Aon de praot mee….Cees Raats
Ja, er is heel wat gebeurd. Vanuit een bejaardentehuis dat qua ontwikkelingen stil stond, is er veel verbeterd op het gebied van ouderenhuisvesting en ouderenzorg
Cees Raats, wie kent hem niet in Baarle.Hij is al vele jaren bijzonder actief in het Baarlese verenigings- en maatschappelijke leven. Zo was hij van 1983 tot 1996 directeur van verzorgingshuis ‘Janshove’ in Baarle. Na een reorganisatie werd hij tot 2006 zorgmanager van Zorgcentrum Oranjehaeve locatie Janshove. Cees zat een aantal jaren voor het CDA in de Baarlese gemeenteraad. Bovendien verricht hij, tot op de dag van vandaag een aantal nevenfuncties waarin hij ontzettend veel vrije tijd steekt. Ik noem er enkele: secretaris/penningmeester van de lokale stichting ‘dood en rouw Baarle’, vice-voorzitter van het parochiebestuur, vice-voorzitter van de WMO, secretaris van de KBO, medewerker van de Lokale Omroep. Vaak nevenfuncties en vrijetijdsbestedingen waarin hij opkomt voor de belangen van de medemens. Cees doet dat met volle overtuiging. Rustig, weloverwogen formuleert hij zijn opvattingen. Het leek mij meer dan de moeite waard om eens met Cees ‘aon de praot’ te gaan.
Wie is Cees Raats
Cees wordt geboren in Roosendaal op 6 augustus 1946. Hij is nu dus 67 jaar. Zijn vader, Charel Raats wordt geboren in Wouw op 5 januari 1917. Hij overlijdt in Oranjehaeve in Baarle-Nassau op 7 september 1999.
Moeder Marie Uijtdewilligen ziet het levenslicht in Wouwse Plantage op 6 april 1919 en overlijdt in Essen op 1 juli 1972.
Cees is de oudste in het gezin van vier kinderen. Hij heeft één zus en twee broers. Al heel snel groeit in Cees het besef dat hij graag priester wil worden. Daarvoor gaat hij dan ook in opleiding. Die maakt hij niet af, hij kiest voor een opleiding tot verpleegkundige. In het ziekenhuis van Roosendaal wordt hij al snel hoofd van de afdeling chirurgie dames, gevolgd door het adjunct directeurschap van verzorgingshuis ‘de Bloemschevaert’ in Roosendaal. In 1983 verhuist hij naar Baarle-Nassau en wordt er directeur van het plaatselijke verzorgingshuis. In 1996 gaat hij met VUT en in 2011 bereikt Cees de pensioengerechtigde leeftijd.
Cees is sinds 31 juli 1970 getrouwd met Dymph van der Sanden (geboren 17 december 1949 in Roosendaal). Cees en Dimph hebben geen kinderen.
De jeugdherinneringen van Cees
Cees groeit op in een gezin waar door zijn ouders hard gewerkt moet worden. Zijn vader werkt vele jaren als boerenknecht bij landbouwers. Aan huis wordt door zijn vader wat tuinbouw bedreven. De laatst tien à twaalf jaar van vaders arbeidzame leven, stapt hij over naar een transportbedrijf om daarmee nog wat pensioenopbouw te kunnen realiseren.
Cees: “Mijn moeder zorgde voor het huishouden. Als er aardbeien geplukt moesten worden, hielp ze mee. Voordat moeder met pa trouwde, was ze jarenlang huishoudster bij de pastoor in Wouwse Plantage. Haar werk bij die pastoor, een man die hield van lekker tafelen, een goed glas wijn en een lekkere sigaar, heeft tot voordeel gehad dat wij bij ons thuis ook altijd lekker eten op tafel kregen. Moeder was de spil van ons gezin. Met al onze vragen konden wij altijd bij haar terecht. Ook in de tijd dat ik werkte in het ziekenhuis van Roosendaal. Had ik daar dan iets heel naars meegemaakt, moeder had dan altijd een luisterend oor en gaf mij dan advies. Vader was de werker. Praatte niet zo heel veel. Hij had heel veel verdriet na het overlijden van ons moeder. Hij kon er jaren lang gewoon niet over praten.”
