“Ik heb nogal wat uitgespookt in mijn leven… een beetje teveel, eigenlijk”
Aon de praot mee… Jef Mertens
HERMAN JANSSEN
Geboren in een kroostrijk gezin
Jan Mertens en Jeanneke Jespers gaven hun tweede baby – geboren op 4 september 1955 – de veelvoorkomende naam ‘Jef’. Julia Loots, vroedvrouw en wijkverpleegster uit Baarle-Hertog, hielp Jeanneke met raad en daad bij de geboorte van haar negen kinderen: zeven jongens en twee meisjes. Er was geen Boudewijn bij want de rij van zeven jongens werd onderbroken door de twee meisjes.
Jef begint ongeremd te vertellen: “Rijk waren we niet. De mensen kwamen uit de oorlog. Dat heeft tijd nodig. We zaten met veel aan tafel. Walter Olieslagers woonde naast café Het Schuttershof. Hij kwam ’s avonds bij ons eten en keek wat televisie. Om acht uur moest hij naar huis. Een aantal jaren geleden kwam ik hem op mijn werk tegen. Hij zei: ‘Mag ik eens iets vragen, mijnheer?’ ‘Ja, maar tegen mij zeggen ze Jef,’ was mijn antwoord. Walter wist nog dat hij vroeger bij ons mocht eten en hij was daar dankbaar voor. Dat deed me wel iets. Ik had hem na al die jaren niet eens herkend.”
En Jef gaat verder: “Ons vader deed van alles. Hij was landbouwer in hart en nieren. Met een twintigtal melkkoeien was hij een klein keuterboerke. Hij had ook een beer waarmee hij de boeren afging om er de zeugen mee te dekken. Wij moesten mee naar de prijskampen. Vader had een hele dierentuin: een paard, kippen, krielen, eenden, fazanten, enzovoort. Van Levensvreugde in Turnhout kwamen ze jaarlijks met vijf klassen op bezoek.
Ons moeder had één van de drie kruidenierszaken in het dorp. Wij verkochten van alles. Dat was toen zo. En bij manier van spreken was de winkel van maandagmorgen vijf uur tot zondagavond tien uur open. Ik weet niet hoe ze het altijd hebben rechtgehouden. Moeder maakte op zaterdagavond gele pudding. Op zondag haalden we ijs bij brouwer Nees in Merksplas en maakte ons vader tegen één uur crème-glace, opnieuw van melk uit het bedrijf. Zondag was het ‘crème-glace-dag’. Tegen halfacht kwamen de klanten terug, want dan werd de overschot voor niets uitgedeeld tot de pot op was. Er was nog geen ijskast of diepvriezer. In de winkel werd soms lang gebuurt. Het gebeurde dat we ’s middags naar school vertrokken en dat mevrouw Van Den Broeck in de winkel stond. En wanneer we om vier uur terugkeerden, stond zij er nog!”
“Als jonge gasten kwamen wij niet veel bij ons grootouders. In januari gingen wij daar een nieuwjaarsbrief voorlezen. We reden met de fiets naar Rijkevorsel: eene van voor erop en nen andere vanachter. We reden wel eens met priester Karel Jespers mee naar de Ardennen. Zo kwamen wij ook eens ergens, want wij hadden geen auto. Voor de rest ging ik met de CM (christelijke mutualiteiten) op reis en daarmee was de kous af. Ik ben met de twaalfjarigen naar Westouter geweest, met de dertienjarigen naar Heusden-Zolder en met de veertienjarigen naar Zwitserland. Altijd met vrienden uit Merksplas.”
“We gingen ook smokkelen, zoals iedereen dat deed. We reden met de fiets naar het smokkelwinkeltje bij Tinus van Bavel, net over de grens. Daar kwam veel volk naartoe. Soms ging het er hevig aan toe bij het smokkelen. Toen ik eens met vava in de week naar de mis ging, trok hij me van ’t straat tot achter het huis omdat er vlakbij ons op een smokkelwagen werd geschoten. Wanneer ik groter was en ’s nachts van het cultureel centrum naar Zondereigen fietste, kwamen verkenners van de smokkelaars mij tegemoet gereden om te zien wie da’k waar. Het was toen nog heel donker tussen Baarle-Hertog en Zondereigen.”
Heeroom
Voluit verhaalt Jef over zijn ‘Heeroom’, priester Karel Jespers. Dat was de enige zoon van bakker Alfons Mertens en Philomena Versmissen. Hij was op 31 december 1924 in Zondereigen geboren en werd op 24 april 1949 in Mechelen tot priester gewijd. “Zijn eremis droeg hij op in de parochiezaal van Zondereigen! De kerk was namelijk bij de bevrijding in brand geschoten.” Daarna studeerde Karel vier jaar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij was een graag geziene leider van de KSA (Katholieke Studenten Aktie). Die jeugdbeweging had haar clublokaal op de Tommel in Baarle-Hertog.
