Remi Tuijtelaars (Voske)

Remi Tuijtelaars vierkant
Aon de praot mee…Remi Tuijtelaars

 “Ik heb het boeren altijd fantastisch gevonden. Nu nog.”

Aon de praot mee… Remi Tuijtelaars (Voske)

JOS JANSEN

Remi is een boer in hart en nieren. Altijd geweest. Ik heb met hem afgesproken voor dinsdagavond 6 juni. Daags tevoren belt hij me: “Jos, ik vind het heel jammer, maar morgen kan het interview niet doorgaan. Het gras moet af en ingekuild. De eerste twee sneeën gras zijn de belangrijkste, hè.” Hoewel hij onlangs 72 geworden is, is hij nog altijd actief op het boerenbedrijf op het Voske, al is dat de laatste tijd bij zijn zoon René. Maar naast het werk op de boerderij is Remi ook zijn hele leven druk in de weer geweest voor zaken die met de boerenstand te maken hadden.

Als je het in Baarle-Nassau over Remi Tuijtelaars hebt, moet je er wel meteen bij zeggen wie je precies bedoelt. Er zijn heel wat Tuijtelaarsen in Baarle. En de kans dat die Remi heten is ook behoorlijk groot. ‘Remi van Toontje Tuijt’ is dan ook een nauwkeuriger aanduiding. Wij hebben ervoor gekozen om in de kop boven dit interview (Voske) achter zijn naam te zetten. Het Voske is de buurtschap waar Remi het grootste deel van zijn leven gewoond en gewerkt heeft. Maar zijn wieg heeft ergens anders gestaan.

Remi wordt op 9 maart 1946 geboren als eerste kind van Toon Tuijtelaars en Anna Jespers. “En ik zij in België geboren, in Baarle-Hertog. Dè wit bekaant niemand. Op den hoek van wè tegenworrig de Wiekenweg is en de Gierlestraot”, begint Remi zijn levensverhaal. Later zal blijken dat hij in zijn leven wel geëmigreerd is van België naar Nederland, maar dat hij zijn geboortedorp Baarle altijd trouw gebleven is. Zijn ouders trouwden vlak na de oorlog, in januari 1945. Remi en zijn broer Louis zijn nog allebei aan de Gierlestraat geboren, maar toen heeft opa Tuijtelaars gebouwd aan het Gorpeind, op de plaats waar de weg naar Zondereigen begint. De boerderij die er stond was zozeer beschadigd door het oorlogsgeweld, dat nieuwbouw noodzakelijk was. Daar op het Gorpeind heeft Remi zijn hele jeugd doorgebracht. “Daar was vertier genoeg”, zegt Remi, “de kinderen van het Gorpeind speelden met elkaar. Vijf van hen zijn geboren in 1946.” Het was daar een beetje een ‘Tuijtenhoek’, want op drie van de zes adressen aan het Gorpeind woonde een Tuijtelaars: Toon, Pro en Fons, drie broers.

Om het extra moeilijk te maken: 3 van de kinderen Tuijtelaars luisterden naar de voornaam Remi. De jongens uit elkaar houden lukte wel. Ze noemden ze gewoon: Remi van….en dan vul maar in: Toon, Pro of Fons.

“Het was over het algemeen ook een brave hoek”, vindt Remi. Er werd weinig kattenkwaad uitgehaald. De kinderen amuseerden zich uitstekend met ‘buske trappen’, piepelen (verstoppertje spelen) en van die dingen. Soms gingen ze met de kar, met de bok ervoor, zavel (geel zand) halen op de heimolen, achter de voormalige huizen van de marechaussee en later van de politie. Een groep broeders van De la Salle wandelde daar regelmatig en hielp hen zo nodig om de kar uit de zandkuil te duwen. Zij genoten zichtbaar van dat zandtransport. Natuurlijk moest er regelmatig ook een handje uitgestoken worden op de boerderij. Remi hielp al op jonge leeftijd bij de oogst, dunde de bietenplanten mee uit en hielp met aardappelen rooien. Soms gingen alle kinderen uit de buurt bij Aarts tv kijken, want die hadden als eersten op het Gorpeind een televisie. Bonanza was hun favoriete programma. Remi herinnert zich uit die tijd ook dat de kwaliteit van het putwater bij hen heel slecht was. “Om te wassen en voor het vee ging het wel, maar voor eigen consumptie gingen wij altijd bij ome Pro water halen, totdat de waterleiding werd aangelegd.”

