Aon de praot mee….. Freddy Govaerts
“Papa was een dood goede mens. Hij werkte werkelijk dag en nacht”
André Moors
Wie is Freddy Govaerts
Freddy is de zoon van dokter Jos Govaerts. Veel oudere Baarlenaren zullen zich dokter Jos Govaerts ongetwijfeld nog heel goed kunnen herinneren.
Jos, de zeer aimabele, hardwerkende huisarts, oefende zijn dokterspraktijk vanaf 1923 tot 1964 uit in de grote villa, gelegen naast Den Bonten Os in de Pastoor de Katerstraat.
Maar er zijn ongetwijfeld ook nog een aantal Baarlenaren die vóór die tijd patiënt waren bij de vader van dokter Jos Govaerts. Want ook de opa van Freddy, Adrien Govaerts, was een zeer gekend en enorm gewaardeerd huisarts in Baarle. Adrien oefende zijn praktijk uit van 1882 tot 1923 in het prachtige huis schuin tegenover de Broeders de la Salle in de Pastoor de Katerstraat.
In de volksmond werd Adrien ‘den ouwe dokter’ genoemd. En inderdaad, Jos noemde men in Baol heel toepasselijk ’den jonge dokter’.
Het bijzondere aan dit artikel in de reeks ‘Aon de praot mee….’ is, dat deze keer de geïnterviewde weinig over zich zelf en zijn eigen levenservaringen praat. Maar des te meer vertelt hij met verve en trots over zijn vader en opa. Dat waarderen wij heel erg.
Omdat Freddy’s broers en zus zijn overleden, is hij nog de enige uit het gezin van dokter Jos die nog iets over de familie Govaerts kan vertellen.
Als Heemkundekring wij, dat begrijpt u, erg geïnteresseerd in het fantastische werk en de moeilijke omstandigheden waaronder vader Jos en opa Adrien hun dokterspraktijk uitoefenden.
Wij weten zeker dat dit ook geldt voor de inwoners van Baarle en de omliggende dorpen.
Freddy woont al weer heel veel jaren in Oud-Turnhout. Hij spreekt dan ook een dialect uit die plaats. Omdat ik dat dialect uiteraard niet ken, is het voor mij lastig is om dat op papier te zetten. Daarom doe ik dat deze aflevering niet.
Freddy Govaerts werd in Baarle-Hertog geboren op 5 februari 1927. Over een paar maanden wordt Freddy dus 82 jaar. Hij trouwde op 10 augustus 1961 met Elly Broeckx, afkomstig uit Turnhout. Elly is zeven jaar jonger dan Freddy. Uit hun huwelijk werden drie zonen geboren.
De oudste, Philip, is 46. Dan komt Paul die 45 jaar is. De jongste is Michel. Hij is nu 33. Twee van de drie zonen, Philip en Paul, zijn ongehuwd. Michel is getrouwd en heeft een tweeling van 13 jaar.
Freddy is nog steeds werkzaam in het bedrijf dat door hem is opgericht. Het is gevestigd op de industriezone Olen-Geel. Er worden aan de grootindustrie elektromotoren verkocht en men verricht er herstelwerkzaamheden voor die motoren. Het bedrijf is inmiddels door zijn zoon Michel, die ingenieur is, overgenomen.
Zoon Philip is tandarts. Paul is professor-dokter in de geneeskunde in Antwerpen.
Freddy leerde zijn vrouw destijds kennen in het Klokkenstraatje in Baol, bij wie anders dan in het café van ‘Madammeke Bus’.
Freddy: “Elly was daar met haar vriendin Bertha Joosen, de zuster van Harrie Joosen. Ze zaten er aan een tafeltje. Ik kwam daar binnen met ene van Baol, Staf van der Flaas. Wij gingen direct naar de toog. Elly vroeg toen meteen aan Bertha Joosen, wie is dat? Die zei toen, dat is ‘Fred van den dokter’. Even later kwam ze bij ons aan de toog een pintje bestellen en begon meteen te praten. Die avond heb ik met haar afgesproken. Ik nam ze al heel rap mee naar huis. Mijn vader en moeder waren gek van haar. Na zes maanden wilden wij trouwen, maar dat zagen mijn papa en mama absoluut niet zitten. Volgens hun zouden ze in Baol zeggen, ze moeten trouwen. Toen hebben wij maar gewacht en zijn na tien maanden verkering getrouwd. Huub Gulickx heeft ons getrouwd. Huub was al mijn vriend toen ik studeerde voor technisch ingenieur in Gent. Maar ook al daarvóór. Heel fijn is dat hij ook onze Michel heeft getrouwd en zijn kinderen heeft gedoopt.”