Vanaf 1953 was Karel Jespers eerst leraar en vervolgens superior aan het klein seminarie in Mechelen. In 1962 zou hij gevraagd zijn om in Antwerpen het ambt van bisschop op zich te nemen. Omdat Karel de voorkeur gaf aan een schoolloopbaan, werd Jules-Victor Daem tot bisschop gewijd. Van 1965 tot 1979 was Jespers directeur van het St.-Jozefcollege in Aarschot. Hij voerde die school binnen in een nieuw onderwijstijdperk. In zijn vernieuwende geest was er plaats voor een democratische structuur en stimuleerde hij de participatie van leraars, leerlingen en ouders. Karel Jespers stierf op 28 januari 2013 in Rillaar en werd op het stedelijke kerkhof in Aarschot begraven. Hij was achtentachtig jaar geworden.
School
In de bewaarschool kwam Jef eerst bij juffrouw Jeanne Jansens terecht. Hij had het daar blijkbaar niet altijd naar zijn zin, want op een keer ontsnapte Jef samen met zijn broer Louis aan het alziende oog van juffrouw Jeanne. Hij trok stiekem naar huis. Niet voor lang echter, want vader Jan stuurde de spijbelaar meteen naar school terug. Bij zuster Imelda werd Jef op het eerste leerjaar voorbereid.
Na de kleuterschool verhuisde Jef in 1961 naar de gloednieuwe gemeentelijke jongensschool, Zondereigen 57: “Dat gebouw staat er nu zestig jaar. Na het bouwverlof wordt het afgebroken. Er komt een nieuwe school voor het kleuter- en lager onderwijs. Ik leerde daar bij juffrouw Maria Versmissen mijn eerste woordjes lezen: leen, doos, wol,…. Bij haar kon je voor goed gedrag gouden kaarten verdienen. Die kon je sparen en omruilen voor snoep. Dat waren nog eens ‘gouden tijden’! Het derde en het vierde leerjaar volgde ik bij meester Fon Van Beek. Deze nam een grote hoeveelheid dia’s van schoolreizen, de aanleg van de riolering, de opening van de nieuwe straat in Zondereigen, enzovoort. Waar zouden die gebleven zijn?”
“Schoolhoofd meester Frans Willebrords had de leerlingen van het vijfde en het zesde leerjaar. Hij was heel streng, maar rechtvaardig. Ik herinner me dat hij op een zondagnamiddag een filmpje draaide over de opening van de verharde weg van Zondereigen naar Baarle. Ik zag burgemeester Hogenbosch van Baarle-Nasssau en Alfons Leestmans als schepen van Baarle-Hertog. Die vertoning vond plaats in het ontspanningslokaal in de tuin van de pastorij.”
“Zondereigen is nauw met Merksplas verbonden. Meer dan met Baarle. We zijn ne keer op schoolreis geweest met de leerlingen van Bels Baal. ’t Was heel den dag ambras. Voor ons waren dat Hollanders. Ook in de vakschool in Turnhout bekeken ze Belze Baarlenaren als Hollanders. Wij voetbalden in Merksplas, maar omdat ze ons niet kenden kwamen we daar onvoldoende aan bod om in een A-ploeg te mogen spelen. Daarom trokken we naar Dosko, ook al omdat ik in Baarle intussen meer contact had via het Stichting Jeugdwerk Baarle.”
Meester Willebrords had Jef voor het middelbaar onderwijs klaargestoomd, waarna deze naar de vakschool (VTST) in de Zandstraat in Turnhout vertrok. Na één jaar oriëntatie koos hij voor een vierjarige opleiding tot drukker. In 1972 behaalde Jef op 17-jarige leeftijd zijn diploma. Ondertussen had hij ook een typecursus Scheidegger gevolgd, wat hem later goed van pas kwam.
Afgestudeerde drukker
Thuis had het gezin Mertens nog geen telefoon. Geen nood: bij de buren Jos en Magda Verschueren was hij altijd bereikbaar. Op 4 september 1972 kwam er goed nieuws: Marcel Segers van de VTST liet weten dat Jef zich mocht aanbieden voor een sollicitatiegesprek bij drukkerij Aurora, een familiebedrijf in Beerse. Zo startte Jef als letterzetter. Hij bediende de Heidelberg drukmachine. Het drukken evolueerde snel via offset naar digitaal drukken. Jef zette vele honderden kilo’s papier in de drukmachines. Hij maakte inktrollen zuiver en poetste de toestellen. Alles moest netjes achtergelaten worden: “Wanneer we naar huis waren, ging de baas rond om te controleren.”
