze hadden mij buiten geschupt.”
Mariette: “Onze studie heeft door onze verkering er niet onder geleden. Het was zelfs gemakkelijk da ge mekaor iets kos vraogen als ge iets nie snapte.”
 
Begin van de tandartspraktijk in Baarle.
Als Luc en Mariette hun studie hebben afgerond (die eindigt met een half jaar stage aan het academisch ziekenhuis Sint-Jan te Brugge) willen ze een praktijk beginnen in Poppel. Luc: “Toen mijn schoonvader daar van hoorde, zei hij, samen in één praktijk, dat moet je nooit doen. Dan liggen jullie binnen de kortste ogenblikken uit mekaor. We hebben toen zes weken mee hem in Baol rondgelopen op zoek naar een geschikte plaats om daar ook een tweede praktijk te beginnen. Speciaal Baol omdat hij het dorp goed kende van uit zijne smokkeltijd. Rond 1980 had alleen Hendrikx als oudere tandarts een praktijk in de Stationsstraat. In Bels Baol zat niemand.” Mariette: “Hier en daar belden onze pa en wij eens aan. Uiteindelijk konden we een huiske huren van Jos Jansen in de Klokkenstraat. Jos is schilder van beroep en hee toen heel da huiske wit geschilderd.” 
Mariette: “De afspraak die we toen onderling maakten was dat ik in Baol op maandag en woensdag zou zijn. De andere dagen zou ik de praktijk doen in Poppel. Dat was in een huiske in het centrum van het dorp. Omgekeerd was Luc in Baol als ik in Poppel was. Die afspraak hebben we altijd intact gelaten, eenendertig jaar lang. In het eerste jaar hadden we beiden soortgelijke patiënten. Je was immers allround opgeleid. Daar is echter snel verandering in gekomen. Je voelt al gauw dat je in bepaalde dingen beter bent of die liever doet. Zo doe ik liever angstige patiënten en kinderen helpen. Een vulling doe ik liever dan een gebit maken. Iets waar ik weken aon moet werken doe ik niet zo graag. Omgaan met angstige patiënten kun je niet aanleren. Je moet er voor zorgen dat de patiënt vertrouwen heeft in jou. Als ik heel hautain begin met, ik ben de tandarts, jij bent het slachtoffer en jij gaat daar liggen, gaat het helemaal fout. Je moet heel erg geïnteresseerd zijn in die mensen, weten wa hun bezighoudt. Je moet op zoek gaan naar de open poort waar je hem kalm mee kan krijgen. Dat hoeven soms maar enkele woorden te zijn of een gebaar. Kennelijk ook de blik in mijn ogen, wat mij veel patiënten vertelden.” Ik vraag Mariette of zij zeker is van haar zelf als tandarts. Mariette: “Jawel, ik ben zeker.” Luc tegen zijn vrouw: “Zijde gij zeker da ge zeker bent? Heel zeker?” Hoe kan het ook anders, we liggen weer met zijn drieën in een deuk. Mariette: “Eigenlijk ben ik een vrij nerveus persoon. Echt waar. En toch altijd zeiden de patiënten weer dat ik dat niet ben en toch zo rustig overkom.”
Toen Luc en Mariette met hun praktijken begonnen, moest Luc in 1981 nog in het leger. Zijn legertijd duurde dertien maanden. Bijna een jaar daarvan was hij gelegerd in Turnhout. Daar oefende hij het vak van tandarts ook uit. Elke dag ging hij naar huis. Ondertussen was Mariette zwanger van hun eerste kind.
In België mag men kennelijk geen reclame maken voor je tandartspraktijk. Klanten werven wordt dan zo ook moeilijk. Mariette: “In het begin heb ik er kranten gelezen, geborduurd. De eerste klanten waren familieleden van de huiseigenaar, Jos Jansen. Dan ziet iemand een bordje aan de muur van de praktijk hangen en wipt er binnen voor een behandeling. Vervolgens gaat de mond-op-mond reclame haar werk doen.” Luc: “Je moet niet vergeten, in het begin hadden we nog weinig ervaring en deden we over een vullinkje een uur. Je had nog geen snelheid. In Leuven duurde een behandeling bij een patiënt soms wel drie uur. Alle handelingen aan het gebit van die patiënten uit Leuven en omgeving werden er door professoren nagekeken. En dan moest je de tand nog beter uitboren, enzovoort. Elke stap werd gecheckt. Je kreeg als student niet betaald. Je kreeg punten en aan het einde van het studiejaar moest je zeshonderd punten hebben vooraleer je examen mocht doen. Denk nou niet dat ze mee punten gooiden. Voor een vulling leggen kreeg je och èrm een tot drie punten.” 
Volgens Mariette was in het begin het bijhouden van de administratie nog het grootste probleem. Ze hadden daar tijdens de universitaire studie niks van meegekregen. En tot overmaat van ramp, het Nederlandse systeem was weer helmaal anders dan het Belgische. 
  