Tot slot van deze inleiding nog enkele genealogische gegevens van de familie Govaerts.
Opa Adrien Govaerts (den ouwe dokter) werd geboren op 16 januari 1862 in Poppel België. De vader van Adrien was in Poppel officier van de douane. Adrien overleed in Baarle-Hertog toen hij 87 jaar was, op 15 april 1949. Hij was getrouwd met Louise de Meij. Zij werd in Antwerpen geboren in 1865 en overleed in Baarle-Hertog in 1964. In het gezin van opa en oma waren vijf kinderen: Jos (de jonge dokter), Germaine, Adrienne, Raymond, Louise (zij is de moeder van ons bestuurslid Ineke van Strijp-van der Bok) en Cecile. Alle kinderen zijn inmiddels overleden, behalve Cecile. Cecile is nu 95 en woont in de Pastoor de Katerstraat op de eerste verdieping van het appartement van Annie van Hilst.
Jos Govaerts, de vader van Freddy, werd geboren op 20 augustus 1897 in Baarle-Hertog en overleed in Baarle-Hertog op 77-jarige leeftijd op 8 september 1974. Gedurende zijn leven was Jos getrouwd met Margritte van Hilst, geboren in Herentals op 26 januari 1900. Zij overleed in Baarle-Nassau op 13 december 1989.
Jos en en zijn vrouw Margritte kregen vijf kinderen: André, Rita, Freddy, Pierre en Willy. Alle kinderen zijn inmiddels overleden, behalve Freddy.
Jos volgde zijn universitaire studie voor arts in Leuven. Tijdens de 1e Wereldoorlog gebeurde dat noodgedwongen tijdelijk (gedurende twee jaren) in Utrecht.
Typering van het gezin waarin Freddy opgroeide
Freddy: “Vanaf het moment dat wij tien jaar oud waren, gingen wij op internaat. Ik zat bij de Jezuïeten in Turnhout. Om de zes weken kwamen wij thuis. Vanaf het moment dat de oorlog uitbrak, ging ik daar niet meer naar toe. Er werd namelijk bij de Jezuïeten geen les meer gegeven.
Ik kreeg daarna in Baol korte tijd les van pater Koks. Alléén van Bels Baol waren er die verder studeerden. Van Hollands Baol niks. Pater Koks gaf aan een man of tien les in een ruimte van sigarenfabriek De Lelie in de Leliestraat. Na een tijdje gingen we weer naar school in Hoogstraten. Intern wel te verstaan. Ik zat er samen met Michielsen van Loveren en met Joost en Huub Gulickx. Paul Schuermans, de zoon van de Belze gemeentesecretaris, was er denk ik ook.
Maar terug naar jouw vraag over ons gezin. Mijn papa was niet streng. Die had het zó druk, dat hij zich met ons niet kon bezighouden. Bij ons in huis waren twee diensters en werkman Jos Vriens uit de Pastoor de Katerstraat. Jos deed werkelijk alles. Deed de tuin en weet ik allemaal niet wat meer.
Ons mama was niet zo gemakkelijk. Ook niet ten opzichte van de diensters. Als ze iets moest hebben van de diensters of als bijvoorbeeld een mes op tafel niet goed lag, trok ze aan een belletje en moest een van de diensters komen.
Ik kon het heel goed met mijn papa vinden. Ik trok veel met hem op en ik was ook vaak bij opa Adrien. De Govaertsen waren, om zo te zeggen, simpeler. Moeders kant was deftiger. Moeder was ook altijd op en top gekleed. De andere kinderen hingen veel meer aan mijn moeder. Dat is altijd zo geweest en ook altijd zo gebleven.
Papa maakte absoluut geen verschil tussen de kinderen. Ze waren hem allemaal even lief. Hij
ging nooit, nooit op vakantie. Mama ging ieder jaar met de andere kinderen vakantie vieren. Ze gingen dan meestal naar het stadje Durbuy, in de Ardennen. Ik bleef dan thuis bij mijn papa.
