Aon de praot mee…Geert Adams
“Die moeilijk opvoedbare kinderen zijn bij ons nog het meest welkom…”
Aon de praot mee… Geert Adams
ANTOON VAN TUIJL
Wij zetten onze serie gesprekken met actieve inwoners van ons heem voort. Deze keer trekken we daarvoor naar Ulicoten om aan te bellen op het adres Bartelbaan 2. Naar goede Brabantse gewoonte zitten we al gauw aan de koffie en na een inleidend ‘rondje’ raken we goed ‘aon de praot mee’ Geert Adams. Zijn vrouw Hilde is daarbij een heel betrokken gesprekspartner.
Wie is Geert Adams?
Geert wordt in Ulicoten geboren op 27 september 1941 in het gezin van Jan Adams en Maria van der Kaa. Vader Johannes Josephus (Jan) is in Minderhout geboren op 9 maart 1900 en overlijdt te Ulicoten op 30 juli 1973. Moeder Maria Adriana (Maria) wordt te Ginneken geboren op 21 juni 1908. Ze sterft te BaarleNassau op 12 december 1973. Zij heeft haar vader Gerardus maar tien jaar overleefd. Deze Gerardus van der Kaa is rond 1910 vanuit Dorst naar Ulicoten gekomen en wordt daar een van de eerste landbouwers die ook tuinbouw gaan bedrijven. Opa Adrianus Adams boert op een boerderij in de Wilhelminastraat op wat in de Ulicotense volksmond het Hoogeind heet. Het gezin waarin Geert groot wordt, woont in een boerderij even buiten het dorp aan de Baarleseweg. Het landbouwbedrijf wordt voortgezet door broer Janus. Nu woont daar diens zoon Rudy die asperges kweekt. Geert is de middelste in de rij van negen kinderen. Hij heeft vier broers en vier zussen.
Jeugd en schooltijd
Tot de vroegste herinneringen van Geert behoort de bevrijdingsoptocht die kort na de oorlog door Ulicoten trekt. Er is dan een stoet van praalwagens. Eén van de wagens heeft hij nog helder voor de geest. In het uitgebeelde tafereel speelt een ‘Duitser’ mee, die in Ulicoten ‘Opa’ werd genoemd.
Geert gaat naar de bewaarschool, geleid door de zusters Dominicanessen. Op de lagere school krijgt hij de eerste twee leerjaren les van juffrouw Rentiëns. Meester De Kanter verzorgt de derde en vierde klas. “Die was streng”, weet Geert nog maar al te goed. “Maar”, voegt hij er in een adem aan toe, “hij leerde ons wel heel veel! Dat vond ik goed, want ik was erg leergierig.” Geert gaat dan ook graag naar school. De laatste twee leerjaren zit hij bij meester Verschueren. “Die gaf ons praktijkles, zogenaamd”, vertelt Geert. Hij bedoelt dat de oudere leerlingen bij het overblijven en soms ook gewoon onder lestijd in zijn tuin moeten werken. Hij kweekte namelijk veel groenten. Een groot deel daarvan werd geweckt.
Na schooltijd
Veel vrije tijd heeft Geert in zijn jonge jaren niet gekend. Na schooltijd moet er thuis geholpen worden. Iedereen heeft een taak. Geert ziet zichzelf nog aanmaakbosjes maken. Uit takkenbossen breekt hij de dunne takken in korte stukjes en bundelt die tot een bosje. Dat dunne hout is ideaal om ‘s morgens de kachel mee aan te maken. Op de boerderij is altijd werk dat gedaan moet worden. Is er eens een keer niet iets dringends te doen, dan gaat Geert helpen bij andere boeren en tuinders. Bieten dunnen, aardbeien plukken, frambozen opbinden, spruiten plukken, aardappelen rapen, tollen plukken en ga zo maar door. Het telen van zacht fruit is nog vrij nieuw in die tijd. Er zijn Ulicotense boeren die daar wat minachtend naar kijken. Aardbeien en frambozen worden wel ‘merelvoeier’ genoemd.