Als Cees vier maanden oud is, verhuist het gezin van Wouwse Plantage naar Essen. In Essen-Hoek, een dorpje waar nog geen duizend mensen wonen, gaat hij naar de lagere school. Een tijd waarvan hij zich overigens weinig kan herinneren.
“Het was een brave school. Er gebeurde nooit iets bijzonders. Essen-Hoek was ook een dorpje met een grote sociale controle. Ik herinner me dat ik altijd tweede van de klas was.
Dank zij de sponsoring door de parochie, via de pastoor, kon ik na de lagere school doorstromen naar het College van het Eucharistisch Hart in het Belgische Essen om daar voor priester te gaan studeren. Bij ons thuis hadden ze immers niet het geld daarvoor.”
Cees wil priester worden
Cees vertelt dat hij eigenlijk voorbestemd was om naar het College (Klein Seminarie) te gaan om priester te worden. “Ik kwam uit een agrarische sector, ik was de oudste thuis, ik kon redelijk goed leren, was misdienaar geweest en bij ons thuis waren ze goed bevriend met de pastoor. Ik was trouwens de enige uit mijn klas die naar het College is gegaan. Dat College waar niet minder dan 200 jongens uit heel Vlaanderen studeerden, lag slechts op twee km. afstand van ons thuis. Ik was er intern. Om de twee maanden mochten we even naar huis, van zaterdagmiddag tot zondagavond. In de zomermaanden hadden we twee maanden vakantie. Ik was zó graag in het College dat ik dan elke dag al heel vroeg terug ging. Elke morgen was ik dan hulp voor de paters bij twee of drie missen. De laatste paar dagen van mijn vakantie ging ik met de broeders de chambretjes poetsen. Zó graag was ik daar. Er was daar een heel grote slaapzaal. In je chambrette stond een bed met een kastje. Wassen deed je met koud water. Rond half tien ’s avonds gingen we naar bed en ’s morgens om zes uur stonden we weer op. Om zeven uur zaten we dan in de kerk. De paters van wie we les kregen, waren behoorlijk streng. Contacten naar buiten toe waren er niet bij. Als leerlingen contacten hadden met de buitenwereld, werden die meteen ontslagen. Bij het College hoorde een boerderij en daar hadden ze een heel knappe dochter. Die mensen kwamen in het College naar de kerk. Alle jongens werden verliefd op die dochter. Een jongen was op een zondag ontsnapt en was naar die boerendochter gegaan. Ze hebben hem meteen van school gestuurd. We hebben die jongen nooit meer teruggezien. Elke woensdagmiddag waren er verplichte wandelingen of verplicht sporten. De meeste wandelingen kwamen bij ons thuis voorbij. Ons moeder stond dan aan de poort en zwaaide dan even. Als ik ze een enkel keertje vlug een hand gaf, riepen die paters al ‘doorlopen’. Daar had ik het wel eens moeilijk mee.
Grieks deed ik er heel graag. Ik vond dat een prachtige taal. Ik zat er met zesentwintig jongens in de klas. Volgens mij is er daarvan uiteindelijk niemand priester geworden.”
Vervolg studie in Leuven
Cees studeert in Essen gedurende zeven jaar. Hij was er zoals hij dat noemt, helmaal ‘verbelst’. Dan vertrekt hij naar de Paters Redemptoristen in Leuven.
