Guido Verhoeven

Guido Verhoeven vierkant
Aon de praot mee…Guido Verhoeven

Op de duur ben je altijd voor een ander bezig. Misschien wordt het tijd om wat af te bouwen?

Aon de praot mee…Guido Verhoeven

HERMAN JANSSEN

 G. Verhoeven is op 23 februari 1944 in Zondereigen geboren. Tijdens de oorlog, dus. Boven waren Duitse soldaten ingekwartierd. Op mijn vraag of ik hem met Guido of met Guy mag aanspreken, antwoordt hij: “Hier ben ik altijd Guido geweest, maar in Baarle-Hertog was ik meester Guy. Aan de telefoon zeg ik altijd: ‘Met Guy Verhoeven’. Je mag die namen door elkaar gebruiken. Dat speelt voor mij geen rol.” Guido/Guy is gepensioneerd onderwijzer. Hij is zijn loopbaan begonnen aan de gemeentelijke jongensschool. Deze school is dan later opgegaan in een gemengde vrije school. Hij is bijzonder actief op velerlei gebied: voor de Kerkfabriek, de parochie, de parochiale werkgroep Eerste Communie in Merksplas, het parochieblad voor Zondereigen en Merksplas, de werkgroep zuster Rumolda, OKRA, het Zondereigens mannenkoor, de stichting Herdenking Bevrijding Baarle en onze heemkundekring. Guido ontvangt me gastvrij. Hij toont foto’s die hij voor de gelegenheid heeft opgezocht en vertelt aan een snel tempo. Gelukkig heb ik een dictafoon bij me om het gesprek op te nemen. Laten we eerst even doornemen wat Guy ons over zijn familie meedeelt.

“Mijn vader heette Jef Verhoeven. Hij was van Zondereigen, waar hij op 19 december 1903 werd geboren. Hij kwam uit een gezin van twaalf kinderen: zes meisjes en zes jongens. Ik ben de jongste van alle neven en nichten. Veel kinderen van die neven en nichten zijn ouder dan ik. Er zijn er al veel van gestorven. Ik ben de laatste der Mohikanen. Mijn vader was timmerman en heeft de stiel bij Charel Versmissen geleerd. Dat was zijn peter. Mijn overgrootmoeder was ook een Versmissen. Hij is er lange tijd meestergast geweest. Later heeft hij samen met zijn schoonbroer Jos Vanhout in Turnhout een aannemersbedrijf opgericht. Voor de zusters van Vorselaar hebben ze veel scholen gezet. Veel prefab-gebouwen. Het laatste gebouw dat mijn vader heeft opgericht, is het zwembad van Schoten.

Liza Vanhout was mijn moeder. Zij werd op 17 maart 1904 in Zevendonk (Turnhout) geboren. De familie Vanhout is een aannemersfamilie. Ze zitten allemaal in de bouw. Mijn ouders trouwden op 23 augustus 1938 in de H. Hartkerk in Turnhout. Ze waren niet zo jong meer. Er werden drie kinderen geboren: Elza (°1940), Herman (°1941) en ikzelf (°1944).”

Grootouders
“Van mijn grootouders heb ik alleen mijn grootmoeder langs vaders kant gekend: Ludovica (‘Lewiske’) Dufraing. Mijn grootvader – Petrus (‘Prowke’) Verhoeven – was houtzager en stierf in 1930. Zij woonden in het huis hiernaast, Zondereigen 76. Er kwamen altijd veel neven en nichten op vakantie. Mijn grootmoeder was baker in Zondereigen en haar moeder was dat ook, haar naam was Treza Versmissen.

Moeder was een dochter van de wagenmaker van Zevendonk, Karel Vanhout. Naast hen woonde de smid. De wagenmaker maakte de wielen en de smid legde de ijzeren band errond. Karel Vanhout richtte in 1907 een eigen bedrijf op. Zoon Frans heeft de zaak verdergezet Mijn grootmoeder heette Ludovica Pas. Zij was van Turnhout. Het gezin Vanhout-Pas telde zeven kinderen.

