Jan Seegers

‘Ik heb niks anders gezien als het achterwiel van mijn maat’

Aon de praot mee…Jan Seegers

Op een mooie zonnige namiddag, half juli, stap ik vanaf de Oordeelsestraat de bloemenrijke tuin binnen van Jan en Imy Seegers. Het poortje staat uitnodigend open. De parasol wordt boven de tuintafel gemanoeuvreerd en er is koffie. Jan heeft ter voorbereiding zijn leven al overdacht en samen met zijn vrouw bladerden ze door hun vele fotoboeken. Geen wonder dat Jan opent met: “Nou, we kunnen aan de gang!” Dat doen we dan ook

Vast tarief om zo’n gesprek te beginnen is de vraag: wie is …?
Jan Seegers is geboren op 3 oktober 1945. Zijn moeder is Anna Mathijssen. Zij is kraamverzorgster en heeft dus veel bevallingen en geboorten meegemaakt. Het is misschien wel daarom dat zij ervoor kiest te bevallen in Moederheil. Moeder Anna wordt geboren op 13 juni 1913 en overlijdt op 6 juni 1997. Vader Seegers ziet het levenslicht op 13 februari 1916 en sterft op 3 november 1982. Hij is enige tijd in dienst van de PNEM (elektriciteitsmaatschappij) als meteropnemer. Het loon daarvoor is geen vetpot en het gezin groeit tot zes kinderen. Voor een beter loon gaat hij in Houthalen in de kolenmijnen werken. Achthonderd meter diep moet hij afdalen om kolen te delven. Vader slaapt nog als Jan al naar school gaat. In de voormiddag haalt een bus hem en enkele dorpsgenoten op en pas laat in de avond is hij weer thuis. De hele week zien de kinderen hun vader niet!
Moeder Anna geeft haar werk op om thuis voor het gezin te kunnen zorgen. Heel af en toe helpt zij vroedvrouw Julia Loots nog wel eens. Na verloop van tijd zoekt vader Seegers minder zwaar werk. Hij komt in dienst van de gemeentelijke gasfabriek in Tilburg. Jan brengt zijn jongste jaren door in de Stationsstraat. Het huis van de familie Seegers is door oorlogshandelingen zwaar gehavend.

Smoorverliefd
Op de kleuterschool kan Jan aanvankelijk niet goed aarden. Al dat stilzitten! De ondernemingsgeest uit zich al vroeg. Hij vraagt of hij naar de WC mag en goed en wel buiten de klas, zet hij het op een rennen en is zo thuis. Maar dat betert gauw want kleine Jan wordt smoorverliefd op Juf Ria. De verdere kleuterschooltijd is één mooie herinnering! Rond 1950 zijn de eerste woningwetwoningen klaar in de splinternieuwe ‘Pruimenstraat’
(Burgemeester de Grauwstraat). Het gezin Seegers verhuist daar naartoe. Tegelijk is ook de nieuwe jongensschool klaar aan het Sint Annaplein (nu Jumbo).
Jan kent nog alle leerkrachten van wie hij daar les gehad heeft. Bijna al zijn herinneringen zijn positief. Bij de gymlessen is hij helemaal in zijn element, zeker als er apenkooi gedaan wordt. De gymzaal staat dan vol toestellen, kriskras door elkaar. Eén leerling moet zoveel mogelijk andere kinderen tikken. Die bewegen zich over en door de bokken en paarden, klimrekken en banken, maar mogen niet met hun voeten aan de grond komen. Jan zit als een schicht boven in een klimtouw en hijst de rest naar boven. “Kom mij nou maar tikken”, denkt hij.
Eén gebeurtenis uit zijn schooltijd is hem altijd sterk bijgebleven. Dat geldt overigens voor heel veel leerlingen uit die tijd. Op een januari morgen is broeder Amandus bezig sneeuw te ruimen voor de school en wordt getroffen door een hartaanval. De goede man overlijdt ter plaatse. De hoogste klassen gaan daags daarna naar het klooster om afscheid te nemen. Jan heeft er heel veel moeite mee dat dodenkamertje binnen te gaan.
Zijn mooiste herinneringen gaan terug naar de vijfde klas waarin broeder Willebrord de onderwijzer is. “Die kon zo vertellen over de natuur en we mochten werken in kleine tuintjes. Ik vond dat prachtig.” Doordat Jan zo dicht bij de school woont, kan hij gemakkelijk in de middagpauze thuis gaan
eten. Dat doet hij graag zo rap mogelijk. Dan is hij vlug weer op de speelplaats waar trefbal gespeeld wordt. Sport en spel… niks liever dan dat. Het gebeurt echter wel dat hij terug naar huis geroepen wordt, omdat hij zijn afwasbeurt ‘vergat’!

