“Waardeer het verleden, maar richt je op de toekomst”
Aon de praot mee… Albert Jansen
JOS JANSEN
Een goedgevulde ordner ligt klaar op tafel, als ik bij Albert Jansen aan de Generaal Maczeklaan binnenstap voor dit artikel. Tijdens het kopje koffie zegt hij: “Zal ik maar meteen van wal steken, want ik heb veel te vertellen”. In de enkele uren die we bij elkaar zitten blijkt dat inderdaad het geval. Hij heeft zelf al veel gegevens verzameld en geordend. “Ja, ik heb in mijn leven altijd allerlei materiaal bewaard. Hele mappen vol. Ik heb er zelfs aan gedacht om er een boek van te maken, maar daar heb ik toch vanaf gezien.” De middag blijkt te kort om zelfs de belangrijkste zaken aan te stippen, ook al richten we ons in het interview vooral op de Ulicotense tijd van Albert. De samenstelling van dit interview zal voor mij vooral bestaan uit ‘het beoefenen van de kunst van het weglaten’.
Albert is op 10 mei 1936 geboren en daarna ook opgegroeid aan de Baarleseweg in Ulicoten. Zijn vader, Cornelis (Cees) Gerardus Jansen, werd op 2 januari 1897 geboren in Ginneken en Bavel. Zijn moeder kwam ter wereld als Alida (Leida) Josten 1901 in Overasselt bij Nijmegen. Cees kwam uit een gezin van acht kinderen, Leida was thuis een van de elf. In 1919 verhuisde het gezin Josten naar Ulicoten. Daar hadden hun ouders 80 ha grond gekocht die nog grotendeels ontgonnen moest worden. Opa Josten zei altijd: “Geld hebben we niet, maar wel mankracht”, hoorde Albert van zijn moeder. Zijn vader vertelde hem dat hij iedere steen van zijn boerderij aan de Baarleseweg in zijn handen had gehad. De ouders van Albert trouwden in 1929 in Baarle-Nassau en zijn 97 (vader) en 76 jaar (moeder) oud geworden.
Albert noemt zijn vader een harde werker die altijd vroeg opstond. “In Wereldoorlog I heeft hij nog wacht gelopen langs de ‘dodendraad’ in de omgeving van Zundert.” Hij vindt dat zijn ouders samen op hun gemengde bedrijf hard hebben moeten werken. “Mijn moeder”, zegt Albert, “was zeer sociaal ingesteld.” Hij stelt ook vast dat er in de Jostens wel wat avontuursbloed zat. Zij kwamen oorspronkelijk uit Duitsland. Ondertussen woont een aantal van hen in België, Frankrijk, Canada en Australië.
Albert komt uit een gezin met zes kinderen: 4 broers en een zus, van wie nog twee broers in leven zijn.
Hij trouwt in 1964 met Angelie de Bie en zij gaan naar Luxemburg op huwelijksreis. “Mijn tweede vaderland” wordt Luxemburg door Albert genoemd. Ze zijn daar – in Larochette – rond hemelvaart verschillende jaren op vakantie gegaan. Onlangs, op 18 juni 2021 is Angelie overleden in de Geerhof in Chaam, waar ze al een tijdlang verbleef.
Kleuterschool en Lagere School
Albert weet nog goed dat hij een grote hekel aan had aan de kleuterschool. Hij baalt er van de knutselwerkjes met lapjes stof. Hij moet draadjes uit het weefsel trekken. Tot op de dag van vandaag vraagt hij zich af waarvoor dat diende. Ook het eindeloos met je handen over elkaar zitten bevalt hem slecht. Geen wonder dat ze hem vaak moeten gaan zoeken, als zijn broer al klaar staat om met hem achterop naar school te fietsen. Hartstochtelijke huilbuien! Het schijnt vanzelf te zijn overgegaan.
In de eerste en twee klas zit Albert bij juffrouw Rentiëns. Die heeft een hekel aan hem, nadat ze met een paar kinderen een stuk hout weggegooid hebben dat in de spaken van haar fiets terecht komt. “Het was geen opzet” beweert Albert stellig. Als hij in de derde en vierde zit staat meester De Kanter voor de klas. Hij staat bekend als een goede onderwijzer, die bovendien erg muzikaal is. Maar hij is ook heel streng en kan kinderen soms gemeen behandelen. Als je even niet oplet, riskeer je een houten borstel tegen je hoofd. “Een broer van mij is ooit thuisgekomen met bulten op zijn hoofd. Ouders gingen in die tijd niet gemakkelijk klagen op school, maar toen is mijn vader toch zijn beklag gaan doen. Het is naderhand niet meer gebeurd.” In klas 5 en 6 geeft de hoofdonderwijzer, meester Verschueren, les. “Die kan geweldige verhalen vertellen; dan hang je aan zijn lippen.”
Een deel van Alberts schooljaren valt tijdens Wereldoorlog II. De school is dan bezet door de Duitsers, met als gevolg dat er aanvankelijk helemaal geen les gegeven kan worden. Daarna worden de klassen wat verspreid. Albert herinnert zich: “Wij kregen les in de koestal van Meeuwesen. Anderen zaten in het parochiehuis of in een kippenhok.”
Op het seminarie in Stevensbeek
Albert weet niet meer precies hoe het gegaan is, maar hij komt na de lagere school op het seminarie van de paters van het H. Sacrament in Stevensbeek (in Oost-Brabant) terecht.
Die tijd staat hem nog scherp voor de geest. Hij heeft het er naar zijn zin. Kijkt er ook met voldoening op terug. “Ik was destijds een verlegen en teruggetrokken jongetje”, meent Albert zich te herinneren, “maar door het vele toneelspelen daar heb ik dat overwonnen.”