Twee tantes van mij, Fien en Amelie Verhoeven, stierven op 30 oktober 1918 aan de Spaanse Griep. Ze woonden in Brussel. Fien was getrouwd met Florimond Cellier en Amelie met Arthur Roosendans. Arthur sneuvelde aan het front. Robert, een zoon van Amelie en Arthur, heeft als oorlogswees lang bij grootmoeder gewoond. In Zondereigen werd hij Robert Verhoeven genoemd. Hij is hier op het kerkhof begraven. Een andere tante, Theresa Verhoeven, was niet getrouwd en zij woonde samen met haar ongetrouwde broer Felix hiernaast. Ze was de naaister van het dorp en Felix heeft een lange tijd bij Cockerill in Luik gewerkt. Toen zijn vader stierf, is hij terug naar Zondereigen gekomen.

Ik heb altijd in Zondereigen gewoond. Op school was ik nooit intern. Ik reed met de fiets naar Turnhout. Ik heb Zondereigen en zijn bevolking hard zien veranderen. Vroeger kende ik iedereen. Nu niet meer. Er zijn nog maar weinig echt Zondereigense families. Vroeger kwam je ook veel meer mensen tegen: in de plaatselijke winkels en op weg naar de kerk. Er werd meer gebuurt. Nu zijn er ongetwijfeld nog ontmoetingen bij de school, maar daar ben ik niet bij. Ik heb geen kinderen of kleinkinderen.”

Herman Verhoeven
Guido en zijn broer bleven ongehuwd. Herman is in 2013 aan ALS overleden. Dat is een vrij zeldzame ziekte waarbij het afsterven van motorische zenuwcellen het belangrijkste kenmerk is. De ziekte werd vijf jaar eerder bij hem vastgesteld. Krachtverlies en verlamming traden op, waardoor er alsmaar meer hulp nodig was en Guido meer en meer moest bijspringen. Vooral naar het einde toe ging veel tijd en energie naar de opvang van zijn broer. Herman kwam in een rolstoel terecht en bleef opvallend rustig bij zijn ziekte. Hij leek zich al snel bij zijn lot neer te leggen. Gelukkig kon Herman tot het einde van zijn leven blijven praten. Zijn kameraden kwamen vaak met hem buurten en soms kon hij mee op uitstap. Guido is heel dankbaar hiervoor.

Woonhuis
“Het Art-decohuis waarin ik al heel mijn leven woon, is in 1938 door mijn vader gebouwd. Daarvoor stond hier een schuur. Die hoorde bij het huis van mijn grootouders. Mijn vader deed niet alleen het timmerwerk, van metselen had hij ook verstand. En moeder had het geld. Er is weinig aan het huis veranderd. Alleen de afsluiting van het voortuintje is anders. Die was helemaal versleten en is vervangen.”

René Joseph Van Steenbergen (senior) uit Beerse is de architect. Sinds 2009 is het woonhuis als bouwkundig erfgoed vastgesteld. In maart 2017 kreeg dit huis bij de actualisatie van de inventaris van het bouwkundig erfgoed in Baarle-Hertog de hoogste waarderingsscore van alle woningen. Van Steenbergen ontwierp veel gebouwen, waaronder een wederopbouwhoeve (Zondereigen 85), de voormalige gemeentelijke jongensschool (Kerkstraat 11), de kapel op het Geheul en het gemeentehuis van Merksplas. Na de oorlog zorgde hij in Zondereigen voor de heropbouw en vergroting van de St.-Rumolduskerk.