Schooltijd
Remi weet nog dat hij bij de zusters op de kleuterschool gezeten heeft, in de Nieuwstraat, op de plaats waar nu ongeveer Creemers Uitvaartverzorging gevestigd is. Namen van zusters schieten hem niet meer te binnen. Trouwens, de kleuterschool van zijn kinderjaren vond hij helemaal niks. “Mijn jongste kleinkind van 4 jaar vertelde, toen hij twee maanden naar school ging, bij thuiskomst vol trots dat hij Engels geleerd had. En hij begon hardop te tellen: one, two, three enzovoorts, tot ‘ten’. Vergelijk dat met ons vroeger: strak in de rij, kieltje aan. Als ik zie wat die mannekes nou allemaal leren…..dan zijn wij daar vroeger twee jaar nutteloos naartoe gegaan. Een bewáárschool was het, niet meer en niet minder. Het is misschien jammer dat ik dat nu zo formuleer, maar wat we deden was: armpjes over elkaar, naar een verhaaltje luisteren, een kleurplaat inkleuren, die met een speld uitprikken….en dan was het weer half vier.”

Na de kleuterschool ging Remi naar de lagere school bij de broeders, op de plaats waar nu de Jumbo zit. ’s Winters gebeurde het wel dat de kinderen van het Gorpeind te voet naar school gingen. Als het kon waren ze wel zo slim om met de melkwagen mee te rijden.

Ze gingen in die tijd ook op zaterdagvoormiddag nog naar school. Remi is altijd overgegaan, de ene keer met de hakken over de sloot, de andere keer vlotter. “Ik vond het wel erg dat wij in die tijd in drie rijen gezet werden: een goeie rij, een middelmatige rij en een rij voor de zwakste leerlingen. Dat was pure discriminatie!” zegt Remi op nog steeds verontwaardigde toon.

Soms viel er ook wel iets te lachen. Remi zat achter in de middelste rij. Ad Adriaansen zat daar ook. Op een gegeven moment moest Ad van broeder Willibrord naar voren komen en dat deed hij blijkbaar niet vlug genoeg. Broeder Willibrord wilde Ad een schop onder zijn achterste geven, maar hij bleef met zijn schoen in zijn rok haken. Hij kwakte languit op de vloer en Ad zei doodleuk: ‘Broeder, wè doe de nou toch?’ “Wat hebben we toen gelachen. Maar broeder Willibrord was wel een goede broeder, hoor.”

Wat heel veel indruk op hem gemaakt heeft is het overlijden van de broeder van de vierde klas. ’s Morgens, toen alle leerlingen nog op de speelplaats waren, stortte hij daar ineens in elkaar. Dat vergeet ik nooit meer. Het was volgens mij in de winter. Er lag sneeuw, meen ik. We mochten allemaal maar huis. De broeder werd opgebaard in het klooster. Met de hele klas zijn we toen afscheid van hem gaan nemen. Daarna werd hij begraven op het kerkhofje van de broeders, aan de Parallelweg.

Na de lagere school gaat Remi naar de Ulo, met ook weer bijna allemaal broeders als leraren. Het was niet helemaal zijn eigen vrije keuze. Hij was veel liever naar de landbouwschool gegaan, maar dan moest je zeven klassen lagere school gedaan hebben of 13 jaar zijn. Hij was nog te jong en voor het zevende leerjaar vonden ze hem te goed. Zodoende is hij naar de Ulo gegaan, waar hij met zes anderen werd ingedeeld bij een klas internen, omdat er in de andere klassen geen plaats genoeg was. Alles ging daar eigenlijk goed, behalve de talen. Na één jaar Ulo is Remi dan naar de landbouwschool in Alphen gegaan. Daar kreeg hij onder andere les van de heren De Groot, De Rijk, Verheijen en Van Nuland. Een jaar nadat Remi van de lagere school kwam is de regel, dat men 13 jaar moest zijn voor de landbouwschool, afgeschaft. De opleiding werd toen wel meteen 4-jarig i.p.v. 3-jarig. Om die reden komt Remi na één jaar Ulo meteen in de tweede klas van de landbouwschool. “Daor ging ik gère naortoe, naor de landbouwschool, daor had ik het gemakkelijk hè.”

Op de reünie van de landbouwschool in 2009 – die heel gezellig was – hebben de oud-leerlingen nog eens heel hartelijk gelachen om de klassenfoto, waarop ze allemaal chic in het pak zitten. Remi pakt de draad weer op: “Toen ik twaalf was ben ik eens getest in Eindhoven.” Omdat zijn wis- en natuurkunde veel beter waren dan de talen, adviseerden ze hem om weg- en waterbouwkunde te gaan doen. Maar dat zocht hij helemaal niet. “Ik was wel graag veearts geworden. Dè heb ik wel altij in mijn hoofd gehad, maar dè zat er niet in. Ik ben boer geworden. Boer geworden mee veul plezier!”

