Jac Haagen

“Vroeger wou ik pastoor worden…”

Aon de praot mee… Jac Haagen

JEANNY WOUTERS

Hij is net 65 geworden en schrok nogal toen hij gevraagd werd voor deze rubriek. “Ben ik al zo oud dat ze me daarvoor vragen?” was zijn eerste reactie. Waarop hij mij snel gastvrij uitnodigde, en ik al een paar dagen later terecht kon voor koffie en zijn levensverhaal, in het mooie grote huis met rieten dak aan de Kapelstraat op de plek waar eens het huisje van oma Biggelaar stond. Vooraf werd ik al gewaarschuwd dat het een bewogen, soms dramatisch en veelomvattend verhaal is…

7 Juli 1955 werd Jac Haagen geboren aan de Reuth 4, de oude boerderij staat er nog steeds, nogal een eind van de weg af. Hij is de op een na oudste zoon van Adrianus (Janus) en Bertha Haagen, na hem werden nog drie zussen geboren. In 1963 verhuisde het gezin naar de Kapelstraat waar zijn vader een boerderij kocht. “Wij kinderen wisten dat natuurlijk niet. Maar toen ik vrijdags op school kwam, riepen de jongens van Raeijmaekers van den Heikant ‘jullie pa is zot, 1 miljoen franc is veuls te veul, die ga failliet!’ Omgerekend zou dat nu 25.000 zijn, maar voor die tijd was dat veel geld. Achteraf heb ik pas beseft hoe ze bij ons thuis alle centen moesten omdraaien, het was een hele arme tijd, hard werken, met de hand onkruid hakken op d’n akker.”

Net gered
Daar heeft hij nog een verhaal over, want hij was er bijna niet meer geweest. In die tijd was het gewoon om de kinderen mee te nemen als ze gingen werken op de akker, dus de kleine Jac lag in de kinderwagen en zijn iets oudere broer Louis speelde in het zand. “Terwijl ze aan het werken waren, had mijn broer de hele kinderwagen met de hand vol zand getast, ons moeder kon mij nog net op tijd redden anders was ik gestikt.”
De lagere school en de kleuterschool, daar moesten de kinderen zelfstandig naartoe, zelf lopen of fietsen. Moeder ging nooit mee. Jac herinnert zich ook dat Jos Camp op de Singel eierboer was, en wanneer die was overleden werden zijn kleren dan vermaakt door Anna de Laat tot kleren voor de kinderen Haagen. “Het waren hele andere tijden.”

Toen hij 8 jaar was verhuisde het gezin Haagen naar de Kapelstraat, en in het dorp dat was een heel ander leven dan achteraf op de Reuth. “Vroeger, als iets op was, dan was het op, dan at je maar iets anders. Maar in het dorp kon je altijd snel iets halen…” Hij herinnert zich ook dat er soms toch vlees gegeten werd tijdens de vasten, en op een keer kwam in de verte oma Mieke Biggelaar aanfietsen: “oh, da’s oma, hup al het vlees van tafel” zei moeder Bertha want dat mocht oma niet zien!
Juist voor de verhuis kwamen de nieuwe mensen aan de voordeur aanbellen, maar die werd nooit gebruikt op de boerderij, die ging nooit open. “Ons moeder wilde toch opendoen, en toen ze hard genoeg trok, viel met het opengaan van de deur het hele raam erboven naar beneden.”

Pastoor
Tot 1980 woonde Jac bij zijn ouders aan de Kapelstraat. Na de Hollandse lagere school ging hij in Hoogstraten naar het seminarie. “Ik wou pastoor worden. In de Kapelstraat had ik een kamertje ingericht met een altaartje en banken, we kochten hosties in Sint Michielsgestel, die waren niet gewijd. De kinderen uit de buurt kwamen daar naar de kerk, en anders gaf ik de koeien een hostie. Op het altaar stonden zes kaarsen, maar die waren altijd snel op en dan kreeg ik geen nieuwe. Ik zette er lampjes neer, en zo ontstond mijn liefde voor een ander vak, dat van elektricien. Die lampjes sloot ik zelf aan, en toen sprongen alle stoppen en moest Franske Smulders komen om in d’n elektriciteitspaal te klimmen om alles weer te repareren.”
Na een jaar in Hoogstraten zag ie in dat pastoor worden het niet was voor hem, hij was toen veertien. Dus ging hij naar Herentals leren voor elektricien en dat werd zijn beroep. Op zijn zeventiende begon ie bij zijn eerste werkgever, Croon & Co in Breda, flats in Heusdenhout langs de snelweg, van stroom voorzien.

