Aon de praot mee…Fonne en Betsy Gulickx-Jansens
Op 25 april 1686 ’s avonds om 9 uur wordt een baby gevonden in de Onze Lieve Vrouwestraat, tegenover de herberg Te Gulick in Antwerpen.
Aon de praot mee… Fonne en Betsy Gulickx-Jansens
JEANNY WOUTERS
De stamboom van de Baarlese bakkersfamilie Gulickx, waarvan Fonne deel uitmaakt, begint met een vondeling die Gulickx wordt genoemd omdat hij tegenover een herberg met die naam in Antwerpen is gevonden. Het verhaal van Fonne Gulickx uit Baarle, vroeger Fonny, begint in de Kerkstraat in Baarle-Hertog waar hij zijn vroegste herinneringen heeft als zoon van bakker Frans en kleinzoon van grootvader Alfons Gulickx naar wie hij is vernoemd. Grootvader had zijn bakkerij op de plek waar Fonne nu woont met zijn vrouw Betsy, aan de Kerkstraat.
25 april 1686
Adi 25 april Marcus Gulx, out naer ons duncken dry weken is ghevonden sonder briefken savonts ten negen uren in de Lievevrouwe straet voor den Soeten naem Jesus tegen over Gulck was ghewonden in een stuck van een groen sargie witten frisarden doeck ghestrept windel half hemdeken begyntien wit mutsken ende anders net, de camer beweght tot bermhertichheyt hebben hetselve kint aenveert en in het vondelingh huys ghesonden buytenbestet als MB fo 154.
(vertaling)
Op 25 april ’s avonds om 9 uur wordt een baby gevonden in de Onze Lieve Vrouwestraat, tegenover de herberg Te Gulick in Antwerpen. Het kindje was gewikkeld in een groen dekentje, een witte doek, een gestreepte luier, een half hemdje en een wit mutsje op zijn hoofd. Fonne Gulickx meldt dat het café in Antwerpen nog steeds bestaat. Het is het oudste café in Antwerpen en bevindt zich in de Moriaanstraat 17. De naam is Quinten-Matsijs.
Vlucht
“Ome Jan en onze pa werkten in de bakkerij bij opa Gulickx. Toen ze zelfstandig wilden worden besloot opa Koks, (aannemer en vader van de moeder van Fonne) dat Frans en Anna (Koks) een bakkerij kregen in Turnhout bij de Heilig Hartkerk en zo gebeurde. “Onze pa vluchtte in 1939, net voor de oorlog, met de fiets richting Lourdes, met een groep mannen waaronder 3 broers en schoonbroers en neven. Onderweg werkten ze voor eten, hij hield een dagboek bij, dat heb ik nog bewaard. Heeroom was erbij dus ze konden overnachten in pastories en kloosters.” Zijn moeder was zwanger en zes weken voor Fonne geboren werd kwam vader terug. Moeder was inmiddels naar haar ouders in Baarle teruggegaan. De bakkerij die ze in Turnhout hadden was door de Duitsers in beslag genomen. Ze woonden in Baarle eerst op een bovenwoning in de Kerkstraat naast opa Gulickx en boven de familie Akkermans en tijdens de oorlog in 1944 verhuisde het gezin met de platte kar naar de ouders van moeder aan de Molenstraat. Fonne herinnert zich nog dat hij vaak in de schuilkelders moest; soms werd ie met pot en al opgepakt. Het huis van de buren werd gebombardeerd en hij zat tussen de scherven en mankeerde niets.
En als er geen stroom was tijdens de oorlog moest het deeg met de hand gekneed worden. Vader Frans Gulickx werkte met een aantal ooms weer in de oude bakkerij, en de kleine Fonny mocht dan met blote voetjes het deeg trappen in een grote trog.
Hij herinnert zich ook nog dat hij naar oma Koks moest toen broertje Achille geboren werd. Een paar dagen later moest hij weer naar oma Koks, “oei oei’ dacht ik… ‘als er maar niet weer een kinneke is bijgekomen” vertelt hij lachend. De kinderen waren veel bij oma Koks (Maria Adriaensen); hun ouders moesten werken en oma woonde dichtbij.