Thuis op de boerderij
“Wij hadden thuis een knecht, drie dagen in de week. Die ging weg, in het jaar dat ik slaagde voor de landbouwschool. Onze pa had toen net een tractor gekocht – hij was zelf helemaal geen machineman – en voor mij als 16-jarige was dat natuurlijk het mooiste wat er bestaat.” Als ik Remi vraag of hij nog weet welk merk tractor het was, antwoordt hij zonder nadenken: een Porsche Star, luchtgekoeld. “Ik weet nog dat we aan het hooien waren en dat meester De Rijk en meester Van den Broek van de Middelbare Landbouwschool bij ons aankwamen, omdat ze vonden dat ik daar wel naartoe zou kunnen. Ik hoor onze pa nog zeggen: ‘Dè motte zelf weten.’ Ja, dan ben je 16 jaar en dan zeggen ze dat je nog langer naar school mag gaan. Nou, mooi nie! Achteraf toch wel een beetje spijt van gehad.” Van zijn klas van 14 leerlingen zijn er maar twee naar de Middelbare Landbouwschool gegaan.
Remi was heel blij dat hij meteen kon gaan boeren en met vee omgaan. Als hij altijd met graan bezig had moeten zijn en dan vooral dat dorsen met de kas, dan was hij nooit boer geworden! “Al dat stof, rooie ogen, snotneuzen. Ze hadden het toen nog niet over allergie, maar ik had er altijd vier dagen last van.” Toen hebben ze nog een keer een brandje gehad in de schuur, doordat stro vlam vatte door een verwarmingslamp. Gelukkig waren ze er op tijd bij, want anders was door de voorraad stro die er zat alles afgefikt. Pa Tuijtelaars stopte toen met het verbouwen van graan en ging zich toeleggen op zeugen en op uitbreiding van het aantal koeien. “Onze pa was een harde werker. Hij was de man van handen en rug. Techniek, tractors en zo, was niet zijn hobby. Maar boeren doe je niet alleen. Ons moeder hielp evengoed mee met melken en het verzorgen van de biggen, kippen en kalveren. Maar ook in het huishouden was er voor haar meer dan genoeg te doen: wassen, het onderhoud van huis en tuin, onder andere het wecken. Zeker na de slacht was er volop werk! Diepvriezers waren er nog niet. Bovendien was zij degene die de boekhouding verzorgde. Onze pa was ook een echte liefhebber van sport. Hij reed altijd op de fiets, hield zelf duiven, maar hij volgde ook zoveel mogelijk de wieler- en voetbalwedstrijden op de radio. Toen in 1966 in Engeland de wereldkampioenschappen voetbal waren moest er van hem meteen een televisie komen.”

Zolang Remi thuis is geweest hebben zij altijd een gemengd bedrijf gehad: suikerbieten, aardappelen, kippen, zeugen en melkvee. Tot zijn vijfentwintigste werkt Remi thuis op de boerderij. Hij is nooit in militaire dienst geweest, maar hij heeft wel in spanning gezeten, want hij had een oproep voor Maastricht thuis liggen. De oudste zoon van een boerenbedrijf kreeg normaal gesproken vrijstelling. Remi zou daarover vóór 24.00 uur bericht krijgen. Het bevrijdende telefoontje kwam echter pas na dat tijdstip. Hij was trouwens wel blij dat hij goedgekeurd was.

Op Schaluinen gebeurde het…
Van heinde en ver kwamen jongelui in de jaren zestig van de vorige eeuw naar Baarle. Daar kon men uitgaan, plezier maken, dansen en ….wie weet het meisje tegenkomen dat voor jou geboren was. Maar bij ‘Den Bonten Os’ mocht Remi ‘eigenlijk’ niet komen, Maria wel. Bij Remi thuis waren ze veel strenger. Hij mocht ook niet uitgaan voordat hij achttien was. Dat kwam ook wel een beetje doordat hij thuis de oudste was. “Dat heb ik ons moeder altijd kwalijk genomen”, zegt Remi. “Degenen die na mij kwamen mochten wel eerder uitgaan.” Maria vult aan: “Dat was alleen op het Gorpeind, denk ik, dat ze zo streng opgevoed werden.”

Toen ze jong waren gingen ze ‘s zondags naar hun favoriete kroegen: café ‘Het Hoekske’ of ‘Den Bras’. Ze bezochten ook wel kermissen in de omgeving, in Poppel en Weelde. Soms fietsten ze zelfs helemaal naar ‘Kapelhof’ in Ravels-Eel. Een brommer heeft Remi nooit gehad. Om te dansen gingen ze in het begin naar ‘Den Brouwer’ in Alphen en naar ‘Den Bierings’.

Na de hoogtijdagen van ‘Den Bonten Os’ en ‘Den Bierings’, werd ‘Schaluinen’ het nieuwe Baarlese ontmoetingscentrum van de jaren zestig, een dansgelegenheid met een omvang, zoals men die in de verre omtrek niet vond.
Inderdaad….daar hebben ook Remi en Maria elkaar ontmoet en op tweede kerstdag 1967 ‘was het aan’. Een kleine drieëneenhalf jaar later trouwden ze met elkaar, op 19 mei 1971. Gefeest werd er op het bekende feestadres van die tijd: Zaal Olympia van de familie Adriaensen aan de Turnhoutseweg.

Frans Pistorius – hij woont nu op de Monastère – heeft met zijn band op hun trouwfeest gespeeld. Baarle had in die tijd trouwens nogal wat muzikanten en ook een paar goede bands: het BAHENA-trio en de All Stars.