Opleiding
“In de kleuterschool zat ik bij zuster Walteria. Zij ligt hier als enige zuster op het kerkhof begraven. Al de anderen zijn naar het moederklooster teruggekeerd. In de lagere school zat ik bij juffrouw Peeraer. Zij kwam van Merksplas en gaf les in de klassen 1, 2 en 3. In de klassen 4 en 5 zat ik bij meester Michielsen. Daarna ging ik naar Sint-Vic in Turnhout. Daar deed ik mijn plechtige communie en ik ben er tot het einde van het 4de middelbaar gebleven. Toen werd de normaalschool (het Sint-Pietersinstituut) opgestart en ben ik daar naartoe gegaan. Die school was nog niet helemaal af. Daarom was het maken van een natuurwandeling in de Liereman in Oud-Turnhout het eerste wat we deden. Ik ben in St.-Pieter gebleven tot ik mijn diploma op zak had.”

Legerdienst
“In 1965 ben ik uitgekomen als onderwijzer. Ik heb geluk gehad, want al eind juli werd ik vast benoemd in Baarle-Hertog. Juffrouw Mercelis was een paar jaar eerder gestorven. Twee jaar lang werd zij vervangen door juffrouw Van Gool en dan ben ik daar gekomen. Dat was in de gemeentelijke jongensschool op de hoek van de Kerkstraat en de Pastoor van Herdegomstraat. Ik veronderstel dat het gebouw binnenkort zal worden afgebroken.

Eén jaar gaf ik les en toen moest ik soldaat worden. Ik kreeg een opleiding als chauffeur in Heverlee en werd naar de 6de artillerie in Soest gestuurd. Dat is een heel eind in Duitsland. Daar heb ik negen maanden als chauffeur van de kolonel vertoefd. Ik heb er misschien wel tien keer maneuvers gehad. De kolonel deed niets liever. Hij was ook een echt paradepaardje en het was de majoor die alles moest regelen. De maneuvers gingen in kamp Elsenborn door. Daar werden schietoefeningen gehouden. Normaal reed ik altijd met een zwarte Volkswagen, maar tijdens de maneuvers reed ik met een jeep met achterin allerlei radiotoestanden. De kolonel sprak amper Nederlands. Op een bepaald moment zei hij met een zwaar Frans accent: ‘Verhoeven, u zijt een vijs kwijt.’ Ik wist niet wat ik hoorde, maar blijkbaar was een vijs van de zendinstallatie losgekomen.

Het was een plezante periode. Ik heb het altijd graag gedaan, al konden we niet vaak naar huis. De eerste keer? Toen was mijn dienst ongeveer halverwege! Een speciale soldatentrein bracht ons heen en terug. Bij het leger kom je alle soorten mensen tegen. Dat vond ik interessant.

Ik had mijn driedaagse opleiding in het Klein Kasteeltje in Brussel tijdens het schooljaar gehad en daarom moest ik na mijn legerdienst de drie laatste dagen van het schooljaar nog lesgeven. Ik kende die regeling niet. Dat was ook heel raar. En vervelend voor degene die in mijn plaats stond. Zijn contract liep drie dagen voor de grote vakantie af.”

Onderwijzer
“Ik heb altijd graag lesgegeven. Het bezig zijn met kinderen, dat trok mij het meest aan. Ik las ’s morgens verhalen uit de bijbel voor. Tegen het einde waren de kinderen ontdooid. Die verhaaltjes vonden zij heel tof, goed voor de verbeelding. Zelf vond ik dat ook leuk. Rond Sinterklaas kwamen moeders vragen uit welke bijbel ik voorlas. Ik veronderstel dat tegen 6 december op heel wat plaatsen dat boek in de schoen lag. Ik was de ‘grapjesmeester’. Ik vertelde nochtans niet veel grapjes, eerder dingen waarbij de kinderen moesten nadenken. Anders dan anders. En dat vonden ze blijkbaar grappig. Ik heb jarenlang lesgegeven in klas 2. Dat is een leeftijd dat de kinderen veel bijleren. We waren eerst met drie leerkrachten: ikzelf (klas 1 en 2), meester Geenen (3 en 4) en meester Jacobs (5 en 6). Later kwam meester Pellis daar nog bij. Het ging er heel gezellig aan toe. Je kon het allemaal zelf nog wat regelen, geen automatische bel.