Roef naar huis
Jan is ondernemend. Hij maakt graag van alles mee. Geen wonder dat hij zich aansluit bij de welpen. Die doen van die spannende dingen. Dat wil hij ook. Op zekere dag gaat de hele welpenclub voor een spel naar de Schietberg. Daar wordt door de akela verteld dat een van de welpen ontvoerd is. Het is nog wel zijn buurjongen. Jan slaat de schrik om het hart. De leidster vertelt het zo overtuigend! “Kun je hier ontvoerd worden?” raast het door zijn bolleke. Hij zet het op een lopen… roef naar huis.
Met plezier vertelt hij daarna hoe leuk het is om verkenner te zijn. Hij is er zich heel sterk van bewust dat deze periode voor hem en natuurlijk ook voor zijn leeftijdgenoten heel belangrijk geweest is. De leiding, vooral broeder Stanislas, organiseert de groep zo, dat de bezigheden een hoge opvoedkundige waarde hadden. Jan hoort bij de patrouille van de Fazanten.
De zomerkampen herinnert Jan zich nog goed. Hoe ze dan hun tenten opzetten in een bos aan de Sterkselse Aa en opdracht krijgen aan de overkant van die beek te geraken. Een brug is er niet maar touw hebben ze genoeg meegenomen. En ’s nachts op patrouille in het donkere bos. Spannend. Soms houden groepjes verkenners ook wel eens een kort weekendkamp. Jan weet nog dat hij met zijn fazantenpatrouille uitgezonden wordt naar de Krommen Hoek. Ze krijgen minimaal spullen mee want het doel is in de natuur te overleven. “Het zou nu niet meer kunnen”, zegt Jan, “maar wij kregen wel een levende kip mee. Als we die goed klaarmaakten, hadden we te eten!” Hij denkt met weemoed terug aan de schitterende drumband, aan een jamboree, waarbij ze op het Sint Annaplein met palen en touw een toren bouwen, de droppings en aan het prachtige hoofdkwartier in Remeijsens bos… Als verkenner helpt hij mee aan de bouw van dat nieuwe hoofdkwartier door stenen te bikken.

Nestkastjes
In de wintermaanden liggen de buitenactiviteiten van de verkennerij stil. Dan stelt broeder Stanislas de grote handenarbeid-zolder in het klooster open. Op zondagmorgen kunnen jongens daar terecht voor allerlei creatieve bezigheden. Ze kunnen er werken met verschillende materialen en gereedschappen. Jan geniet er mateloos.
Op de lagere school werken de kinderen soms ook met de handen. Jan herinnert zich nog heel goed een wedstrijd nestkastjes maken.
Hij komt daarmee heel apart uit de hoek. Zijn nestkast heeft de vorm van een spoetnik. Dat levert hem een eerste prijs op. Eérste prijs! Dat smaakt naar meer. Competitie en de eerste willen zijn… het spreekt hem sterk aan.
Dat zagen en timmeren op die hoge zolder bepaalt de keuze die Jan doet na de lagere school. Hij wil timmerman worden en kiest op advies van zijn leerkracht voor de lts (lagere technische school) in Tilburg. Daar volgt hij twee jaar dagschool en daarna nog vier jaar avondschool. Jan vindt het geweldig om aan de hand van een werktekening zo het hout te zagen en te schaven dat er een gaaf werkstuk uit zijn handen komt. En altijd is er
de vraag of het zijne net iets beter is dan die van zijn klasgenoten.
Competitie! “Na die twee eerste jaren dagschool ben je veertien jaar en dan ga je werken”, zegt Jan. Hij treft het met zijn eerste baas. Dat is een vakman die hem alles goed uitlegt en kijkt wat hij daarna doet. “Op school leer je een hamer en een zaag vasthouden, maar bij de baas leer je het vak”, is het oordeel van Jan.