Op dat moment komt dochter Sandra langs de achterdeur binnen. Ze heeft bij haar thuis nog een aantal foto’s gevonden, o.a. een heel mooie van de rijvereniging, feestelijk uitgedost vóór de Hollandse kerk ter gelegenheid van het huwelijk van Remi en Maria.

Jonge Boerenstand (RKJB)
Remi zal een jaar of zeventien geweest zijn toen hij lid werd van de organisatie van jonge boeren in Baarle, de Rooms-Katholieke Jonge Boerenstand. Die was toen heel actief. Men organiseerde allerlei activiteiten. Er werd toneel gespeeld in het patronaat bij de ‘Hollandse’ kerk.
Er waren ook cursussen, zoals machinaal melken. Dat werd gegeven bij Jan Jansen op de Veldbraak. Melken met de hand moesten ze ook oefenen, want dat werd op de landbouwschool niet geleerd. Nellis Verschueren, maar ook zuivelfabriek ‘De Hoop’ verzorgden die cursussen.
En vee beoordelen, wat Remi heel goed lag. Hij had Kees Peeters als instructeur. Maar de RKJB organiseerde ook wedstrijden in trekkerbehendigheid, kalveropfok en handmelken, ’s maandags met de najaarskermis. Met plezier kijkt Remi erop terug. “Die dingen deden we graag; je was van huis weg en met jonge mannen onder elkaar.” Veel werd er georganiseerd in CUBAR-verband, dus samen met Chaam, Ulicoten, Alphen en Riel. En ’s zondags waren er ook vaak sportoefeningen. “Ik ging veel om met Toon van ome Pro; die zat bij mij op de landbouwschool. We gingen samen naar de Jonge Boerenstand. Toon ging de kant van de sport op en ik kwam bij de rijvereniging terecht. Op een gegeven moment ben ik daar ook commandant geworden. We hadden een ‘zwaar achttal’, een ‘midden achttal’ en een ‘licht achttal’. Bij wedstrijden deden we mee aan de onderdelen springen en individuele dressuur.”
De eerste jaren dat Remi erbij was gingen ze ook naar Bouvigne, naar de jaarlijkse paardenzegening. Op gewone zondagen reden ze met meer dan twintig man naar een ruiterconcours. Dat was een hele optocht: voorop een platte wagen met één paard ervoor en de rest er achteraan. “Eerst moesten we dan ’s morgens om 6 uur naar de mis en dan ‘vertrokken we naar Hilvarenbeek, Oosterhout, Rijen, enzovoorts, allemaal te voet. Dan waarde inderdaad een hele zondag op pad. En de pèèrden moesten onderweg natuurlijk ook rusten”, zegt Remi er met een veelbetekenend lachje achteraan. Jan Martens op de Reuver (een café in de buurtschap Terover in Alphen) was een vaste halte. Remi stelt vast dat er in die tijd kort achter elkaar heel veel veranderd is, ook in de organisatie van de jonge boeren. De RKJB koos ook voor een andere naam, namelijk KPJ: Katholieke Plattelands Jongeren. Hierbij sloten ook de meisjes uit de agrarische wereld zich aan. Tot die tijd was er geen sprake van gemengde jeugdverenigingen.

Hun gezin
Paardrijden heeft Remi gedaan tot Karin geboren is, in 1972. “Toen zag ik: Daar klopt niks van wat ik allemaal aan het doen ben. ’s Morgens heel vroeg gaan melken. Het pèèrd gaf ik mee met de vrachtwagen en ik kwam er zelf met de auto achteraan. Ondertussen zat mijn vrouw thuis met een baby en ze kon nergens naartoe, want ik had de auto mee. Ik denk: Daar ga ik toch eens gauw mee stoppen.” Vanaf 1972 heeft hij dus niet meer actief gereden. De voorzitter van het kringbestuur strikte hem toen meteen voor het jureren. “Dat heb ik nog wel ongeveer tot mijn dertigste gedaan. Maar op een gegeven moment vond ik dat ook wel mooi geweest, elke zondag van huis.”

Hun kinderen zijn geboren tussen 1972 en 1979: Karin (1972), Tonnie (1973), Sandra (1974), René (1977) en Johan (1979). Tonnie was te vroeg geboren en heeft maar acht dagen geleefd. Dat was een heel aangrijpend gebeuren. Zoals de traditie was in die tijd, wilden ze de oudste jongen naar opa noemen, dus Toon of Twan. “Maar toen er na Sandra een jongen geboren werd zei schoonvader: Ik zou hem geen Toon noemen. Je hebt een Antonius – al is hij heel jong gestorven – en dat moet je zo houden. Dat was een heel goed advies van hem.”