Het gezin Gulickx telde vijf jongens (Fonne, Jan, Achille, Rob en Gaston) toen er een tweeling geboren werd, een jongen en een meisje André en Myriam. “Ze hadden een aparte kamer met twee wiegen” herinnert Fonne zich. Bij 9 maanden overleed het zusje Myriam aan wiegendood. “Dat noemden ze toen stille stuipen. Het was zo’n schoon kiendje, een wolk van een baby.” In de winkel werden opmerkingen gemaakt als ‘was het de jongen maar geweest’, dat deed pijn. Moeder heeft er lang problemen mee gehad, “als ze een kinderwagen met een tweeling zag moest ermee gaan praten.” Later werd er nog een zusje Cecile geboren.
Een leuk verhaal is ook dat van de communieprentjes. Het was in die tijd de gewoonte om bij de eerste communie en de plechtige communie herinneringsprentjes te bestellen bij de koster. Moeder Anna Koks ging de prentjes ophalen, een paar dagen voor de communie en wat bleek… had de koster er Fonny Koks op laten drukken. Daar moest snel een stickertje over geplakt worden met de naam Gulickx, want tijd om alles opnieuw te drukken was er niet. “Mensen blijven altijd je meisjesnaam gebruiken als je van Baol bent”, weet Betsy.
Bakker
“Ik was klaar met de lagere school en toen was net onze knecht Henk ziek. Dus ik kreeg een bakkerijbroek en moest aan de slag; om vier uur werd ik geroepen. De toer deed ik van tevoren al met onze pa, met paard en kar en een fiets met twee tassen die ik van sinterklaas gekregen had.” Een slimme sinterklaas was dat toen. “Pa was duivenmelker en bleef soms maar buurten ergens, dan reed ik door met paard en kar en kwam hij mij achterna gefietst.” Op de kar niet alleen brood maar ook margarine, lodaline, chloor en beschuit. Dat was het assortiment.
Anekdotes heeft Fonne nog genoeg uit die tijd: “Na school moest ik met de fiets naar de verste klanten, bijvoorbeeld naar de Kievit. Het had gesneeuwd, ik moest lopen langs de fiets. Ruilde die vrouw het oud brood van de dag ervoor om tegen het vers brood wat ik meebracht. ‘Trut’ dacht ik, het is me mijn leven lang bijgebleven.” Zo ook de klant die slecht van betalen was. Moeder adviseerde om er gewoon elke dag langs te gaan, 15,01 gulden moest ze betalen. ‘Volhouden’ zei moeder, iedere dag uit school ging ik langs, weken aan een stuk. Op een gegeven moment was ze het beu en kwam ze met 15 gulden. Ik bleef staan en zei: “en die ene cent!”
Austin
Na het paard werd door de familie Gulickx een auto aangeschaft voor de broodtoer. Een tweedehands Austin, betaald met 20 franc stukken, die spaarden ze in een pot. “‘Ne groene. We zijn er zelfs nog een klant door kwijtgeraakt. ‘As gullie auto rijdt van mijn centen dan hoef ik geen brood meer’ zeetie.” Fonne mocht met de auto mee op toer, maar kon zelf nog niet rijden. Toen hij het wachten op pa een keer beu was, startte hij de auto steeds en schokte dan een paar meter vooruit. Zo ging ie van Schaluinen naar de Zevenhuizen; met 14 jaar leerde pa hem al auto rijden en reed hij soms alleen de toer. “De zondag voor ik 18 jaar werd hebben ze me gepakt, voor de cafetaria, en kreeg ik een proces.” In de winter hadden ze een schop bij, die lag achter de zetel. De wegen waren nog niet verhard en ze reden vaak vast. “Dat vond ik fijn, met de schop lossteken. Ooit is iemand ons met het paard los komen trekken.”
Cafetaria
Op de Turnhoutseweg in de cafetaria leerde Fonne zijn toekomstige vrouw Betsy Jansens kennen. Betsy kwam uit Ulicoten en zat daar met haar vriendinnen. Tijdens de oorlog was Frans Gulickx een bakkerij begonnen aan de Molenstraat, waar nu bakkerij Adams is. In die tijd zaten er wel 4 bakkers in Baarle en 3 in Ulicoten. Betsy was 16, hij 18. De familie Gulickx had de bakkerij, maar moeder was zeer ondernemend, echt de drijvende kracht, ze had altijd ideeën. “Er kwam een huis te koop aan de Molenstraat en moeder en opa Koks gingen naar Emma Loots café (waar nu Bax zit). Ze kochten het huis en verbouwden het, moeder wilde daar gaan wonen. Fonne zou dan in de bakkerij trekken later, hij was de enige bakker in het gezin. Het huis werd tijdelijk verhuurd en de familie Gulickx vertrok naar het nieuwe huis waar alle jongens in één kamer sliepen en het vaak ‘ambras’ was.
