Aon de praot mee… Jeanne Couwenberg-Schellekens
“Oud worden? Ik heb altij gewoon geleefd. Iedere dag veftien pillen slikken, op zaterdagmiddag un wijntje drinken, ’s avonds om tien uur unne sinaasappel eten en dan naor bed. Das alles.”Bovenstaande woorden sprak Jeanne Couwenberg-Schellekens tijdens de bijzonder aangename gesprekken die ik in februari met haar had. Jeanne keek heel erg uit naar het resultaat van het interview en de foto’s in deze Van Wirskaante.
Helaas heeft het niet zo mogen zijn. Op woensdagmorgen 18 april is zij heel rustig ingeslapen. Vanaf deze plaats zijn condoleances en medeleven op hun plaats voor de hele familie Couwenberg-Schellekens met het verlies van hun dierbare moeder, oma en overgrootmoeder. In overleg met de familie is besloten om het interview met Jeanne toch ongewijzigd te plaatsen. Het laatste onderdeeltje waarin ik Jeanne namens alle leden van onze Heemkundekring nog een aantal fijne jaren toewens, heb ik, om begrijpelijke redenen, uit het interview verwijderend.
ANDRÉ MOORS
Is Jeanne de 100 al gepasseerd? Kijk eens naar de foto van Jeanne, dan zie je een nog bijzonder knappe, ‘fieve’ vrouw. Wat zeg je nou, is ze al 102 jaar? Ik had het genoegen met haar uitgebreid te praten over haar leven en kan u bevestigen: ook in de bovenkamer van Jeanne is alles nog oké. Zo wil iedereen toch oud worden! Haar geheim om oud te worden is heel erg simpel: doe maar gewoon! Ze trouwt in 1935 met haar grote liefde, Frans Couwenberg. Die begint dan een schildersbedrijf aan de Chaamseweg in Baarle-Nassau. Jeanne staat in de winkel waarin naast allerlei verf- en aanverwante artikelen, ook andere (huishoudelijke) zaken worden verkocht. Ze schenkt het leven aan zeven kinderen, één jongen en zes meisjes. Jeanne is erg blij met haar 15 kleinkinderen en 24 achterkleinkinderen. Een van haar aanvankelijk 25 achterkleinkinderen is helaas al overleden.
In de Croon in Baarle-Nassau voelt de oudste inwoner van Baarle-Nassau zich sinds 2000 heel goed thuis en verveelt ze zich geen moment.
Wie is Jeanne Couwenberg-Schellekens?
De vader van Jeanne, Tiestje Schellekens, wordt geboren in Alphen op 27 maart 1881. Hij trouwt met de in Ginneken op 11 februari 1883 geboren Maria Martens. Tiestje overlijdt op 28 juli 1973.
Jeanne ziet het levenslicht in Alphen op 28 december 1909. Samen met haar ouders en haar jongere zussen Jo en Nelly groeit ze op in een huis aan de Baarleseweg in Alphen, schuin tegenover de marechausseekazerne. In 1928 verhuizen Tiestje, zijn vrouw en de drie dochters naar Baarle-Nassau. Tiestje begint er aan de Bredaseweg een café annex speeltuin. Als zijn schoonzoon Marcel Slockers jaren later het café overneemt, heet het voortaan café Rustoord. Marcel begint er dan ook een camping. Vader Tiestje Schellekens overlijdt in Baarle-Nassau op 26 juli 1973. De moeder van Jeanne overlijdt in Baarle-Nassau op 14 april 1943. Ook haar twee zussen zijn al geruime tijd geleden overleden.