Het bedrijf op het Voske
Maria was enig kind, dus pa Van den Broek was blij met een schoonzoon die op zijn boerderij kwam.
Toen Remi en Maria in 1971 trouwden gingen de ouders van Maria in het dorp wonen, aan de Alphenseweg, en zij konden het bedrijf overnemen, aanvankelijk in pacht. Ze zijn met 27 koeien begonnen. Twee stallen om te melken. Ze hadden wel wat ambities en soms kwamen die ook uit. “Ik heb in 1972 met mijn eigen handen een jongveestal gebouwd. Daar ging een verhaal aan vooraf. Ik had een bouwvergunning aangevraagd en die kwam maar niet af. Ik was toch alvast begonnen, want het vee moest tegen de winter binnen. De putten zaten er al in. Toen kwam Jan Pardoel van de gemeente om er foto’s van te maken. Ik zeg: ‘Waarvoor is dat?’ Hij zegt: ‘Daar zul je wel achter komen.’ Nondejen, ik zenuwachtig. Dus ik bel ome Pro, die toen wethouder was. Hij zegt: Jij bouwt op andermans grond. Ik had op míjn naam de vergunning aangevraagd, maar pa Van den Broek was toen nog eigenaar van die grond. Toen ik dat bij de gemeente uitgelegd had was het meteen rond. De week daarop had ik de bouwvergunning. Zo gemakkelijk ging het toen.”

 In 1975 heeft Remi een ligboxenstal gebouwd. Het jaar daarop was een heel droog jaar. Er was nagenoeg geen voer. De Boerenbond heeft toen geregeld dat transportbedrijf Chat Vermeeren in de kleigebieden bietenkoppen en stro kon gaan halen om hier onder de boeren te verdelen. Die hebben Remi en Maria toen ook enkele keren toebedeeld gekregen.
In 1996 hadden ze met Liza 37 de eerste koe in Baarle-Nassau met een levensproductie van 100.000 liter melk. “Die zijn er ondertussen heel veel meer hoor!” Het was net tussen kerst en nieuw, dus werd er voor feestje en receptie uitgeweken naar De Lindeboom.

Ze hebben op hun boerderij ook enkele keren groepen ontvangen. Sooi Fransen bracht dan met paard en huifkar iedere keer een groepje schoolkinderen. Die kregen dan uitleg over wat er te zien was: de kalfjes, de koeien, het melken, het voeren. Daarna gingen ze weer terug en kwam de volgende ploeg. “Zo ging dat een hele dag door. De volgende dag herhaalde zich dat, maar toen met gehandicapten. Dat was heel gezellig.”
Remi vertelt dat ze altijd geprobeerd hebben de belangrijkste ontwikkelingen op agrarisch gebied te volgen. Toen ze pas getrouwd waren hadden ze 27 koeien, toen ze stopten met het bedrijf zo’n 75. In 1998 zijn ze met de varkenshouderij gestopt. “We stonden toen voor de keuze: doorgaan met de koeien of op een grotere schaal varkens houden. Als liefhebber van koeien was die keuze voor mij niet zo moeilijk.”

Frontale botsing
Het kan in het leven soms ook tegen zitten. Op 17 december 1984 krijgen Remi en Maria een ernstig auto-ongeluk in de Molenbaan. Ze botsen frontaal op een tegenligger, een Mercedes, die ruimschoots op de linker weghelft zit. Remi: “Ik heb 14 dagen in het ziekenhuis gelegen. Ik ben thuisgekomen met Oudjaar. Maria maakt er de honderd dagen net niet vol. We hebben ongeveer een jaar gezinszorg gehad en een fantastische hulpkracht: Ad van Beek. We hadden nog een jong huishouden, ons Karin zat toen op het LHNO en de rest nog op de lagere school of kleuterschool.” Maria vult aan dat het eigenlijk allemaal heel goed gegaan is, met een aardige gezinshulp en een prima bedrijfshulp. Remi: “We zijn gewoon dankbaar dat we er nog allebei zijn”. Remi heeft er een beperking aan zijn linker arm aan overgehouden en Maria een probleem met haar heup. Sinds twee jaar heeft ze een nieuwe heup. Dr. Smithuis, die Maria destijds behandelde, zei: ‘Meisje, meisje, wat heb jij geluk gehad.’ “Zo’n ongeluk hakt er wel in. Dat was echt wel een dieptepunt”, zegt Remi in een terugblik op die periode.

Onderduiker
Aan andere zaken houd je heel dierbare herinneringen over.
Het zal in 1943 geweest zijn dat er bij de familie Van den Broek een onderduiker in huis kwam. Hij heette Piet Breedveld, kwam uit Rotterdam en was zo rond de twintig. Tijdens zijn onderduikperiode heeft hij een fraaie tekening van hun boerderij gemaakt. Hij hielp ook mee op de boerderij en werkte regelmatig ook bij Anna Broos, van de Végéwinkel aan de Alphenseweg. Tijdens, en ook nog kort na de oorlog, waren veel voedingsmiddelen beperkt voorradig; je kon ze alleen kopen tegen inlevering van distributiebonnen. Piet plakte voor Anna die bonnen op en hij hield ook de administratie bij.