Een militair intermezzo
Omstreeks 1974, Jef was ondertussen negentien jaar oud, wachtte hem een jaar legerdienst. Hij behoorde tot de laatste lichting die twaalf maanden naar het leger moest. Jef kreeg zijn opleiding in de kazerne in Mechelen. Drillen en zijn geweer poetsen, dat was niet aan hem besteed. Jef werd bij de transmissietroepen opgeroepen. Hij verbleef maar drie weken bij 12TTR in Hoogboom (Kapellen): “Ik was gere bij het leger. Ik heb er van alles gedaan en ben altijd op een ander geweest. In Vilvoorde werkte ik als drukker. Er waren drie kandidaten, maar de twee anderen wilden niet. In Peutie liep ik wacht toen minister Vanden Boeynants langskwam om de nieuwe kazerne in te huldigen. Gelegerd in Brugge had ik ook een goeie job: gewoon meerijden met de auto om de post naar andere kazernes te brengen. Ik heb alle kazernes van West-Vlaanderen gezien. En in de Vlaanders kon ik tijdens de uitzonderlijk natte herfst boeren helpen bij het binnenhalen van hun oogst.”
Meer dan drukken alleen
Na twaalf maanden legerdienst nam Jef zijn job bij Aurora terug op. Voor de sociale verkiezingen binnen het bedrijf in 1982 stelde hij zich kandidaat bij het ACV, het Algemeen Christelijk Vakverbond. Het was immers nodig om de afdeling drukkerij in de ondernemingsraad te vertegenwoordigen. Jef zetelde vijfendertig jaar als syndicale afgevaardigde en vierendertig jaar als secretaris in de ondernemingsraad. Hij maakte het verslag van de vergadering, kwam op voor de belangen van de arbeiders, controleerde de juistheid van hun lonen en bemiddelde waar nodig bij de directie. De werkvoorwaarden van de drukkerijen in Turnhout werden overgenomen en kregen ook navolging in andere delen van het land. Binnen het bedrijf maakte Jef ook stakingen, reorganisaties en jubilea mee, zoals het vijftig- en het vijfenzeventigjarige bestaan. Hij was getuige van de teloorgang van de grafische industrie in Turnhout. Na vijfenveertig jaar stopte Jef met werken: op 3 september 2017 ging hij met pensioen.
Leefbaarheid Zondereigen
Jef Mertens was van 1970 tot 1975 leider van de jong-KLJ (Katholieke Landelijke Jeugd). Hij typte verslagen die hij bij onderpastoor Jef Goris in Merksplas liet stencilen. “Toen dat eens niet kon, werd mij aangeraden om naar het cultureel centrum in Baarle te fietsen. Ik reed op een zaterdagvoormiddag daar naartoe. Ik was er nog nooit geweest. Jan Laurijssen bracht mij in contact met opbouwwerker John Schouten. Pas een kot in de namiddag kwam ik weer buiten! Hij was namelijk met een studie bezig: ‘Ulicoten, twee voor twaalf’. Dat ging over een klein kerkdorp, een beetje vergelijkbaar met Zondereigen. John wou dit onderzoek ook bij ons uitvoeren. We begonnen eraan met de raadpleging van het kerkarchief bij pastoor Jan Van Mechelen.”
Jef maakte na verloop van tijd als afgevaardigde van Zondereigen deel uit van het bestuur van het Baarlese cultureel centrum: “Ik ben op den duur in ’t Jeugdwerk gesukkeld. De KLJ van Zondereigen reed op een bepaald moment zelfs met twee ploegen in de Wielerzesdaagse mee. Dat is een activiteit die bewaard moet blijven! Maar wij wilden niet opgedeeld worden bij de Hollanders. Daar hadden we niets aan. We reden apart.”
Samen met opbouwwerker John Schouten richtte Jef in 1981 de werkgroep Leefbaarheid Zondereigen op. De werkgroep bestond uit leden van de hele parochiegemeenschap Zondereigen, deels in Baarle-Hertog en deels in Merksplas gelegen. Naast het verzamelen van feitelijke gegevens uit het archief bij pastoor Jan Van Mechelen en een mondelinge bevraging van een dertigtal personen, werd huis aan huis een anonieme bevraging bezorgd zodat alle leefbaarheidsaspecten geïnventariseerd werden: “We zijn daar lang mee bezig geweest en op 2 oktober 1982 werd de brochure ‘Zondereigen, wie het kleine niet eert…’ uitgegeven. Die publicatie werd destijds met argusogen door de politiek in Baarle-Hertog bekeken,” weet Jef nog. “De brochure werd in alle huisgezinnen verspreid. Ze geeft informatie over de verenigingen, het onderwijs en de dorpshistorie. Er werd in kaart gebracht hoe de bevolking was samengesteld. Vooral de terugloop van de jongeren bleek een zorgpunt. Die jeugd is nog altijd heel belangrijk voor Zondereigen. Voor de leefbaarheid moet de school blijven en er moeten dringend bouwgronden bijkomen.”
Door het onderzoek kwam er een telefooncel in Zondereigen, bleven de scholen behouden en kwamen er busverbindingen voor de wat oudere schoolgaande jeugd naar Hoogstraten, Turnhout en Arendonk. Bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen organiseerde de werkgroep een verkiezingsdebat in de parochiezaal van Zondereigen. Ook kandidaten uit Merksplas namen hieraan deel. Dat debat duurde tot in de kleine uurtjes: “Ik weet nog goed dat ik om half vijf thuis kwam en direct naar ’t werk kon. Ik heb nogal wat uitgespookt in mijn leven… een beetje teveel, eigenlijk. Maar als ge jong zijt, gaat er veel. Van de omzet van de bar lieten we destijds nog tweehonderdvijftig boekjes bijdrukken. De Baarlese verkiezingsavonden zijn in Zondereigen begonnen!”