Verkenners en BBE
Parallel aan zijn werkzame leven had hij in zijn vrije tijd de verkenners ontdekt, die hun ‘hoofdkwartier’ hadden op Boshoven. Vanaf zijn 1twaalfde was hij lid, op 17/18-jarige leeftijd werd hij zelf leider. Ze organiseerden vooral feestjes met vrienden in het hoofdkwartier. Op zijn twintigste werd hij penningmeester van wat nu het cultuurcentrum is.

Daarnaast werd ook de vriendengroep BBE opgericht, afkorting van Bijzondere Baarlese Eenheid. “Die naam is afkomstig uit de tijd van de treinkaping in Bijster, daar had je de Bijzondere Bijstands Eenheid en wij maakten daar Baarlese Eenheid van. De BBE is voortgekomen uit de verkenners, we waren met ongeveer 16 man, gingen veel stappen, hadden een slechte naam en hebben nogal wat cafés verbouwd, we waren niet zo’n lieverdjes. We deden ook mee met carnavalsoptochten, in ’77 bouwden we een draak. We waren ervan overtuigd dat we de eerste prijs zouden winnen, iedereen zei dat het de mooiste wagen was. Maar bij de draai in de Stationsstraat konden we niet onder de telefoonkabel door dus knipten we die door. Een jurylid zag dat en zorgde ervoor dat wij niet wonnen!” Hij is er nog steeds kwaad over. Het leidde tot ruzie, en het vastbesloten besluit: “volgend jaar winnen we zeker. We gingen naar Bergen op Zoom en kochten de eerste prijs daar, 7500 gulden kostte dat, en we hadden geen cent te makken. Het geld leenden we van May bij de Bonten Os, dat was toen onze stamkroeg.”

Zomerfeesten
Omdat dat geld moest worden terugbetaald, moest er geld in het laatje komen. “Dat dwong ons om iets te organiseren. We haalden eerst John Massis, de sterkste man van België, de Hercules van Gent, naar Baol, en dat bracht geld op.” Het smaakte naar meer en in 1978 begonnen ze met de Zomerfeesten; een groot evenement dat ze vijf opeenvolgende jaren met veel succes organiseerden. “Het eerste jaar op de Loswal, we investeerden 100.000 gulden voor artiesten, tent, oude ambachten. Er kwamen grote namen als Normaal, Golden Earring, bands uit Engeland, Hazes, BZN noem maar op, we hebben alles gehad en Chiel Montagne presenteerde het. Op zaterdagavond voor de ouderen, zo’n 2000 man, zondagmiddag ouwe ambachten en zondagavond voor de jeugd, 4/5000 man. Het eerste jaar hebben we gruwelijk gedraaid en veel geld verdiend. We konden May meteen terugbetalen. Het ondernemen zat toen al in het bloed.”

Lindeboom
“In 1979 werd ik benaderd door Stella Artois of ik interesse had om de Lindeboom over te nemen.” Jac was toen 25 jaar, en was chef TD bij De Ster in Hoogstraten. Hij zag dat wel zitten, maar moest wel getrouwd zijn. “Ik had al twee jaar verkering met Gertie, zij was pas 19, maar die zag het wel zitten en zou alles regelen voor de bruiloft. Door het hek bij de Zomerfeesten moest ik effe tekenen, twee maanden van tevoren zijn we met spoed getrouwd 22 augustus 1980. Zo ging dat in die tijd.”