Het kan wel eens gebeuren dat bij thuiskomst uit school, moeder niet direct in de buurt is bij de boterham. Er worden dan ook geen werktaken uitgedeeld. Geert en zijn broers ‘ontsnappen’ dan en trekken de bossen in. Er zijn wel meer van die avonturengroepjes in het buitengebied actief. Elke groep heeft zo’n beetje een eigen territorium waar geravot wordt en waar ze in het voorjaar vogelnesten zoeken. Kievitseieren zijn een geliefde buit. Ze brengen geld op! Vindt de groep een eksternest, dan klimt een van de jongens in de boom. Tijdens het afdalen, breekt hij zoveel mogelijk takken af. “Dan leek het alsof er meerdere keren naar dat nest geklommen was”, legt Geert uit. Concurrenten worden zo ontmoedigd om ook in dat nest te kijken. De jongens zijn niet tevreden met de vier of vijf eieren die een ekster of een kraai gewoonlijk legt. Ze laten één ei liggen. “Dan gaat de vogel door met eieren leggen”, legt Geert uit. “Dan gingen we een paar keer terug om te oogsten.” Die eieren worden uitgeblazen. Zijn ze vers dan gaan ze in de pan. De lege schalen worden aan een lange draad geregen en op de slaapkamer tegen de muur gehangen. Er bestaat een duidelijke erecode bij de eierzoekers. Eksters, kraaien en houtduiven zijn niet veilig voor hen, maar ‘nuttige vogeltjes’ laten ze met rust. Wie de code doorbreekt en toch met mereleieren aankomt, krijgt dat ongezouten te horen.
Geert leert door ervaring dat je in de natuur geen honger hoeft te lijden. Hij weet precies op welke akkers lekkere tollen (groenknollen) groeien en waar bittere. Zo’n knol wordt met de voortanden geschild en de witte inhoud is eten en drinken tegelijk. Tarwearen uitwrijven en dan de korrels tot kauwgum kauwen, is ook lekker. “En vlak de klokkebaaien (bosbessen) niet uit,“ vindt Geert. De natuur geeft volop kans tot verschillende geliefde bezigheden.
Andere wereld
We keren even terug naar de vroege jeugd van Geert. Tegen het eind van de oorlog komt er een zekere Leen Pensioen – een Rotterdammer – in Ulicoten aan. Hij is ontsnapt uit een Duits werkkamp en zoekt onderdak. Hoe het precies geregeld wordt, weet Geert niet, maar Leen komt in het gezin van Jan en Maria Adams terecht. Na de bevrijding van Noord-Nederland keert de onderduiker naar Rotterdam terug. Leen, maar ook zijn ouders, zijn zó dankbaar voor de ondervonden gastvrijheid, dat Geert in Rotterdam op vakantie mag komen. Daar valt hij als kind uit een klein grensdorp werkelijk van de ene verbazing in de andere. “Die mensen woonden op een bovenwoning,” vertelt Geert. “Ik wist helemaal niet dat mensen op zolder konden wonen! Er gebeurde echt een wonder toen ik zag dat de moeder een munt in een klein kastje deed en daarna een gaskraan opendraaide om te gaan koken. Hoe kon dat toch!?” Hij mag een keer mee naar een heel grote winkel. Misschien wel de Bijenkorf , vraagt Geert zich af. Alles wat hij daar ziet is overdonderend. “Het meest vreemde dat ik zag was, dat de familie Pensioen kippen hield. Maar omdat ze geen tuin hadden, zaten die leghennen in een vogelkooi die tegen de muur hing! Ik ben er meerdere keren geweest en ik bleef me verwonderen. Wat een andere wereld dan hier bij ons,” verzucht Geert.
Jonge Boerenstand
Bijna alle opgroeiende jongens uit boerengezinnen zijn in die tijd lid van de Jonge Boerenstand. Geert dus ook. Die vereniging bevorderde de ontwikkeling van de agrarisch jeugd op verschillende fronten. Er worden allerlei cursussen georganiseerd. Die zijn aan Geert goed besteed. Hij is nog altijd leergierig en de kans om door te leren na de lagere school was er niet. Vanuit deze vereniging wordt ook een soort bedrijfshulp georganiseerd, zodat bij ziekte van een landbouwer het werk op het bedrijf toch door kan gaan. Er wordt veel aan sport gedaan. Vormen van atletiek bijvoorbeeld. Maar beroemd is de bouw van de levende piramide. Regelmatig zijn er wedstrijden tussen de sportclubs van naburige dorpen. Soms zijn er ook grotere kringwedstrijden. Vast tarief in de jaarprogramma’s zijn de retraites in Seppe. De overkoepelende NCB hecht grote waarde aan het geestelijke leven van de jonge boerengeneratie.