Opening praktijk aan de Donkerstraat.
In 1986 bouwen Luc en Mariette in Poppel een nieuwe, prachtige woning annex praktijkruimte. En na ruim acht jaar de praktijk uitgeoefend te hebben in de Klokkenstraat, bouwen Luc en Mariette in 1988 een nieuwe praktijkruimte aan de Donkerstraat. Uiteraard was dat qua vloeroppervlakte en inrichting een grote vooruitgang. De nieuwe praktijk gaat van start op 1 april 1989. Tandartsassistentes hebben hun patiënten feitelijk nooit gezien Probleem is kennelijk dat daar in België geen opleiding voor is. Luc: “Dan moet je zo’n assistente zelf opleiden en begeleiden en dat kost heel veul tijd. Mede als gevolg daarvan maokten wij natuurlijk heel lange werkdagen, tot ’s avonds laat. Opvallend is dat de vermoeidheid je overdag geen parten speult. De laatste patiënt wordt net zo goed geholpen als de eerste.” Mariette: “Je werkt eigenlijk op je adrenaline. Een sportman voelt ook niet de vermoeidheid tijdens zijn sport. Die komt er pas na zijn activiteit uit.”
Koffie tussendoor drinken, deden ze nooit, af en toe een glaasje water. Ze aten pas ’s avonds laat als ze klaar waren met hun werk.
Fouten maken hoort bij het leven, ook in dat van tandartsen. Beiden zijn er heel eerlijk over. Ook zij maakten wel eens een fout bij een behandeling. Bijvoorbeeld door te weinig te boren waardoor een vulling daags er daarna weer uitviel. Of iemand een verdoving geven die daar niet tegen kon terwijl dat eigenlijk wel bekend was. Luc: “Maar wij communiceerden dat dan wel met de patiënt. Gelukkig is een fout bij de behandeling aan een tand een heel ander verhaal of dat iemands leven in gevaar is als gevolg van een medische fout.”
Ervaringen uitwisselen over hetgeen zij individueel met hun patiënten hadden meegemaakt, deden Luc en Mariette wel tijdens hun eerste praktijkjaren. Daarna niet meer, of het moest wel om een heel bijzonder voorval gaan. Mariette: “Wat ons vooral de eerste jaren opviel was dat, niettegenstaande onze professoren in Leuven ons Nederland voorhielden als het land dat in Europa tandheelkundig ver vooruit was, de monden van de patiënten er zo slecht uitzagen. Dat hadden wij in het Leuvense nog nooit gezien, zo zwaar behandelde tanden, vooral bij Nederlandse ziekenfondspatiënten. Wij zeeën dan wel eens, wat is hier toch gebeurd. Als kleine Belgen keken wij namelijk altijd heel erg op tegen de Nederlandse tandheelkunde.”       
 
Geschiedenis tandheelkunde.
Volgens Luc is de hedendaagse tandheelkunde ontstaan in de achttiende eeuw onder impuls van een chirurg in het Franse leger. “Die is ook in de mond beginnen te werken en ontwikkelde de eerste instrumenten. Maar lang daarvoor werkten de Etrusken, de voorlopers van de Romeinen, al met gouddraad om een getrokken tand weer vast te zetten aan de daarnaast gelegen tanden. Ook de Egyptenaren deden op hun manier al aan tandheelkunde. In de middeleeuwen waren er barbiers die niet alleen haar knipten, maar ook met unne nijptang unne zere kies of tand trokken zonder die te verdoven. Het volk stond dan daarbij te kijken. Hoe harder dieë mens gilde, hoe spannender men het vond.”
Goede sfeer
Ik zeg tegen Luc dat hij nog nooit op tijd aan een afspraak met mij van bijvoorbeeld 10.15 uur is begonnen. Luc gevat: “Hé jom, da was om half elf da gij un afspraak had! Mariette: “Misschien liepen mijn afspraken nog wel langer uit.” Luc: “Da was toen we vreeën ook al!
Luc: “Ik heb me nooit druk gemaokt over de dagplanning. Ge weet dat da dieën dag vroeg of laot in de plooi valt. Als ge als tandarts zenuwachtig wordt, lijdt daar uiteindelijk de patiënt onder. Bovendien, ik hou wel van geintjes. Ge moet blijven lachen. De mensen zijn dan rustiger en voor ons maokt het het werk lichter. Wij hebben altijd unnen hele goeie band gehad mee onze patiënten.”
Vast staat dat zowel Luc als Mariette geïnteresseerd waren in het wel en wee van hun patiënten. Van bijzondere gebeurtenissen waren zij op de hoogte. Stond er over iemand iets bijzonders in het Baols krantje, dan werd dat uitgeknipt en in het patiëntendossier gestopt. Bij het eerstvolgend consult spraken Luc en Mariette er dan over. Die warme belangstelling ervoeren de patiënten als erg attent.
 