Het was een heel druk leven voor het jonge paar. Jac vond de Lindeboom veel te klein en wilde er een feestzaal aan bouwen. Hij had al een carnaval gedraaid en daarvoor samengewerkt met de Bowling tegenover die veel meer ruimte had. Het was 1983, maar de vergunning bleef maar uit, net als de lening van de bank. “Zonder vergunning en geld heb ik toen net voor carnaval die zaal uit de grond gestampt. De zaal werd verzegeld door de gemeente, de bank trok mijn krediet in. Ik heb net voor carnaval de zegels doorgeknipt en toch goed gedraaid. Je had geen keus, we hebben ooit zwarte sneeuw gezien. Er is heel wat gebeurd…” Uiteindelijk kreeg hij steun van bankdirecteur Van Beurden, en de gemeente draaide ook bij, want de Lindeboom huisvestte heel veel verenigingen uit Baarle, en de raadsleden zaten er ook geregeld aan de bar. “Het waren ook hele gezellig jaren, de bar zat altijd vol en als kastelein was je het middelpunt, samen met Gertie. Je animeerde, draaide muziek. ‘Doet er nog eentje’ riep altijd wel iemand, het was één grote gezellige groep.” Later veranderde dat, ontstonden meer kleine groepjes, zaten mensen met de rug naar de bar, in hun eigen kringetje.
Ook privé was het niet altijd gemakkelijk. Jac en Gertie kregen een zoon, kleine Roel (genoemd naar het ‘vèrreken’ dat vaak met zijn moeder in de Lindeboom kwam aldus Jac). “Toen kleine Roel geboren werd, ik weet het nog precies, we hadden tot ’s nachts twee uur gewerkt achter de bar, tot drie uur gepoetst, en om half zes brak het water. Om half 9 is ie geboren, met de keizersnee. Om 12 uur stond ik al weer achter de bar! Het was allemaal heel anders dan nu, dan besef je hoe oud je wordt.”

Brandweer
Ze zaten dus in de Lindeboom, maar Jac bleef techneut zoals ie het zelf noemt. Hij had op zondagavond discotheek in de grote zaal. Inmiddels was hij in 1984 bij de brandweer gegaan, dat had hij altijd al gewild was altijd een ambitie. “Toen ik zestien was volgden we de brandweer met de fiets er achteraan. Op mijn twaalfde reed ik al met een carnavalswagentje mee in de optocht. Wij hadden met een groepje een Gogomobiel gebouwd. Voorop stak Jan Severijns wat hooi aan, en Ad Severijns en ik blusten dat dan. In dat jaar moest de brandweer in gele wagens gaan rijden, alle wagens waren toen geel gespoten.”
Jac herinnert zich ook dat ze met de vriendengroep op Loveren zaten bij Ad Remeijsen waar ze meestal bij elkaar kwamen. Ze volgden van daar de brandweer en die raad naar de Kapelstraat. “Bleek ons huis in de fik te staan!”

“Burgemeester Kortmann wilde tegenhouden dat ik bij de brandweer kwam, dat had nog te maken met de illegale zaal. Het was water en vuur in die tijd tussen ons. Harrie van de Brandt was brandweercommandant. Er moest een oefening uitgezet worden, en daarvoor hadden ze materiaal nodig: rook! Ik had in de discotheek een rookmachientje, de bridgeclub zat beneden in de Lindeboom, en de brandweer boven in het zaaltje. Daar zat een luik in de vloer waar ooit Prins Carnaval door naar beneden was gegaan, om hem spectaculair voor te stellen. We hadden een circuit gemaakt door het zaaltje, weer naar boven, op zolder stond een pan met lampolie te branden. Jef Kin loopt door het zaaltje, zoals geleerd was (hij demonstreert, met de voeten wijd uiteen, veilig aftastend), maar wat te denken valt, hij valt door het gat naar beneden en blijft met zijn persluchtapparaat aan de rand hangen. Beneden het gat zit de bridgeclub te kaarten. Het was nogal paniek en consternatie, en ondertussen was die pan op zolder zo heet geworden dat ie echt was gaan branden en moet er echt geblust worden…”