Even gauw thuis
Die eerste werkjaren zijn pittig. Jan werkt de hele dag en twee avonden in de week gaat hij naar de avondschool. “Ja, dat werd wel eens knikkebollen in de les“, weet Jan nog. Hij gaat altijd op de fiets naar school. Na schooltijd doet hij al wat hij kan om de lijnbus bij te houden. Hij trapt zich werkelijk uit de naad. Zijn klasgenoten hangen op de achterste bank in die bus en moedigen hem aan. Bijhouden is geen doen, maar die bus stopt regelmatig bij de vele haltes en dan haalt Jan ze weer in. Zo lukt het hem vaak om even gauw thuis te zijn als de buspassagiers. Hij krijgt in de gaten dat hij dat hard fietsen leuk vindt.
De Burgemeester de Grauwstraat wordt vooral bewoond door jonge gezinnen. Er spelen dan ook veel kinderen op straat. De grotere jongens zijn vaak aan het fietsen. Daarbij worden regelmatig wedstrijdjes gehouden. Henk en Maurice Gulickx en Joep de Jong zijn meestal de organisatoren. Jan
fietst en wint ze bijna altijd. Hij heeft talent. Er moeten toch prijzen gewonnen kunnen worden, vinden de organisatoren. Anders is zo’n wedstrijd niet echt! Maar hoe kom je aan prijzen? Henk en Maurice weten raad. In de kruidenierswinkel van hun moeder (op de hoek Pruimenstraat-Sint Annaplein, nu Kruidvat) loopt een actie: bij een doosje schoenpoets krijgt de koper een theelepeltje. Dat zit met een elastiekje aan het doosje. Henk en Maurice ontdoen een stel van de schoensmeerdoosjes van hun ‘reclame’ en organiseren zo een eerste prijzenkast. Voor de winnaar: drie lepeltjes!
‘s Avonds komt pa Gulickx bij de prijswinners langs en daags daarna kan de klant weer de aanbieding ‘schoensmeer mét lepeltje’ kopen!
In de Kapelstraat woont ook een goede renner, Jules van der Flaas. Jan en Jules leren elkaar beter kennen en uit hun gemeenschappelijke interesse ontstaat de wens om eens wat grotere wielerwedstrijden te organiseren. Hieruit ontstaat de Pruimentoer. Het is een prachtig, jaarlijks terugkerend
Baarles evenement. Jan doet steeds vaker mee aan andere wedstijden. De belangstelling voor het rennen neemt toe in Baarle. Er ontstaan echte wielerploegen en supportersclubs. Joep de Jong gaat altijd mee naar de wedstrijden en schrijft daarna een verslagje voor Ons Weekblad onder de naam: Baarlese Wielervaria.

Hand in hand
Schaatsen hoort ook tot de favoriete sportieve bezigheden van Jan. Wintert het voldoende dan heeft hij vorstverlet. Hij is dan heel vaak te vinden op het Engelenmeer (ondergelopen weilanden in de bossen waar nu l’Air Pur ligt). Celine, zusje van Jules, wil ook graag leren schaatsen. Dat zal Jan
haar wel leren. Niet lang daarna rijden zij hand in hand hun rondjes. In de Kapelstraat woont ook een familie Klaasen. Die mensen schaatsen ook graag. Een van hen, Imy (“Ik heet eigenlijk Irma omdat mijn peettante dat zo graag wilde, maar mijn roepnaam is Imy en Jan noemt me Mieke”, vertelt de vrouw van Jan gauw even tussendoor).
Imy dus kan ook goed schaatsen en sluit aan bij Jan en Celine, die haar vriendin is. Jan krijgt steeds meer oog voor Imy en niet lang daarna moet Celine zichzelf maar zien te redden op haar doorlopers en zwieren Imy en Jan samen hand in hand over het ijs. Het klikt en laat nooit meer los.
Samen met een andere sportvriend wil Jan heel graag een keer meedoen aan de Elfstedentocht. Ze kunnen geen deelnemerskaart bemachtigen. Zonder kaart meerijden willen ze niet. Ze rijden in 1986 de tocht daags daarna. “Dat is niet bepaald een aanrader”, weet Jan nog. “Het ijs is helemaal kapot gereden, onderweg is er niets te krijgen en overal is het doodstil. Maar we hebben het wel gehaald!” zegt hij met gepaste trots.

