“Gelukkig zijn we allebei nog op de been en goed helder”
Aon de praot mee…Jan Brosens en Anny van Raak
Briljanten huwelijk: 65 jaar getrouwd. Je hoort het niet heel vaak, maar het kan dus wel. Jan en Anny zijn het levende bewijs. Allebei 91 jaar en in een meer dan redelijke gezondheid. Ze beseffen dat dit een voorrecht is. “Gelukkig zijn we allebei nog op de been en goed helder”, vatten ze hun lichamelijke en geestelijke conditie kort en bondig samen. Maar in hun lange leven samen hebben ze ook donkere momenten beleefd. Samen vertellen ze hun verhaal, waarbij ze elkaar regelmatig aanvullen.
“Ik ben eerder gedoopt dan ik geboren ben”
Jan is afkomstig van Ulicoten, op de Heikant. Tussen de molen en de politiepost. Tegenwoordig heet het daar Molenstraat. “Zoon van een keuterboerke”, noemt hij zichzelf.
In het trouwboekje staat dat hij op 11 mei geboren is en op 10 mei 1930 gedoopt! Het boerengezin van Geert Brosens en Fien Leuris telt zeven kinderen, van wie er twee als tiener overlijden. Van de overige vijf kinderen – vier jongens en een meisje – is Jan is de oudste.
Als kind speelt Jan met kinderen uit de buurt vaak bij Theeuwes, de mulder. “Daar was het te beleven, hè, bij de meulen.”
Aantrekkingskracht.
Zijn ouders zien allebei het levenslicht in de laatste jaren van de negentiende eeuw. Vader Geert (Gerardus Josephus) komt uit een gezin van elf kinderen en bij moeder Fien (Josephina Maria) thuis zijn er acht kinderen. De families Brosens en Leuris voelen zich blijkbaar bovengemiddeld tot elkaar aangetrokken, want drie zussen van Geert trouwen met drie broers van Fien. Alle broers van haar zijn slager van beroep. Ook van Geert is een broer slager. De vader van Fien heeft verschillende beroepen: boer, huisslachter, maar ook handelaar. Als seizoenarbeider is hij vanuit België in Ulicoten beland. “Een heel actieve mens”, noemt Jan hem. “Een sterke mens ook. Hij is 86 geworden. En er wordt gezegd dat hij de eerste fiets had in Ulicoten. De mensen liepen naar buiten als ze wisten dat hij er aan kwam.” Om te illustreren dat zo’n fiets inderdaad een bijzonder verschijnsel is, tovert Jan uit de kast een oude carbidlamp tevoorschijn, die opa ooit als fietsverlichting gediend heeft.
“Die zal wel blijven kwèèken, want dè is er ginne van ons”
Anny wordt op 29 november 1930 geboren in Chaam op de Meysberg, aan de Alphensebaan.
Haar ouders – allebei geboren in Chaam in 1894 – zijn Geert (Gerardus Henricus) van Raak en Dina (Huberdina Cornelia) Noyens.
Veertien kinderen worden er uit hun huwelijk geboren, van wie er vier bij de geboorte of kort daarna gestorven zijn. Anny is de zesde in de rij. Vader boert op De Meysberg en is ook altijd in de weer met paarden. “Het was thuis altijd heel gezellig”, herinnert Anny zich. “De hele buurt hielp elkaar ook altijd.
En we gingen met alle kinderen uit de buurt samen te voet naar school. Tussen de middag gingen we altijd thuis eten. Van ons uit naar de school aan de Gilzeweg, dat was toch een behoorlijk eind.
Na schooltijd kwamen kinderen uit heel de buurt ook bij ons spelen.
We hadden een groot gezin, een grote boerderij. Daar is altijd plaats voor nóg iemand.” Dat idee is Anny van vroeger uit heel sterk bijgebleven, maar soms leidde dat ook wel eens tot verwarring en hilariteit.