“Mijn moeder vond het geweldig dat ik priester wilde worden. Vader heeft zich daar nooit zo over uitgesproken. Ik volgde er gedurende zes maanden het Noviciaat. De opleiding daar duurde in totaal zes jaar. We zitten maar met zes jongens in een groep. De leef- en studeerregels waren er nog veel strenger als in Essen. Wij mochten bijvoorbeeld geen kranten lezen en TV kijken. Ik kreeg steeds meer behoefte om contacten te hebben met jongens die ik kende uit mijn tijd in Essen en die elders aan de universiteit van Leuven studeerden. Op een gegeven moment had ik kunnen regelen dat ik belast werd met het ophalen van medicijnen bij een apotheek in Leuven. Dat gaf mij wat meer vrijheid. Tot het moment dat ik bij een frituur kwam en ontzettend zin kreeg in een frietje. Ik had van thuis een paar centen op zak, maar wat gebeurt er. De overste van het Noviciaat komt er toevallig op zijn fiets voorbij gereden………
Cees stopt met de priesteropleiding
Toen ik weer terug was op het Noviciaat moest ik bij hem komen en kreeg een ontzettende uitbrander. Ik was zó teleurgesteld en eigenlijk ook zó boos dat ik meteen tegen hem zei, ik stop er mee. Hij deed geen enkele moeite om mij op andere gedachten te brengen. Integendeel. Hij zei, regels zijn regels en als je je daar niet aan houdt, stap je maar op. Vanaf dat moment mocht ik geen contact meer hebben met de andere studenten, bang als hij was dat ik die zou beïnvloeden. Ik heb mijn koffers gepakt en dezelfde avond op 28 februari 1968 met de trein naar huis gegaan.”
De moeder van Cees is erg teleurgesteld na het besluit van Cees om te stoppen met de priesteropleiding.
“Iedereen in het kleine dorpje waar we woonden keek ons er op aan. Moeder vond het erg dat er over ons werd gepraat. Terugkijkend op die voorbije periode moet ik stellen dat ik wel teleurgesteld ben in het instituut Kerk. Niet in het inhoudelijke van de Kerk. Die kan heel veel betekenen voor de mensen.”
Een volgende stap: opleiding voor en werkzaam in de zorg
Hoe dan ook, ik ben gaan nadenken over de volgende stap in mijn leven. Ik zocht iets in de zorg of verpleging. Een paar dagen later sla ik de krant open en zie dat er op 1 maart in het ziekenhuis in Roosendaal een derdejaarsopleiding start voor verpleegkundige A. Na een gesprek kon ik er meteen beginnen, samen met vijf meisjes en drie jongens. Ik vond het een gemakkelijke opleiding. Onderdeel van de opleiding was natuurlijk ook de praktijk. De contacten met patiënten op de chirurgische afdeling lagen mij heel goed. Verpleging van die mensen sprak mij erg aan. Al vrij gauw, in 1969, werd ik er hoofd van de afdeling chirurgie dames. Op die afdeling werkten een aantal oude, doorwinterde vrouwelijke verpleegkundigen. Ik heb mijn best moeten doen om me daar in te vechten als jong ventje van 22 tussen al die dames maar het is me wel gelukt. Ik had ook een goede relatie met de chirurgen. Alles bij elkaar heb ik er acht jaar met heel veel plezier gewerkt.”
Ondertussen wordt er in Roosendaal een nieuw verzorgingshuis gebouwd. Dat krijgt de naam ‘de Bloemschevaert’. In 1976 wordt Cees gevraagd om er adjunct-directeur te worden. Cees grijpt de kans met twee handen aan.
“Aanvankelijk had ik het er wel moeilijk. Het was een vrij statische wereld waar met vaak nog mobiele mensen nauwelijks iets werd ondernomen, terwijl ik een doener ben.”
Gedurende zeven jaar oefent Cees er de functie uit van adjunct-directeur. Dan wordt hij door de inspectie van de bejaardenoorden gevraagd om directeur te worden van ‘St. Jan’, later ‘Janshove’ in Baarle. Er solliciteren niet minder dan 72 mensen, maar Cees wordt het.