Vreemdelingenlegioen
De bezoeken aan Rotterdam zijn voor Geert wonderlijke ervaringen geweest. Op zeventienjarige leeftijd maakt hij echter ook weer bijzondere zaken mee. Hij is Belg en krijgt op zeker moment een oproep voor de militaire keuring. Of hij zich maar in Brussel wil melden! Hoe kom je vanuit dat kleine Ulicoten in die wereldstad, wanneer je nog nooit een trein van binnen gezien hebt? Iemand zei hem: “Zie maar in Turnhout te komen. Vandaar kun je met een tram naar Antwerpen en dan vind je het verder wel!” Geert vertrekt. In Turnhout ziet hij een paar jonge mannen die op het station ook vragend en zoekend rondlopen. Ze sluiten zich bij elkaar aan en weten eerst in Antwerpen en later ook in Brussel te komen. Daar kent een taxichauffeur deze zoekende groepjes jonge mannen wel. Hij levert hen keurig op de plaats van bestemming af.
Het totale keuringsproces duurt drie dagen. Geert merkt al gauw dat het bij deze keuring gaat om dienstplichtige Belgen die in een of ander buitenland wonen. Het is een bonte mengeling van mensen. “Ik waande me in een soort vreemdelingenlegioen,” zegt Geert. Er volgt nóg een eigenaardige ervaring. Hij krijgt het aanbod om meteen maar te blijven om zijn dienstplicht te vervullen. Dat doet hij. Zijn opleidingstijd in de buurt van Turnhout duurt twee maanden. Geert vertelt met smaak over een wel erg vreemde snuiter in zijn opleidingsgroep. Het is een zwarte jongen. “Die had volgens mij helemaal geen gevoel voor regels en afspraken. Dat was een echte vrijbuiter. Op zekere keer was hij na een veldoefening zijn geweer kwijt. Nou, geloof maar dat er dan paniek is! Hij had het ergens aan een boomtak gehangen. Wij hebben er met ons hele peleton twee dagen naar gezocht!” In deze twee maanden valt Geert heel wat kilo’s af. “Het eten was er zo slecht en gewoon te weinig,” beweert hij. “Ik verdenk ze ervan dat ze daarop bespaarden. Wij maakten mee dat we vóór het eten nog eens goed afgepeigerd werden, zodat we gewoon te moe waren om te eten! Mijn verdere diensttijd bracht ik door in Duitsland. Daar was het nogal wat beter. Ik had er mijn kilo’s zo weer terug.
Op de vrachtwagen
Op zijn achttiende jaar gaat Geert in dienst bij Kusters als vrachtwagenchauffeur. Hij komt vooral op de veewagen en brengt koeien naar de veemarkt en varkens naar de slachterij. Dit klinkt saai, maar Geert herinnert zich ook wel spannende momenten. Zo moet hij eens een zware stier laden op de Kievit. Dat dier wordt als gevaarlijk gezien. Het beest heeft altijd in een nogal donkere stal gestaan. Daarom durft de eigenaar noch de koopman die zware jongen in het daglicht te brengen. Geert zet daarom zijn wagen achteruit de stal in tot tegen het hok van de stier. Die krijgt een korte schok van de stroomstok en klimt zonder probleem in de wagen. Meer moeite heeft hij met een andere rit. Er zijn wel eens vrachten te vervoeren buiten het zicht van de douaniers om. “Ja, dat heet smokkelen,“ geeft Geert toe. Op een dag probeert hij met zijn veewagen, geladen met zestig varkens, via zandwegen van de Hazenberg naar het Oosteind, juist over de grens bij Meerle, te komen. In het zicht van de Lembeek, ter hoogte van het Poetjesven, is de weg zo slecht dat de wagen kantelt. Dat geeft een ravage! Die tientallen varkens liggen daar door en over elkaar te spartelen en gaan me toch te keer. Boodschappers worden uitgezonden en er komt een andere vrachtwagen. Die neemt de vracht over en trekt de gekantelde wagen meteen ook maar weer recht. Alles loopt goed af en er is geen douanier die van het tafereel heeft kunnen genieten. Op Groot Bedaf worden op een dag varkens geladen in een schuur, terwijl de douaniers, die onraad ruiken, in de directe omgeving speurend rondrijden. Ze vinden niets! Het vervoer van een moeilijke stier valt al niet mee. Wanneer je echter een stel varkensberen in je wagen krijgt, dan heb je echt een probleem. “Die verdragen elkaar niet en vechten elkaar dood,” zegt Geert. “Daar moet je iets mee aanvangen. Wij hadden toen nog geen aparte hokken in de wagen. Om die beesten toch onbeschadigd af te leveren, deden wij die een touw door de bek en zo werden ze vastgezet tegen de wand van de wagen. Ik was daar niet blij mee,” geeft Geert grif toe, “maar wij wisten niet hoe we ze anders uit elkaar moesten houden. Zo ging dat toen!”