In de oorlog, vlak voor de bevrijding, is de achterkant van ons huis helemaal plat geschoten. Mijn mama en de andere kinderen zijn toen naar familie in Antwerpen gegaan. Maar ik bleef weer thuis bij mijn papa. Ja, ik was vaders kindje. Dat is altijd zo gebleven.”
Vader Jos werkte dag en nacht
Freddy kan het niet nalaten nog eens te benadrukken dat zijn vader dag en nacht voor de patiënten in de weer was.
“Papa was een dood goede mens. Hij werkte werkelijk dag en nacht. Was niet alleen dokter in Baol, maar ook voor de omliggende dorpen. Hij kwam ook regelmatig tussenbeide voor het beslechten van familiedrama’s.
Papa deed ook alle bevallingen. En dan niet alleen in Baol, maar ook in Ulicoten, Castelré, Alphen, Chaam, enzovoort. Die bevallingen duurden vroeger dikwijls heel lang. Als ik thuis was tijdens vakanties ben ik nog al eens met hem mee gereden. Praten deden we dan niet veel, maar we verstonden elkaar heel goed. Hij bezocht altijd in de middaguren zijn patiënten. Hij had een vaste middag voor Baol, Alphen, Chaam. Aan het einde van het bezoek bij de patiënt schreef hij alles op en zei dan tegen de mensen dat hij zalfjes en poedertjes klaar zou maken. Dezelfde avond deed hij dat met de doktersassistente. Spreekuur hield hij iedere dag, voor de middag. Rond het huis stond het dan vol met fietsen.
Als we ’s avonds aan tafel zaten om te eten, was hij met zijn gedachten bij ernstig zieke mensen. Zodra hij klaar was met eten, vloog hij daar weer naar toe.
Om zo weinig mogelijk tijd te verliezen, kwam kapper Toon de Rooy uit de Nieuwstraat hem thuis altijd knippen.
In de eerste jaren van zijn dokterspraktijk waren er in Baarle slechts tien mensen die telefoon hadden. De mensen die geen telefoon hadden, moesten dan naar het doktershuis voor hulp. Als zo iemand midden in de nacht bij de praktijk aanbelde, kwam mijn papa bij mij in de slaapkamer. Ik sliep namelijk aan de voorkant van het huis. Hij opende dan het raam en riep dan altijd: ‘Wa wast’?
Dikwijls kleedde hij zich dan rap aan en was weer naar de patiënt. Dat gebeurde dikwijls meerdere keren per nacht. Moeder kon daardoor ook niet meer slapen.”
Huilen
“Papa had, om op bezoek te gaan bij zijn patiënten, een auto en een motor. In de achterbak van de auto lagen altijd een schop en een mat klaar, om uit de modder te komen. Ook werd er dikwijls een paard of een auto ingezet om de auto los te trekken. Naar Zondereigen ging hij met de motor. Die weg was toen namelijk nog een karspoor. Op een nacht is hij met zijn motor, toen het heel slecht weer was, pardoes de sloot in gereden. De hele nacht zat hij vast. Hij heeft mij verteld dat hij toen, voorover liggend op zijn stuur, een tijdje heeft liggen huilen. Uiteindelijk is hij naar een boer in de buurt gegaan. Die is toen gekomen en heeft de motor met zijn paard uit de sloot getrokken.”
Medicijnen maken
“Voor de oorlog kwamen de medicijnen onder andere van de firma Lamers uit Meppel. Ze kwamen in rieten manden met de trein in Baol in de Stationsstraat aan. Met de stootkar van Joop de Grauw werden de medicijnen naar ons huis gebracht. Via de zijingang van de praktijkruimte werden de medicijnen opgeslagen in de kelder. De vergiften en narcotica natuurlijk achter slot en grendel. De flesjes werden gespoeld en voorzien van een etiket waar de inhoud op stond. Daar omheen kwam een bruin papiertje met de naam van de betreffende patiënt. Poeders werden in zogenaamde cachetten (eetbaar papier) gedaan. Dat gebeurde heel vernuftig met behulp van een aluminium doos waarvan het deksel scharnierde. In de bodem van die doos zaten ongeveer twintig ronde gaatjes. In die ronde gaatjes pasten precies de onderkant van de cachetten. In de onderkant van het deksel zaten dezelfde twintig gaatjes en daar zaten de bovenkanten van de cachetten in. Er werd poeder op de bodem van de doos gestrooid en die werd met een schraper glad gestreken. Het overtollige poeder werd er af gehaald. Dan ging het deksel dicht en zaten de poeders in de cachetten.