“Toen ik in de zesde klas van het gymnasium zat, moest ik soms op de fiets naar St. Antonis. Bij de slager daar ontmoette ik zijn knappe en gezellige dochter, met wie ik goed kon praten. Zij maakte bij mij kennelijk gevoelens los, die mij na lang twijfelen deden besluiten een punt te zetten achter het seminarie.” Hij besluit om dat pas tegen het einde van het schooljaar mee te delen, zodat hij er met een gymnasiumdiploma op zak kan vertrekken.
Geen priester, maar wat dan wel…?
Na zijn vertrek uit Stevensbeek staat Albert voor de vraag: Wat wil ik nu eigenlijk worden? De klassieke talen – Grieks en latijn – liggen hem wel. Hij overweegt even om leraar in die talen te worden. Albert pakt zijn beroepskeuze gedegen aan. Hij vraagt een gesprek aan bij de broeders van de christelijke scholen over de mogelijkheden die zij hem kunnen bieden. Hij krijgt te horen dat hij met zijn gymnasiumopleiding in de derde klas van de kweekschool – zoals de pabo toen heette – mag beginnen. Dat is een meevaller. Het vraagt een grote omschakeling van hem, maar “Ik heb er geen spijt van gehad. Het was alleen wat wennen aan nieuwe schoolvakken.” De stages doet Albert met veel plezier en ze worden ook steeds positief beoordeeld. In mei 1958 slaagt Albert voor het onderwijzersexamen en een jaar later behaalt hij zijn hoofdakte.
De kazerne gaat vóór de school
Per 15 september 1959 wordt Albert vast benoemd als onderwijzer aan de drieklassige jongensschool St. Bernardus in Ulicoten. Daarmee hoopt hij aan de militaire dienst te ontsnappen, maar verzoeken om vrijstelling daarvan – tot aan de Raad van State – worden afgewezen. Na vier maanden dienst wordt hij overgeplaatst naar Oirschot, waar hij een baantje als hoofdfacteur krijgt. Een luizenbaan, met grotendeels administratief werk. Bij oefeningen in het buitenland draagt Albert de titel van hoofdfacteur, wat inhoudt dat hij moet zorgen voor alle berichtgeving. Bijkomend voordeel van deze job is dat hij een eigen chauffeur met jeep ter beschikking krijgt.
“Ik vond de militaire dienst soms wel eens een nutteloze tijdsbesteding en toch had ik die tijd niet willen missen”, vat Albert het jaar jaar in wapenrok samen.
De laatste periode van zijn diensttijd brengt Albert door in La Courtine, het Nederlandse legerkamp in Midden-Frankrijk. Hij zwaait af op 6 oktober 1960 en daags daarna staat hij in Ulicoten voor klas 3 en 4, met ruim dertig kinderen. Meester Verschueren stelt hem aan de leerlingen voor. “De overgang was groot, maar ik heb de kinderen verteld over mijn belevenissen in militaire dienst. Dat vonden ze geweldig.”
Een leven lang op school in de gemeente Baarle-Nassau
Albert brengt zijn leven lang – vanaf zijn vierde als kleuter tot aan zijn pensionering op zijn 62ste – door op een school binnen onze gemeente, met uitzondering van zijn seminarie- en zijn diensttijd. Als hij niet op school zít, dan stáát hij er wel. In ons taalgebruik zít een leerling immers altijd op school, terwijl de onderwijzer er altijd stáát. Dat zitten heeft Albert gedaan als kleuter en lagere schoolleerling en later als kwekeling, het staan begint in september 1959 als onderwijzer op de jongensschool St. Bernardus in Ulicoten, waar hij in 1961 waarnemend hoofd wordt en het jaar daarna officieel ‘hoofd der school’. Vanaf 1985 verplaatst het staan zich naar Baarle-Nassau: eerst tot 1993 als directeur van de Aloysiusschool en vervolgens tot september 1998 als directeur van de Akkerwinde. Zo is hij in totaal 39 jaar lang in onze gemeente een ‘dorpsonderwijzer’ van het zuiverste water.
Jongste schoolhoofd van Nederland
Als Albert in 1959 op school komt, zijn er in Ulicoten twee kleine, oude schooltjes: een jongens- en een meisjesschool. Albert begint zijn onderwijsloopbaan op de jongensschool, die bestaat uit drie dubbelklassen van rond de dertig leerlingen. Zijn collega’s zijn twee leerkrachten bij wie hij vroeger zelf nog in de klas gezeten heeft: juffrouw Rentiëns en meester Verschueren, het schoolhoofd. Die krijgt in 1961 een hartinfarct en stopt bij het begin van het schooljaar 1962-1963. Albert wordt benoemd tot waarnemend hoofd. Om tot hoofd benoemd te kunnen worden moet je drie jaar onderwijservaring hebben, maar……Albert heeft – met dank aan de militaire selectiecommissie – maar twee effectieve onderwijsjaren achter de rug. Gelukkig geeft het ministerie ontheffing van de ‘3 jaar regel’. Op 16 september 1962 wordt hij benoemd tot schoolhoofd. Het jongste in Nederland. Dat blijft hij gedurende vijf jaar: onderwijzer én hoofd van de jongensschool.
In deze periode worden ook hun twee kinderen geboren: Gerard en Anne-Marie.