Sinds het verdwijnen van het Opbouwwerk uit Baarle werd er vanuit de werkgroep Leefbaarheid Zondereigen niet veel meer ondernomen. Jef Mertens bleef echter niet bij de pakken zitten. Geregeld verspreidde hij in Zondereigen pamfletten of affiches om mensen te wijzen op wat er in het dorp leeft. Elke zondagvoormiddag verstuurt hij digitale nieuwsberichten: “Ik heb anders toch niks te doen op zondagmorgen, want de parochiezaal is gesloten door de corona pandemie. Ik was gere journalist geworden. Maar daar moeste thuis in die tijd niet over klappen. Ik probeer de actuele zaken van Zondereigen in de belangstelling te krijgen. Soms wordt er door de schrijvende pers of de lokale omroepen wat uit opgepikt.”
Politieke passie
Een politiek virus besmet Jef en neemt passionele vormen aan: “Als jonge gast fietste ik tussen 1975 en 1980 naar Baarle om als toeschouwer de gemeenteraden bij te wonen. De eerste keer was ik in Baarle-Nassau, bij burgemeester Hogenbosch. Ze vroegen zich af wie ik was, maar Chareltje Jacobs kende mij en toen was het in orde. Ik keek raar op toen iedereen rechtstond en de vergadering werd begonnen met de ‘christelijke groet’. Achteraf is Hogenbosch één van mijn goeie vrienden geworden. In Baarle-Hertog moest ge goed op tijd komen, want de zes stoelen voor belangstellenden waren vlug door de schrijvende pers bezet. Ik arriveerde al voor half acht. Dat bleek veel te vroeg. De deur was nog op slot, maar de secretaris deed open voor mij. Ik maakte er kennis met de Belgische journalist Patrick Van Gompel, die later veel op tv kwam. Nu kunt ge de vergaderingen beluisteren op de lokale radio. Dat is top! Ge moet niet meer naar ginder crossen en ge kunt ondertussen nog wat anders doen. Ge hoort het toch.”
In 1982 stelde Jef zich voor het eerst verkiesbaar op de pas opgerichte lijst CDK. Na de verkiezingen gaf Jef het hem aangeboden mandaat voor het OCMW (het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn) door aan partijgenote Jeanne Jansen-Sterkens. Zes jaar later trok Jef naar de verkiezingen met een zelf opgerichte lijst van het ACW (Algemeen Christelijk Werknemersverbond). Hij werd verkozen en bij de onderhandelingen tussen drie partijen aanvaardde Jef het ambt van eerste schepen. Hij werd bevoegd voor de sport en was verantwoordelijk voor de informatie naar de bevolking toe. “Ik had straffe collega’s in het college. Fons Cornelissen, Leo van Tilburg en Frans De Bont zijn allemaal burgemeester geworden. Ik maakte een omgekeerde beweging in de Baarlese politiek…”
Op de spannende installatievergadering van 4 januari 1989 werd Jef volgens de wettelijke procedure (als eerste schepen) tot waarnemend burgemeester van Baarle-Hertog aangesteld. Fons Cornelissen was toen immers nog niet officieel door de gouverneur benoemd. De telefoon van Jef stond roodgloeiend. Niet alleen Belgische journalisten wisten hem te vinden, de Nederlandse waren nog erger. Hij weet nog altijd niet hoe die aan zijn telefoonnummer waren geraakt. Jef bekleedde de burgemeestersfunctie tot 28 januari 1989. Op het werk meldde hij zich aan als ‘burgemeester uit Zondereigen’, een bijnaam die hij er altijd heeft behouden. Eenmaal kreeg Jef in die korte periode een betaalde verlofdag bij Aurora om een huwelijk in het gemeentehuis van Baarle-Hertog te voltrekken.
Drie termijnen gemeenteraadslid
Na de uitoefening van het ambt van eerste schepen zetelde Jef drie termijnen van telkens zes jaar als oppositielid in de gemeenteraad. Ook in deze functie bleef hij gemotiveerd om de belangen van zijn geboortedorp te behartigen. Bijna vierentwintig jaar speelde Jef in de ‘politieke voetbalploeg van elf mandatarissen’ mee om samen de unieke gemeente Baarle-Hertog te besturen. Voor de jarenlange steun van zijn kiezers en de samenwerking met zijn ploeggenoten is hij enorm dankbaar. Maar Jef besefte dat jonge mannen en vrouwen aan zet moesten komen. Sindsdien houdt hij zich met andere hobby’s bezig, zoals het beheer van de parochiezaal.