Poeders werden ook vaak verpakt in gevouwen papiertjes. Ik heb dat ook heel veel moeten doen.
Als wij ’s avonds aan tafel zaten te niksen, waar vader absoluut niet tegen kon en vader zag dat,
dan bracht hij de poeder die in een mortier (vijzel) zat en de nodige papiertjes en konden we aan de slag.
Elke week kwamen er om acht uur ’s morgens bij ons thuis in de Katerstraat drie voermannen om de medicijnen voor de patiënten in de omliggende dorpen op te halen. Die werden dan naar de cafés in de omliggende dorpen gebracht zodat de patiënten niet naar Baol hoefden te komen.”
Lintwormen verwijderen, tanden trekken enz.
Ook die jeugdherinneringen komen, pratend met Freddy helder boven. Lintwormen werden op een afgesproken datum bij meerdere patiënten verwijderd.
“Als je een lintworm had, vermagerde je sterk. Lintwormen konden wel vijf tot zeven meter lang en wel bijna een cm dik zijn. Ze zagen er geribbeld uit. Papa verwijderde die via het achterste van de patiënt. Maar eerst kreeg die een paar dagen van te voren speciale medicijnen. Papa trok die lintworm heel voorzichtig uit het achterste. Hij mocht namelijk niet afbreken. Alle op die dag verwijderde lintwormen werd in een soort pannetje gelegd. Met handschoenen aan moest ik die bij ons achter in de tuin op een zandpad lang uitleggen, met petroleum overgieten en verbranden.
Amandelen verwijderde papa ook. Hij deed dat in die tijd samen met zijn schoonbroer die chirurg was in Antwerpen. Hij kwam speciaal daarvoor één keer per jaar naar Baarle. Ik zie de bolletjes nog in een bakje liggen. Ze werden bij ons thuis in de tuin in een kuil begraven.
Papa was weliswaar geen tandarts, maar hij trok vrijwel dagelijks tanden. Ik moest hem dan als jongeling daarbij helpen. Ik stond dan achter een gewone stoel waarop iemand zat bij wie een tand getrokken moest worden en hield dan het hoofd vast. Ja, ik heb er heel wat vastgehouden! Ik vond trouwens dat boeren altijd van die grote tanden hadden!
Julia Loots is heel veel jaren in Baol actief geweest als baker en Liza Kooyen was kraamverzorgster. Te vroeg geboren baby’s werden, nadat papa geholpen had bij de bevalling, door hem zelf met de auto naar het ziekenhuis in Breda, Tilburg of Turnhout gebracht. De baby’s lagen dan in een rieten mandje. Ze werden dan extra verwarmd door ze in een wollen dekentje te wikkelen en door de warmte van een aarden jeneverkruikje, dat gevuld was met heet water.”
Sociale tarieven
Een keer per jaar werden volgens freddy de rekeningen geschreven en daar waar het nodig was,
naar beneden afgerond.
Vader was volgens Freddy in de tarieven die hij voor zijn patiënten hanteerde, heel erg sociaal.
“Mensen die het niet konden, hoefden ook niets te betalen. Kregen dan alle medicamenten voor niks. Het was trouwens maar goed dat opa en oma aan moeders kant veel geld hadden. Ze bouwden voor al hun kinderen een groot huis. Vanaf het moment echter dat het ziekenfonds in Holland kwam, kreeg papa voortaan, meen ik, elf gulden per patiënt per jaar. Nog later kwam ook in België de ziekenkas. Vanaf toen verdiende hij wat meer aan de uitoefening van zijn beroep.
Toen papa later de praktijk van mijn grootvader overnam, nam hij ook een paar grote boeken over waarin op alfabetische volgorde alle medische gegevens stonden van de patiënten. Papa is altijd door blijven gaan met het vermelden van patiëntengegevens in die boeken. Jammer genoeg weet ik niet waar die prachtige boeken zijn gebleven.”