Lastige keuze
Imy en Jan krijgen een mooi stukje grond om er een eigen huis op te bouwen. Vooral Jan – goed en wel eenentwintig jaar – is daar aan toe. Tegelijk dient zich voor hem de vraag aan hoe hij de kost wil verdienen. Dat wordt een lastige keuze. Zijn baas vraagt hem of Jan zijn zaak wil overnemen. Daarvoor voelt hij zich toch nog te jong. Zijn hart trekt hem sterk in de richting van het wielrennen. Hij kan een contract krijgen bij de nieuwe ploeg van ‘Het IJsboerke’. Dit geeft veel onzekerheid. Hij kan ook in loondienst. Zijn verstand zegt dat het misschien toch wel beter is in te gaan op het aanbod van Ad Verheijen, directeur van de Engel. Die maakt de keuze aanmerkelijk gemakkelijker. Hij kan onderhoudsman worden van de Engel, van
Landgoed Schaluinen en het nog geplande l’Air Pur, compleet met volledig ingerichte eigen werkplaats plus een zeer goede salariëring.
Ook de vader van Jan heeft profijt van Jan zijn keuze. Bij de aanleg van het bungalowpark, plant hij talloze jonge sparren op de perceelgrenzen. In zijn vrije uren bouwt Jan hun nieuwe huis. “Dan leer je je vak pas echt goed”, beweert hij.
In 1968 trouwen Imy en Jan.
Het onderhoudswerk bevredigt Jan toch niet echt. Er zijn te veel momenten dat er niets te onderhouden is. Maar in de weekenden als er duizend mensen in Landgoed Schaluinen actief zijn, dan moet je klaar staan omdat er toiletten verstopt zijn of hier of daar de stroom uitvalt. Jan heeft behoefte aan meer uitdaging. Daarom begint hij na vijf jaar een eigen timmerbedrijf.
Nu dient zich een probleem aan. Er is te weinig plaats bij zijn huis om er een werkplaats bij te zetten. Via via vindt hij een mooi perceel in de Oordeelsestraat. Daar bouwen ze eerst de werkplaats en dan hun huis. In 1973 kunnen ze spreken van hun eigen bedrijf.
Met grote tevredenheid kan Jan zeggen dat hij altijd volop werk gehad heeft. Denkend aan deze periode moeten ze toch ook wel even diep zuchten. Het was wel erg veel: bouwen, verhuizen en de geboorte van hun eerste zoon Billy.
Jan is altijd aan het werk, vaak in de werkplaats maar ook heel veel op karwei. En er komen nog twee kinderen, Rob en Dennis…

Winkeltje
Wanneer Jan druk aan het werk is in zijn werkplaats, gebeurt het steeds vaker dat er een Baarlenaar binnenstapt met de vraag of hij misschien een handjevol spijkers en een dooske houtschroeven voor hem heeft. Jan wil altijd helpen, maar hij moet zijn werk zo dikwijls onderbreken… Samen besluiten ze een winkeltje aan de werkplaats toe te voegen. Loopt er een klant binnen, dan gaat er in huis een belletje, zodat Imy de klant kan gaan helpen. Het draait goed. Hiermee is ‘Seegers Doe het zelf’ een feit.
Op zeker moment ontdekt Jan dat hij eigenlijk te duur inkoopt. Een betrouwbare vertegenwoordiger komt met het idee om samen met enkele andere kleine bedrijven gezamenlijk in te kopen en verder samen te werken. Ze organiseren zich onder de naam Plus-Klus. Dit samenwerkingsverband wordt groter om zich te kunnen verweren tegen pogingen tot overname. Het groeit uit tot ‘Multimate’. Jan bouwt er een mooie grote hal voor.
“Dit is allemaal heel spannend geweest”, verzucht Jan. Bij elke nieuwe stap, zo ongeveer elke vijf jaar, wordt er verbouwd of gesloopt en nieuwbouw neergezet. Natuurlijk komt er een moment dat de hal in de Oordeelsestraat niet meer voldoet en het bedrijf verhuist naar het industrieterrein, waar een ruime klandizie het weet te vinden.
Imy en Jan hebben hun kinderen de vrije keuze gelaten bij het invullen van hun toekomst, maar ze vinden het mooi dat de zaak (nu als Hubo) in de familie blijft.