Zaal St.-Rumoldus
In 1924 hadden de Zondereigense boeren zich in een gilde verenigd. Jaan Van Beek was de oprichter. De Boerengilde luisterde naar de naam St.-Rumoldus, de beschermheilige van de parochie. In 1931 ging de gilde over tot het bouwen van een eigen lokaal, de St.-Rumolduszaal (de huidige parochiezaal). Die bestaat dit jaar dus negentig jaar. Een gulle inwoner van Zondereigen had een stuk bouwgrond ter beschikking gesteld. De gilde, die instond voor de vorming van de boeren maar hen ook goederen en diensten leverde, was bereid voor de bouwmaterialen te zorgen. Alle bestuursleden, ook die van de Boerenjeugdbond die in 1930 was opgericht, stonden borg voor de lening. De bouw van de zaal kon starten. Boeren voerden met paard en kar kosteloos stenen en andere materialen aan. Ook alle metsel- en timmerwerken werden volledig gratis uitgevoerd.
Halverwege de jaren vijftig werd de zaal voor de kostprijs van de materialen aan de parochie overgedragen. De toenmalige pastoor Jan Baptist Maes stortte een bedrag van ruim 7.500 frank terug aan de Boerenbond. Meer kosten waren er niet gemaakt, zo redeneerde hij. De werkuren waren immers gratis geweest. Vanaf dat ogenblik was de zaal in volle eigendom van de parochie.
Parochiezaal
“Eigenaardig genoeg werd de parochiezaalzaal in de beginperiode maar weinig gebruikt. Het ontspanningslokaal in de tuin van de pastorij bleef de vaste stek voor vergaderingen van de verenigingen, de kaartclub, de jeugdbewegingen en de parochiebibliotheek. Deze laatste was op zaterdag open. Fon Van Beek en Tilda Bogaerts hadden de leiding erover. Later verhuisde de bibliotheek naar de brandweerkazerne. Zij werd gesloten toen de bibliotheek in Baarle goed en wel op gang kwam. Op woensdagnamiddagen gaf de pastoor in het ontspanningslokaal les aan de vormelingen en kwamen de oude mannen kaarten.”
“In de parochiezaal vonden maar weinig activiteiten plaats en al helemaal geen familiefeesten. Het was ook maar een rechthoekige ruimte met rijen houten klapstoelen. Andere voorzieningen waren er niet. In Zondereigen vierden we geen carnaval. Dat kenden we niet. Dat was iets van Baarle. Maar wij hadden het hanzen met oudjaar. Dat kennen ze dáár niet. Dat de verschillen in één gemeente zo groot kunnen zijn! Met de kermis was er op straat vogelpik en ringsteken.”
“Jaarlijks werd door de kinderen van Zondereigen naar de aankomst van Sinterklaas uitgekeken. Die gebeurtenis werd door de brandweer in de parochiezaal georganiseerd. Daarnaast speelde ook de BJB (Boeren Jeugd Bond, voorloper van de KLJ) in de zaal zijn jaarlijkse twee toneelstukken: de meisjes rond carnaval, de jongens met kerstmis. Deze laatste activiteit zorgde ervoor dat er verandering kwam in het besturen van de zaal. Tot dan toe was er geen zaalcomité en lag de sleutel van de zaal bij de pastoor. Hij wikte en beschikte…”
Oprichting zaalcomité 1975
Binnen de nationale KLJ was een dissidente groep ontstaan in de jaren 1974-1975, in de nasleep van wereldwijde gebeurtenissen in het revolutionaire jaar 1968. Er waren twee bewegingen: de KLJ bleef trouw aan het centrale gezag van de Boerenbond, de DKLJ (democratische KLJ) had moeite met de alsmaar toenemende macht ervan en eiste inspraak. In Zondereigen waren er binnen de KLJ ook enkele personen die na de ontslagen van de vrijgestelde May Vermeiren en een gewestleidster met de nieuwe stroming sympathiseerden. En dat was bij pastoor Jan Van Mechelen in het verkeerde keelgat geschoten: “Begin november 1975 was het hoog tijd dat de repetities voor het toneel zouden beginnen. De sleutel van de zaal moest, zoals altijd, bij de pastoor afgehaald worden. Maar die had commentaar omdat de zaal alleen voor het toneel gebruikt werd en er geen andere opbrengsten waren. De KLJ-ers kregen te horen dat zij dat jaar geen toneel mochten spelen. De pastoor redeneerde dat voor het toneel de verwarmingskosten (vijfduizend frank aan kolen) hoger lagen dan de huurprijs van de parochiezaal (drieduizend frank). Zo kon het niet verder. Pas na twee lange avondvergaderingen werd de pastoor wat toegeeflijker.” Het toneel kon toch doorgaan en er werd afgesproken dat de sleutel van de zaal voortaan in het kruidenierswinkeltje bij de moeder van Jef Mertens zou bewaard en opgehaald worden. Jef tuimelde zo op twintigjarige leeftijd als vanzelf in de functie van beheerder. Twee weken later werd een schriftelijke overeenkomst over de sleuteloverdracht en de oprichting van een zaalcomité opgesteld. Bertha Stijnen vertegenwoordigde de Boerinnenbond, Jan Van Ackerbroek de Boerenbond, Frans Verhoeven de Jeugdraad en Jef Mertens de KLJ.