Op jacht
Geert leeft niet alleen. Wij willen het dus ook beslist hebben over zijn kennismaking met Hilde en hun gezamenlijke leven. Hilde heeft zichzelf altijd gezien als een echt buitenkind. Van jongs af aan weet zij dat ze anders denkt en voelt als haar ouders, broers en zussen. Al vroeg heeft ze de neiging om voedsel te bereiden met wat ze in de natuur vindt. Ze bakt als kind al pannenkoeken met wilde kruiden daarin. En wat zou ze toch graag teken- en schilderlessen volgen. Daar zien haar ouders echter geen heil in. Ze moet gaan werken en komt in de Brepols drukkerijen terecht. Routinewerk doet ze daar. Haar afdelingsbaas ziet dat ze helemaal niet goed in haar vel zit. “Hij geeft me naast een andere functie ook een krantje waar banen in staan. Drie dagen later kan ik beginnen als assistente van een fotograaf. Daar kan ik iets creatiefs doen,” vertelt Hilde. Tussen de bedrijven door leert ze zichzelf gitaar spelen en Russisch lezen. De drang om te tekenen en te schilderen leeft ook nog steeds. Een paar avonden in de week gaat ze babysitten en verdient daarmee juist genoeg om op de andere avonden tekenles te volgen.
Hildes vader is beheerder van een landgoed in de omgeving van Poppel. Hilde doet niets liever dan mee de natuur in trekken. Bij een jachtpartij gaat ze mee als drijver. Op een dag komen er en paar ‘Hollanders’ om konijnen te bestrijden met de fret. Wonderlijk toch, maar als bij donderslag gaat haar aandacht van het groen en de konijnen naar een van die Hollanders: Geert Adams! Die heeft vooralsnog meer aandacht voor zijn fret en de konijnen. Het duurt echter niet lang of de vonken gaan over en weer. In 1974 trouwen zij. Er komen drie kinderen die inmiddels volwassen zijn en hun weg goed vinden. Hilde en Geert genieten met volle teugen als ze met hun kleinkinderen in de weer zijn.
Buitenleven
Bezig zijn in de natuur bracht hen samen. Een groene levenswijze hebben zij stelselmatig uitgebouwd. Wanneer dokter Lamberti uit Alphen in 1972 ‘Blommegoed’ (de Hollandse Bossen) erft en door aankoop nog wat uitbreidt, gaat hij op zoek naar iemand in de buurt die daar toezicht wil houden en beheerswerk kan doen. Hij komt bij Geert terecht en heeft de juiste man gevonden. Een zoon van Lamberti studeert bosbouw in Wageningen. Geert snuffelt al zijn studieboeken door en doet daarmee kennis op. “Kennis krijg je ook door te experimenteren,” is de ervaring van Geert. Hilde beaamt dit. Hij regelt de verhuur van de landbouwpercelen, vraagt subsidies aan voor aanplantingen en beheerswerken. Alle drie de kinderen mogen een stuk grond beplanten met een zelfgekozen boomsoort. Lamberti blijft zeer betrokken. “Hij komt bijna elke zaterdag met iets lekkers naar het jachthuisje,” weet Geert met waardering te melden.