Snelste fusie ooit
Op de meisjesschool is tegelijkertijd Jo Broos schoolhoofd. Tijdens de grote vakantie in augustus komt zij Albert meedelen dat ze met ingang van het nieuwe schooljaar gaat stoppen op school, omdat ze gaat trouwen. En in die tijd – we schrijven 1967 – moet een katholieke onderwijzeres stoppen met werken als zij gaat trouwen. Albert weet wat hem te doen staat. Hij gaat naar pastoor Van Steen, voorzitter van het kerk- en schoolbestuur en legt hem de situatie voor. Tegelijkertijd doet hij het voorstel om van de gelegenheid gebruik te maken om jongens- en meisjesschool te laten fuseren. Het resultaat zou dan zijn: één school, zonder dubbelklassen. Pastoor Van Steen hoeft er niet lang over na te denken en geeft Albert carte blanche, met de woorden: “Je zorgt maar dat alles in orde komt bij de verschillende instanties en doe de brieven maar de deur uit.” Het betekent meteen het einde van Albert zijn vakantie, maar … In ruim twee weken tijd is alles in kannen en kruiken en is de fusie een feit. Ulicoten heeft nu in plaats van twee driemansschooltjes één gemengde school met vijf leerkrachten. Een verzoek bij het ministerie om een zesde leerkracht te mogen aanstellen wordt afgewezen.
Een nieuwe school, een nieuwe gymzaal en een oude kloostermuur
Er is nu wel een nieuwe start gemaakt, maar wel op twee oude, uitgeleefde locaties. Ook onderwijskundig kan men nieuwe impulsen gebruiken. Vrij snel worden er dan ook nieuwe methodes en nieuw lesmateriaal ingevoerd, vooral op het gebied van taal, rekenen en wereldoriëntatie. Bovenaan op het verlanglijstje van de directeur van de gemengde lagere school staat daarna: een nieuw schoolgebouw, waar alle leerlingen inpassen…en meer dan dat! Een moderne school met up-to-date onderwijs! De demografische ontwikkelingen helpen daar niet echt aan mee. Sinds 1969 tekent zich een afname van het leerlingenaantal af. In dit klimaat werkt Albert toch heel gedreven aan de opbouw van zijn nieuwe Bernardusschool. Daarbij komt zijn lijfspreuk “Waardeer het verleden, maar richt je op de toekomst” hem uitstekend van pas. Albert: “Pastoor van Steen zag de vernieuwing van meubilair en de aanvraag voor nieuwbouw bij het ministerie niet zitten. Allerlei brieven naar instanties moest ik zelf opstellen en hij ondertekende deze steeds zonder ze te lezen. Ik legde hem van tevoren wel altijd de inhoud ervan uit. Op een bepaald moment heb ik een aantal brieven verzameld, met daar tussenin de aanvraag voor nieuwbouw aan het ministerie. De inhoud van de brieven werd door mij weer uitgelegd, behalve van die ene brief. Aan de secretaris had ik het wel verteld. Op een gegeven moment komt vanuit het ministerie de goedkeuring en die heeft bij de pastoor meer dan een half jaar in de la gelegen. Ik kwam daar pas achter toen ik aan de inspecteur vroeg waarom we nog geen antwoord gekregen hadden.” Uiteindelijk wordt op 16 september 1970 de nieuwe lagere school in gebruik genomen. In de eerste jaren van zijn loopbaan moet Albert het doen met leer- en hulpmiddelen die erg verouderd zijn. Met steun van onderwijsinspecteur Aerts en gebruik makend van een speciaal wetsartikel (art. 72) wordt de achterstand binnen een paar jaar ingelopen. Het zou daarbij ook heel welkom geweest zijn als de school kon beschikken over zes onderwijzers: voor elke klas één. Helaas….niet genoeg leerlingen daarvoor. Maar in 1974 krijgt de school enkele jaren extra formatie: voor onderwijsstimulering en vanwege de opvang van Vietnamese leerlingen. Jammer genoeg eindigt die regeling weer in 1976. Albert gaat niet bij de pakken neerzitten. Er moet ook strijd geleverd worden om op een redelijke manier de gymlessen te kunnen verzorgen, want die kunnen op dat moment alleen op de speelplaats en op een sportveld plaatsvinden. Albert kan er zich nog kwaad om maken: “De inspecteur voor lichamelijke opvoeding wilde ons – na overleg met de gemeente – dwingen om via busvervoer de gymlessen in Baarle te geven. Ik weigerde in de bus te stappen en zou van het team hetzelfde vragen.” In 1976 wordt, na langdurige weerstand bij de gemeente overwonnen te hebben, gestart met de bouw van een gymzaal bij de school. Vóórdat hiermee begonnen wordt, speelt er in Ulicoten echter nog een andere zaak: de afbraak van de oude meisjesschool en het klooster met zijn karakteristieke muur met kantelen. In Ulicoten komt een actie op gang om dit stukje cultureel erfgoed veilig te stellen. In elk geval wil men de muur behouden. De Rabobank wil die grond echter kopen ten behoeve van nieuwbouw. In mei 1976 is er een bijeenkomst in café Kusters van de gemeente met de werkgroep ‘Leefbaarheid Ulicoten’. Voor aanvang daarvan geeft wethouder Van Helvoirt de werkgroep – waartoe ook Albert behoort – te verstaan: “Het is kiezen voor afbraak van de muur of voor het verkrijgen van een nieuwe gymaccomodatie.” Albert laat hem fijntjes weten dat hij het verband niet ziet. In februari 1977 wordt de gymzaal toch in gebruik genomen. Burgemeester Hogenbosch weigert om deze, namens de gemeente, officieel te openen. De veelbesproken muur is overigens wel plat gegaan.