In Baarle-Hertog moesten we vaak conferenties organiseren. Inspecteur Verbeeck kwam graag naar het dorp en dan hadden we dikwijls prijs. Dat was niet zo leuk. De hoofdinspecteur was er ook eens bij. Na de conferentie kwam hij naar mij toe en zei: ‘Mijnheer Verhoeven, het was allemaal heel goed maar in het vervolg moet u eerst naar de kapper gaan.’ Meester Fon Pellis had toen ook vrij lang haar en kreeg dezelfde opmerking.”

Na de scholenfusie
“In 1976 kwam de fusie met de meisjesschool. Juffrouw Lia Van Kuyk wilde liefst het eerste doen. Ik heb dan het tweede leerjaar genomen. In totaal heb ik 34 jaar les gegeven. Dat is een hele periode. Na verloop van jaren was het eerste wat ik in september vroeg: ‘Wie zijn papa of mama heeft nog bij mij in de klas gezeten?’ In het begin was het maar een enkele vinger die omhoog ging, later heel veel. Dat gaat zo in een klein dorp. Er was maar één tweede leerjaar. Iedereen kwam op een bepaald ogenblik bij mij in de tweede klas terecht.

Tegen het einde van mijn loopbaan ben ik een half jaar directeur in Meerle geweest. Ik kreeg telefoon vanuit het bisdom. Men stelde voor om schoolhoofd in Meerle te worden. Ik wou dat niet en heb dat ook gezegd. Even later: terug telefoon. Opnieuw het bisdom. Ik moest het doen. Het schoolhoofd ging op pensioen vanaf de maand dat hij 55 werd en hij wou het schooljaar niet uit doen. Zijn opvolgster, Yvonne Vlaminckx, werkte bij het bisdom en kon daar nog niet weg. Ze zochten iemand om die periode te overbruggen. Ik heb dat toch maar gedaan. Ik kende niemand in Meerle. Misschien was dat eerder een voordeel dan een nadeel. Die korte periode heb ik geen les gegeven. Vervolgens ben ik nog een jaar naar Baarle-Hertog teruggekeerd, waarna ik op pensioen kon. Dat was in 1999, het jaar waarin Mark Van Haeren voor het eerst directeur was.”

Op pensioen
“Vanaf mijn 55 ben ik op pensioen. Dat is intussen alweer twintig jaar geleden! Met een boerenkar kwamen ze mij thuis ophalen. Op school waren er festiviteiten. Dat was heel leuk! Het eerste wat je mist als je op pensioen bent, dat zijn de kinderen, zeker als je zelf geen kinderen hebt. Met de gepensioneerden komen wij nog regelmatig bijeen. Het doet goed om iedereen nog eens te zien en te beluisteren. Spijtig dat juffrouw Lia er niet meer bij is.

Op school is veel veranderd. Dat hoor ik vertellen. Als je in de klas staat, evolueer je mee. Voor mij zou het moeilijk zijn om opnieuw les te geven. De mentaliteit is anders. Bij ons moest iedereen mooi in de rij staan en in stilte binnengaan. Er mocht wel eens gelachen worden, en dat gebeurde vaak, maar er moest ook geleerd worden. Het ging er meer gedisciplineerd aan toe. Wanneer je dat gewoon bent, kan je dat moeilijk loslaten. Je moet het niveau van elke leerling kennen om eraan te werken. Er zijn nu digitale borden. Bij ons moest het bord mooi versierd zijn. Je moest netjes op het bord voorschrijven. Je moest schoonschrift aanleren, dan moest je dat zelf ook goed doen.