Motorhome
Er moet hard gewerkt worden, maar Imy en Jan zijn er heel tevreden over dat ze altijd ruimte en tijd genomen hebben voor ontspanning, vakanties en reizen. Wintersport hoort daar ook bij. Jan is trouwens ook steeds blijven fietsen. Als hij weer eens meedoet aan de Pruimentoer, wint hij een
speciale prijs. Die bestaat uit een lang weekend met een motorhome (camper). Die wagens waren toen nog nauwelijks bekend. Zij gaan
er mee op stap en ofschoon er van de voorzieningen zo ongeveer niks werkt, zijn ze toch meteen verkocht voor deze manier van vakantie vieren. Ze huren er daarna een en Jan pluist helemaal uit hoe die wagen met inrichting in elkaar zit. Dan bouwt hij er zelf een maar die blijkt zo weinig vermogen te hebben dat hij ondanks zuchten en kreunen nauwelijks de hellingen haalt. Tenslotte bouwt hij er nog een die helemaal aan hun wensen
voldoet. Daar hebben ze veel mee gereisd.
Fietsen blijft een rol spelen in hun leven. Imy kan het lange tijd niet door lichamelijke problemen. Het herstel daarvan kost veel tijd. Jan fietst vaak samen met een groepje maten waaruit op zeker moment de Tourmalet-club ontstaat. Regelmatig rijden ze routes in de omgeving en dan groeit het
idee om eens ‘iets anders’ te doen. “We fietsen naar Lourdes!” Veel tijd hebben ze niet. Daarom leggen ze elke dag zo’n 240 kilometer af. Dat is ploeteren. “Bij die tocht heb ik niks anders gezien als het achterwiel van mijn maat”, zegt Jan.

Mariabeeld
In 1995 schrijft burgemeester Cornelissen in Ons Weekblad zijn verontwaardiging van zich af over een laf voorval. Zogenaamde carnavalsvierders hebben uit de tuin van de Hertogse zusters het Mariabeeld weggehaald en op straat bij de kerk kapot gegooid. Jan leest het en maakt zich kwaad.
Hij gaat op bezoek bij de zusters en zegt: “Wat zou u ervan vinden, als ik naar Lourdes fiets om daar een nieuw beeld te halen?”
Daar hoort Fons Cornelissen weer van en die zorgt voor publiciteit. Dan gaat de dorpstamtam werken. Er komt geld binnen van mensen die het idee voor een nieuw beeld willen steunen. “Laten we dan een echt stenen beeld maken in plaats van een gipsen te kiezen”, opperen leden van de wielerclub. Stan Grooten maakt een mooie Lourdes Maria. Een groep wielrijders gaat naar Frankrijk. In een volgwagen reist het beeld mee, want het zal in Lourdes gezegend worden. De wielergroep is tegelijk met de Vrienden van Lourdes ter plaatse. Jan heeft vooraf een draagberrie gemaakt en het beeld gaat op de schouders mee in de processie. De bisschop van Antwerpen zegent het tijdens een dienst bij de grot. Laat nu ook nog de Tour de France in de buurt passeren. De wielergroep neemt het beeld weer op de schouders en Teun van Vliet doet er als reporter verslag van. Terug in Baarle zegt zuster Damiana: “Het kan toch niet zijn dat dit beeld bij ons achter in de tuin komt. Dit moeten meer mensen kunnen zien. Jan metselt in de voortuin van het klooster een voetstuk en met een mooie plechtigheid krijgt het bijzondere beeld een prominente plaats.
Na het definitieve vertrek van de zusters gaan Jan en Imy op bezoek in het moederklooster te Herentals. “Zusters, het is uw beeld. Wat wilt u dat er mee gebeurt als de Kerkstraat straks op de schop gaat?”
Jan krijgt alle vrijheid om het beeld een bestemming te geven. Het staat nu bij de nieuwe basisschool van Baarle-Hertog.
Het hoofdstuk Lourdes is hiermee niet af voor de familie Seegers. Imy is intussen zodanig opgeknapt dat het fietsen weer gaat. Ze maken goede afspraken over tempo en afstanden en gaan in 1997 samen op weg. Ze volbrengen de lange tocht. Daar laten ze het niet bij. Ze gaan nog een keer en rijden dan meteen ook nog door naar Santiago de Compostela. Er volgt zelfs nog een derde bezoek aan Lourdes. “Soms was het echt heel zwaar. Ik heb wel eens gedacht; ik wil naar huis en pak morgen de trein. Maar het is gelukt en ik weet nu dat deze tochten tot de mooiste reizen horen die we samen gedaan hebben”, getuigt Imy.