Ook de vrouw van Cees heeft verzorgingsbloed in haar aderen
Als Cees de opleiding volgt voor verpleegkundige, leert hij al snel het meisje kennen waarmee hij op 31 juli 1970 trouwt.
“Bij ons thuis hadden ze daar een beetje problemen mee omdat ik al zo snel na het beëindigen van de priesteropleiding op Dymph verliefd werd. Onze verkering groeide heel langzaam. Als ik in het weekend moest werken, zag ik haar niet. Dymph was aanvankelijk huishoudelijk medewerkster in een klooster in Roosendaal. Later ging ze werken in een breifabriek. Daar werkte zij zich op tot modelknipster en ging ze werken in een bedrijf in Kalmthout. Toen ik Dymph leerde kennen, werkte ze nog in die breifabriek in Roosendaal. Ik heb Dympy voor het eerst ontmoet in een dancing in Nispen. Het klikte tussen ons. Dymph is eigenlijk het enige meisje waarmee ik verkering heb gehad. Nadat we getrouwd zijn, zijn we in Essen – Wildert gaan wonen. Daar hebben we vier jaar gewoond en zijn toen naar Essen verhuisd. Na twee jaar Essen gingen we in Roosendaal wonen. In Nispen heeft Dymph nog een paar jaar als kok gewerkt in een gezinsvervangend tehuis, vergelijkbaar met Amarant. Dat deed ze heel graag, gaf haar enorm veel voldoening. Ze werd er door de bewoners op handen gedragen. Echt waar. In 1983 verhuisden we naar Baarle-Nassau en moest ze dat werk laten vallen. Op Janshove is zij toen begonnen met het verrichten van allerlei vrijwillerswerk. Toen ik in 2006 stopte met mijn werk in Baarle-Nassau, is ze daarmee ook gestopt. De laatste paar jaren verricht ze huishoudelijk werk.”
Aan de slag in Baarle bij het oude Janshove
In 1976 begint Cees dus vol goede moed en met heel veel motivatie aan zijn nieuwe klus als directeur van het verzorgingshuis in Baarle.
“Ik trof er een bejaardenhuis of verzorgingshuis aan dat heel erg intern gericht was. Als je daar als nieuwe bewoner kwam, viel de ijzeren voordeur letterlijk achter je dicht. Er was geen openheid naar de buitenwereld toe. Er waren geen vrijwilligers. Ik heb meteen gezien dat er nogal wat kansen en mogelijkheden lagen om er een meer extern gericht Janshove van te maken. De bewoners, vaak nog maar net 65 jaar oud, waren dikwijls nog vitale mensen. Bijscholingen voor het verzorgend personeel waren er niet. Ik wilde er aan gaan werken dat het huis een heel open gebeuren zou worden, een heel centrale plek in het dorp. Ik wilde graag zorg gaan organiseren en daarbij vrijwilligers en familieleden van de bewoners gaan betrekken. Dat ben ik gaan uitbouwen. Natuurlijk ging dat in het begin met vallen en opstaan. Met het bestuur, o.a. bestaand uit Janus Raeijmaekers, Toon Daverveldt, Frans Loots, Ann Grimbergen en mevrouw de Grauw kon ik goed samenwerken. Ik kreeg van hen de ruimte,” aldus Cees.
Ontwikkelingen op Janshove gaan snel
Volgens Cees heeft die goede samenwerking er ook toe geleid dat er een nieuw Janshove werd gebouwd. De kamertjes in het oude Janshove waren veel te klein, zeker gezien toekomstige ontwikkelingen op het terrein van zorg. Ook hebben we aandacht gevraagd en gekregen voor dementerenden. We waren het eerste verzorgingshuis dat een eigen dagbehandeling kreeg, waar dementerenden vanuit hun thuissituatie een dag of twee dagen per week op een goede manier werden beziggehouden. Dagverzorging hebben we ook binnengebracht voor mensen die in de thuissituatie woonden en die een vorm van verzorging nodig hadden omdat zij bijvoorbeeld hun dagritme niet goed meer ingevuld kregen of bloot stonden aan vereenzamingsprocessen. We kregen vergunning voor veertien verpleeghuispatiënten, waarvoor de Zilverlinde toen is gebouwd. Ook hebben we in 1987 een aantal aanleunwoningen gebouwd die inmiddels al weer zijn gesloopt in afwachting van een totale herontwikkeling van Janshove. En weer wat later is de Croon gebouwd.