Naast het lesgeven is er veel voorbereidingswerk. Dat was vroeger ook. Om de drie à vier jaar werd er soms van methode veranderd. Dan kon je de voorbereiding opnieuw maken. Er is ook veel administratief werk bijgekomen. Of dat veel resultaat oplevert, betwijfel ik wel een beetje. En tegenwoordig komen leerlingen uit het bijzonder onderwijs naar de gewone school terug. Of dat een verbetering is, zal nog moeten blijken. Maar daar komt alweer verandering in.”

KSA
“Wat de KSA betreft, ging Zondereigen samen met Baarle-Hertog. Dat was heel speciaal, want Zondereigen was veel meer op Merksplas gericht. KSA, een Vlaamse jeugdbeweging, staat voor ‘Katholieke Studenten Actie’. Ik heb een mooie foto met Louis Verhoeven. Louis was afkomstig van de Tommel. Hij werd burgerlijk ingenieur en werkte bij Agfa in Duitsland. Na de fusie met Gevaert was hij de grote baas van Agfa-Gevaert in Mortsel.”

Centraal kerkbestuur
De parochies Zondereigen en Baarle-Hertog werken samen in het centraal kerkbestuur. Er is een begroting voor St.-Remigius en één voor St.-Rumoldus. Het centraal kerkbestuur brengt die samen en bezorgt ze aan het bisdom. Na goedkeuring van het bisdom neemt Guido als voorzitter van het centraal kerkbestuur de begrotingen mee naar de gemeente. Om afspraken te maken komt het centraal kerkbestuur een of twee keer per jaar met het schepencollege of met de burgemeester en secretaris samen.

Kerkfabriek
“Als buitenstaander is de werking op kerkelijk gebied vrij complex. Er zijn twee dingen. In de eerste plaats is er de kerkfabriek, dat is een officiële instelling. Alle financiële uitgaven moeten in een begroting goedgekeurd worden door de provincie, het bisdom en de gemeenten Baarle-Hertog en Merksplas. Als er geld tekort is, betalen beide gemeenten ieder de helft. Voor Zondereigen is er meestal een tekort. Niet veel, maar kom: het moet toch bijgepast worden. De uitgaven zijn verminderd. Er is bijvoorbeeld geen pastorie meer in Zondereigen, dus geen stookkosten, elektriciteit of telefoonrekening.

De kerkfabriek Zondereigen heeft nogal wat eigendommen. Merksplas heeft bijna niets. In Wortel-kolonie bijvoorbeeld ligt twaalf hectare grond. In totaal is er ongeveer 22 hectare, waaronder percelen in Nederland. De belasting uit Nederland staat nog op naam van ‘de kapel van Zondereigen’. Die ‘kapel’ is nochtans al bijna een paar honderd jaar een parochiekerk en dus geen kapel meer.

Misschien komt er ooit grond te koop. Dat weten we nog niet. Dan moet er met dat geld wat anders gebeuren. Gewoon op de rekening laten staan, is niet goed. Een paar sociale woningen bouwen op gronden naast de pastorie? Dat zou kunnen. Misschien samen met de gemeente? Die heeft daar ook bouwgrond liggen. Maar daar heb je allemaal veel werk mee. Hoe de kerkfabriek aan die gronden komt? Dat zul je wel weten, waarschijnlijk. Zondereigen is ongeveer 200 jaar een bedevaartsoord van de H. Rumoldus geweest!”

Parochie
“Daarnaast is er de parochie. Dat is iets anders. Dat hoort bij het decanaat en heeft dus aparte rekeningen. Wij hebben het geluk dat we nog een pastoor hebben. Beerse heeft geen pastoor meer, evenals Beerse-Den Hout, Vlimmeren en Vosselaar. In Merksplas is er nog iedere dag een mis. Dat is een unicum tegenwoordig. In Zondereigen is er in het weekend alleen nog een mis op zaterdag om half vijf. Dat is voldoende. In Merksplas zijn er in het weekend nog twee: een om zes uur op zaterdagavond en een om half tien zondags. Dat zal binnenkort wellicht verminderen. We gaan naar één weekendmis of dienst per parochie.