Annie vertelt over die keer dat haar moeder op het punt stond om te gaan bevallen. “Doe de kender eens gauw naar bed”, commandeert ze vader. “Washandje over d’r handen en door d’r gezicht en hup…” Een van de kinderen gaat flink te keer. “Wat is dat toch?” zei ons moeder, “waarom kwekt ie
zo?” Onze Harrie zegt: “Die zal wel blèèven kwèèken, want dè is er ginne van ons.”
Oorlog
Als Wereldoorlog II uitbreekt zijn Jan en Anny allebei een jaar of tien. “Ik herinner me daar nog best veel van”, zegt Jan. Dat kom ook omdat op de dag dat ik 10 werd de Duitsers hier binnentrokken. De laatste Duitser vertrok precies op de dag dat mijn vader 44 werd.” Jan stelt vast dat we hier op het platteland in het zuiden niet zoveel geleden hebben tijdens de oorlog. De oorlogswinter is gelukkig aan ons voorbijgegaan.
Wel is er schaarste aan bepaalde goederen en het voedsel kun je dikwijls alleen met bonnen kopen.
“Met name de boeren hebben hier geen honger geleden. Ze verkochten allerlei bonnen, omdat ze die zelf niet nodig hadden”, zegt Jan.
“Ze slachtten zelf, karnden hun eigen roomboter en bakten hun eigen brood, in de oven onder de schouw. Zodoende konden ze hun eigen margarine-, vlees- en broodbonnen verpatsen aan mensen die ze goed konden gebruiken.” “Nee”, zegt Anny ook, “op de boerderij kwamen we eigenlijk niks tekort, maar we kenden wel angst. Zeker op het einde van de oorlog, tegen de bevrijding. Ons moeder heeft met vier kinderen, waaronder ik, in een gierkelder gezeten, die dienst deed als schuilkelder. Dat was op d’n Heikant, zo’n kilometer van ons thuis vandaan. Daar hebben we veel tijd in doorgebracht. Bij ons thuis, vlak bij huis, was ook een schuilkelder. Daar vluchtten anderen van ons gezin én een aantal buren naartoe als de beschietingen dichterbij kwamen.” Op een dag wordt er heel hevig geschoten. De Duitse soldaten zeiden daarna: “Jullie hebben veel geluk gehad, want hier vlakbij stond een vrachtwagen vol met munitie.”
Tienerjaren
Heel veel valt er niet te beleven in de jaren veertig, zeker niet tijdens de bezetting door de Duitsers.
Anny gaat na de lagere school tweeëneenhalf jaar naar de huishoudschool in Gilze. Uit zuinigheid en omdat stoffen en kleding beperkt voorradig zijn, repareren de mensen meestal zelf hun kleding. De naaimachine is dan ook een van de belangrijkste attributen in een huishouden. Ook Anny moet
van moeder goed leren naaien. “Samen met Jo Koyen en Riet van den Ouweland fietste ik iedere dag naar de huishoudschool in Gilze.
Dat was trouwens best gezellig. En later is me dat nog heel goed van pas gekomen. Verder ben ik niet naar school geweest, want met zeven jongens thuis was er werk genoeg aan de winkel. Tot ik met Jan trouwde ben ik ‘hulp in de huishouding’ geweest bij ons moeder. Zeker toen mijn oudere zussen al getrouwd waren, moest ik hard werken thuis. De jongens hoefden natuurlijk in het huishouden niks te doen. Maar voetballen deden ze wel allemaal en die schoenen moesten iedere week gepoetst worden, modderklonten tussen de noppen uitpeuteren…”
In Ulicoten brandt, kort na de oorlog, het ouderlijk huis van Jan af. Niet lang daarna komt Jan voorgoed van school, want hij wordt 16. Zo gaat dat in die dagen. Er moet geld verdiend worden. Jan gaat aan de slag bij Limfa, de limonadefabriek van de familie Verheijen aan de Chaamseweg.