Zoals eerder vermeld trouwt Jeanne in 1935 met Frans Couwenberg. Frans, geboren in Arendonk (België), is de oudste in het gezin, bestaande uit drie jongens en drie meisjes. Een van de broers heet Harrie. Ook die heeft later een schildersbedrijf in Baarle. De eerste vrouw van vader Nies Couwenberg heet Maria Wijnen. Nadat zij al op 49-jarige leeftijd overlijdt, hertrouwt Nies met Corrie Geeraerts uit Hoboken. Er worden uit dit huwelijk geen kinderen meer geboren. Iedereen in Baarle noemde Corrie ‘tante Corrie’. Dat was omdat men haar lief vond. Ze was op en top vriendelijkheid. Nies wordt geboren in Oisterwijk op 6 augustus 1886 en overlijdt op 22 november 1967. Corrie wordt geboren in Mechelen op 9 maart 1897 en overlijdt in Baarle-Nassau op 4 september 1965. Ze is de dochter van de zeer bekende gobelinwever Desiré Geeraerts, geboren in Mechelen op 4 juni 1886 en overleden in Baarle-Nassau op 24 november 1942.
In het gezin van Jeanne en Frans worden zeven kinderen geboren. De oudste is zoon Henk (nu 75 jaar). Dan volgen zes meisjes, te weten Kitty, Maria, Ida, Jeanne, Bea en Corien. Tot groot verdriet van Jeanne, overlijdt haar man in Baarle-Nassau op 23 februari 1999. “Hij was zaterdags nog gaon biljarten. Daarna voelde ie zich een paar dagen niet goed. De dinsdag daarop riep hij ’s morgens héél hard moeder, moeder…….En het was gebeurd.”
De jeugdherinneringen van Jeanne
Jeanne wordt geboren op 28 december 1909. Volgens haar zeggen groeit ze op in een warm nest. Haar vader, zelfstandig houthandelaar van beroep, was wel wat streng. Ze kan met haar twee zusjes goed opschieten, vooral met Jo. Dat blijkt ook uit foto’s die zijn gemaakt. Als daar Jeanne op staat, is vaak ook Jo op de foto te zien. Zelfs in de tijd dat Jeanne verkering had met Frans!
Gewoonlijk ging ze met andere kinderen uit de buurt naar school. Die school was vlakbij de kerk van Alphen. Toen ze een keer alleen naar school ging, was ze héél erg bang. “Ineens zag ik een hele rij politiemannen te paard. Die kwamen van de kazerne schuin tegenover ons. Er wier ook geschoten. Ik vloog den akker op. Gelukkig was da schieten voor een oefening. Ik was blij dat ik al gauw weer thuis was,” aldus Jeanne.
Jeanne kon, zegt ze, goed mee op de lagere school. “Ik kon goed leren. Deed alle vakken graag. Ik was best wel braaf maar moest toch dikwijls veur straf nablijven. Da was dan omdat ik gepraot had. Dat mocht nie. Ik mos dan van die nonnen unne hele hoop strafregels schrijven. Heel dikwijls ‘ik mag niet praten’. Dat moest ik doen met een griffel op een lei. Als de lei vol was, wier die weer schoon gemaokt. Unne keer was het al bijna vijf uur en ik zat nog steeds helemaal alleen in het schoolgebouw strafregels te schrijven. Toen kwam de pastoor binnen en zag mij daor bezig. Hij ging naor de zuster toe en zee, laot da kind toch naor huis gaon! Toen mos ik bij die non komen, precies toen de kerkklok vijf uur sloeg. Ik mocht weg. Maar omdat ik kwaod was en niks tegen die non zee, moest ik weer terugkomen en eerst heel vriendelijk zeggen, dag zuster! Ja, het was toen al wa mee die nonnen!”
Na school ging Jeanne vaak spelen met haar vriendin, Til Mathijssen. Maar na het avondeten moest er weer gewerkt worden. “Iedere avond mos ik afwassen. Ook was het in de winter mijn taak om kolen te gaon halen mee un kolenkit. En voor de volgende dag moest ik hout veur de houtkachel klaor leggen.”