Hij deed trouwens bij Van den Broek in en rond de boerderij ook van alles mee. Het bijzondere is dat het contact altijd gebleven is. Na de oorlog kreeg hij een hoge baan bij het spoor en verhuisde voor zijn werk regelmatig, onder andere naar Rotterdam, Zwijndrecht en Goes. Maar steeds kwam hij terug naar het Voske, zo’n twee of drie keer per jaar. Als daar iets te doen was, zoals de geboorte van de kinderen, kwamen hij en zijn vrouw langs. In de vakanties kwamen ook andere familieleden mee, bijvoorbeeld naar de Acht van Chaam. Piet is inmiddels overleden, maar met zijn vrouw Trudy (92), die nu in een verzorgingshuis in Colijnsplaat woont, hebben ze nog steeds contact. Maria: “Er zaten destijds wel meer onderduikers bij ons in de buurt, maar de contacten met hen zijn niet zo langdurig gebleven.” Opmerkelijk genoeg werd, toen we bezig waren met het schrijven van dit interview, Maria gebeld door de dochter van Tom Breedveld, broer van Piet en inmiddels 86. Hij wilde graag nog een keer naar het Voske komen om te zien of hij zich nog iets zou kunnen herinneren van zijn bezoek daar ruim 70 jaar geleden. Zowel Tom, alsook Maria en Remi kijken ernaar uit.

Besturen doe je niet alleen, dat doe je samen
Behalve in zijn gezin, het boerenbedrijf en alles daar omheen, heeft Remi van jongs af aan ook een actieve rol gespeeld in het verenigingsleven en in maatschappelijke organisaties in Baarle en in de regio. “Ja, dat is eigenlijk zo gegroeid hè”, stelt Remi vast. “Ik ben begonnen als bestuurslid bij de Nassauruiters in Baarle-Nassau. Je zit daar nog maar twee jaar en dan word je gevraagd voor het kringbestuur Breda. “Gij zijt jong…”, zeggen ze dan, en zo begint dat. Ik vond het ook een geweldige tijd. Wij waren met zeven mensen en twee technische mensen, die vooral met de paarden omgingen. Er was een loodgieter bij, een directeur van een bedrijf, een onderwijzer, een werknemer op een melkfabriek, een veehandelaar, een boerke uit Baarle-Nassau, nog iemand uit Rijen en een uit Hulten. Dan vergaderden wij, we dronken een pint met elkaar en op een gegeven moment zegt de voorzitter: ‘Wat is dit toch gezellig hè. Over iets anders praten dan waar je hele dagen mee bezig bent’.
Dat is het. Dat heb ik onthouden. Het sociale contact met mensen met heel verschillende achtergronden. Als je het weet te combineren met je gewone werk, dan vergroot het je wereld en verrijkt het je leven.
Ook bij de rijvereniging was het leuk en gezellig om dingen te organiseren, maar op een geven moment werd dat teveel. Daarna kwamen de K.I. en de Veeverbetering op mijn pad en vervolgens de Rabobank. Eind jaren negentig ben ik in het bestuur van de plaatselijke afdeling van de NCB gekomen. Daarmee ben ik volgens mij gestopt in 2012. Remi probeert de rekening op te maken: ‘Al die activiteiten hebben me zonder meer verrijkt, me met veel mensen in contact gebracht en ook veel voldoening gegeven. Ik weet niet wie ik nu geweest zou zijn zonder al die bezigheden.’ Volgens mij heeft hij wel een vermoeden.
“Kort na mijn aantreden als voorzitter vierde de Rabobank van Baarle-Nassau haar 75-jarig bestaan. Alles bij elkaar is het een heel leerzame tijd geweest, waarin ik ook mijn bijdrage heb kunnen leveren.” In 2002 stopt Remi als bestuurder van de Rabobank Baarle-Nassau en omstreken.

CDA
In de ZLTO-vergadering had Remi eens gezegd: “Als we niet uitkijken zit er binnenkort geen enkele boer meer in de gemeenteraad.” Een paar dagen later vroeg de voorzitter van het CDA in Baarle of Remi eens wilde komen praten, tien minuutjes maar. Anderhalf uur hebben ze gepraat. Afspraak: Remi zou CDA-lid worden en naar de achterbanvergadering komen. Drie weken naderhand krijgt hij een uitnodiging voor de jaarvergadering. De voorzitter zegt: ‘Remi, jij staat op plaats 7 op de CDA-lijst’. ”Dat hadden we niet afgesproken”, reageert Remi. De voorzitter repliceert ‘Dat is toch een onverkiesbare plaats’. Maar dan begint de ZLTO met een huis-aan-huis campagne de kandidatuur van Remi te promoten. Met als gevolg: hij komt met 293 voorkeursstemmen in de raad. In maart van dit jaar is Remi met voldoening gestopt. “Na twaalf jaar raadslidmaatschap voor het CDA, waarin ik heb mogen samenwerken met verschillende fracties, zowel vanuit de coalitie als vanuit de oppositie. Hopelijk heb ik vanuit beide posities iets positiefs kunnen bijdragen aan de gemeenschap, want besturen….dat doe je immers niet alleen, dat doe je samen.”