Dat duurt echter niet lang, want als vader op een landmijn trapt – restant van de bevrijding – moet hij even thuis blijven om de zaak daar mee op te vangen. Hij zal ongeveer 17 jaar geweest zijn als hij naar Hoogstraten verhuist. Daar werkt hij een tijdje bij een bakker.
Twee nationaliteiten
Aan die verhuizing houdt hij een tweede nationaliteit over, de Belgische. Dit is een bewuste keuze.
Hij voelt er namelijk weinig voor om opgeroepen te worden voor de Nederlandse dienstplicht, in de tijd dat de verhoudingen met Nederlands-Indië het kookpunt naderen. Dienstplichtigen worden ingescheept om in onze ‘wankelende kolonie’ met harde hand orde op zaken te gaan stellen. Onder de naam ‘politionele actie’ probeert men de Indiërs allemaal terug in het Nederlandse hok te krijgen.
Jan geeft de voorkeur aan het werken aan zijn toekomst als Belg boven deelname aan oorlogshandelingen als Nederlander.
Omgekeerd komt het hem later, in 1960, beter uit om zich te beroepen op zijn Nederlandse nationaliteit, omdat het Belgische leger dan op gewelddadige wijze gaat optreden in Belgisch-Congo, wat uitmondt in de officiële machtsoverdracht van de Belgische kolonie aan de Republiek Congo.
Op mijn vraag of zijn dubbele nationaliteit hem verder nog ooit van pas gekomen is, antwoordt Jan dat burgemeester De Grauw hem, als ‘halve Belg’, destijds wel getipt heeft om – als lid van de brandweer – prioriteit te kunnen krijgen bij toewijzing van een woning in Baarle-Nassau. “Zo ging dat in die
tijd”, stelt hij vast.
Het begon met carnaval in Baol
Op dinsdagavond vóór het begin van de vasten in 1954 fietsen ze allebei naar zaal ‘Olympia’ (van Jaoneke Adriaansen) aan de Molenstraat in Baarle-Hertog, de een vanuit Ulicoten, de ander vanuit Chaam. Daar is het carnavalsbal, maar zonder carnavalstenue of boerenkiel. Gewoon een dansavond, maar wel gezellig. Jan en Anny leren elkaar daar heel snel kennen en ze dansen de hele avond samen. Het wordt natuurlijk veel te vroeg laat. Om half elf moet Anny thuis zijn; een gebruikelijk tijdstip – zeker voor meisjes – in die dagen. Anny is samen met haar broer Kees naar Baarle gekomen, maar die vindt het nog veel te vroeg om naar huis te gaan. Bovendien smaakt het bier hem dan nog te goed. Jan – die op dezelfde schoenfabriek werkt als Kees – biedt grootmoedig aan dat hij Anny wel thuis zal brengen. En zo is het begonnen. Na een verkeringstijd van bijna drie jaar kunnen ze een
huisje huren. Dat stelt hen ook in staat om te trouwen.
Als ze thuis met het voorstel op de proppen komen is de moeder van Anny daar niet meteen enthousiast over. Geen wonder: de twee zussen van Anny zijn dan al het huis uit en moeder blijft met zes zonen achter. Zij krijgt het drukker dan ooit.
Bruiloft
Het wettelijk huwelijk wordt op 24 november 1956 voltrokken in het gemeentehuis van Chaam, gevolgd door de kerkelijke inzegening op 16 januari 1957 in de kerk St. Antonius Abt, ook in Chaam. De laatste datum is in die tijd eigenlijk de officiële trouwdatum; vanaf dan – vindt men – gelden ook de
huwelijkse rechten en plichten.
De bruiloft wordt bij de bruid thuis gevierd; dat is in die tijd de gewoonte. Wat bij deze trouwerij wel nieuw is in het gezin Van Raak is de trouwjurk van Anny. Haar zussen hebben allebei nog een donkere bruidsjurk gedragen, Anny draagt als eerste een modieuze witte jurk.