Jeanne vervolgt haar verhaal: “Ons moeder hee altij goed gekookt. We kwamen niks te kort. We han ook unne eigen hof. Die lag tegen un bos. Toen ik klaor was mee de lagere school moest ik in de zomer altij hakken in dieën hof. Da heb ik heel veul moeten doen. Ook moest ik aardappels rooien, aardappels dabben zo gezee. Unne keer in september was het zó droog, da het loof er zo slap als unne pier bij lag. Ik mos ook heel dikwijls mee unne kruiwagen groenten die we over han, naor de veiling brengen. Gemalen meel ging ik bij de mulder mee de kruiwaogen ophaolen. Daor bakte onze pa thuis brood van. Als het kermis was, bakte hij ook krentenbrood. En mee de kermis kwamen de slachters langs en kos je vlees bestellen. Drie pond veur ene gulden. Omdat er drie slachters langs kwamen, han we negen pond vlees. Onze pa maokte er hacheevlees van en dè stond dan heel de nacht in de oven.”
Jeanne mocht ieder jaar naar de kermis, maar niet lang. “Er stond dan niet meer als un snoepkraam van Mie Bruurs en un pèrdjesmeulen. Ik kreeg vijftien cent kermisgeld. Ik kos dan veur negen cent drie keer in de pèrdjesmeulen en had dan nog zes cent over veur unne buil snoep. Veur ons was het maar twee daogen kermis. Alleen zondags en dinsdags.
Oh ja, ik moest ook altij de geit melken. Als mijn vriendinnen er bij waren, richtte ik het spuitje wel eens op hullie zodat ze goed nat wieren!”
Het geloof staat erg centraal
Als je met Jeanne praat wordt duidelijk, de R.K. Kerk was vroeger héél erg belangrijk én aanwezig. Iedere avond werd in huize Schellekens een rozenhoedje gebeden, zo blijkt. “We zaten dan mee z’n allen rond de schouw. Onze pa bad veur. Lachen was er dan nie bij. Toen ik da wel eens dee, kos ik meteen voor straf naor de stal. Ik wier dan ook nog eens bang gemaokt mee de politie omdat ik gelachen had. Ja, ze waren bij ons thuis best wel streng katholiek. Tot mijn achttien jaar moest ik elke zondag naor de zondagsschool. Maar irst naor ut lof. Die zondagsschool wier gedaon door de nonnen. Op zondagmorgen gingen we eerst om zes ure naor de kerk voor de communie. En om tien uur weer naor de kerk veur de Hoogmis.
Toen ik nog op de lagere school zat, moes ik iedere avond om acht ure naor bed. Ik sliep bij ons Jo. Ik kos goed mee haar opschieten. Voor we sliepen han we vaak nog veul lol. Ons Jo mocht naor de kostschool in Dongen om veur onderwijzeres te gaon leren. Ik nie. Ik mos thuis blijven want zee ons moeder, hoe jammer ik het vind, ik kan jou hier thuis nie missen. Ik heb toen nog wel een naaicursus mogen volgen bij den Brouwer. Toen ik zelf kinderen had, heb ik daor gemak van gehad. Veur de drie oudste meskes heb ik mee Koninginnedag nog rokjes gemaokt van een grote rood-wit-blauwe Hollandse vlag.”
De pubertijd
Voor zover Jeanne zich kan herinneren is ze nooit op andere mannen verliefd geweest. Alleen op Frans Couwenberg, met wie ze na vijf jaar verkering in 1935 op 26-jarige leeftijd trouwt. Jeanne: “Het was wel zo, dat dicht bij ons thuis Jef Mathijssen woonde. Hij kwam uit een groot gezin. Die kwam nog al eens bij ons thuis op bezoek. Vooral als onze pa en ons moeder kaort gingen speulen bij de Valk, bij de marechaussees. Als ons pa en ons moeder weg waren, zaten die van Mathijssen meteen bij ons. Dieë Jef kwam wel veur mij, denk ik. Hij had misschien wel een oogske op mij. Maar ik heb nooit iets mee hum gehad. We gingen trouwens nooit ergens dansen. Ho je nee. Dè was er nie bij! Ik kwam nergens. Ja, ik was wel bij de toneelvereniging en dan moest ik wel eens mee toneel speulen.”