Verbouwingen in 1976
Jef maakte direct na het werk de kolenkachel aan voor de toneelrepetities. Bij mistig weer was dat een probleem. Dan wou de stoof niet branden. Een jaar na de sleuteloverdracht werd de zaal aan de noden van de tijd aangepast: “Dat was nodig, want binnen keek je tegen de pannen. Er stond alleen een kolenkachel, wat rijen houten klapstoeltjes en een paar tafels op schragen. Een tiental tweedehandstafels werd aangekocht. Ze zijn nu zo goed als versleten, maar ze staan nog in de kelder en worden soms nog gebruikt. De zaal kreeg een verlaagd plafond, nieuwe verlichting, verwarming op stookolie en er werd een wc gebouwd. Vroeger kon men buiten in een houten huisje terecht. Ook werd een keuken ingericht en Miel Verhoeven metste een toog, al veroorzaakte dit laatste alweer hoog oplaaiende discussies. Pastoor Jan Van Mechelen was absoluut geen voorstander ervan. Zelfs een bak bier in de zaal was voor hem al een probleem. Gemengde activiteiten mochten er al helemaal niet plaatsvinden. Toch werd de toog gerealiseerd en groeide de parochiezaal uit tot een pareltje voor vergaderingen en feesten.”
“Pastoor Jan Van Mechelen werd mijnen beste vriend. Na het kaarten op vrijdagavond ging ik zaterdagvoormiddag de zaal opkuisen. ’s Middags ging ik bij de pastoor een boterham eten, daarna kon ik de verwarming in de kerk opzetten. Tien jaar lang typte ik een tekst voor het parochieblad. Eerst las de pastoor alles na, maar op den duur niet meer. Ik vermeldde dan alles wat er te doen was, zelfs activiteiten zoals de kermis.”
Om de kosten van de modernisering te recupereren, werd de zaal voortaan ook voor familiefeesten en kaartavonden verhuurd. Van 1976 tot 2004 – zo’n achttien jaar lang – werd jaarlijks een parochiefeest georganiseerd. Door de extra opbrengsten van deze activiteiten kon de lening die was aangegaan vroegtijdig worden terugbetaald. “Er werd een pintje gepakt, er was eten en er waren volksspelen zoals vogelpik en een kegelbaan. De zaal en de scholen waren er goed mee. Pater Frans Celis gaf zelfs twee parochiefeesten per jaar, waaronder één voor de kerk. Dat houdt ge niet vol, daar is de gemeenschap te klein voor.”
In 1992 dacht men na over een nieuwe parochiezaal in de tuin van de pastorij, waar vroeger het ontspanningslokaal had gestaan. Uiteindelijk gingen die plannen niet door en in 1996 werd besloten de bestaande zaal te verbouwen en te vergroten met steun van de gemeente Baarle-Hertog. De nieuwe keuken, toog en toiletten werden toen gerealiseerd.
Anekdotes
In zijn vijfenveertig jaar als beheerder heeft Jef een en ander meegemaakt. Vooral in de nachtelijke uren. “Ik had de gewoonte om na een feest ’s nachts te kuisen, dan zijt ge gerust. De meeste feesten zijn toch van oudere mensen. Die beginnen om vijf uur in de namiddag en zijn ’s avonds rond half elf weg. Vroeger ging in Zondereigen geen enkele deur op slot. Maar ’s nachts om half drij reed eens een aantal keren een auto zonder lichten heel stilletjes voorbij. Er zaten vier venten in. Voortaan heb ik de deuren op slot gedaan.”
“Als ’s nachts het licht in de zaal aan was, werd een enkele keer door nieuwsgierige passanten door de ramen naar binnen gekeken. Maar ik vond het raar dat mannen die het vroegere klooster huurden élke ochtend door het raam van de zaal kwamen kijken. Ik wist niet waarom. Ze zegden niets, ze keken alleen maar. Ik zag dat ze ginder veel dozen naar binnen droegen. Ik wist pas wat er gaande was toen de politie bij mij kwam vragen of daar veel volk langskwam. Ze hadden er een hennepplantage opgerold.”
“Jos Leestmans durfde wel eens reclameren over teveel lawaai. Op een keer kwam hij mij om half vier ’s nachts uit mijn bed zetten. Ik zei hem dat er in de zaal geen kloten te doen was, maar hij geloofde me niet. Ik met hem naar de zaal, deur open, niets te zien. Bleek het lawaai van elders te komen. Da’s niks, maar ik was wel wakker, hé. Ik pas altijd heel goed op voor lawaaioverlast. Is er ’s nachts bijna geen volk meer, dan sluit ik de zaal. Ge zit er mee geburen. Daarom: afspraken zijn afspraken. En ne regel is ne regel, hé mannen.”