Ja, er is heel wat gebeurd. Vanuit een bejaardentehuis dat qua ontwikkelingen stil stond, is er veel tot stand gebracht op het gebied van ouderenhuisvesting en ouderenzorg. Als ik daar aan terug denk, schiet mij te binnen dat ik vaak naar het provinciehuis in Den Bosch ben geweest om te pleiten voor Baarle.”
Alles wordt anders na de fusie met Lucia en Thebe
In 1996 is Janshove een fusie aangegaan met verpleeghuis Lucia in Breda. Cees wordt dan zorgmanager in Baarle en tevens lid van het managementteam Oranjehaeve, een samenwerkingsverband van meerdere verzorgingshuizen met Lucia. Achter die fusie en samenwerking kon Cees, zo vertelt hij, wel staan. Cees: “Maar nu slaan ze naar mijn opvatting door, want ondertussen is Oranjehaeve weer opgegaan in Thebe. Er is nu een monopoliepositie ontstaan voor een grote zorgaanbieder in deze regio. Het is allemaal veel te groot geworden. Ik geloof dat het personeelsbestand uit een paar duizend mensen bestaat. Die schaalvergrotingen zie je overigens in heel Nederland waarbij de top niet meer weet wat er op de werkvloer gebeurt. En de salarissen van die topmensen stegen gelijktijdig exorbitant.
Gelukkig is de Baarlese locatie wel gastvrijheid blijven uitstralen die dicht bij de mensen staat en goed benaderbaar is.”
Wanneer is het nieuwe Janshove klaar?
Even hiervoor vertelde Cees al over de sloop van de aanleunwoningen. Volgens hem is het de bedoeling dat er een volledig nieuw Oranjehaeve/Janshove ontstaat met grotere appartementen waarin de bewoners vanuit Oranjehaeve/Janshove zorg kunnen krijgen (naar het voorbeeld van de Croon). Maar ook met kleinschalige wooneenheden voor dementerenden die wel dingen samendoen als koken en recreëren. Het huidige gebouw van de Croon zou blijven bestaan, de rest zou worden gesloopt. Op dit moment liggen alle ontwikkelingen stil. Dat heeft vooral te maken met problemen bij de woningbouwcoöperaties. Leystromen zou moeten zorgen voor de nodige centen voor de bouw. Naar wat ik gehoord heb springt de gemeente en Thebe ieder bij met 600.000 euro en zou de bouw toch weer opgestart worden maar dan in een wat afgeslankte vorm maar wel met een voor het hele gebeuren onontbeerlijk grandcafé. Of er in de nieuwbouw meer kamers komen voor mensen uit Baarle-Hertog is volgens mij nogal onzeker. Wanneer er begonnen wordt met de sloop van het huidige Janshove en de volledige nieuwbouw gereed is? Ik zou het niet weten.”
Nevenactiviteiten
Nu Cees gepensioneerd is, heeft hij meer tijd voor zijn nevenactiviteiten. Zo is hij secretaris van de plaatselijke KBO. Ook is hij voorzitter van de CUBAG, een samenwerkingsverband van vijf KBO’s hier in de buurt.
De KBO’s in Nederland hebben volgens hem wel een oubollig imago. Hij wil graag naar een KBO Baarle-Nassau die twee belangrijke zaken doet:
– het organiseren van activiteiten waar mensen elkaar kunnen ontmoeten;
– het zijn van een belangrijke belangenbehartiger voor ouderen die medespeler
wordt over zaken die belangrijk zijn voor ouderen.