Klein maar dapper
Ik weet dat Albert een verbeten strijder is geweest voor het behoud van een zelfstandige school in Ulicoten, zoals hij ook een voorvechter geweest is voor extra overheidssteun voor de kleine (dorps)kernen in Nederland. Deze twee zaken hangen overigens sterk met elkaar samen, maakt Albert me duidelijk. “Het is fout om te denken dat een kleine school in een dorp niet meer is dan een onderwijsvoorziening. De positie die een school in een dorp inneemt is van wezenlijk belang voor de leefbaarheid van zo’n kleine kern. Als de kleine school uit het dorp verdwijnt, gaat ook dat dorp sterven. Voor veel mensen bepaalt de aanwezigheid van een school in een dorp mede of men er wil wonen.” Daarom neemt hij van 1981 tot en met 1986 namens de provincie Noord-Brabant ook zitting in het landelijk bestuur van de ‘Kleine en Kleiner wordende school’ (KKS). Daar heeft hij veel nuttige informatie kunnen opdoen. Zo blijkt het ook mogelijk om extra formatie te krijgen als je stimuleringsschool wordt. Albert maakt er dankbaar gebruik van.
In Ulicoten heeft men zich lange tijd strijdbaar moeten opstellen om voorzieningen te krijgen of te behouden. Om de noodzaak hiervan duidelijk te maken en ook goed te laten doordringen in de hoofden van de gemeentebestuurders wordt door de inmiddels opgerichte werkgroep ‘Leefbaarheid Ulicoten’ in 1984 een huis aan huisenquête gehouden. Als er op 12 mei een grote manifestatie wordt gehouden in café Kusters om het verder wegzakken van het dorp te voorkomen, staat Ulicoten vol met zwarte vlaggen. Het signaal is overduidelijk: voorkom dat Ulicoten met een verdere krimp te maken krijgt en dat nog meer jeugd wegtrekt. Gebouwd moet er worden, ook om de school in stand te houden. Tijdens een bijeenkomst van de Kleine Kernen steekt gedeputeerde Siepman Albert een hart onder de riem: “Ik wil jullie een compliment maken voor jullie slimme aanpak in Ulicoten. Jullie hebben ervoor gezorgd dat er een nieuwe school is, sportvelden, een sportclub en een gymzaal. Nu die voorzieningen er zijn moet de gemeente wel zorgen dat er gebruikers voor zijn, dus dat er gebouwd gaat worden.”
Pastoor van Steen, hoofd van het schoolbestuur en godsdienstleraar
Je kunt het niet over Ulicoten in de vorige eeuw hebben, zonder pastoor Van Steen ter sprake te brengen. Pastoor Van Steen: de jager, de jeugdwerker, de muziekliefhebber, de voetbalfan, de populaire vastenpredikant, de parochieherder met naast zich Mila ‘de pastoorsmeid’/’de hulppastoor’. Kortom: een markante parochieherder.
Als pastoor is hij ook automatisch hoofd van het schoolbestuur. In die hoedanigheid krijgt Albert veel met hem te maken. “Ik werd altijd zeer vriendelijk door hem ontvangen. Hij was bijzonder gastvrij”, zegt Albert over hem. “Als ik bij hem iets moest laten ondertekenen was het altijd: Wil je even een borreltje drinken?” Hij heeft, zeker in zijn beginjaren in Ulicoten, baanbrekend werk verricht, vooral voor de jeugd. Maar……hij heeft ook zo zijn eigen opvattingen en principes. HIJ verwacht bijvoorbeeld dat leerkrachten op zondagmorgen om half acht achter de kinderen in de kerk zitten om erop toe te zien dat zij zich netjes gedragen. Als je er een keer niet bent, vind je op maandagmorgen een briefje op je lessenaar van Mila: “Heb je taak waargenomen.”
Als meester Verschueren ziek wordt en er een waarnemend hoofd moet komen, geeft de pastoor de voorkeur aan de oudere juffrouw Rentiëns. Dat is echter niet mogelijk, want zij is niet in het bezit van een hoofdakte. Albert wordt dan benoemd met de bepaling, dat hij de helft van het meerdere salaris aan haar zal uitbetalen. “Na enkele maanden ben ik daar toch mee gestopt”, zegt Albert. “Zij deed er ook niets extra’s voor.”
In de jaren zestig van de vorige eeuw moet je een jaarlijkse tbc-keuring ondergaan bij de GGD in Tilburg om les te mogen geven op school. Omdat de pastoor de godsdienstlessen verzorgt, geldt voor hem ook die regel. Aangezien Van Steen echter pertinent weigert zich te laten keuren, geeft hij zijn lessen noodgedwongen in de kerk.
Op zekere dag vraagt Albert aan de inspecteur of hij met de pastoor de aanschaf van nieuw meubilair wil bespreken: éénpersoonssetjes in plaats van de oude tweepersoons bankjes. De pastoor blijkt niet te overtuigen van het nut daarvan. Zijn redenering: “Wij hadden vroeger meubilair waar met messen in gekerfd was en zijn wij nu minder geleerd?”
Iedere zondag roept de pastoor vanaf de preekstoel af dat de doordeweekse mis om half acht begint. Als het een gezongen mis is begint hij echter al om 7.15 uur en bij de opening van de jachttijd om 6 uur. Jarenlang heeft Albert, samen met Jan Geerts en koster Piet van den Broek de mis gezongen. “Na de mis ging ik dan de kachels op school op een hogere stand zetten om de lokalen rond negen uur warm te hebben.”