Tips en wetenswaardigheden.
Roken en drinken is volgens Luc slecht voor iemands gezondheid. Dat is zo zoetjes aan wel bij iedereen doorgedrongen. Wellicht is minder bekend dat roken en alcohol drinken ook heel slecht is voor je gebit. “Het roken doet de bloedvaten vernauwen die rond de tanden lopen. Het tandvlees gaat sneller ontsteken, het bot gaat rapper kapot. Ook het drinken van alcohol is funest voor iemands gebit, om nog maar niet te spreken wanneer iemand én rookt én alcohol drinkt.”
Volgens Luc en Mariette zit er rond een tand glazuur, daar binnen heb je tandbeen en daar binnen zit de zenuw. Er zijn vier soorten gaatjes. De eerste zit alleen in het glazuur. Het tweede graad gaatje zit in het tandbeen. Als het al naar de zenuw toegaat, heet dat derde graad. De bacteriën zitten dan in de zenuw waardoor er een ontsteking ontstaat. Bij de vierde graad veroorzaken de bacteriën een ontsteking in of onder de wortel.
Mariette: “Maar let op. Alléén de aangetaste zenuw geeft tandpijn. Als je erge tandpijn hebt, is het een illusie te denken dat het spoelen met bijvoorbeeld  jonge jenever zou helpen. Die koelt de mond en dus ook de ontsteking af. Het zelfde effect wordt echter bereikt met spoelen met koud leidingwater.”
Vaak doen allerlei verhalen de ronde over een verstandskies. Ik wil er nu het juiste van weten. Luc: “In België zeggen we wijsheidskies. Dieë kies komt rond de leeftijd van achttien jaor.” Mariette: “Er zijn ook mensen die zeggen, ‘hij staat ver die tand’. Hij staat helemaal van achter, helemaal op het einde van het gebit. In de Neanderthalertijd was de schedel heel anders. Wij hadden un bietje unne apenkop mee weinig hersens maar met een grote onderkaak en grote tanden. Die tanden waaronder verstandskiezen hadden die mensen nodig omdat zij harde stukken moesten kauwen. Intussen zijn we geëvolueerd naar mensen met meer hersenen en een kleinere onderkaak. Daarom hebben we die ‘ver-stand-kies’ niet meer nodig. Negentig procent van de blanke mensen heeft zelfs vier verstandskiezen. Als we nou nog eens 100.000 jaar of meer verder zijn, heeft de mens er geen meer, omdat ze niet meer nodig zijn.”
 
Stoppen als tandarts en opvolging.
Dat beiden op relatief jonge leeftijd zijn gestopt, heeft een duidelijke reden. Mariette: “In onze families hebben we vrij jonge overlijdens gekend. Je hebt maar één leven. We hebben altijd hard gewerkt, altijd aan de mensen gedacht. Nu zijn we nog gezond en komen wij en ons gezin eerst. Onze patiënten zijn niet overvallen. Sinds juli vorig jaar hebben ze gelegenheid gehad op zoek te gaan naar een andere tandarts.”
Dat het zo moeilijk is om een Belgische tandarts te vinden die de praktijk van Luc en Mariette zou willen overnemen, komt omdat er steeds meer Belgische afgestudeerden in Nederland gaan werken. Op dit moment zijn dat er al 450. “Belgische tandartsen vertrekken om fiscale redenen naar Nederland, men heeft kortere werkdagen en per uur wordt er meer verdiend omdat er meer patiënten behandeld kunnen worden. Tandartsassistentes en mondhygiënisten nemen de tandarts immers veel werk uit handen. Wij zijn zes jaar bezig geweest om een opvolger te vinden. Helaas zonder succes.” 
Invullen vrije tijd
Luc en Mariëtte zijn beiden een liefhebber van tuinen. Hun grote tuin ziet er dan ook prachtig uit. Luc en Mariette vullen elkaar aan: “In de tuin zullen we vaak te zien zijn om die te onderhouden. Wat vaker op vakantie. Het komt er niet meer op aan wanneer we dan terug zijn. Samen fietstochtjes gaan maken. We blijven natuurlijk wel elkaars gebit controleren. Elk half jaar hebben we een afspraak! We zullen ook eens mee gaan doen aan activiteiten van Amalia. Opvallend is trouwens dat Amalia niet alleen aandacht heeft voor de geschiedenis van Baol, maar ook voor de toekomst. We lezen dat in Van Wirskaante, dat er heel erg mooi uitziet. We gaon ons in elk geval nie druk maoken over de Belze politiek. Er zijn bij ons veel te veel ego’s. Wij zitten mee achthonderd parlementariërs! Johan Vande Lanotte is mee goeie, serieuze voorstellen gekomen en die is ook afgeblokt. Daarom komen ze er nooit uit.” 
   
Afscheid.
 
Beste Luc en Mariette, namens alle leden van Amalia dank ik jullie voor het openhartige, plezierige interview. Eenendertig jaar stonden jullie vol overgave klaar voor enkele duizenden patiënten in Baarle. Bedankt daarvoor! Geniet van jullie welverdiende vrije tijd en blijf vooral gezond. Ik weet zeker dat ik namens heel veel leden spreek als ik de hoop uitspreek jullie eens tegen te komen bij een of meerdere activiteiten van Amalia. Tot dan! Het ga jullie goed! 

 

 

Scroll naar boven