Verhuizing naar en belevenissen in het café in Baol
Als Jeanne in 1928 negentien jaar is, verhuist het gezin Schellekens van Alphen naar Baarle. Om precies te zijn naar de Bredaseweg. Daar heeft pa Schellekens een café annex woning laten bouwen. De naam van het café is ‘Sport- en Rustoord’. Voetbalvereniging Gloria heeft nog enige tijd op een veld achter het café gevoetbald. Ook bouwt hij een voor die tijd grote speeltuin voor de kinderen. Bij de opening van het café was het volgens Jeanne ontzettend druk.
Al heel gauw leert ze haar vriend Frans Couwenberg kennen, met wie ze later trouwt. “Frans kwam toen bij ons in het café. Ik docht nie direct, dat is ie, maar het is er wel van gekomen. Ik denk da Frans mij ook wel gère zag. Op zondag kwam hij biljarten, samen met zijn broer Harrie. Bij biljarten bleef het in eerste instantie. Zo stillekes aon kwam hij ook op woensdagaovond. En zo is het begonnen.”
Jeanne moest van haar ouders meehelpen in het café. Door de week was het er niet druk, in het weekend wel. Ze stond er samen met haar zus Jo achter de tap. Af en toe had ze er wel een hekel aan als de klanten lang bleven ‘plakken’. Iedere maandagmorgen moest Jeanne het witte zand van de stenen vloer van het café vegen en de vloer netjes schrobben. En dan strooide ze weer nieuw wit zand op de vloer. “Ik moest in het café ook voor de potkachel zorgen. Het ergste vond ik dat ik ook de spuwbak van de pruimers iedere dag moest schoonmaken. Bah!”
Ook Marcel Slockers kwam gère in het café want die had een oogje op haar zus Jo.
“Marcel was een halfbroer van Wieske Slockers van het postkantoor in Baol. Voor Jo verkering kreeg mee Marcel, hee ze nog gevreeën mee Harrie Gulickx hier uit Baol. Louis Loots van de Turnhoutseweg en Jan Van Haeren van bij de Belze kerk, kwamen ook heel veul bij ons. Misschien ook wel un bietje veur mij. Op unne aovond hadden Louis en Jan de soep opgegeten en ook un paor worsten die hingen te drogen. Leon en Harrie Verheijen waren er ook bij. Toen wilden Louis en Jan in de keuken lekker gebakken varkenslapjes uit de pan stelen. Maar ons Jo en ik betrapten hen. Daags daorop lag er un ingelijste foto van ons Jo en mij in dieë pan mee de tekst:
‘Op de plaats waar eens drie brokjes onze smaak en zin bekoorden;
Daar prijken nu de kokjes die onze diefstal stoorden’.
Jeanne trouwt met Frans
Na vijf jaar verkering trouwt Jeanne met Frans. Veel kan ze zich niet meer van de bruiloft herinneren. Wel weet ze nog heel goed dat de trouwfoto gemaakt werd in Turnhout bij fotograaf Faber.
“De vader van Frans, Nies, reed ons daar toen naar toe. Oh ja, daarna hebben wij bij ons thuis in het café nog wa gefist. Na het fist hee onze pa ons weggebrocht naor de Chaamseweg, naor ut huis waor wij vanaf dan zijn gaon wonen. Dat huis, waor we gewoond hebben tot 1970, stond ongeveer tegenover de vroegere limonadefabriek Limfa. Gelukkig waren we un paor mannen net veur die daor wa gekheid aon huis wilden uithaolen. Toen we naor bed gingen, we wisten van niks. We hebben veur het trouwen nooit iets verkeerds gedaon hoor. De jeugd van tegenwoordig kan zich da nie voorstellen. Seks kenden we nie. Niemand trouwens in dieë tijd. Ik ben altij heel blij gewiest mee Frans. Altij. Af en toe dronk hij wel eens een pilske te veul. Maar ja, veuruit. Ja, hij was ook bij de harmonie. En dan witte gij het wel. Na de repetitie nog efkes naor het café. Hij is ook wel eens een keer wa zat gewiest. Ik wier dan kwaod, maar ja, da hielp dan nie! Op verloren maondag gingen de zelfstandigen in Baol mee de rekening rond. Ook onze pa. En als ie dan links of rechts weer wa geld han gevangen, nou dan witte gij het wel. Natuurlijk naor ut café van Adriaansen in de Meulenstraot. Mee ut geld zo maar slordig in zijne jaszak opgeborgen.”