Boerenbond 100 jaar
Op een gegeven moment oppert Remi binnen het bestuur van de Boerenbond om, rond het 100-jarig bestaan ervan, de geschiedenis van een eeuw NCB/ZLTO (Noordbrabantse Christelijke Boerenbond/Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie) vast te leggen. Het bestuur neemt het idee over en benadert daarvoor heemkundekring ‘Amalia van Solms’. Die vindt het op dat moment echter een te omvangrijke klus om aan te pakken. Remi gaat dan samen met twee andere bestuursleden van ZLTO Baarle-Nassau/Ulicoten, namelijk Lian Mathyssen en Jos Rijvers, aan de slag om een tijdsdocument te maken over 100 jaar lokaal boerenleven. Ze werken er gedrieën meer dan een jaar aan. “Met heel veel energie, enthousiasme en plezier.” De drie samenstellers kunnen in 2011 het boek ‘In het belang van onze boeren…’ met gepaste trots en veel voldoening aanbieden.
Omdat de exacte oprichtingsdatum van de Boerenbond in Baarle en Ulicoten niet bekend is, wordt besloten het eeuwfeest precies 10 jaar na de fusie van de twee ZLTO-afdelingen te vieren, op 19 januari 2010.

Het boerenbedrijf: vroeger, nu en in de toekomst
Ik kan er natuurlijk niet omheen. Als leek ben ik ontzettend benieuwd hoe iemand die zo gepokt en gemazeld is door het agrarisch leven in Nederland in de laatste vijftig, zestig jaar, tegen de ontwikkelingen in die sector aankijkt. Ik probeer Remi een aantal uitspraken over het boerenbedrijf te ontlokken en dat blijkt geen enkel probleem. Veel facetten van de vreugden en de problemen van het boeren vroeger en nu passeren de revue. Probleem is alleen dat de uitkomst van deze interessante discussie niet past binnen de ruimte die voor dit interview binnen dit nummer gereserveerd is. Daardoor zult u als lezer de kijk van Remi op Yvon Jaspers moeten missen, evenals zijn oordeel over onze huidige minister van landbouw, Carola Schouten. De slotconclusie van zijn bespiegelingen over ruim een halve eeuw agrarisch leven kan ik u wel vertellen: “Ik weet geen minpunten te noemen over het boeren. Ik heb het schoonste vak wat je jezelf kunt voorstellen en wat ik tot op de dag van vandaag heel graag doe, ondanks alle regels waaraan je moet voldoen. Ik merk wel dat ik steeds moeilijker meekan met alle wet- en regelgeving. Ik heb altijd alle ontwikkelingen gevolgd, maar nu gaat het wel heel hard. Toch….de afwisseling, de veehouderij, het hooien, de jaargetijden, het buiten zijn. Het blijft gewoon prachtig!”

Kijk op de eigen toekomst
De toekomst zien Maria en Remi allebei best rooskleurig in. “Als we maar niet teveel met onze gezondheid gaan sukkelen”, zegt Remi. Hij houdt van voetballen, ook van jeugdvoetbal en gaat geregeld met zijn kleinkinderen mee als ze moeten spelen. “Ze hoeven van mij geen kampioen te worden, als ze maar veel spelplezier hebben en tegen teleurstellingen kunnen. En saamhorigheid vind ik heel belangrijk.”
Remi is nu 72, maar hij zou ook nog best 27 willen zijn. Het belangrijkst is natuurlijk dat je nog fit bent. Remi: “Ik doe alle mogelijke moeite om lenig te blijven. Ik wandel en ik ga elke zondag zwemmen. Ik merk wel dat het allemaal wat minder wordt.”
De hele maatschappij is tijdens ons leven ontzettend veranderd. Ook Baarle is enorm veranderd. Het is normaal dat een maatschappij zich ontwikkelt. “Zo hoort het. Daar doe ik zelf ook aan mee. Als ik naar de dokter geweest ben, stuur ik alle kinderen een appje. Vandaag heb ik dit gestuurd.” Hij leest vanaf zijn gsm zijn laatste app aan hen voor. “Zo is iedereen meteen weer geïnformeerd, dat is toch geweldig!”