Op 1 januari 1972 sluit het schoolbestuur van Ulicoten zich aan bij de Stichting Katholieke Onderwijsbelangen (SKO) in Baarle-Nassau, want de regelgeving is inmiddels steeds complexer geworden en pastoor Corstiaensen, de opvolger van pastoor Van Steen, heeft daar helemaal geen zin in.
Bouw van de nieuwe school
Nadat de fusie van de jongens- en de meisjesschool in 1967 een feit is, begint Albert al gauw met de plannen voor nieuwbouw. Met medewerking van inspecteur Aerts en de schoolarts dr. Hermans gaat het balletje aan het rollen. Er is verdeeldheid bij de geneeskundige diensten welke van de twee scholen er het meest beroerd aan toe is. Van afkeuren van een van de twee scholen kan echter geen sprake zijn, want dan zou die school moeten sluiten. Ondertussen is het ’s winters ijzig koud in de lokalen, waait de sneeuw onder de dakpannen door en komt het smeltwater op verschillende plaatsen vanaf het plafond de lokalen ingesijpeld. De oliegestookte kachels maken overuren, maar leggen ook zo’n beslag op het schoolbudget, dat het bedrag dat de gemeente per leerling betaalt ontoereikend is om heel het onderwijs te bekostigen. Op pastoor Van Steen heeft dit alles geen vat. Hij vindt het allemaal nogal meevallen. Dank zij de steun van onderwijsinspecteur Aerts kan, na ongeveer tien jaar, een aanvraag voor nieuwbouw bij het ministerie worden ingediend. In de zomer van 1970 wordt begonnen met de sloop van de oude jongensschool. Uiteraard is de nieuwe school nog niet gebruiksklaar aan het begin van het nieuwe schooljaar. De combinatiegroep 3-4 wordt ongeveer zes weken gehuisvest in het parochiehuis, groep 5 pendelt dagelijks naar een lokaal in het SOB-gebouw in Baarle-Nassau en de overige groepen vinden tijdelijk onderdak in de oude meisjesschool.
Over de bouwperikelen bij de nieuwe school zou ook nog een heel hoofdstuk toegevoegd kunnen worden, maar…..op 16 september 1970 kan de vlag echt uit: de nieuwe lagere school wordt in gebruik genomen.
Het schoolhuis: een verhaal apart
Vroeger stond er bij een school dikwijls een schoolhuis: een woning voor de hoofdonderwijzer. Meestal was deze eigendom van de gemeente of van het kerk- en schoolbestuur en het schoolhoofd woonde daar met zijn gezin. In Ulicoten was er ook een schoolhuis en meester Verschueren heeft daar jarenlang in gewoond. Albert niet. Hij vertelt: “In Ulicoten was men lang van mening dat ik niet in Ulicoten wilde wonen, maar het tegendeel is waar. Ik heb ontzettend veel moeite gedaan om er te kúnnen wonen. ”Als de heer Verschueren naar Baarle vertrekt probeert hij eerst het schoolhuis te kopen, maar dat verzoek wordt afgewezen. Dan stelt hij voor om het te huren. De pastoor wil er echter geen enkel onderhoud aan laten verrichten. Adrianus Geerts, zelf al iemand op jaren, zegt op een vergadering tegen de pastoor: “Het is zo slecht, daar trekt nog ginne ouwe mens in.” Dat Albert desondanks toch interesse heeft in de woning komt doordat er een grote tuin bij is.
Als dat afgeketst is doet hij drie andere pogingen, allemaal zonder succes. “Op een bepaald moment bouwt de gemeente een tweewoon aan de Dorpsstraat. Ik zeg tegen de wethouder: Dit is de laatste kans om te zorgen dat ik in Ulicoten blijf.” Als ook dat niet doorgaat, beslist Albert om in Baarle te gaan wonen.
Het schoolhuis staat een tijdlang leeg en dan trekt het Wit-Gele Kruis er tijdelijk in. “Daarna gaan de pastoor en Mila er wonen, na een grondige restauratie van ruim zesendertigduizend gulden. Achteraf gezien had hij het voor zichzelf gereserveerd”, is Alberts conclusie.
Stel je voor: je komt vanuit Viëtnam op een school in Ulicoten
Bootvluchtelingen, we kennen ze anno 2021 maar al te goed van de dramatische beelden op tv. Mensen die vanuit Noord-Afrika proberen in gammele boten de kusten van Zuid-Europa te bereiken, op zoek naar een beter bestaan. In 1979 zijn er tal van mensen die op een dergelijke manier proberen het oorlogsgeweld in hun land Viëtnam te ontvluchten. Een aantal van hen wordt opgenomen in Nederland en weer een gedeelte daarvan komt terecht in het opvangcentrum aan de grens. Begin 1980 zitten daar, in het voormalige klooster van de paters van de H. Geest, ruim 100 personen. Op de Bernardusschool worden er in de jaren 1980, 1981 en 1982 drie groepen Viëtnamese kinderen opgevangen en krijgen er les. Dat vraagt veel inzet, creativiteit en improvisatievermogen. Die is gelukkig in ruime mate aanwezig bij de leerkrachten Marcel van Gils en Loes Terlaak. Er zijn immers geen boeken, geen echte methodes. Er gebeurt daarom veel met handen en voeten. Veel plaatjes worden er gebruikt en veel woordjes geleerd. Het benodigde materiaal ontwerpen ze zelf. Zo snel mogelijk worden de kinderen ingedeeld bij de gewone klassen. Dat contact met de Nederlandse kinderen doet hen zichtbaar goed en versnelt aanzienlijk het leren. Dat wil niet zeggen dat het altijd gemakkelijk is. Je merkt dat veel van de kinderen geen schoolervaring hebben en veel vrijheid gewend zijn. Ze hollen dan ook de eerste dagen overal door de school, wat storend is. Maar je ziet tegelijkertijd hoe snel kinderen kunnen leren en zich aanpassen. Albert vat zijn gevoel over die tijd samen: “Er moest veel geregeld worden, maar de Viëtnamezen hadden en hebben een warm plekje in mijn hart.”