Ik ben lector en koster in de kerk van Zondereigen, ik moet alles klaarzetten. Ik ben voorzitter van de kerkfabriek, ik moet zien dat er voldoende kaarsen en wierook zijn. Ik doe ook alle betalingen van de parochie. Elk kwartaal moeten de gegevens van de financiële verrichtingen met de computer aan een boekhoudkantoor in Turnhout doorgegeven worden. Dat moet natuurlijk tot op de cent kloppen. Daar heb ik vrij veel werk mee. Je moet het allemaal bijhouden, je mag het niet uitstellen. Voor misintenties bijvoorbeeld spreken de parochianen mij aan ofwel steken ze een envelopje met dertien euro in de brievenbus. Daar staat de datum op wanneer het moet gebeuren en de naam voor wie de misintentie is. Dat mindert allemaal, die misintenties. Er zijn ook veel ‘vrome schikkingen’, waarbij de misintenties voor dertig jaar ineens betaald worden.

In de kerk zit er voor Zondereigense normen nog volk. Als er een misintentie is voor een grote familie zijn er wel 40 à 50 kerkgangers. Het kerkbezoek daalt snel. Zelfs in de kathedraal in Antwerpen zie je het minderen. Daar zijn nog veel buitenlandse kerkbezoekers. Polen, bijvoorbeeld. Heel wat van deze mensen knielen bij binnenkomst in de kerk of bij de consecratie. Hoe het kerkbezoek zal evolueren, weten we niet. Dat hebben we niet in de hand. We nodigen de mensen uit, maar ze zijn natuurlijk vrij. Is er geen interesse, dan is dat zo. Misschien is er een verband met de welvaart waarin we leven? De vraag is ook of ze vroeger wél zo gelovig waren. Of was het kerkbezoek een gewoonte omwille van de sociale druk? Iedereen ging naar de kerk omdat iedereen ging. Nu gaat niemand meer omdat niemand meer gaat. Dat speelt ook mee, denk ik. Ook veranderingen in de opleiding spelen een rol.

In september ben ik present voor de eerste mis van het nieuwe schooljaar. Vier keer per jaar gaan de leerlingen van basisschool De Horizon naar de kerk: bij het begin van het schooljaar, voor het kerstverlof, voor het paasverlof en bij het einde van het schooljaar. Eind juni doe ik de gebedsdienst. De pastoor moet dan in Merksplas zijn. De dienst wordt op school samengesteld en ik moet voorgaan. De ouders mogen er ook bij zijn. Na de dienst worden de rapporten uitgedeeld en kunnen de ouders die dat wensen de leerkracht spreken. Dat gebeurt allemaal in de kerk!”

Samen met Clara Van Parijs die in een woonzorgcentrum verblijft, werkt Guido wekelijks aan het parochieblad voor Merksplas en Zondereigen. “Zij zoekt de meeste artikels, ik lees die na, plaats foto’s erbij en stuur alles digitaal door naar de drukkerij in Antwerpen.”

Pastorale eenheid
“Overal worden pastorale eenheden gevormd. Op de meeste plaatsen, ook in Baarle-Hertog, is dat al klaar. Bij ons in Zondereigen, Merksplas, Beerse en Vosselaar is dat nog niet rond. We hebben alleen een naam: Don Bosco. Dat is de officiële naam. Op lange termijn zal zo’n pastorale eenheid de parochie ondersteunen en misschien vervangen. Er is dan een zondagskerk. In die zondagskerk zal er alle zondagen nog een eucharistieviering zijn. In onze pastorale eenheid wordt Vosselaar waarschijnlijk de zondagskerk. Dan is alleen daar nog een weekendmis. Maar het is nog niet zover!