Jef kent na al die jaren de trukken van de foor: “Een heel enkele keer wordt er een aftrekker, een dweil en een emmer aan de buitendeur gezet en dan lijkt het alsof er gekuist is. Maar de vloer droogt traag. Is die poederdroog, dan is er niet gekuist hé mannen. En voor het opmaken van den inventaire tel ik zowel het leeggoed als het volgoed. Ooit was er een bak leeggoed mee naar huis genomen en soms staat er per ongeluk leeggoed tussen het volgoed.”
Jef herinnert zich een trouwfeest van een Pakistaans koppel uit Brussel: “Dat was heel speciaal. Ze konden elders niet terecht. Hier wél. Ze kwamen vijf keer met zijn allen naar de zaal kijken. Ik verstond niets van wat er gezegd werd. Stoelen hadden ze niet nodig. Ze zouden wel op de vloer zitten. Alcohol werd er niet voorzien. Ze zorgden voor eigen drank: thee, water en frisdrank. Het kruisbeeld mocht gewoon aan de muur blijven hangen, terwijl het bij de verkiezing die er eens plaatsvond moest worden verwijderd. Het koppel had veel gasten met dure Mercedessen uitgenodigd. Die stonden zaterdags aan de zaal geparkeerd en daar was geen plaats voor de auto’s van de kerkgangers. De volgende dag kwam de familie al om halfelf langs om te betalen. Alles cash. Ik had niet eens de rekening gemaakt. Ze gaven teveel en moesten geen geld terug hebben. Ik heb ze later nooit meer gezien. Na de zondagmis moest ik veel vragen beantwoorden. Iedereen had hen gezien. Ze noemen die van Zondereigen nie veur niet de gapers!”
“Bij sommige familiefeesten werd ik uitgenodigd. Ik had dan wat klap. Ik hielp met de tap of liet de bengels meehelpen. De families waardeerden dit, ik heb er goede contacten aan overgehouden. Nog altijd wordt ik hierover aangesproken.”
In 2011 werd vastgesteld dat het Mariabeeld uit het kapelletje naast de parochiezaal verdwenen was. “Ik ben maandagvoormiddag in de parochiezaal geweest en toen stond het er nog,” zei Jef Mertens tegen de reporter van het Nieuwsblad. “Op dinsdag was het weg.” Was het gestolen? Neen, zo bleek. “Blijkbaar haalt men bij OKRA het beeld bij sommige vergaderingen uit het kapelletje om het in de zaal te zetten. Het is dan natuurlijk de bedoeling dat het nadien wordt teruggeplaatst. Dat was men vergeten. Ik weet niet wie de alerte buurtbewoner was die zag dat het beeld er niet meer stond en vervolgens de politie verwittigde, maar het toont wel aan dat de sociale controle in Zondereigen groot is.”
Ooit werd op oudjaar veel vuurwerk bij de parochiezaal afgestoken. Drie à vier kruiwagens afval werden daar verzameld. De jongeren die de zaal hadden gehuurd, pleitten onschuldig en besloten terecht om het volgende oudjaar de zaal niet meer te huren. Jef houdt haar sindsdien op die dag gesloten: “Ze lachten mij een paar jaar uit omdat ik een vuurwerkverbod vroeg. Tot twee jaar geleden in de nacht van oud op nieuw de kerststal afbrandde. Toen hebben we veel geluk gehad, zowel voor de kerk als de zaal en de omliggende huizen! Dit jaar was er gelukkig heel wat minder vuurwerk dan de voorbije jaren. De verkoop ervan begint al heel vroeg. In september wordt in Baarle het meest verkocht. Hollanders weten dat ze niet de laatste weken moeten langskomen. Dan is er meer controle.”
Parochiezaal nu
Twintig jaar geleden vierde Zondereigen zijn zevenhonderdvijftig jarige bestaan. “Dat was een schoon feest. De inwoners denken daar met een goed gevoel aan terug. Ik kijk geregeld nog in mijn boek. Hoogtepunt was het lied van Guido Belcanto, een zoon van Gust Versmissen. De schrijnwerkerij van die familie lag achter onze hof. Wij kenden die mannen, ze waren iets ouder dan mij. De heemkundekring besteed veel aandacht aan Zondereigen. Dat is top. Er wordt veel documentatie verzameld en bewaard. Als ge jong bent, denk g’er niet aan om dat vast te leggen. Dat is spijtig want de wereld verandert snel. Ik denk aan de ruitersport met van die oude boerenknollen, het wedstrijdploegen,… dat was knap vroeger. Daar kwam veel volk op af. Maar ja, toen hadden de mensen niks aan de hand. Dat is nu wat anders. Ik bracht dikwijls briefjes rond om in heel ’t dorp de vlag uit te hangen bij de herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog. Nu nog maakt de heemkundekring vaak gebruik van de parochiezaal, bijvoorbeeld om klassen bij de dodendraad rond te leiden.”