Groot project
Op een zekere dag hoort Jan dat de beelden van de kruisweg en de andere kapelletjes uit de bidtuin van de Sint Salvatorkapel verdwenen zijn. Daar wil hij het zijne van weten en hij gaat op informatie uit. Van buurtbewoners hoort hij dat de sterk versleten reliëfs naar een schuur bij de Gaarshof gebracht zijn. Zijn gevoel voor de waarde van erfgoed zegt dat dit niet kan. Hij wordt sterk geïnspireerd door de spreuk die Pastoor Vekemans boven de deur van de kapel liet zetten: ‘Wij handhaven het erfdeel onzer vaderen’. Hier moet ik iets aan doen, zegt zijn innerlijke stem.
Het toeval wil dat er net in die tijd een Gemeentelijke Monumentencommissie geïnstalleerd is. Die plaatst de kapel met tuin als eerste object op de lijst van gemeentelijke monumenten.
Daar hoort de nodige publiciteit bij. Er komt een en ander op gang. Jan zoekt contact met Constant Grooten. Die is bereid de beeldengroepen te restaureren. Daar is hij zeer vaardig in. Pastoor Prasing raakt er bij betrokken en Johan Staes. Er komt een werkgroep om restauratieplannen te maken, zaken te coördineren en financiën te vergaren.
Gerrit de Jong schrijft de geschiedenis van deze kostbare plek. Jan en later ook zijn broer Jes nemen een stevig deel van het werk op zich. Er moeten veertien nieuwe grote betonnen kasten komen voor de kruiswegstaties en vijftien kleinere voor de geheimen van de rozenkrans.
Deze monsterklus kan alleen goed komen als een timmerman (Jan) en een betonman (Jes) hun krachten en hun vakmanschap bundelen. Jan maakt uiterst secuur de bekistingen en Jes stelt met grote zorgvuldigheid kwaliteitsbeton samen. De mallen moeten heel blijven om ze meermalen te kunnen gebruiken. Er is dus een speciale uitvinding nodig om zo’n betonnen kast of voetstuk uit de bekisting te halen. Jan bouwt een ventiel in en met luchtdruk krijgen ze het voor elkaar de betonstukken heelhuids los te maken. De twee ondernemers doen dit allemaal geheel belangeloos. Er raken meerdere vaklieden en helpers bij het project betrokken.
Het gevolg is dat de kapel en de hele tuin een grondige opknapbeurt krijgen. Nieuw zijn de klokkentoren en het as-uitstrooiveldje, waarvoor Jan de nissenmuur bouwt. Later merkt Jan dat de Mariagrot ook aan restauratie toe is. Die klus klaart hij ook!