In de winkel van Jeanne is van alles te koop
Tijdens het arbeidzame leven van Frans, bemoeit Jeanne zich natuurlijk met de opvoeding van haar kinderen. Maar daarnaast voelt zij zich heel prettig in haar winkel, ondergebracht in een deel van de woning aan de Chaamseweg. Ze verkoopt er uiteraard allerlei verf- en glasproducten. Van lief en lee leert ze daar alle noodzakelijke dingen over. Jeanne: “Ik deed met vertegenwoordigers die aon huis kwamen ook de inkoop van alle verfproducten. Onze pa heeft zich daar nooit mee bemoeid. Later ging ik ook schilderijen, kleine meubeltjes, vloerzijl, serviesgoed, bestek, beelden en kaarsen verkopen. In de jaren zestig kwamen daar ook de elektrische keukenapparaten bij. Zeker toen de winkel weer groter was gemaakt. Ik ging dan meestal alleen mee de trein naar de beurs in Utrecht om elektrische keukenapparaten en dergelijke in te kopen. De winkel werd een soort bazaar. Dat stond ook op het etalageraam vermeld. Ik kreeg het steeds drukker, maar kende gelukkig alle prijzen uit mijn hoofd. Daarom was ik maar wat blij met de hulp van To Bruurs van Loveren. To kwam bij ons in huis toen ons vierde kind, ons Ied wier geboren. To heeft voor mij elf jaar in het huishouden gewerkt. Ze bleef bij ons ook slapen. Was zeven dagen in de week voor ons in de weer.
Ik was voor onze kinderen niet streng. Ik denk wel dat ik consequent was. De kinderen zagen onze pa alleen efkes tussen de middag en ’s avonds. Wat hij wel deed was elke avond de jongste kinderen naar bed brengen.”
Schuilkelder
Aan het einde van de oorlog 1940-1945 zitten Frans, Jeanne en de kinderen in de schuilkelder, onder de bottelarij van limonadefabriek Limfa. Het was volgens Jeanne een grote, echte kelder. Ze zaten er met veertig buurtbewoners in. Jeanne: “In de oorlog sloeg bij ons in huis een granaatscherf in, precies naast het gezichtje van ons Ied. Ze lag in een kinderwagen vóór in de kamer. Het scheelde geen haar of ze had die scherf in haar gezichtje gehad. Wa was ik geschrokken! In die schuilkelder sliepen we allemaol op de grond. Leon Verheijen kwam eens een keer in de kelder en zee: we moeten er allemaol aan! Die zaaide heel wa paniek. Iedere morgen rond vijf uur moest ik ons Ied voeden. In de kelder brandden altijd kaarsjes, want er was verder geen licht. Op een keer, iedereen lag te slapen, begon ons Jeanne te huilen want ze had honger. Toen zag ik dat alle kaarsjes uit waren gegaon omdat er nog nauwelijks zuurstof in de kelder was. Ik maokte onze Frans wakker en die vloog omhoog. Toen zette ie gauw de deur van de kelder open om weer zuurstof binnen te laten. Ik was blij dat een paar dagen later de oorlog voorbij was.”