Zware tijd in een fijne buurt
Het jonge stel nestelt zich in hun huisje aan de Alphenseweg, naast Gerrit Satter. Daar wordt hun eerste kindje, Gerard, geboren. Het is een gezellige buurt en ze wonen er ontzettend graag. Maar dat vrolijke en rustige bestaan wordt al tamelijk snel overschaduwd door heel tragische en zorgelijke gebeurtenissen. Hun tweede kindje, Dymphny, overlijdt aan hersenvliesontsteking voordat ze een jaar oud is. Het verdriet van de ouders is groot,
maar er ligt nog een heel leven voor hen. Ze doen alle moeite om ervoor te zorgen dat Anny opnieuw in verwachting raakt. Er volgen twee miskramen. Dan wordt hun verlangen naar nog een kind ingelost als hun dochtertje Ingrid ter wereld komt, maar ook dan lacht het geluk hen niet onmiddellijk toe. De baby moet 7½ maand in het ziekenhuis verblijven; de spraak ontwikkelt zich heel langzaam.
Wéér zitten de ouders in grote angst, wéér brengen de nachten hen niet de rust en de zorgeloosheid waarop ze hebben gehoopt.
Tot overmaat van ramp komt in dezelfde periode de vader van Anny om bij een verkeersongeval. Als hij na een voetbalwedstrijd naar huis wil fietsen, wordt hij bij het oversteken van de weg geschept door een auto bij café Klein-Amerika, waar drie zonen van hem binnen zitten. Zoon Harrie komt erbij
uitrijden. Gelukkig ondervinden ze veel steun en betrokkenheid van hun buren aan de Alphenseweg.
Ze wonen daar zo’n negen jaar als hun huis te koop wordt gezet. Jan en Anny moeten met tegenzin de wens om hun huis zelf te kopen laten varen, omdat de prijs ervan door twee andere, concurrerende partijen absurd hoog is opgedreven. Voor hun nieuwe huis in de Bruhezestraat betalen ze
f 21.000,–; hun oude huurhuis ging weg voor f 28.000,–.
Zodoende nemen zij gedwongen afscheid van deze buurt, met zeer gemengde gevoelens. Ze hebben een nieuw onderkomen gevonden, bijna vlak achter hun oude huis. Dat is nu 56 jaar geleden. “We hebben een jaar of vijf, zes een ellendige tijd meegemaakt daar aan de Alphenseweg. Het lijkt wel dat we onze ellende daar achtergelaten hebben en hier een nieuw begin hebben mogen maken”, stelt Jan nu achteraf vast.
Werken voor de kost
We hebben al gezien dat Jan als 17-jarige naar Hoogstraten vertrekt, om zodoende te ontsnappen aan de Nederlandse dienstplicht.
Daar heeft hij even bij een bakker gewerkt en daarna zijn Belgische vaderland gediend als militair.
Tijdens zijn diensttijd heeft hij heel wat legerplaatsen gehad, onder andere Leopoldsburg en Kortrijk. In Brussel staat hij op wacht bij het koninklijk paleis. Als hij als soldaat is afgezwaaid gaat hij opnieuw op zoek naar werk, bij voorkeur in zijn oude stiel van bakker. Dat blijkt echter zo simpel nog niet. Zijn diensttijd heeft er namelijk voor gezorgd dat Jan een leeftijd bereikt heeft, waardoor hij niet meer zo aantrekkelijk (d.w.z. te duur) is om hem als bakker in dienst te nemen.