Huis brandt af
Tijdens de oorlog, in 1942, brandt het ouderlijk huis aan de Pastoor de Katerstraat tot de grond toe af.
Freddy: ”Ik was op dat moment in Hoogstraten op school. Een dag later had ik vakantie, kwam toen thuis en zag de puinhoop. Een enorme bliksemschicht was aan de zijkant van het huis ingeslagen, op de plek waar de diensters sliepen, aan de kant van ‘Den Bonten Os’. Meteen stond alles in vuur en vlam. Die twee meisjes zijn toen langs de voorkant naar beneden gesprongen en vielen in een deken die door de brandweer werd opengehouden. De deken scheurde af. Bij het naar beneden springen schaafden ze nog met hun rug en hun achterste langs de dorpels. Onmiddellijk werden ze naar het ziekenhuis gebracht. Gelukkig vielen de verwondingen achteraf toch mee. De brandweer van Bels en Hollands Baol is toen trouwens nog ruzie aan het maken geweest. De Hollanders waren het eerst bij het huis. Maar die wilden niet beginnen met spuiten vooraleer de Belgische brandweer er was en hun toelating gaven. Dat ging natuurlijk over centen, zoals je begrijpt.
Papa heeft na de brand een tijd de praktijk gedaan in het huis van mijn grootvader, verderop in de Pastoor de Katerstraat. Een goed jaar later kon hij weer terug naar het nieuw gebouwde huis, op dezelfde plek als waar het afgebrande huis stond.
Wist jij trouwens dat heel veel bommen en granaten die in Baol in de oorlog gevallen waren en niet waren afgegaan, bij ons in de voortuin in een diep gat begraven zijn? Ik denk dat ze daar later wel allemaal zijn weggehaald. Cor van der Bok is daar toen ook nog mee bezig geweest.”
Overlijden van dokter Jos Govaerts
Nadat zijn vader stopt met werken, heeft hij volgens Freddy toch nog wel kunnen genieten van het leven. Vanaf dat moment was hij vooral in zijn tuin te vinden. Hij was altijd met zijn plantjes bezig. Hij hield zich vooral bezig met enten. “Hij is een keer of vier, vijf met mama op vakantie geweest. Maar hij gaf er niks om. Hij was het liefste gewoon thuis.”
Na een ziekbed van een paar maanden overlijdt dokter Jos Govaerts op 8 september 1974. Er werd toen in Ons Weekblad, zo blijkt uit ons verenigingsarchief, een ‘In Memoriam’ gepubliceerd. Enkele citaten hieruit typeren de geliefde dokter:
“Er ging een schok door Baarle’s gelederen, zowel in Hertog als in Nassau, toen jongstleden zondag de droeve mare door onze beide dorpen ging dat nu was komen vaststaan wat reeds langer was gevreesd: dat ons aller goede Dokter Govaerts van het tijdelijke naar het eeuwige was overgegaan. Meer dan duidelijk is geworden waarom en hoezeer hij als Mens en huisarts, zowel dus van de medische als van de puur menselijke kant door brede lagen van de bevolking en zijn patiënten zózeer werd geëerd en bemind. Hij was een edel Mens van top tot teen, zowel in zijn gewone doen en laten alswel in de uitoefening van zijn medische praktijk.”
Ervaringen van doktersassistentes
Dokter Jos Govaerts heeft vijf assistentes gehad. Achtereenvolgens Liza van Beek, Mieke Vaal, Emmy Cornelis, Mieke (Ria) Dirven en Marianne Sonnemans.
Marianne van Beers-Sonnemans werkte het kortst bij dokter Govaerts. Ongeveer anderhalf jaar, tot het moment waarop hij in 1964 stopte. Desgevraagd is Marianne nog altijd erg lovend over dokter Govaerts:
“Hij was een heel leuke, ontzettend lieve man. Een warme man, zag er altijd erg verzorgd uit. Ik vond hem geweldig. Het was net of ik bij mijn opa werkte. Zo voelde dat aan. Hij was altijd in de weer voor zijn patiënten. Vlak voordat hij stopte, heeft hij nog een paar weken avondspreekuur gehouden. Het was er toen ontzettend druk. Het leek wel of iedereen nog even langs wilden komen,” aldus Marianne.