Verhuizing naar de Desiré Geeraertsstraat
In 1970 stopt Frans met zijn schildersbedrijf en Jeanne met haar winkel. Ze besluiten om de woning aan de Chaamseweg te verlaten en samen met de twee nog niet getrouwde dochters, Bea en Corien, te gaan wonen in het huis van de vader van Frans, Nies Couwenberg. Dat huis staat, vanaf de Nieuwstraat gezien, vooraan in de Desiré Geeraertsstraat. Nies Couwenberg en zijn vrouw Corrie Geeraerts waren toen al overleden. Achter het huis was het atelier van tante Corrie. Daar verfden Nies en Corrie samen de wol. Die wol werd dan in grote manden gedaan. Met een groot weefgetouw weefde tante Corrie die wol tot prachtige, veelkleurige gobelins. Omdat niemand dat weefgetouw wilde, ook het textielmuseum in Tilburg niet, is het uiteindelijk opgestookt in een houtkachel. Jeanne: “Doodzonde toch. Maar ja, we kunnen de klok niet meer terugdraaien.”
Heel veel spullen van tante Corrie zijn naar de familie gegaan, maar ook zijn er gobelins afgestaan aan de gemeente Baarle-Nassau. Die hadden volgens het testament van tante Corrie de plicht om die gobelins tentoon te stellen. Na verschillende verbouwingen in het gemeentehuis hangt er echter niets meer. Na de laatste verbouwing was er volgens de burgemeester geen plaats meer. De jongste dochter van Jeanne, Corien, had vervolgens een goed gesprek met de burgemeester. Ze zei tegen de burgemeester dat als de gemeente de bepalingen in de notariële acte niet kan nakomen, de stukken dan maar terug aan de familie moeten worden gegeven. Jeanne: “Sinds die tijd liggen die stukken bij ons Corien in Alphen. Met het parochiebestuur van O.L.V. van Bijstand is ook nog contact geweest. Jammer genoeg ook zonder resultaat.” Als ik vervolgens zeg dat wij wellicht als Heemkundekring een poging gaan wagen om samen met de familie op zoek te gaan naar een geschikte locatie, wordt daar instemmend op gereageerd.
Tante Corrie ging helemaal op in het weven. Het weven van een groot gobelin kostte volgens Jeanne ontzettend veel tijd. “Tante Corrie heeft het vak geleerd van haar vader, Desiré Geeraerts. Daar is ook de straat naar vernoemd. Ze was heel gastvrij. Kon heel goed koken. Had altijd lekkere dingen in huis. Wij han het altijd over kouwe schotel. Zij noemde dat hors d’oeuvre. Van wijnen wist ze alles. Ze nodigde ook dikwijls Jan en alleman uit om te komen eten. Burgemeester de Grauw, de wethouders en de secretaris waren graag geziene gasten bij haar. Tijdens een van die gezellige etentjes vroeg de burgemeester aon tante Corrie wat hij van haar zou krijgen als ze dood zou zijn. Weet je wat, zee ze, de stoel waor ge nou op zit! Na afloop het etentje vertrok ie naor huis mee de stoel in zijn handen!”
De familie Couwenberg komt in Baarle wonen
Nu eerst wat informatie over de (achtergronden van) familie Couwenberg.
Nies Couwenberg, de vader van Frans, zoals eerder vermeld op 6 augustus 1886 geboren in Oisterwijk, komt op 10 november 1899 in Baarle-Nassau terecht. Hij is dan als schildersgezel in huis in het gezin van Antoon van Dranen. In Arendonk trouwt hij met Maria Wijnen. Uit dit huwelijk worden zes kinderen geboren, waaronder Frans. Hij is het eerste kind, geboren op 8 februari 1907. Omdat de vrouw van Nies al op heel jonge leeftijd overlijdt, trouwt hij later met Corrie Geeraerts uit Hoboken.
In 1909 verhuist het gezin van Nies Couwenberg naar Baarle. Ze betrekken een huis aan de Kerkstraat. Frans en zijn broer Harrie krijgen op de lagere school les van meester de Bont. Na de lagere school gaan ze naar het vervolgonderwijs in Turnhout. Als ze thuis zijn, helpen zij vader Nies mee in zijn schildersbedrijf.
In 1925, Frans is dan achttien, verhuist het gezin van Nies Couwenberg naar de Singel. Ze gaan wonen in het vroegere huis van gemeentesecretaris Dirven. Dat huis wordt verbouwd tot café-restaurant ‘Het Wapen van Nassau’. Het café en het restaurant lopen als een trein. Tante Corrie fungeert er als voortreffelijke gastvrouw.