Gegrepen
Eerder in dit verhaal hadden we het al over de vele mooie reizen die Jan en Imy samen maakten. “We hebben ontzettend veel mooie dingen gezien in veel verschillende landen”, vertellen ze. Dan doet zich een gelegenheid voor om eens een heel ander soort vakantie te beleven. De organisatie NKC zoekt een tiental echtparen die een camper hebben voor een gezamenlijke uitstap. De deelnemers moeten wel bereid zijn er een soort werkvakantie van te maken. Het wordt klussen en kamperen in Moldavië. Om kort te gaan; het gezelschap reist naar een bepaald dorp. Daar hebben drie vrouwen de zorg over een klein verpleeghuis terwijl ze ook nog voor dagopvang zorgen. Deze dames weten precies waar mensen wonen in sterk versleten huisjes. De vraag is of de vakkennis en werklust van de ‘vakantiegangers’ hier iets kunnen betekenen. Niks liever dan dat, denkt Jan. Hij trekt met een maat en een tolk naar een aangewezen adres, een stuk buiten het dorpje. “Wat ik daar aantrof, heeft me echt sterk gegrepen”, zegt Jan. Wat wonen de mensen daar primitief.
Hij gaat klussen in een totaal onderkomen huisje dat zo tochtig is dat de bewoonster, een gehandicapt vrouwke, haar bed onder een golfplaten afdakje tegen een schuurtje liet zetten. Daar ligt ze omdat haar huisje te tochtig is.
Jan gebruikt ook hier zijn overzichtelijke werkwijze. Eerst kijken hoe de situatie is, dan ruimen, dan beginnen met een plan en tenslotte uitvoeren wat nodig is. “Wij hebben er geen paleisje van kunnen maken, maar dat was het doel ook niet. Het is ons gelukt om er een bewoonbaar huis van te maken. Dat voelt zo goed” zegt Jan. Niet alleen het oude vrouwtje kan nu fatsoenlijk wonen. Haar dochter met drie kinderen is bij haar ingetrokken. “Wij hebben met één klus vijf mensen vooruit kunnen helpen.” Imy kan op zo’n doe-reis ook vooruit. Terwijl Jan ramen repareert, naait zij daarvoor
meegenomen gordijnen op maat, om maar eens wat te noemen. Zo hangen er nu overgordijnen uit het Baarlese Janshove in een Moldavische woning. Ook ontstaat er een breiclubje. Uit meegebrachte bollen wol tikkelen zij warme sjaals voor de winter. De arme mensen zijn er gelukkig mee.

Goederen en geld
Veel mensen in dat verre land hebben behoefte aan van alles. Imy en Jan hebben dat met eigen ogen gezien. Het is hen intussen gelukt om al twee volle vrachtwagens met hulpgoederen die kant op te sturen. Maar er is ook geld nodig. Jan koopt zijn bouwmaterialen bij voorkeur daar. Dat is goed voor de plaatselijke economie. Daarvoor moet er geld komen. Er komen wel schenkingen binnen, maar hij verdient het ook graag zelf. Hoe?
Pallets verzamelen, die uit elkaar halen, spijkervrij maken, de goede stukken er af zagen en daarvan nestkastjes maken. Het ene na het andere komt er uit zijn handen. Tegen kerst maakt hij houten kerstboompjes in allerlei maten en modellen. “Ik moet nog al eens op zoek naar lichtjes voor die kerstbomen”, zegt Imy. Wanneer Jan zijn fantasie de vrije loop laat, ontstaan er allerlei fraaie poppenfiguurtjes. “Leuk om te doen en het geld dat ze opbrengen, wordt goed besteed”, zegt hij. De oorlog in Oekraïne is ook hier een storende factor. Ze kunnen niet naar Moldavië dat strak tegen de zuidkant van Oekraïne hangt. Odessa ligt maar op een paar honderd kilometer van de plaats waar zij bezig zijn. Ze kunnen er wél geld naar toe sturen. Dat doen ze in het volle vertrouwen dat het goed besteed wordt. ‘Het is een druppel op een gloeiende plaat’, hoort Jan wel eens van anderen.
“Dat kan wel zo zijn”, meent hij, “maar het is ónze druppel en die leveren wij! Imy en ik weten dat daar nu arme bewoners menswaardig kunnen leven en straks kan zo’n oud vrouwke menswaardig sterven in plaats van onder een afdak. Dat geeft ons veel voldoening.”

Besluit
We eindigen ons gesprek niet vooraleer de prachtige collectie foto’s te bekijken die zij bij hun gouden huwelijk van de kinderen hebben gekregen. Jan en Imy glunderen en terecht.
Jan en Imy, het was heel aangenaam met jullie aan de praat te raken. Wat een verhalen en wat een activiteiten! Stil zitten hebben jullie niet in je woordenboek staan, lijkt mij. Fijn dat jullie zo openhartig over jullie leven en werken wilden vertellen. Met alle lezers zeg ik, hartelijk dank voor dit gesprek. Wij wensen jullie nog vele mooie jaren samen. Dat er nog activiteiten op jullie programma staan, is jullie wel aan te zien. De energie straalt
nog van jullie af. Moge het jullie goed gaan en nogmaals dank



Scroll naar boven