“Dit jaar is de parochiezaal negentig jaar oud. Zelf ben ik vijfenveertig jaar beheerder: van 13 november 1975 tot 13 november 2020. Ik heb in die vijfenveertig jaar nog niet veel brouwers gehad. Vroeger hadden we Jos Roefs, een plaatselijke brouwer. Hij vertrok naar de Statie en vervolgens gaf hij de zaak over aan Cristal, in Turnhout. Om 16u was het daar al gesloten. Dat bracht me in de problemen toen de zaal op een keer was vastgelegd door een vereniging die hier altijd vergaderde. Die keer bleek het echter om een teerfeest te gaan, wat ik niet wist. Ze moesten drie vaten bier hebben. Bij Cristal geraakte ik niet meer binnen en ik reed dan maar naar Weelde, waar ik bij Hoefnagels terecht kon. Sindsdien wordt er door Hoefnagels Jupiler in de zaal geleverd. Dat is iets duurder dan Cristal, maar de klanten drinken het liever. Ik kreeg meteen een snelkoeling en sindsdien heb ik geen enkel bier- of frisdrankglas moeten betalen. Zo houdt ge vrienden! Hoefnagels is ook de baas van De Biergrens. Da’s een voordeel. Kom ik zondags iets tekort, dan ga ik het daar halen.”
Zonder twijfel heeft de parochiezaal ertoe bijgedragen dat er zoveel verenigingen in Zondereigen zijn. Nu valt de zaal onder het beheer van de vzw Dekenaat Kempen, die vierentwintig parochiezalen onder haar bevoegdheid heeft. Die organisatie bepaalt het beleid van de parochiezalen in de regio. Het huidige zaalcomité bestaat uit Jef Mertens (beheerder), Wilfried Driesen, Julia Verhoeven, Marcel Kerremans, Guido Verhoeven en Flor Ceusters. Een zaal beheren als een goede huisvader vraagt heel wat zorg en een berg administratie. Een greep uit de lange lijst van verplichtingen: boekhouding, overeenkomsten voor gas en elektriciteit, tapvergunning, brandweerattest, voedselvergunning, belastingen, enzovoort. In dit alles toont Jef zich een onnavolgbare beheerder van de parochiezaal.
De zalen moeten stuk voor stuk zelfbedruipend zijn. Subsidies zijn er niet. Jef Mertens krijgt elk jaar de exploitatie rond: “Het is geen rijke kas, maar we hebben geen schuld. Inkomsten komen uit huuropbrengsten en drankomzet bij feesten. De wetgeving en de verplichte administratie zoals de vergunningen en de facturatie zijn de voorbije jaren veel strenger geworden, maar een alcoholvergunning is binnen de provincie Antwerpen niet meer nodig. Wel komt de inspecteur van het Voedselagentschap controleren.” Voor de toekomst verandert er wat Jef betreft niet veel: “Ik blijf da doen zo lang ik kan.”
“Goed dat ik in 2015 mijn veertigjarig jubileum als beheerder van de zaal heb gevierd. Ik nodigde toen mijn collega’s, buren en vrienden uit voor een feestje in de parochiezaal. Bij mijn vijfenveertigjarig jubileum is dat wegens de coronabeperkingen jammer genoeg niet gelukt.”
“De dagen zijn nu weinig gevuld. De zaal is dicht, er is weinig werk. Ik maak me sterk dat we na de grote vakantie terug kunnen vergaderen. Dan zal ik heel blij zijn. Praat nog niet over familiefeesten en zo. Dat kan er dan nog niet. In de zaal is geen verluchtingssysteem. Je kan er alleen de ramen openzetten, wat minder aangenaam is bij het feesten. Hopelijk komt er aan de pandemie vlug een einde.” Jef noteert alvast de viering van zijn gouden jubileum als zaalbeheerder op 13 november 2025!
Afsluiting
Hiermee komt een einde aan ons gesprek. Jef toonde zich een echte spraakwaterval en een joviale kerel. De conversatie leverde voldoende stof op voor meerdere artikelen. Er moest dus flink geselecteerd worden. Ook het ordenen van de gegevens bleek nog een hele klus, al kon ik daarvoor terugvallen op een paar eerder verschenen interviews in De Nieuwe Spetser en Ons Weekblad. Jef, bedankt voor de hartelijke ontvangst. Ik ben er zeker van dat we mekaar in Zondereigen nog vaak gaan tegenkomen. Op tijd en stond ook in de parochiezaal. Tot dan!
Bronnen:
– Interview met Jef Mertens op dinsdag 5 januari 2021.
– VAN GILS Frans, “Parochiezaal van Zondereigen bestaat 80 jaar”, in De Nieuwe Spetser nr. 398; september 2011.
– VAN GILS Frans, “Jef Mertens van Zondereigen”, artikel in De Nieuwe Spetser nr. 478; december 2018.
– WOUTERS Jeanny, “Werkgroep Leefbaarheid Zondereigen ruim 30 jaar actief”, artikel in Ons Weekblad nr. 410; oktober 2012.
– WOUTERS Jeanny, “Jef Mertens veertig jaar beheerder van parochiezaal Zondereigen”, artikel in Ons Weekblad nr. 445; december 2015.