Jeanne: “De grote mannen uit Holland kwamen er dikwijls eten en wa drinken. Tante Corrie was een echte gastvrouw. Maar ook Nies was unne hele vriendelijke mens.”
De familie Couwenberg is rond die tijd volgens Jeanne uitvinder van de ijstrapfiets, die het moeizame handmatige ijsdraaien naar het verleden verwees. In het Wapen van Nassau kon men trouwens bij Nies in die tijd ook terecht voor het maken van foto’s, het repareren en bekleden van meubels en voor alle glas- schilder- en behangwerk.
Frans is schilder én fotograaf
Als Frans in 1935 met Jeanne trouwt, begint hij met zijn schildersbedrijf aan de Chaamseweg. Broer Harrie begint wat later met een schildersbedrijf in de Molenstraat van Baarle-Hertog, vlakbij het toenmalige postkantoor van Baarle-Hertog.
Frans had veel klanten voor wie hij aan hun huis schilderwerk verrichtte. Volgens Jeanne was hij ook goed in het schilderen van marmer en eikenhout. “Mensen die geen geld hadden om bijvoorbeeld een marmeren zuil te kopen, kochten dan een zuil van hout en lieten die door Frans beschilderen, marmeren zo gezegd. Het was dan net marmer. Niet van echt te onderscheiden. In ons huis aon de Chaamseweg hadden wij unne gang van tien meter lang. Het onderste stuk heeft hij helemaal gemarmerd. Onze pa had heel veel boeren als klant. Daar moest hij ook bijna altijd schilderen én de kamers behangen. Toen hij nog geen auto had, ging hij op het brommerke mee de verfbussen in de tassen op pad om te gaon schilderen. Ook bij tante nonneke in het klooster in Herentals. Toen onze pa, ikke en onze Henk – die was nog een klein manneke – in het klooster wilden blijven slapen omdat er gin vervoer naor huis mir was, bleek da un groot probleem veur die nonnen te zijn. Er mochten geen mannen in het klooster slapen! Uiteindelijk vond moeder overste het na heel veul gedoe goed, op voorwaarde da onze pa en onze Henk helemaol aan de andere kant van het klooster gingen slaopen!”
In de oorlog stonden volgens Jeanne mensen op de Chaamseweg in de rij om pasfoto’s te laten maken. Ze moesten dan voor drie foto’s vijftig cent betalen. Ze werden ontwikkeld in de donkere kamer. “Ik noem geen naomen, maar onze Frans had nog eens pasfoto’s gemaokt van un heel lelijke vrouw uit Baol. Toen ze de foto’s kwam ophalen zei ze, dat ben ik nie! Ik zeg, dat bende gij wel! Uiteindelijk, na heel wa over en weer gepraot, nam ze ze mee,” aldus Jeanne.
De Couwenbergs waren allen muzikaal en creatief
Dat Frans zowel in het parochiekoor van Baarle-Nassau als van Baarle-Hertog heeft gezongen, lid was van de plaatselijke harmonie St. Remie en lid was van de plaatselijke toneelgroep is niet heel vreemd. Dat creatieve zit namelijk in het familiebloed van de familie Couwenberg. Vader Nies ging hen daarin voor. Maar ook de broer van Frans, Harrie, was erg muzikaal. Frans speelde bij de harmonie klarinet. Volgens Jeanne was het een genot om vader Nies en zijn twee zonen samen te horen zingen als ze aan het schilderen waren. “Onze Frans paste als hij alleen zong het werktempo aan, aan het tempo van het lied. Toen onze pa de dakgoot van Jan Koks aon het schilderen was, zee Jan: gij zingt wel heel schoon Frans, maar vruger han we van die mannen die van die vlugge liedjes zongen! Ook met zijn knecht Camiel Maes uit Ravels kon onze pa heel goed zingen.”