Er zit niets anders op dan gebruik te gaan maken van de DOP-regeling (= Belgische WW). Jan vindt tenslotte via de heer Rolph Snoeker werk bij de Lugano-schoenfabriek aan de grens, waar hij een van de eerste werknemers is. “Cor Snoeker is vanuit Amsterdam, waar hij een groothandel heeft in
schoenen, naar Baarle gekomen”, vertelt Jan, “om hier in 1952 een schoenfabriek op te zetten, samen met de heer Somers, die in Turnhout al een schoenfabriek heeft. Samen denken zij vanaf deze locatie beter de internationale markt te kunnen bedienen. Na enkele jaren trekt de heer Somers
zich uit het bedrijf terug. Vanuit Amsterdam zijn de heren Bolhaar en Tuip meegekomen naar Baarle, om hier een leidinggevende rol te gaan vervullen. Bolhaar is in de fabriek ook mijn baas. Heel Baol verrichtte thuiswerk voor Snoeker.” Na een langzame start groeit Lugano snel uit tot een bloeiend bedrijf, met in zijn topjaren zo’n 225 medewerkers. “Er was zóveel werk, dat er veel overgewerkt werd. Vooral moccasins werden thuis afgewerkt”, vertelt Jan. “Ik nam ’s avonds vijfentwintig paar mee naar huis en die bracht je de dag daarop weer mee terug naar de fabriek.” Dagelijks rijdt er in die tijd ook een speciale ‘Lugano-bus’ vanaf Chaam over Baarle om 50 personeelsleden op te halen en weer naar huis te brengen. Vanuit
de Noorderkempen werden er met twee bussen ook nog werknemers opgehaald. Jan: “Ik werkte er 17 jaar als magazijnchef. Ik onderhield de klantencontacten en zorgde voor alle verzending van goederen.”
In ‘Van Wirskaante’ nr. 3 van 2012 zegt hij daar over: “Eerlijk is eerlijk, ik heb altijd graag gewerkt bij Lugano. Je kon er goed verdienen.
Toen we in 1957 trouwden had ik niet meer aan dan wat ik nu aan heb. Acht jaar later heb ik dit huis gekocht, van geld dat ik bij Lugano verdiend had.” Daarna is hij nog een jaar in dienst bij de supermarkt van Geert Bruurs aan het St.Annaplein en hij werkt vier jaar bij Jansen’s timmerfabriek. Voor
het taxibedrijf van Jos Couwenberg uit de Titus Brandsmastraat verzorgt Jan ook tien jaar het ziekenvervoer.
Rolwisseling
Als Jan 55 is worden de rollen in huize Brosens enigszins omgedraaid: Jan wordt dan huisman en Anny gaat zich nog meer dan voorheen bezighouden met verstelwerk voor Van der Sluis Mode.
Eigenlijk heeft ze haar hele leven in de kledingbranche gezeten. Op de huishoudschool leert ze het coupeusevak, wat haar eerst thuis in Chaam, en later in het eigen gezin uitstekend van pas komt bij het naaien en repareren van kleding. Daarna werkt ze nog even als naaister in de confectie. Vanaf haar vijftigste ongeveer doet ze dan veranderwerk voor Van der Sluis. Ze hoeft daar de deur niet voor uit. Dit blijft ze doen tot haar 79e. “En met
plezier”, voegt ze eraan toe. Omdat Anny kostwinner is, kan Jan de huishoudelijke taken verrichten.
Koken is zijn specialiteit geworden en misschien ook wel een beetje zijn hobby. Hij hoeft niet bang te zijn dat Anny die van hem afpakt, want volgens Anny “kookt hij zeker zo goed als ik”
Vakanties
Autorijden is altijd een liefhebberij van Jan geweest. Op vakantie doorkruisen ze dan ook alle windstreken van Europa. Ze nemen ook wel deel aan georganiseerde busreizen naar verschillende landen, maar het zelf op pad gaan met auto en travelsleeper is bij Jan favoriet. Eén verblijfadres in
Oostenrijk is hen het meest lief. Zij komen er toevallig terecht via een bordje ‘Zimmer frei’. Het bevalt hen daar zo goed, dat ze er bijna jaarlijks naar terugkeren. “Je kunt rustig zeggen dat we er kind aan huis zijn. Die mensen beschouwen ons ook echt als vrienden. We eten bijvoorbeeld samen met hen aan hun keukentafel. Naast hun B & B ligt een zwembad. Daar moeten de gasten gaan zwemmen. Maar Jan en Anny mogen in hun eigen zwembad achter hun huis. “Dies ist nur für unsere Freunde, das Andere für Gäste”, maken de eigenaren de bijzondere positie van Jan en Anny duidelijk. Achtentwintig keer zijn ze bij hen geweest. ”Nog wekelijks hebben we met iemand van de familie contact en als één van ons tweeën jarig is,
krijgen we ze allemaal, ouders én kinderen, aan de telefoon”, zegt Anny. “Ja, Oostenrijk is wel óns landje geweest.” Jan zegt dat hij altijd enorm genoten heeft van de vakanties. In de tijd dat ze aan de Alphenseweg wonen gaan ze er ook, samen met de buren en hun kinderen, op uit. “Het mooiste land waar we geweest zijn heb ik Slovenië gevonden.”