Ze wonen nu sinds 7 maart 1914 in de Aloysiusstraat, naar volle tevredenheid. Wel bijzonder: van het Voske naar het dorp. “We gaan wel bijna elke dag terug naar de boerderij, behalve op zondag. Onze René is alleen. Warm eten doen we daar. We zijn gewoon nog eigen baas, je komt allebei je tijd goed door. We zijn daar dan tot een uur of vijf, zes, zeven. Zowel wij als hij (René) zijn blij met deze werkwijze.”
Vroeger had je op de boerderij wel veel meer aanloop. “Iemand kwam de melkbussen ophalen, een ander kwam veevoer lossen en weer een ander kwam langs om een kalf te schetsen. In die zin is het stiller geworden op de boerderij. Terwijl als ik hier in het dorp naar buiten ga, dan heb ik altijd wel iemand aan mijn broek hangen. De sociale contacten zijn hier veel uitgebreider. Je moet daar natuurlijk ook zelf moeite voor doen.”
Heimwee is bij hen niet aan de orde. “Als we de hele dag in het dorp zouden zijn, dan zouden we er wel iets bij moeten zoeken om invulling te geven aan ons leven”, zegt Maria. “Als we de boerderij verkocht hadden, dan had ik – denk ik – een groot probleem”, beaamt Remi. Naast het werk op het Voske doet hij in het dorp ook nog wel het nodige: als vrijwilliger eten rondbrengen, onderhoud van het kerkhof, wat tijd besteden aan de komst van de glasvezelkabel, wandelen. Nee, het pensioengevoel is er nog niet. “Het begint af en toe wel hier en daar zeer te doen en dat vind ik heel vervelend”, zegt Remi. “Nou begin ik soms ineens een oud manneke te worden.”

Dagboeken
In ons eerste gesprek laat Remi terloops vallen dat hij op het Voske altijd een dagboek bijgehouden heeft. Daar wil ik meer over weten. In ons tweede gesprek vraag ik er hem nadrukkelijk naar. Hij haalt boven een grote doos met jaaragenda’s. Ik ben benieuwd welke zaken hij de moeite waard gevonden heeft om te noteren. Het blijken geen memoires te zijn, waarbij de schrijver al zijn zielenroerselen blootlegt. Er zit dan ook geen slot op en Remi doet er niet geheimzinnig over.
De boekjes bevatten in telegramstijl de belangrijkste werkzaamheden die op de boerderij verricht worden. Ook de bijeenkomsten en vergaderingen die Remi bijwoont als (bestuurs)lid van verschillende organisaties, maar ook persoonlijke ervaringen en voorvallen in het gezin. Ook het weer krijgt ruime aandacht. Zo is te lezen dat er 21 februari 1985 een Elfstedentocht verreden is. Maar ook dat op 26 maart van dat jaar Maria na een verblijf van 99 dagen in het ziekenhuis, is thuisgekomen.
Wie weet kunnen deze dagboeken nog eens het uitgangspunt vormen voor een heemkundig gesprek over het boerenleven in de voorbije halve eeuw. Alle onderwerpen die we daarover al besproken hebben in het kader van dit interview kunnen we daarin dan mooi meenemen.

Een leven vol verandering
Tijdens ons gesprek heeft Remi verschillende keren aangegeven dat er enorm veel veranderd is in de loop van hun leven. Die veranderingen, met name in de agrarische organisaties, vindt hij kenmerkend voor, pak weg, de laatste halve eeuw. “Onze ouders zijn opgegroeid in een wereld die niet te vergelijken is met de wereld van vandaag. Alles was toen overzichtelijk, gebeurde dicht bij huis en men was er persoonlijk nauw bij betrokken.” De veranderingen zijn voor het overgrote deel het gevolg van de automatisering en de schaalvergroting. Remi geeft hiervan een aantal voorbeelden.
Onze plaatselijke zuivelfabriek De Hoop (op Loveren) ging met tussenstappen over naar de Coöperatie Friesland Campina.
De Veeverbetering was vroeger een plaatselijke aangelegenheid (melkcontrole, registratie, K.I.), maar heeft zich inmiddels ontwikkeld tot één landelijke organisatie: de Coöperatieve Rundveeverbetering DELTA.
De Boerenleenbank is in de loop der jaren geleidelijk omgevormd tot wat het nu is: Rabobank De Zuidelijke Baronie en landelijk tot Rabobank Nederland.
De plaatselijke veecentrale is via samenwerkingsverbanden en fusies uitgegroeid tot Vion, een internationaal bedrijf van slachterijen en vleesverwerking.
Baarle-Nassau, tot voor kort een in alle opzichten zelfstandige gemeente, is sinds enige tijd een ambtelijke samenwerking aangegaan met de gemeenten Alphen/Chaam en Gilze en Rijen. In politiek-bestuurlijk opzicht wil men echter niet fuseren met andere Nederlandse gemeenten, maar een intensieve samenwerking aangaan met Baarle-Hertog in een G.O.L.
Remi sluit deze opsomming af met de vraag: En wat gaat er met de kerk gebeuren?

Dank
Remi en Maria, bedankt voor jullie openhartigheid. In het bijzonder ook voor jullie ontboezemingen over het boerenbedrijf vroeger en nu. ‘Van Wirskaante’ wenst jullie nog veel voldoening met het werk op het Voske en tegelijkertijd veel geluk en een aangenaam verblijf in jullie ‘burgerhuis’ in het dorp.

Scroll naar boven