In café-restaurant ‘Het Wapen van Nassau’ aan de Singel repeteerde de plaatselijke toneelvereniging. In de voorstellingen speelde altijd wel een Couwenberg een hoofdrol. Onvergetelijk schijnt de voorstelling ‘Neef Alselm’ in 1930 te zijn geweest. Met in de hoofdrol opa Singel (zo werd Nies Couwenberg door zijn kleinkinderen genoemd) en Desje Wouters was het puur genieten. Frans speelde de rol van Briefdrager. Tijdens het feest dat daarna volgde, genoten o.a. Jaon v.d. Westerlaken, Jef Backx, Jules Kimenai, Jo Wolters en alle acteurs van de familie Couwenberg ‘met volle teugen’ van de jenever.
Hobby’s
Vooral rikken is altijd een grote hobby geweest van Jeanne en Frans. Op de Chaamseweg deden ze dat met de buren, de familie Dré Oomen. Toen ze in de Desiré Geeraertsstraat woonden, deden ze dat met haar zus Jo en Marcel Slockers. Toen die overleden waren, rikten ze voortaan met Dré en Mina van der Sluis. Ze raakten met hen bevriend sinds Frans en Dré met elkaar gingen biljarten in het Wapen van Nassau. Met Dré en Mina zijn ze nog vaak op vakantie gegaan.
Wonen in de Croon
Jeanne heeft het in de Croon uitstekend naar haar zin. Ze kan het heel goed vinden met haar buurvrouw, Jo Antens. Tussen vijf en half zes ga ik eten. Dan wa televisie kijken. Om acht uur drink ik unne beker warme melk en dan ga ik alleen kaart speulen, patiencen. Ik heb een heel sterk ritme. Doe alles op vaste tijden. Om tien uur eet ik nog een sinaasappel en om half elf lig ik in bed. Ik sta ’s morgens om half acht op. Iedere dag ga ik beneden met Jo unne warme maaltijd eten. Ik kan het met haar heel goed vinden. Ze is een stille. Ieder blijft op z’n eigen. We delen samen de krant. Als er beneden iets te doen is, gaan we samen daar naar toe.”
In de afgelopen eeuw heeft Jeanne ontzettend veel veranderingen en vooruitgang meegemaakt. Denk alleen maar aan het vervoer per vliegtuig en auto. De uitvinding van de penicilline. De uitvinding van wasmachines, de enorme toename van het gebruik van de telefoon, de uitvinding van computers enz. Jeanne blijft er allemaal heel nuchter en rustig onder, zo blijkt. “Ja, vruger mos ik mee de hand wassen hoor. Op zondagaovond kookte ik de was in de ketel. Da hoeven de vrouwen van tegenwoordig nie meer. Tegenwoordig is alles veul royaler geworden. Alles mot kunnen. Maar het is er zeker nie slechter op geworden. Vroeger moesten we veul harder werken, overal veul meer moeite veur doen. Maar ik heb un heel mooi leven gehad. We zullen maar kijken hoe lang ut nog duurt!”
Ik vraag haar hoe ze aankijkt tegen de jeugd van tegenwoordig. Past de jeugd van vandaag de dag goed op, vraag ik haar. “Nou, die van ons in elk geval wel!”
Jeanne heeft nooit gedacht zó oud te worden. “Ik slik vijftien pillen per dag. Waar ze allemaol voor dienen, weet ik nie. Als het weer bekwaam is, wandel ik af en toe buiten. Dan loop ik naar ut kerkhof om naar ut graf van onze pa te kijken. Als ik blijf zoals ik nu ben, wil ik nog graag voor wa jaoren bijtekenen. Ik ben trots op de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Ze maken het allemaal goed.
Aon dood gaan denk ik nooit. Of er unne hemel is weet ik nie. Ze maoken het ons allemaol wel wijs. Ik denk nie dat ik Frans nog ooit terug zie. Ik denk dat er niks meer is. We zijn net als de natuur. We komen en we gaon weer,” aldus nuchtere Jeanne.
Jeanne is op 18-4-2012 overleden