Rookmachines
De interesse in rookmachines was er en werd verder gezet. Jac had contact met iemand in Turnhout die deze apparaten importeerde uit Engeland. Iemand aan de bar wilde ze wel freelance verkopen, en zo ontstond de handel in rookgeneratoren. Reparaties deed ie zelf, achter in de keuken op een werkbank, “de keuken was het handelscentrum van de rookgeneratoren.” Zus Marlies werkte al vanaf haar vijftiende mee in die handel, deed ook reparaties, “zij vond dat ook geweldig, is haar hele leven voor mij blijven werken.”
“De business ging steeds beter lopen, mijn interesse lag meer bij de techniek als bij de horeca. In de Lindeboom is alles nog steeds hetzelfde, de lampjes, de vatjes met carnaval.” In 1988 gebeurden er heel veel dingen tegelijk. “Een dieptepunt privé” noemt Jac het zelf. Zijn schoonmoeder overleed op 58-jarige leeftijd. Hij kreeg zelf een ski-ongeval waardoor hij bijna 6 maanden in en uit het ziekenhuis sukkelde. De Lindeboom draaide ondertussen door, dat deed Gertie. Zij kreeg een relatie met een andere man, het was een woelige periode en in 1989 volgde een scheiding. Gertie is later vermoord, 17 oktober 1991, die datum vergeet hij niet. Ondertussen had hij met Maaike Mathijssen een relatie gekregen. Ze kenden elkaar al van vroeger toen Jac nog werkte bij Den Bonten Os, en zij zat geregeld bij hem aan de hoek van de bar. Maar Maaike zag werken in de horeca niet zitten.

Blokker
Maaike had zelf een winkel in kinderkleding gehad waar ze inmiddels mee gestopt was. Samen besloten ze dat een Blokker-winkel misschien een mooie aanvulling was voor Baarle, en Jac benaderde dit bedrijf met een voorstel en omzetprognose. Op 1 oktober 1991 werd de winkel geopend door de burgemeester Hendrikx en Corrie Konings, die een goede vriendin is van Maaike.

Het eerste jaar draaiden ze al dubbel zoveel omzet als geprognosticeerd. De afspraak was dat Maaike de winkel zou doen, en Jac de rookgeneratoren, maar Maaike had inmiddels de zorg over drie kinderen waar ze haar handen aan vol had. Dus kwam het veel op Jac neer, “en ik heb niks met detailhandel, ik werd er gek van. Het was de wereld op zijn kop, ook doordat we een samengesteld gezin werden met de kleine Roel erbij en alles wat er gebeurd was. Dat heeft me voor een groot stuk gevormd.”
Dus besloten ze de winkel terug te verkopen aan Blokker, krap anderhalf jaar later.

Fire Training Products
“Ondertussen had ik mijn bedrijf in rookgeneratoren dat steeds beter draaide en harder groeide. In 1986 verkocht ik mijn eerste rookgenerator, de BV werd in 1992 opgericht. O, en ik heb ook nog een jaar lang tussendoor een artiestenbureautje gehad”, merkt hij tussen neus en lippen door op.
“Met Haagen Fire Training Products maakten we de stap naar Amerika, we huurden er een stand op een beurs, een kist met spullen werd vooraf per boot verzonden, die bleek verloren gegaan te zijn, stonden we daar met een lege stand! In 1988 hadden we wel al op de RAI op de Brandweerbeurs gestaan, maar toen lag ik zelf in het ziekenhuis. Eind 1991 heb ik de Shell gekocht, het pand van Achille Verheijen. Ik wilde de pomp wegdoen en daar mijn bedrijf vestigen.” Maar toen Shell kwam praten liet Jac zich overtuigen om het benzinestation te saneren en open te houden, en dat bleef hij erbij doen. De omzet verviervoudigde en achter het pompstation in de garage werd het bedrijf Haagen Fire Trainings Products ondergebracht.