Ze begonnen er een winkeltje met koffiekoeken en pistoleekes, friet was er toen nog niet. Het idee kwam van moeder om daar ook mee te beginnen. Zondags moest het hele gezin patatten schillen en snijden, en dan ’s morgens friet voorbakken. “Een builtje kostte een kwartje en mayonaise een dubbeltje.” Eerst bakten ze achterin, later werd er weer verbouwd en kwam de frietkachel voor aan de straat. “Dochter van een aannemer hè, ze bleef verbouwen.” Er was een luikske om friet te kopen, maar ook tafeltjes waar friet op een bordje werd geserveerd, met bijvoorbeeld een spiegelei of knakworstje. “Moeder ging naar de horecabeurs en kwam met allerlei ideeën, we gingen ook zelf kroketten maken.”
Op een dag aan het einde van het schooljaar kwam moeder Fonne roepen. Hij kwamnet thuis van de toer. “Doe de schort eens uit en ga eens met die meiden dansen. Een hoop jonge grieten zat in het cafetaria. Ik moes die meiden animeren.” Hij vond dat Betsy de schoonste benen had, ze konden allebei niet dansen maar hadden van toen af verkering!
Oven stoken
Op zondag moest er echter ook altijd gewerkt worden in de cafetaria. “Wij vreeën nog maar pas, en we gingen zondagsavonds dansen bij d’n Biering. Toen belden ze dat Fonne naar huis moest komen, zoveel afwas was er. Fonne zei, ‘alleen als ik Betsy mee mag brengen kom ik’. Mocht ik ook de hele avond mee afwassen.” En iedereen wist het gelijk als Fonne een meisje meenam, de klanten in de cafetaria briefden dat wel rond. Ze gingen ook samen op zondag avond de oven vast aanstoken, gewoon om even alleen te kunnen zijn, en dan konden ze lekker binnen wat vrijen, warm bij den oven.
In 1964 zijn ze getrouwd, in 1965 namen ze de bakkerij over. Fonne begon gelijk met veranderingen; de houtgestookte oven maakte plaats voor een oven die brandde op mazout. De eerste machine die zijn intrede deed was een tweedehands uitrolmachine. “Van lieverlee as we een paar centen hadden kochten we iets.” In 1976 kochten ze het pand van ome Jan Gulickx aan de Kerkstraat erbij en vijf jaar lang hadden ze twee winkels, maar toen het winkelmeisje trouwde, werd de winkel aan de Kerkstraat verhuurd.
’s Nachts in de bakkerij maakten ze van alles mee. Er werd vaak aangeklopt door dronken mannen, die zette Fonne dan naast de oven waar ze door de warmte in slaap vielen en er hun roes uitsliepen en dan konden ze de volgende ochtend gewoon naar huis.
Boeren gaven vaak worsten of hammen mee om naast de oven te drogen, die hingen daar dan aan een bezemsteel met een potje eronder om het druipend vet op te vangen. Gehakt gaven ze mee om worstenbrood van te bakken. Met Kerst en Nieuwjaar werd er twee dagen en nachten aan een stuk door gebakken om alles klaar te krijgen. Voor ze getrouwd waren werkten ze samen met Ome Jan in één bakkerij om alles op tijd gebakken te krijgen en daarna moesten ze ook nog naar de nachtmis. Toen Fonne daar in slaap viel kwam de koster hem wakker maken toen alle mensen weg waren.
Laureaat
Zowel Betsy als Fonne verdiepten zich in hun vak, werden lid van de bakkersbond, zaten in de winkeliersvereniging. “Met Dré Sluis en Geert Bruurs, met de bus naar het Sportpaleis, eten, een buffet en deugnietenstreken.”)