Méér dan een hobby
Jan heeft nog meer liefhebberijen dan autorijden. Zeventien jaar is hij lid geweest van de vrijwillige brandweer. “Dat heb ik altijd met heel veel plezier en enthousiasme gedaan”, zegt hij. “Zowel de wekelijkse oefenavonden als het echte uitrukken bij een melding heb ik altijd mooi gevonden.” Wat
je misschien nóg beter een uit de hand gelopen hobby kunt noemen: de boottochten met de Zonnebloem. Op verschillende plaatsen in vitrinekastjes en tegen de muren zien we in hun huis tekenen van deelname van Jan aan deze reizen als vrijwilliger. In totaal gaat hij 43 keer mee, meestal voor een week. In de regel voeren de tochten naar Duitsland over de Rijn en meert de boot aan in een aantal grote steden. Een groot aantal vrijwilligers helpt de zieken met zorg van boord en laat hen – gezeten in rolstoelen en gelegen op bedden – mooie en interessante plekken zien. “Het is iedere keer een feest dit te mogen meemaken”, zegt Jan, “maar vergis je niet: het is heel hard werken. Als ik na een week thuis kom ben ik altijd uitgeteld.” Drieënveertig keer heeft hij de bootreizen mogen meemaken, waarvan een aantal keren als hoofd of als assistent hoofd huishouding. “Ik was liever assistent-hoofd dan hoofd”, verklapt Jan, “want dan kun je meer met de mensen bezig zijn. Als hoofd ben je continu aan het regelen en organiseren.”
Trots
“Wij hangen aan de kleinkinderen en zij hangen aan ons.” De lading van deze woorden dringt goed tot je door als je hoort dat Ingrid, de dochter van Jan en Anny, ruim vijf jaar geleden plotseling op een tragische wijze is overleden. Irene, Simone en Vincent zijn de kinderen van Ingrid en Victor. “Het was een goed gezin”, zeggen ze allebei. “Ze waren er allemaal heel open: overal kon over gepraat worden. Als er iets was werd het uitgepraat ’s avonds voor ze naar bed gingen.”
Apetrots zijn ze dan ook op hun kleinkinderen. Ze gaan nog altijd naar hen toe om hun verjaardag mee te vieren en ze lenen ook hun auto aan hen uit, als dat zo van pas komt. “Ingrid en Victor hadden ook een grote vriendengroep”, stellen ze met voldoening vast. Ze genieten er dan ook van dat de
vriendinnen van Ingrid elk jaar nog een avondje bij hen komen buurten en dat ook de vrienden van Victor nog steeds contact met hen onderhouden. Hoewel het verdriet over het overlijden van Ingrid nog steeds heel groot is en het gemis erg zwaar, helpen die dingen wel om positief in het leven te blijven staan. Net als hun belangstelling voor hun schoonzoon en voor de kleinkinderen, van wie zij de ontwikkeling op de voet volgen.