Mijn eerste baan…
Waarschijnlijk gaat het heel vaak zo met je eerste baan: je stort je er helemaal op, gaat elke nieuwe uitdaging aan en je probeert duidelijk je sporen achter te laten. Dat is ook het geval met Albert als hij in 1959 zijn onderwijsloopbaan begint in Ulicoten. In zijn geval werken er nog een paar extra stimulerende factoren mee: hij gaat aan de slag in zijn eigen geboortedorp, kent er veel ouders van leerlingen en zijn collega’s zijn oud-onderwijzers van hem. Dat maakt het allemaal extra spannend, maar Albert gaat er niet onder gebukt. Hij focust op de toekomst, met tal van plannen en idealen. Het meest zichtbare resultaat van zijn tomeloze inzet zijn natuurlijk de fusie van jongens- en meisjesschool, de bouw van de nieuwe school en later ook van de gymzaal. Daarnaast heeft hij ook geknokt om voor zijn kleine school de voorzieningen te krijgen waarop hij recht meende te hebben. Albert: “Op een gegeven moment ontstonden er problemen met de gemeente over vergoeding van het busvervoer naar het zwembad. Deze hebben geleid tot de oprichting van de oudervereniging van de Bernardusschool.” Hij spant zich ook in om de voorzieningen in Ulicoten op niveau te houden. “Een leefbaar dorp en een leefbare school kunnen niet zonder elkaar”, is zijn stelling. Dit is voor Albert ook reden om behalve schoolhoofd ook op andere manieren actief te zijn in het dorp. Het mede oprichten van de sportvereniging, later SVU en ook zijn deelname aan de werkgroep ‘Leefbaarheid Ulicoten’ laten dat zien.
Een kleine school heeft zo zijn eigen specifieke problemen. Met weinig personeel en middelen moet de kwaliteit van het onderwijs toch gewaarborgd zijn. Om die reden volgt Albert ook lange tijd een hoofdencursus in Ede bij Arnhem, tijdens het weekend van vrijdagmiddag tot zondagmiddag. Dit zorgde ervoor dat Ulicoten een schoolvrije zaterdag kreeg. Een nadeel van de kleine school is ook dat zij het moet zien te stellen zonder conciërge. “Dat was een groot gemis”, zegt Albert, “want allerlei klusjes moest je dan zelf opknappen. Gelukkig heb ik vele jaren een beroep kunnen doen op Anna en Fons Roelen, met zijn gouden handen. Zij hebben me veel werk uit handen genomen.”
Ulicoten verruild voor Baarle-Nassau
Eigenlijk kan hij niet weg uit Ulicoten. Met al zijn haarvaten is hij verbonden met die gemeenschap waar hij zijn zilveren onderwijsjubileum heeft gevierd en ook allerlei acties heeft opgezet of ondersteund om Ulicoten leefbaar te houden ………en dan vraagt Cees de Jong, voorzitter van het schoolbestuur, in 1985 aan hem of hij interesse heeft in de directeursfunctie van de Aloysiusschool in Baarle-Nassau. Daar wil Albert toch even goed over nadenken. Lang duurt dat niet. Hij is inderdaad in al die jaren vergroeid met Ulicoten, maar hij voelt ook een zekere angst om er vast te roesten. Albert houdt trouwens altijd van nieuwe uitdagingen. “Ik kan iedereen aanraden om op tijd van baan te veranderen”, zegt hij nu. “Het geeft een verfrissing.”
1985 Is een cruciaal jaar in de onderwijsgeschiedenis van Nederland: het kleuter- en het lager onderwijs worden samengevoegd tot de ‘basisschool’. Dit betekent dat leerlingen vanaf 4 jaar op de basisschool zitten in groep 1 tot en met 8. Daarna stappen zij over naar het vervolgonderwijs. Het onderscheid tussen kleuterleidster en onderwijzer(es) komt daarmee ook te vervallen. Zij worden voortaan allemaal ‘leraar’ genoemd en het schoolhoofd wordt ‘directeur’. Dit vraagt van de leerkrachten vooral een psychologische aanpassing.
In 1993 dient zich een nieuwe uitdaging aan: de Maria Reginaschool en de Aloysiusschool moeten fuseren. De naam van de nieuwe, grote basisschool wordt De Akkerwinde. “Het eerste jaar van de fusie heeft het zeer veel tijd en energie gekost om van de twee verschillende teams één team te maken.” Het is hem kennelijk gelukt en Albert ziet er met voldoening op terug.
Veranderingen……..
Natuurlijk wil ik van een onderwijstijger zoals Albert weten….wat is er nu zoal veranderd in die veertig jaren op school. Is het onderwijs wezenlijk anders dan vroeger? Zijn de kinderen nog hetzelfde?