Ze verwierven ere-laureaten, koninklijke onderscheidingen in brons, zilver en goud, certificaten en diploma’s. De diploma’s hangen nu in de garage en de medailles zitten in doosjes in de kast. Uitgereikt in het Congressenpaleis in Brussel, heel plechtig door ministers van het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid van België. Fonne kwam in het bestuur van de Bakkersbond Turnhout en Kempen en schopte het zelfs tot voorzitter, werd regiovoorzitter en lid van het directiecomité van S.U. (Syndicale Unie voor Brood-Banket-Chocolade, en IJsbedrijf van de provincie Antwerpen).
28 Jaar gaf hij les op de bakkersopleiding in het Centrum Middenstands Opleiding in Turnhout, op maandag voormiddag nadat hij eerst thuis gebakken had ’s morgens. Later deed hij dat op zijn vrije woensdagmiddag. En de avondschool kwam daar ook nog bij voor volwassenen die een eigen bedrijf willen beginnen, een driejaars cursus konden die volgen. “Verschillende leerlingen hebben nu een prachtig eigen bedrijf.”
Kijken bij collega’s, oren en ogen open houden, dat lag Fonne wel. Samen met de andere zeven bakkers besloten ze om met de invoering van de BTW het zogenaamde ‘boekske’ waarin tegoeden werden opgeschreven, op te heffen. Voortaan moest iedereen contant betalen. In Baarle was een bakkersvereniging in die tijd, genaamd Ons Welzijn en ze vergaderden bij Ome Jan in de Kerkstraat. Ook het brood dat op de toer weggebracht werd werd opgeschreven en de rekeningen konden ooit oplopen zo. “Als mensen in Tilburg of Turnhout gingen winkelen moesten ze ook de portemonnee meenemen, wij wilden van diejen boek afgeraken. Eerst waren er wel wat bezwaren maar na enige pinten gingen ze toch akkoord.” Ze publiceerden het in het Baols Krantje en zo werd dit van lieverlee doorgedreven, alleen een klein boekske voor geval van nood was er nog.
Gezin
Betsy en Fonne kregen twee zonen Cyriel en Rolf; beide kozen niet voor het bakkersvak. Inmiddels zijn er ook vijf kleinkinderen: Maaike, Michiel, Jeroen, Sofie en Carolien. In 1990 verkocht hij zijn zaak, om gezondheidsredenen. Fonne lag in het ziekenhuis na een hartinfarct en kreeg het advies minder te gaan werken, maar dat is moeilijk als bakker. Hij kreeg juist op dat moment een aanbod tot overname van Jan Broeckx die via de vakvereniging had gehoord van zijn gezondheidstoestand. Betsy hield in die tijd de zaak draaiende met brood dat in Poppel werd gebakken bij Peter Gatzen. Na thuiskomst werd er serieus gepraat en besloten ze te verkopen.
Fonne ging nog wel drie dagen in de bakkerij werken. Toen kreeg hij een aanbieding om vertegenwoordiger te worden. Hij verkocht ook bakkerijmachines in België en dat deed hij tot zijn 63e. Betsy kon de winkel niet missen, ze werd ziek van het thuis zitten en werkte nog tot haar 67e in de winkel van vrienden in Oud-Turnhout.
Daarna was er tijd voor hobby’s, die tijdens de bakkerijperiode ook al volop beoefend werden, zoals toneelspelen, fietsen, bridgen, koken en later golfen. “Ik kan niet stilzitten” merkt hij op met een glimlach. Fonne Gulickx is nog voorzitter van het kerkbestuur van de Remigiuskerk en mede-voorzitter van de Syndicale Unie Bakkers Op Rust. Daar organiseren ze elk jaar 6 keer een daguitstap, een weekreis en een midweekreis, banket en foto-filmmiddag. Dat vindt ie nog steeds prachtig, net als toneelspelen, vroeger bij het Enclavetheater of in projecten als ‘Eten met de paters’ in het Paterspand in Turnhout, de Slag van Turnhout. Uren kan hij daarover vertellen. Inmiddels hebben ze hun huis aan de Turnhoutseweg te koop staan en zijn ze verhuisd naar de oude plek waar eens opa Gulickx zijn bakkerij en winkel had. Er is een mooi appartementengebouw verrezen op die plek, en op de tweede verdieping zetelen Fonne en Betsy Gulickx, met prachtig uitzicht over Baarle-Hertog en de Remigiuskerk. Terug op de plek waar het vroeger allemaal begon. Tot besluit meldt Fonne Gulickx dat zijn bakkershart nog altijd klopt.