Mieke (Ria) Dirven werkte begin 50-jaren als doktersassistente bij ‘den jonge dokter’. Zij beschrijft hem als integer en toegewijd. Hij was, zoals men dat noemt, ‘apotheekhoudend huisarts’ en werkte volgens Mieke aanvankelijk voor patiënten uit Baarle, Zondereigen, Castelré, Ulicoten, Weelde Statie, Merksplas, Alphen en Riel en Chaam. Hij maakte erg lange dagen en ook nachten. Ook op 2e Kerstdag, 2e Paasdag, 2e Pinksterdag werkte Govaerts, samen met zijn assistente. Toen de dokter vijfentwintig jaar huisarts was, kreeg hij een cadeau van de bevolking. Volgens Mieke wilde hij eigenlijk helemaal geen cadeau. Maar uiteindelijk stemde hij in met een röntgenapparaat voor zijn praktijk.
Toen Govaerts zijn dokterspraktijk uitoefende, was er geen tijd voor hobby’s of nevenactiviteiten. Hij was toen wel lid van de Kerkfabriek en het Armbestuur.
Mieke: “Hij leefde zeer sober en serieus. Af en toe rookte hij een sigaartje. Elke dag las hij de Franstalige krant ‘Libre Belgique’. In de ziekenhuizen van Turnhout, Tilburg en Breda stond hij bekend als een prima diagnosticus. Spreekuur hield hij van negen tot twaalf uur. Meestal liep dat uit tot één of twee uur. Om negen uur ’s morgens zat de wachtruimte al vol en dikwijls stonden er dan ook al mensen te wachten in de gang van de praktijk. Hij deed ook veel meer dan de huisartsen van tegenwoordig. Zo herstelde hij botbreuken, verwijderde cysten, trok tanden, hechtte wonden, deed kleine ingrepen en bevallingen. In de middag ging hij bij patiënten op visite. ‘s Avonds ontving
hij nog patiënten op afspraak.
Van ‘s avonds zeven tot half negen maakten wij als doktersassistentes onder zijn leiding de medicijnen. We maakten in de apotheek zalfjes, poeders, ouwels en vulden flesjes met drankjes. Ook controleerden we urine op suiker en eiwitten en onderzochten we het bloedbezinksel. Dokter Govaerts zelf prikte altijd bij de mensen.
De gemaakte medicijnen werden door iemand uit de omliggende dorpen opgehaald. Inwoners van Castelré hadden in die tijd nog geen telefoon. Die kwamen dan in het café van Snoeijs met de vraag: wil je eens bellen met de dokter want ik heb die of die medicijnen nodig. Als de medicijnen klaar waren, haalden de mensen die in het café van Snoeijs weer op. In de medicijnenkelder stond een grote voorraad medicijnen.
Vertegenwoordigers van onder andere Organon en Philips Duphar, die medicijnen leverden, liet hij gerust wachten. Soms wel een paar uur. Zijn patiënten gingen immers altijd voor.
De door patiëten mee teruggebrachte flesjes werden gespoeld door Jan Voeten uit de Molenbaan. Ook ruimde hij de legen flessen en potten op. Gebruikte verbanden werden door hem verbrand.
Stan Grooten, iedereen in Baarle kende hem in die tijd, kwam twee à drie keer per jaar en zeker met Nieuwjaar, naar dokter Govaerts. Hij had vrijwel nooit iets nodig, maar wilde dan persé de dokter een hand geven. En tegen iedereen die het maar horen wilde, riep Stan dan luidkeels, deels in het Nederlands en deels in het Frans: “Den dokter is menne grotste vriend!” En Govaerts was dan altijd héél aardig tegen hem. Ondanks de drukte nam hij even tijd voor Stan.”
Mieke: “Als Govaerts ‘s avonds klaar was met zijn patiënten, kwam hij altijd naar de apotheek. Daar werkte hij dan zijn administratie bij.
In die tijd kon hij na acht uur ’s avonds tot acht uur ’s morgens geen telefoon ontvangen, want dan
was de telefooncentrale in het gemeentehuis van Baarle-Hertog gesloten.
Daarom kwamen ’s avonds en ‘s nachts zoveel mensen bij hem aan de deur. Met grote regelmaat moest hij, dikwijls midden in de nacht, wel twee of drie keer het bed uit om zieke mensen te gaan bezoeken.