Even trots en betrokken zijn ze ook waar het zoon Gerard betreft. Hij is nog jong als hij in dienst gaat en vervolgens ook de Koninklijke Militaire Academie in Breda gaat doen. Daarna komt hij terecht bij het Korps Commandotroepen. Hij wordt meerdere malen uitgezonden naar o.a. Bosnië en Afghanistan. Hij blijft deel uitmaken van de Special Forces, totdat hij op grond van de nu eenmaal vastgestelde maximumleeftijd zijn loopbaan daar moet beëindigen. Hij heeft er nog een onderscheiding aan overgehouden, die maar aan veertien militairen in Nederland is uitgereikt en die geldt voor heel het leven.
Gerard kan het uitdagende leven echter niet laten en gaat met soortgelijk werk door bij een particuliere organisatie. Daar is hij coach bij stevige trainingsprogramma’s. Hij begeleidt er ook mensen die getraumatiseerd uit een militaire operatie zijn teruggekeerd.
“Hij is op en top militair en heeft in zijn werk ook veel gezien en meegemaakt”, zegt Jan. Hij vertelt daar niet over, maar “ik heb er dikwijls genoeg van wakker gelegen”, zegt Anny.
Ze gunnen hem echter zijn passie en zijn bovendien blij dat hij een gelukkige relatie heeft en een paar fijne bonuskinderen.
Leeftijd is maar een getal
Eenennegentig zijn ze, allebei. Dat is hen niet aan te zien en zo voelen ze zich meestal ook niet. “Gelukkig zijn we allebei nog op de been en goed helder”, zeggen ze. Jan lijkt nog allerlei werkzaamheden aan te kunnen, maar Anny bekent: “Van de week had ik er toch genoeg aan om naar de Jumbo te gaan en terug naar huis.” Gelukkig heeft Jan onlangs van de keuringsarts van het CBR te horen gekregen dat zijn rijbewijs zonder meer met vijf jaar verlengd wordt. “Ik wilde het eerst laten verlopen, maar op aanraden van mijn zoon en schoonzoon heb ik toch maar een nieuwe aanvraag ingediend.” Hij weet dat ze voor hem klaar staan als hij een autorit liever niet zelf meer maakt. “Naar het Elisabeth ziekenhuis in Tilburg
rijd ik zonder enig probleem, maar als we naar het Amphia in Breda moeten, dan laten we ons tegenwoordig rijden.” Al zijn veel van hun activiteiten gestopt of op een laag pitje gezet, ze blijven wel in touw en bij de tijd. Ze hebben nu een beetje hulp gekregen, maar veel doen ze nog zelf. Allebei
hebben ze een eigen tablet. Ook veel van de digitale vaardigheden beheersen ze en ze zijn actief op sociale media. Jan is de grote puzzelaar van hun tweeën. Iedere avond kaarten ze samen. En… ze kijken op tv in elk geval naar de uitzendingen van Kamp Van Koningsbrugge. Hierin moeten jongelui keiharde opdrachten uitvoeren, waarbij zowel het fysieke (uithoudingsvermogen, amper slapen) als het mentale element (Waarom doe ik dit? Voor wie? Kan en wil ik mijn grens nog verder verleggen?) in extreme vorm aan bod komen. Hun belangstelling voor dit tv-programma komt natuurlijk
voort uit het feit dat zoon Gerard altijd in hart en nieren commando is geweest. Knallen, nooit opgeven, is dat misschien een genetische kwestie, vraag ik me nu af.
Jan en Anny, wij wensen jullie veel sterkte voor de komende tijd.
Dit geldt te meer nu corona jullie bewegingsvrijheid toch al sterk inperkt. We hopen ook dat jullie 65-jarig huwelijk verderop in dit jaar nog feestelijk gevierd kan worden. Dank je wel voor jullie openhartigheid, waardoor we achter de schermen van jullie levensloop hebben mogen kijken. Namens alle leden van heemkundekring Amalia van Solms wensen we jullie nog een aantal heel mooie jaren samen toe, in goede gezondheid