In de zaal van Zondereigen is een informatiebijeenkomst geweest voor het opstellen van een kerkenplan. Wat gaat er met de kerk van Zondereigen gebeuren? Voorlopig blijft alles bij het oude. Zolang de mensen naar de mis komen, is er niets aan de hand. Anders is de toekomst van het kerkgebouw onzeker. Op deze informatieavond kwamen ruim zeventig belangstellenden opdagen. Er is dus nog belangstelling.

In Beerse en Vosselaar zijn veel vrijwilligers die voorgaan in gebedsdiensten. Die willen dat blijven doen. Alleen bij speciale gelegenheden is er een priester nodig. De uitvaarten zijn bijna allemaal gebedsdiensten. Leken kunnen hiervoor een mandaat van de bisschop krijgen. Je moet er cursussen voor volgen. Ik heb ook dat mandaat om uitvaarten te doen. In Merksplas heb ik er al eentje gedaan, in Zondereigen was dit nog niet nodig. Je hebt er wel veel werk mee. Op vrij korte tijd moet je dat helemaal in elkaar steken.”

Parochie Merksplas
In Merksplas vult Guido wekelijks de parochieregisters in. Alle geboorten, huwelijken en overlijdens worden dan bijgewerkt. Hij heeft dan permanentie in de pastorij. Ook maakt Guy deel uit van het parochieteam. Er is één parochieteam voor Merksplas en Zondereigen samen. Hij is ook lid van de werkgroep voor de eerste communie in Merksplas. In Merksplas zijn er nog tussen de 60 en de 70 eerste communicanten.

Binnen enkele maanden wordt Guido 75. Toch even nadenken, want: “Op de duur ben je altijd voor een ander bezig. Misschien wordt het tijd om wat af te bouwen? Alhoewel, er is heel wat drukte verdwenen nu het huis hiernaast verbouwd en verhuurd is. Er komt tijd vrij nu ik de tuin en het huis niet meer moet onderhouden. En er zijn ook wat taken verdwenen. Toen Zondereigen op kerkelijk gebied nog met Baarle-Hertog samen bij het dekenaat Arendonk hoorde, was ik lid van de dekenale raad van Arendonk en afgevaardigde in de pastorale raad van Antwerpen.”

Werkgroep Zuster Rumolda
Guido is bestuurslid van de werkgroep Zuster Rumolda in Herentals. Deze werkgroep werkt aan de zaligverklaring van zuster Rumolda. De activiteiten staan nu eerder op een laag pitje. “Alle abonnementhouders zijn relatief oude mensen. In totaal slechts een twee- à driehonderdtal, meer is dat niet meer. Vroeger waren het er meer dan duizend. Zij komen vooral uit de omgeving van Herentals. Vroeger kwam er drie à vier keer per jaar een tijdschrift uit, nu is dat een nieuwsbrief.

Ik zit in de werkgroep namens de parochie Zondereigen. Dat is ergens wel logisch, want zuster Rumolda (Mieke Van Beek) was van Zondereigen. Ook hier is veel werk. Het adressenbestand moet bijgehouden worden. Er moeten adresetiketten afgedrukt worden. Een viertal keer per jaar komen we met het bestuur samen. Om de twee jaar is er een bijeenkomst voor alle leden. Dat is in het klooster in Herentals. Een tijdje geleden is het graf van zuster Rumolda volledig vernieuwd. Er liggen nog altijd veel bloemen en maandelijks is daar een gebedsbijeenkomst. De werkgroep heeft ook het mooie glasraam van zuster Rumolda in de kerk van Zondereigen geplaatst. Of de zaligverklaring ooit bereikt wordt, is onzeker. Maar zolang mensen ervoor blijven ijveren, is er hoop.”