Vermeldenswaard is ook dat hij één keer per jaar naar Zondereigen ging. Daar deed hij onderzoek bij de schoolkinderen van Zondereigen. Ik ging dan ook mee en woog de kinderen, mat de lengte en keek in de oren. Dokter Govaerts deed dan het verdere onderzoek.
Particuliere patiënten betaalden één keer per jaar. Dat gebeurde vooral op ‘verloren maandag’, de eerste maandag van de maand januari. De mensen kwamen dan naar de praktijk om af te rekenen. In de apotheek werd dan snel de rekening opgemaakt. Hij vond het echter heel vervelend als de rekeing hoger was dan honderd gulden. Meer dan eens verlaagde hij dan het te betalen bedrag. Als mensen nog niet betaald hadden, stuurde hij nooit een aanmaning.”
Mieke kan zich desgevraagd nog goed herinneren hoe groot haar salaris was. Niet bijster veel, zo blijkt.
“De eerste jaren kreeg ik vijftig gulden per maand betaald, het laatste jaar zestig. Maar veel belangrijker is, ik heb altijd met enorm veel plezier voor hem gewerkt. Hij was een uniek man, een soort vaderfiguur. Iemand waar je van hield,” aldus Mieke.
De herinneringen aan opa Adrien
Zoals eerder vermeld, opa Adrien was huisarts van 1882 tot 1923. Zijn patiënten woonden in Baarle, Ulicoten, Meerle, Zondereigen, Merksplas, Ravels, Weelde-Grens, Weelde-Dorp, Poppel, Chaam, Alphen, Riel en Goirle. Een enorm grote praktijk dus.
Naast huisarts, is opa Adrien ook een groot aantal jaren heel actief geweest in de Baarlese politiek.
Hij was lid van de gemeenteraad en werd later schepen en burgemeester.
Het ambt van burgemeester van de gemeente Baarle-Hertog oefende hij uit van 1933 tot 1941 en van 1944 tot 1946. In 1933 volgde hij burgemeester Henricus van Gilse op, die toen was overleden. In het voorjaar van 1941 stopt Adrien als burgemeester, dit uit protest tegen de Duitse bezetter.
Dat gebeurde volgens Freddy ook in een aantal andere Vlaamse gemeenten. Adrien Govaerts werd toen opgevolgd door burgemeester Jules Loots. Kort na de bevrijding is Adrien weer benoemd tot burgemeester en bleef dat tot 1946.
Het beeld wat van ‘den ouwe dokter’ bestaat is, dat het een man was met een markant hoofd, knijpbril, snor en puntbaard, statig recht boven de kraakheldere hoge boord en met smetteloos witte handschoenen, rijzweep en teugels.
De werkelijkheid is minder romantisch dan dit beeld doet vermoeden.
Zandwegen die nu eens veranderen in modderpoelen, dan weer in zandwoestijnen. Patiënten die meer geloven in de werking van boze invloeden dan in het nut van hygiëne. Een diagnose stellen bij een doodziek kind in een donkere alkoof, bijgelicht met een flakkerend petroleumlampje. Of een gevaarlijke keeloperatie verrichten bij een kwaadaardige kroepaanval, dit om verstikking te voorkomen. Gaandeweg verbeteren de toestanden: er komen meer verharde wegen, aan de paarden wordt een tilbury toegevoegd en nog later moet dat alles wijken voor een (motor)fiets en auto.
Op een gegeven moment worden de grenzen van de praktijk ingekort. Zijn werkkracht en toewijding blijven echter ongewijzigd.
Freddy: “Ik heb opa heel goed gekend. Ik kon ook heel goed met hem opschieten. Echt waar.
Toen opa stopte als huisarts, is hij nog wel patiënten in Riel blijven bezoeken. Zijn dochter Cecile bracht hem daar dan met de auto naar toe. Als zij een keer niet kon, dan deed ik dat met alle plezier.
Opa was een enorm intelligente man. Die kon zijn Grieks of Latijn, vroeger geleerd op school, nog spreken en schrijven. Hij had, naar men zegt, geweldige diagnoses.