Albert vertelt dat vooral sinds de jaren tachtig er veel veranderd is in het onderwijs. “Er komt dan steeds meer aandacht voor de problemen van de individuele leerling. Er komt op school een coördinator leerlingenzorg en remedial teaching. De komst van de basisschool in 1985 vind ik de meest ingrijpende verandering.” Albert geeft aan dat er voor de leerkracht steeds meer werk te doen is: vergaderingen, ouderavonden, coaching, studiedagen, nascholing, enzovoorts. Deze zaken vragen ook steeds meer energie. En je moet wel zorgen dat je genoeg voldoening blijft vinden in je werk. “Het gaat in het onderwijs altijd om de balans”, zegt Albert, “de balans tussen werkplezier en werkdruk. Ik heb gelukkig altijd meer werkplezier dan werkdruk ervaren en ik heb mijn werk altijd graag gedaan. Mij was niets teveel als het mijn school en mijn leerlingen betrof. Als ik ’s avonds naar huis ging kon ik bij het sluiten van de deur mijn besognes achterlaten.” Een kritisch geluid wil hij toch ook nog wel laten horen: “Ik vind dat ik me in mijn loopbaan te vaak strijdbaar heb moeten opstellen om voorzieningen te krijgen waar we gewoon recht op hadden. “Ach”, relativeert hij meteen, “het zit ook wel wat in mijn karakter om niet meteen toe te geven. Niettemin heb ik altijd het gevoel gehad dat de overheid parasiteert op de hoofden en directeuren van basisscholen.” Albert benadrukt het wel als zeer positief ervaren te hebben dat er in de loop van de jaren steeds meer zorg aan het kind besteed wordt.
Al met al heeft hij de sfeer op de verschillende scholen altijd erg plezierig gevonden. Hij is dan ook dankbaar dat hij zo’n veertig jaar lang in het onderwijs met zulke fijne mensen heeft mogen samenwerken.
“En wat de leerlingen betreft…..Als de wereld verandert, veranderen de kinderen natuurlijk mee. Vroeger hadden we het klassikale systeem en zat er in de vakken veel minder afwisseling. Het kind van nu vraagt om meer variatie. Over het algemeen is het zo dat het kind zich minder kan concentreren. Het is ook wat individualistischer ingesteld. Bovendien komt er bij kinderen steeds meer binnen. Zij zitten steeds meer achter de computer en voor de tv. Ook de sociale media nemen veel van hun tijd in beslag. En tv is de normaalste zaak van de wereld. Soms heb je weleens het gevoel dat de leraar in de klas ook een tv is: je luistert ernaar als je dat wil.“
Schoolhoofd en politicus, een ongemakkelijke combinatie
Als ik met hem begin over politiek, reageert Albert meteen met: “Ik heb eigenlijk altijd interesse in de politiek gehad. Om dingen voor elkaar te krijgen ben je namelijk vaak afhankelijk van de politiek, of het nu gaat om zwemonderwijs op school of om huizenbouw. In de zestiger jaren was ik actief als KVP-er. Ik organiseerde regionale bijeenkomsten en nodigde provinciale en landelijke politici uit. Ook ben ik enkele jaren bestuurslid geweest van de KVP-jongeren, kring Tilburg. In 1969 was ik medeoprichter van de politieke partij ABGB (Algemeen Belang Gemeente Baarle-Nassau), die later – na een samensmelting met de partij Werknemersbelangen – is verder gegaan als VPB.” Albert is tevens de eerste voorzitter en het eerste raadslid van de nieuwe partij.
Een van de doelstellingen van de ABGB is een grotere openheid en meer inspraak, gelijke rechten en kansen voor de inwoners en meer frisse ideeën in de raad. Verder wil men een meer kritische, maar wel positieve opstelling ten aanzien van het beleid van B & W, meer variatie in de woningbouw en meer groen in de wijk. Door toedoen van de ABGB wordt in 1970 het ‘bestemmingsplan Dorp Noord’ gewijzigd. Een extra motivatie om in de Baarlese politiek een rol te spelen is voor Albert het feit dat de ABGB zich hard wil maken voor meer woningbouw in Ulicoten, om mede daardoor de school leefbaar te houden en het wegtrekken van jongeren te voorkomen.
Zijn keuze voor een actieve rol in de Baarlese politiek roept hier en daar verbazing op. Soms ook meer dan dat. “Ik heb verschillende keren anonieme dreigbrieven ontvangen.” Een ander naar verschijnsel is dat inwoners soms bij hem aan huis hun beklag komen doen. “Mijn vrouw kon daar niet tegen. Zoiets moet men buiten de privésfeer houden”, vindt Albert. Er zijn ook Ulicotenaren die laten merken dat hun schoolhoofd op de ‘Lijst Ulicoten’ hoort te stemmen. Na vier jaar houdt Albert het daarom voor gezien in de gemeenteraad van Baarle-Nassau. Een ervaring rijker, maar een illusie armer.
Onderscheidingen
Je doet het er niet voor, maar het doet je wel goed als anderen zien dat men zich jarenlang met hart en ziel inzet op verschillende fronten in de gemeenschap. Op de laatste dag van juli in 1998 benoemt scheidend voorzitter van het schoolbestuur Arnold Backx de vele eigenschappen van Albert, die de Akkerwinde een uitstekende reputatie bezorgd hebben. Albert ontvangt uit zijn handen ook het gouden speldje voor 40 jaar vakbondslidmaatschap, maar vooral ook voor zijn inzet voor verbetering van de positie van het hoofd van de school.
25 September van datzelfde jaar is een warme dag. Albert gaat in korte broek naar een vergadering, waarbij – zo denkt hij – iemand in het zonnetje zal worden gezet. Met een smoesje is hij naar school gelokt om aan hém een onderscheiding uit te reiken. Daarop is zijn kledij echter niet helemaal afgestemd. Inderhaast leent hij het colbertje van zijn zoon, zodat pastoor Maikel Prasing tenminste een geschikte ondergrond heeft om de pauselijke onderscheiding ‘Pro Ecclesia et Pontifice’ op te bevestigen. Zijn verdiensten worden als volgt verwoord: “Je poogt de normen en waarden van het leven en in het bijzonder van het christelijk geloof met zorg over te dragen.” Ook zijn jarenlange lectorschap in de kerk, zijn trouwe lidmaatschap van het kerkkoor en zijn ijveren voor een goede band tussen kerk en school, worden door de pastoor gememoreerd. Albert is zichtbaar ontroerd door de eer en onderscheiding namens parochie, kerk en de paus.