De rijke natuur van ‘Blommegoed’ biedt vooral aan Hilde ideale kansen om haar behoefte aan leven met en in en voor de natuur te volgen. Puur op intuïtie zoekt en vindt zij de weg in zelfvoorziening en eten uit de natuur. Geert gaat daar met volle overtuiging in mee. De kinderen worden er sterk bij betrokken. Zij hebben samen – bij wijze van experiment – wel eens een paar overlevingsdagen gehouden, door volledig te leven in en van de natuur. Ze bakten bijvoorbeeld zelf hun brood in een open vuur met deeg dat ze – goed verpakt – lieten rijzen met hun lichaamstemperatuur. Ze doen steeds meer plantenkennis op in de praktijk, maar volgen ook een herboristenopleiding. Zo breiden ze hun kennis uit en raken vertrouwd met Latijnse plantennamen. Hun grote passie is het poten en zaaien van allerlei soorten ‘vergeten’ groenten en fruit en eetbare wilde planten.
Kennis uitdragen
De opgedane kennis en ervaring blijft niet hangen binnen de grenzen van de Hollandse Bossen. Noemden we niet al eerder de wens van Geert om leraar te worden? Dat talent komt er op zeker moment toch uit. Bij Widar in Zondereigen geeft hij uitleg over plantenkweek en het snoeien van fruitbomen. Hilde en Geert nemen deel aan de Boerenmarkt van Meer. Daar verkopen ze plantgoed en vertellen erover. De Kleine Aarde in Boxtel – voormalig centrum voor milieuvriendelijk leven – maakt gebruik van hun kennis. In Bokrijk zijn ze te vinden op de jaarlijkse markt van ‘Het Eetbare Landschap’. Ze hebben er een mooie stand en verkopen er allerlei eetbare planten. Op het landgoed komen ook met regelmaat groepen kinderen voor buitendagen en werkweken. Daarbij voelen Hilde en Geert zich in hun element. “Vooral kinderen uit het speciale onderwijs, de zogenaamd moeilijk opvoedbare, zijn bij ons extra welkom,“ zegt Geert. Hij organiseert boswandelingen, laat de jeugd hout afzetten, snoeihout opruimen en poelen schoonmaken. “Je hebt er geen kind aan als ze zo bezig zijn,” oordeelt Hilde.
In 2008 en 2009 zorgt de Landinrichting dat de versnippering in het landgoed ongedaan gemaakt wordt. De landbouwpercelen worden tot natuur omgevormd, zodat de waterhuishouding voor het hele gebied op maat ingericht kan worden. Het munitiedepot wordt aan de natuur teruggegeven. Wat later dragen de erven Lamberti het gebied over aan Natuurmonumenten. Hilde en Geert zijn nu vrijwilligers voor deze natuurorganisatie. Zowel in de Hollandse Bossen als in andere natuurterreinen worden ze ingezet bij educatieve projecten. Vooral Geert is hierbij heel actief.
Tekenbeet
In 1991 wordt Geert ziek en niet zo’n beetje ook. De dokter weet er niet goed raad mee. Hilde gaat op onderzoek uit. Dat valt niet mee. Internet bestaat immers nog niet. Zij zoekt contact met allerlei instanties en schrijft ziekenhuizen aan. Ze beschrijft de ziekteverschijnselen en suggereert – alweer op intuïtie – de ziekte van Lyme, die voortkomt uit een tekenbeet. Het intensief bezig zijn in de natuur kan namelijk heel goed een tekenbeet opleveren. Uiteindelijk krijgt ze het voor elkaar dat het bloed van Geert in Duitsland wordt onderzocht. Hij moet acuut behandeld worden, want er is sprake van een ontsteking in de hersenen. Zes weken lang krijgt Geert dagelijks een dosis kostbare medicijnen middels een infuus toegediend! Geert herstelt, maar heeft nog serieuze problemen. Hij weet zich heel veel zaken niet meer te herinneren, mist tijdsbesef, en weet de weg niet meer. Waar hij gaat of staat, er moet altijd iemand met hem mee. Samen trainen ze eindeloos om deze mankementen weg te krijgen. En dat lukt! “Maar mijn korte termijn geheugen geeft nog altijd problemen,” besluit Geert het relaas.
Tot slot
Bij ons gesprek hebben we daar gelukkig geen last van gehad. Hilde en Geert, het ga jullie goed! Het heeft mij zeer geboeid jullie verhalen te horen. Ik bewonder jullie betrokkenheid bij alles wat leeft en jullie doorzettingsvermogen in mindere tijden. Mede namens de vele lezers van Van Wirskaante, wil ik jullie heel hartelijk bedanken voor jullie openhartigheid. Namens Amalia alle goeds toegewenst en nog heel veel mooie groene jaren.