Opa deed zijn studie voor arts in Leuven, in het Frans. Nadat hij met zijn dokterspraktijk in Baarle was begonnen, ging hij naar zijn patiënten met paard en kalesch (koets). Mijn papa heeft mij dat dikwijls verteld.
Als hij op bezoek ging bij patiënten in Alphen en Chaam, had hij daar bij enkele boeren een ‘vers’ paard staan waarmee hij verder kon rijden. Later kocht hij een auto. Zijn eerste was een Minerva, later een FN.
De banden werden thuis gecoverd. Lekke binnenbanden gingen in een teiltje met water en zo werd het gaatje opgespoord. Ik weet nog heel goed dat hij met van die zwengelauto’s reed.
Om tijdens zijn drukke spreekuur even te kunnen uitrusten, ging hij altijd naar zijn duiventil. Daarin zaten tamme sierduifjes, die dan uit zijn hand kwamen eten. Hij had een magnifieke volière. In de serre, naast het huis, stond een groot apparaat dat het huis van licht voorzag. Het was gevuld met karbiet. Met een waterdruppelaar werd er karbietgas gevormd dat dan, via leidingen, naar een lamp in de kamers van het huis ging. Als zo’n lamp dan werd opengedraaid, kom men de pit aansteken en kreeg men een fel wit licht. Ik zelf heb dat apparaat wel gezien maar nooit zien werken.”
Overlijden van Dr. Adrien Govaerts
Als Adrien op 15 april 1949 overlijdt, gaat er een schok door Baarle. De zeer geliefde dokter en oud-burgemeester is niet meer.
In ons archief vonden wij het Baarle’s Nieuws- en Advertentieblad van zaterdag 23 april 1949. Op de voorpagina staat een groot ‘In Memoriam’.
Om een beeld te schetsen hoe men toen over hem en zijn werk als arts dacht, volgen enkele citaten uit dit werkelijk schitterend geschreven ‘In Memoriam’:
“Wat de thans ontslapene voor Baarle en verre omgeving heeft betekend, zullen wij niet licht overschatten. Toen hij op 25-jarige leeftijd bij het begin van het laatste decennium der negentiende eeuw hier de praktijk aanvaardde, waren de omstandigheden van dien aard, dat er een niet geringe moed voor vereist werd, om het aan te durven. De auto was toentertijd nog een verre toekomstdroom en harde wegen grote zeldzaamheden.
Baarle lag als een kleine oase te midden van dichte groene dennenbossen en grauwe heidevlakten, ware rustwaranden voor de jager of de zich verpozende ruiter, die rustig konden genieten van de heerlijke boslucht en hier en daar een verrassend vergezicht.
Maar het genot werd zeer twijfelachtig, wanneer die ruiter de dokter was, die zich haastte van de ene patiënt naar de andere, die bij dag en bij nacht, in de blakende hitte van de zomerzon zowel als in de vlijmscherpe koude van de winternacht, diezelfde wegen rijden moest, om heul en opbeuring te brengen aan zwaar beproefde gezinnen, aan jonge moeders, die de vertwijfeling nabij, op hem, naast God, hun laatste hoop gevestigd hadden voor het behoud van een dierbaar leventje, aan jonge stoere huisvaders, die hun lang met welbehagen gekoesterde toekomstdroom op het spel zagen. Dan kon ook dikwijls voor de sterke man die wij met eerbied herdenken, de nodige kracht, om niet te versagen, slechts geput worden uit een verheven opvatting van zijn roeping als geneesheer en wij weten: hij heeft nooit versaagd!”
Slot
Freddy, het was een waar genoegen om met jou te praten. In het bijzonder omdat wij, dank zij jou, heel veel aan de weet zijn gekomen over het leven en werken van jouw vader en grootvader. Twee mensen, die van ontzettend grote betekenis zijn geweest voor de inwoners van Baarle. Maar ook voor de inwoners van ons omliggende dorpen. Het waren doktoren in hart en nieren. Mensen met een hart van goud.
Nogmaals, heel erg bedankt. Ik wens jou Freddy en jouw vrouw Elly, namens alle leden van Amalia, nog heel veel fijne, gezonde jaren toe.
En natuurlijk is een woord van dank ook op zijn plaats aan het adres van Marianne Sonnemans en Mieke Dirven, twee van zijn toenmalige doktersassistentes, die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit artikel.