Lid in de Orde van Oranje-Nassau wordt hij in 2010. Hij ontvangt dan de koninklijke onderscheiding vanwege een keur van activiteiten. Alvorens hij het lintje namens koningin Beatrix opspeldt, geeft burgemeester Hendrikx daar een opsomming van: directeur van de basisscholen in Ulicoten en Baarle-Nassau, lid van KOV-onderwijskring Baarle/Gilze, 6 jaar provinciaal afgevaardigde in het landelijk bestuur van de Kleine en Kleiner wordende scholen (KKS), raadslid in de gemeente Baarle-Nassau, medeoprichter en bestuurslid van de sportvereniging Ulicoten, secretaris van ‘Ulicoten Vooruit’, secretaris van de werkgroep ‘Ulicoten 2 voor 12’ , initiatiefnemer voor de komst van de bibliotheek en later lid van de beheerraad, bestuurslid van de verkeersgroep Generaal Maczeklaan/Leliestraat, kartrekker van het project Ouderenproof.
In zijn dankwoord spreekt Albert zijn erkentelijkheid uit voor de ontvangen waardering, met een speciaal woord van dank voor zijn echtgenote, die hem in staat gesteld heeft al het vrijwilligerswerk te kunnen doen.
Zwart gat…?
Als Albert in 1998 zijn carrière in het onderwijs afsluit, lijkt het onontkoombaar dat hij aan de rand van een diep zwart gat staat. Wat moet iemand die zijn hele bestaan gewijd heeft aan onderwijs en aanverwante zaken nog op het moment dat al die bezigheden wegvallen? Maar dan herinner ik me zijn motto: ‘Waardeer het verleden, maar richt je op de toekomst’.
Albert heeft zich dan ook al vóór zijn afscheid van school laten strikken voor de functie van secretaris van de nieuwe Stichting voor Katholiek Onderwijs ‘Het Groene Lint’, die hij vijf jaar zal vervullen.. Ook aan andere zaken zal hij zich de jaren na zijn pensionering wijden: de Seniorenvereniging, voorzitter mantelzorgcafé, Adviesraad sociaal domein.
Daarnaast is Albert een echte doener: als iets stuk is probeert hij het zelf in eerste instantie op te lossen. Hij houdt van knutselen. Aan het bouwen van zijn huis heeft hij destijds ook veel tijd besteed en het schilderwerk heeft hij toen zelf gedaan en doet hij nog steeds. Daarnaast is hij liefhebber van tuinieren. Verder kan hij veel tijd doorbrengen met lezen, genieten van natuurfilms en het kijken naar wielrennen.
Zijn grootste hobby is minder alledaags: autorijden. Geen wonder dat hij na zijn onderwijstijd vijf jaar lang taxichauffeur en koerier is geweest. Die liefhebberij viert hij ook al heel lang bot tijdens de vakanties. Hij maakt dan het liefst heel verre ritten naar Oostenrijk, Zuid-Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Polen, enzovoorts. Als hij ergens naartoe vliegt, bijvoorbeeld de Canarische eilanden, probeert hij ter plekke altijd een auto te huren.
Zelfs aan vergaderen heeft Albert geen hekel. Het is een van de redenen dat hij zich in de loop van de jaren enthousiast kon inzetten voor diverse projecten, nogal eens de voorzittershamer hanteerde, aan vergadertafels plaatsgenomen heeft in verband met onderwijs, politiek, verenigingsleven of actiegroep. “Bij alle activiteiten voor Ulicoten is de inzet en hulp van opbouwwerker John Schouten van grote beteken is geweest”, wil Albert graag benadrukken.
“De laatste jaren neig ik steeds meer naar het opschrijven van wat ik meegemaakt heb in mijn werk”.
Tot slot
“Ik heb verschillende medailles gekregen”, vat Albert het geheel nog eens samen, “maar telkens als ik er een opgespeld kreeg bleek die twee kanten te hebben. Het onderwijs vergt al enorm veel tijd, maar als je dan ook jezelf nog bezig houdt met verschillende organisaties, wordt de wissel die dat trekt op je gezin wel erg groot. Het is wel eens ten koste van hen gegaan, denk ik achteraf. Niettemin kijk ik met veel voldoening terug op mijn onderwijsloopbaan. Ook ben ik dankbaar voor al die mensen die mij al die jaren geholpen hebben en achter mij zijn blijven staan, want je hebt de hulp en adviezen van talloze mensen nodig.”
Albert, dank je wel namens alle lezers van ‘Van Wirskaante’ voor de inkijk die je ons gegund hebt in jouw leven. Het is tegelijkertijd ook een stukje geschiedenis geworden van het onderwijs in Ulicoten en Baarle-Nassau in de vorige eeuw en ook van de strijd voor een vitale kleine kern: Ulicoten. Albert, wij wensen je veel sterkte toe in deze moeilijke periode in je leven, maar ook nog veel actieve en gezonde jaren.
P.S.: Het oorspronkelijke artikel was veel uitgebreider, tevens met aanvullende foto’s. Geïnteresseerden kunnen dit vinden “op de site van de “Van Wirskaante” het tijdschrift van heemkundekring: www.amaliavansolms.org