“Wat ik ook wil is vaker themabijeenkomsten organiseren, zoals we dat gedaan hebben samen met de notaris over schenkingsrecht, testament en dergelijke. Een ander goed voorbeeld was de themabijeenkomst over dementie.”
Ook op kerkelijk gebied is Cees actief. Hij is bijvoorbeeld vice-voorzitter van het parochiebestuur. Ook daar staan volgens hem de ontwikkelingen niet stil zoals de ontkerkelijking en het gebrek aan pastores.
Omdat in Baarle twee kerken staan is het volgens Cees ook heel normaal dat je nadenkt hoe dat verder moet, gezien die ontkerkelijking.
“We hebben daarom als parochiebestuur al samenwerking gezocht met de Remigiusparochie van Baarle-Hertog. Onze twee kerken staan op 200 meter van elkaar met dubbele voorzieningen. Afspraak is in elk geval al dat in noodsituaties de pastores van beide parochies elkaar waarnemen. Stel dat bij ons de verwarming uitvalt, dan kunnen wij gebruik maken van de Remigiuskerk. Alle grote investeringen in het kerkgebouw moeten telkens heel goed beoordeeld worden omdat we niet blind moeten zijn voor de toekomst. De discussie over de vraag of onze kerk in de toekomst nog te handhaven is, wordt in ieder geval al bespreekbaar. En dat is winst ten opzichte van het verleden. Maar eens ligt de vraag nadrukkelijk op tafel. Wat doen we met twee kerken in Baarle? Vanuit historisch besef ben ik het met je eens dat de Remigiuskerk dan van grotere importantie is dan de Hollandse kerk.”
De gemeenteraad was eigenlijk niet zijn stiel
Gedurende dertien jaar, van 1998 tot 2011, was Cees namens het CDA een gewaardeerd lid van de gemeenteraad van Baarle-Nassau. Hij was in die tijd ook fractievoorzitter. Af en toe woont hij nog wel eens een gemeenteraadsvergadering bij als medeweker van Omroep Baarle. “Als ik ze dan bezig zie en hoor, denk ik, dat raadslidmaatschap was eigenlijk niets voor mij. Hier hoor ik niet thuis. Men stelde en stelt zich te weinig de vraag: ga nou eens na wat deze gemeenschap wil. Werk samen in plaats elkaar constant bekritiseren. Ik heb een jaar met de fractie van het CDA in de oppositie gezeten. Nou, dat is helemaal niks voor mij. Dan moest je van de achterban je wel eens hard opstellen en tegen zijn. Nou, dat is niks voor mij.”
Hobby’s
Echte onspannende hobby’s heeft Cees eigenlijk niet. Hij is geen fervent sporter. Hij kan zijn ei helemaal kwijt in de nevenactiviteiten die hij verricht.
“Geleidelijk aan zal ik toch wel wat zaakjes moeten gaan afbouwen, want ik heb bijna een dagtaak aan al mijn activiteiten. ’s Morgens om negen uur zit ik al achter mijn pc of ben ik naar een vergadering. Eigenlijk is er geen vrije tijd over om samen bijvoorbeeld eens flink te gaan wandelen of fietsen.”
Afscheid
Cees, ik vond het aangenaam om met jou te praten over de zaken die in dit interview aan de orde zijn geweest. En speciaal bedoel ik dan onderwerpen die voor oudere Baarlenaren van belang zijn. Je hebt je al vele jaren voor die doelgroep ingespannen. Ik weet zeker dat ook oudere leden van Amalia jouw tomeloze inzet waarderen. Je was en bent een bruggenbouwer, iemand die meedenkt en oplossingsgericht handelt.
Namens alle leden bedank ik jou voor je openhartigheid en wens je samen met je vrouw Dymph nog heel veel gelukkige en gezonde jaren toe!