“In 1996 was het al veels te klein, niet meer te behappen. Ik heb het Shell station verhuurd aan Shell en een pand dat leegstond gekocht aan de Industrieweg. Naderhand heb ik een grote hal er achter aangebouwd, het hoekpand ernaast en de grond er achter gekocht.”

Brandweercommandant
Toen Jac in 1984 bij de brandweer kwam, wilde hij graag onderbrandmeester worden, cursussen volgen. Dat mocht niet van de gemeente, maar deze ondernemende man besloot het dan maar gewoon zelf op eigen kosten te doen. Na die eerste opleiding ging hij ook voor de officiersopleiding op eigen initiatief, heel ongebruikelijk; op de Brandweeracademie zaten nooit particuliere kandidaten, want het is een overheidsinstelling. Maar hij voltooide de opleiding en in 1991 werd hij alsnog voor de functie van Brandweercommandant gevraagd in de gemeente Baarle-Nassau. “In 1989 was Van den Brandt gestopt en zijn opvolger stopte twee jaar later geheel onverwacht. Omdat professionalisering binnen de brandweer nodig was, en ik de papieren had, ben ik toen gevraagd. Ik heb tijdens mijn jaren als commandant onder andere een nieuwe brandweerkazerne laten bouwen die in 1998 geopend werd. Totdat in 2010 de regionalisering een feit werd, waarbij de brandweer is opgegaan in de regio en geen eigen commandant meer had, ben ik commandant gebleven, en daarna ben ik nog zes jaar officier gebleven, waarbij je elke vijf weken dienst draait als Officier Van Dienst.” In 2016 nam hij officieel afscheid. Een lintje voor zijn verdiensten kreeg hij eerder al, in 2008. “Binnen de brandweer is daarover altijd discussie, als het aan mij lag zouden we ze afschaffen. Maar dan staan ze voor je neus met de hele familie erbij, ik had het willen weigeren, maar wat doe je dan? Bij mijn afscheid kreeg ik de legpenning van de gemeente Baarle-Nassau, de heeft voor mij veel meer waarde.”

“De legpenning van de gemeente Baarle-Nassau heeft voor mij veel meer waarde dan een lintje…”

Prins
Toen Herman van Brakel, zijn voorganger bij de Lindeboom, daar stopte werd hij overal voorzitter. “Ik heb altijd gezegd, ik zal ervoor waken dat te doen. Het is een grotere kunst nergens voorzitter van te zijn dan van twintig verenigingen.” Waar ze hem wel voor strikten was Prins Carnaval; dat was hij in het seizoen 95/96/97, drie jaar op rij en het laatste jaar was zijn zoon Roel Jeugdprins, een bijzonder mooie combinatie waar Maaike zich voor ingespannen had! “Heel apart,” zegt Jac, “ik wist daar vooraf niks van.”

Maaike komt er gezellig even bijzitten en samen worden de foto’s die klaargelegd waren doorgenomen. “We hebben altijd een goeie relatie gehad met de exen“, benadrukken ze beiden. Vijfentwintig jaar woonden ze samen, toen ze uiteindelijk toch samen getrouwd zijn. Het was een hele puzzel hoe dat te regelen, maar in 2014 waagden ze samen die stap en gingen ze wonen in een mooi nieuw huis aan de Kapelstraat, gebouwd op de plek waar voorheen het huis van oma Biggelaar stond. Dat was al eigendom van pa en ma Haagen. Maaike is de dochter van Tilly Poels en Rik Mathijssen, geboren in Turnhout, kort aan de Molenstraat gewoond en opgegroeid in de Katerstraat. Nadat ze samen gingen wonen zorgde ze vooral voor de kinderen; Jac was altijd op reis! Hij is daarin ouderwets: “ge kunt niet alle twee carrière maken…”

Ambitie
Maaike had die ambitie ook niet, en gunde hem zijn succes. Haagen Fire Training Products groeide en groeide, ze deden projecten in heel Europa, Amerika, bouwden trainingscentra zelfs in Zuid-Korea, Shanghai, Melbourne, Dubai, New York, “overal” vat Jac kort samen. “Het bedrijf was mijn ambitie, een combinatie van techniek en brandweer. Veel goeie mensen uit de omgeving die voor mij werkten. Ik zei altijd: ‘ik ben de lompste, maar ik heb het vermogen goeie mensen om me heen te verzamelen.’ Ad Severijns was mijn eerste werknemer. Hij is net als ik pas gestopt.”