OKRA
Guy is in Zondereigen voorzitter van de plaatselijke OKRA-afdeling. Dat is de afkorting van ‘Open, Kristelijk, Respectvol en Actief’. Het is een vereniging van 55-plussers die ontmoetingsmomenten en activiteiten aanbiedt. Het uiteindelijke doel is om tot een warmere samenleving voor iedereen te komen. De plaatselijke afdeling telt ongeveer 45 leden. Omwille van de gezelligheid is er een grote opkomst bij activiteiten. Denk daarbij aan een vijftal maaltijden per jaar en aan kaartnamiddagen in het bejaardenlokaal. Af en toe worden muzikanten uitgenodigd. Maar niet vaak, omwille van de grote kostprijs in verhouding tot het beperkte aantal deelnemers. Ook waren er muziekuitstapjes naar de Kapelhoeve in Turnhout, Griffelrock in het Antwerps Sportpaleis en naar De Warande in Turnhout. En er werd ingeschreven voor regionaal georganiseerde activiteiten. Zo bezochten acht Zondereigense leden de voorstelling Operetteparels in de Warande in Turnhout. Samen met Merksplas ging men op bedevaart naar Scherpenheuvel en een busmaatschappij organiseerde een uitstap naar Dordrecht. In Antwerpen was dan weer een kennismaking met het Jodenkwartier.

Heemkunde
Van bij de start in 2001 is Guido secretaris van de heemkundige werkgroep Zondereigen. Hij woont alle vergaderingen bij. Vaak gaan die bij hem thuis door en zorgt hij voor de koffie. Bij elke vergadering verstuurt Guy de uitnodigingen en stelt hij het verslag op. Verder is hij penningmeester voor wat betreft de jaarlijkse subsidie die de werkgroep vanwege de gemeente Merksplas ontvangt.

Stichting Herdenking Bevrijding Baarle
Op vraag van Fons Cornelissen werd Guido lid van het herdenkingscomité Baarle, dat jaarlijks de bevrijding van Baarle herdenkt. Daartoe worden contacten gelegd met familieleden van Poolse bevrijders. Ook medewerkers van ambassades worden uitgenodigd. Guido beweert weinig van de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog te weten. Hij schat zijn eigen bijdrage dan ook niet al te hoog in. Jeroen Cornelissen, kleinzoon van Fons, vervangt Fons in het bestuur en maakt het verslag ter plaatse op zijn tablet. Dat verslag is meestal al verstuurd vóór Guido van de vergadering thuiskomt. “Verjonging is goed om de herdenking een toekomst te geven. Heropstarten is veel moeilijker. Volgend jaar vieren we 75 jaar herdenking. Dat kan hopelijk iets extra aan de viering geven.”

Zondereigens mannenkoor
Tot slot is Guido eveneens lid van het Zondereigens mannenkoor, dat bij het inrijden van de dodendraadfietsroute op 27 april 2014 in de zaal van het Schuttershof optrad. Vorig jaar zong het koor met kerstmis in de kerk van Zondereigen. Dit jaar staat een kerstoptreden in de kerk van Merksplas op het programma. Ook het kinderkoor Cantabile is dan present. Om de veertien dagen wordt bij Walter Segers gerepeteerd. Paul Van Dijck, vroeger veldwachter/inspecteur bij de lokale politie, is dirigent van het koor.

Op reis
“Leerkrachten hebben veel verlof, wordt altijd beweerd. Ik ben dan ook vaak op reis geweest!” Guido ging dikwijls met zijn broer of met priester Eugène Block naar andere landen. “Eugène was afkomstig uit Vlissingen. Hij had in Schaarbeek lesgegeven in een Franse school en sprak perfect Frans. Dat was mooi meegenomen. We reisden o.a. naar Tunesië, Marokko, Roemenië en Spanje. Eugène stierf in 2001.”

Tot slot
Guido, Guy, meester Guy,… Namens de leden van onze heemkundekring wil ik je hartelijk danken voor de gulle ontvangst en het open gesprek als basis voor dit artikel. Dank ook dat ik de tientallen klasfoto’s, foto’s van onderwijzend personeel en naamlijsten van leerlingen uit je klassen mocht inscannen. Onze vereniging zorgt ervoor dat dit alles goed bewaard wordt.

Scroll naar boven