En nu?
De ouwe vriendengroep van de BBE bestaat nog steeds, er zijn ongeveer acht man over en die lappen elk jaar een pot en daarvan gaan ze een keer per jaar op stap en ’s avonds uit eten met de vrouwen erbij. Na het einde van de Zomerfeesten zijn ze daarmee begonnen. Dit jaar is het er vanwege corona niet van gekomen.
Tien jaar geleden verkocht Jac Haagen zijn bedrijf Haagen FTP aan Lion, met de afspraak om nog acht jaar als adviseur aan het bedrijf verbonden te zijn. Die jaren zijn voorbij: “ik doe niks meer voor Lion.” Wat doet ie dan nog wel? “Projectontwikkeling, ik heb het nog steeds heel druk met van alles en nog wat, sloop en bouw van een deel van de Molenstraat begint binnenkort.”

Toch voorzitter
Tegen één verzoek om voorzitter te worden kon hij geen nee zeggen. Stichting Ondernemend Baarle. Zestien jaar geleden begonnen, opgericht door beide burgemeesters en een restje van de BOV. Met hart en ziel zette hij zich ervoor in om de Baarlese enclavesituatie te promoten, ‘op de kaart te zetten’ zoals hij het meestal verwoordt. Het is een grote teleurstelling dat dat niet helemaal gelukt is. De ontwikkeling van het toerisme, de economische bloei van Baarle. Hij wijt het aan de culturele verschillen tussen de beide gemeenten: “wat onze kracht is, is tegelijkertijd ook onze zwakte. De neuzen staan niet dezelfde kant op. Het is niet gelukt om van Baarle de meest succesvolle gemeente in de omgeving te maken. Dat is heel jammer als je ziet wat Baol te bieden heeft.” Hij noemt plaatsen waar het altijd druk is met toeristen, plaatsen als Oisterwijk, Knokke, Sluis, “overal bomvol. En wij zijn het meest unieke dorp ter wereld, we hebben kansen gemist, mogelijkheden laten liggen. Het winkelbestand is nog hetzelfde als twintig jaar geleden. Veel energie gaat hier verloren omdat de culturen te veel verschillen, gemeente en ondernemers het niet eens kunnen worden.” Door de globalisering zie je dat mensen overal in de wereld dichter naar elkaar toe komen; ”hier gaan we steeds verder van elkaar af. Onbegrijpelijk.”

Reizen
Afscheid nemen, afstand doen, het heeft hem nooit moeite gekost, bedrijven hebben geen emotionele waarde. Zijn opvolgers doen het anders dan hij het zou doen, dat deert hem niet. “Als het voorbij is, is het voorbij.” Als geboren en getogen Baarlenaar vindt hij de enclaves in het buitengebied, midden in de natuur, het mooiste. De dertien waar nog geen enclavebord bij staat!
Plannen heeft hij ook nog volop: reizen vooral. “Dat heb ik me voorgenomen toen ik stopte met werken. Mijn ultieme droom is om van Noord- naar Zuid-India te reizen, met trein en te voet, backpacken. India is een fantastisch land, dat staat nog op mijn bucketlist. Back to basic.” Maaike ziet dat niet zo zitten, “dat is een groot verschil tussen ons. Ze wil wel reizen, maar ze houdt meer van luxe” lacht hij. “Ik geniet ook van luxe vakanties, hotels maar wel bezig kunnen zijn. Ik had voor dit jaar een reis naar India gepland maar door de corona perikelen moet ik dit nog even uitstellen.” Om te besluiten met de conclusie: “Rusten moet je als je achter de kerk ligt.”

Scroll naar boven