“Organiseren ligt mij wel. Het gaat me goed af. Dat heeft eigenlijk mijn loopbaan bepaald”.
Aon de praot mee… Adrianus Johannes Aloysius (Ad) Leijten
ANTOON VAN TUIJL
Voor een nieuw levensverhaal trekken we naar Hilvarenbeek waar we Ad Leijten ontmoeten. Hij woont daar al jaren, maar is net als zijn vrouw Kitty (Martens) van oorsprong een rasechte Ulicotenaar. Veel van zijn herinneringen komen dus uit ons heem. Aan Ad zijn geheugen mankeert niets en hij is een zeer goed verteller. Dat geeft uitzicht op een aantal mooie verhalen. De eerste vraag die wij hem voorleggen is: wie is Ad Leijten?
Ad wordt als eerste kind van het gezin Leijten geboren op 12 oktober 1933 in de Dorpsstraat van Ulicoten. Zijn geboortehuis staat even vóór de hoek met de Molenstraat, naast smid Boeren, die ‘de Schipper’ genoemd wordt. Zijn vader is Johannes Josephus (Jan) Leijten die als veehandelaar actief is. De moeder van Ad heet Catharina Maria (To) Geerts.
In die tijd beijveren jonge ouders zich om hun kind zo snel mogelijk te laten dopen. Er mag toch zeker geen kinderzieltje voor de hemel verloren gaan. Vader Leijten aarzelt dan ook niet. In het donker trekt hij naar de kerk met zijn eerstgeborene. Straatverlichting is er nog niet in Ulicoten. Daarom neemt hij een lantaarn mee. Dat leidt tot een vermakelijk tafereeltje.
Jawel, ook in Ulicoten gebeurt het. Ik bedoel dat er wel eens gestroopt wordt met de lichtbak. Iedereen heeft toch graag af en toe een konijntje of een haas in de pot! Nu ziet een van de buren hoe de kersverse vader met zijn zoon en een lantaarn door het stikdonkere dorp loopt en hij roept: ”Gaod’r nou al ‘ne stróóper van maoke, Jan?” Kortom, kleine Ad is welkom in de Ulicotense gemeenschap.
Er worden in het gezin van Jan en To nog zes kinderen geboren. Na Ad komen er nog twee meisjes en vier jongens.
Zware tijden
Geluk lijkt het veelbelovende gezin toe te lachen. Het noodlot slaat echter al snel toe bij de jonge ouders. Ad vertelt het huiveringwekkende relaas, hoe zijn vader en moeder in vijf jaar tijd vijf keer een geliefde moeten afstaan en naar het kerkhof brengen. Vooral voor moeder Leijten zijn het zeer zware tijden. Zij verliest drie van haar kinderen. Daarnaast overlijdt haar meest geliefde zus Sophie, die twaalf kinderen nalaat bij haar man Janus Kusters. Dan is er ook nog de tragische dood van haar broer Sjef Geerts, die slachtoffer wordt van een roofmoord.
Dochtertje Maria overlijdt op driejarige leeftijd. Het kind blijkt een tumor in haar hoofd te hebben, die behalve veel pijn op het einde ook nog tot blindheid leidt. Dokter Govaerts herkent haar kwaal niet en in het ziekenhuis weet men er in die tijd ook geen raad mee.
Voor Café Van Opstal staat op een bepaald moment een vrachtwagen van Van Gend en Loos geparkeerd. Ad en zijn driejarige broertje Walter spelen in de buurt. Wanneer de chauffeur instapt, pakken de jongens de loshangende achterklep vast om spelenderwijs een stukje mee te lopen met de vertrekkende wagen. Die rijdt echter achteruit. Ad kan nog juist op tijd wegkomen. Dat lukt zijn jongere broertje niet. Kleine Walter is op slag dood! Grootmoeder Leijten, de buurvrouw van Café Van Opstal, neemt het kind op en brengt het, weggeborgen in haar grote schort naar binnen. Grote verslagenheid heerst alom in de dorpsgemeenschap. Moeder Leijten is dan in verwachting van haar vijfde kind. Bij de geboorte blijkt het een jongen te zijn. De ouders hebben hem de naam ‘Walter’ gegeven.
Een toneelgroep van Ulicotense dames speelt rond nieuwjaar een stuk waarin ook een rol voor een kind is weggelegd. Zusje Corrie, zeven jaar oud, mag die spelen en doet dat met plezier en met succes. Zonder aanwijsbare reden komt ze na afloop ziek thuis. Niemand kan ontdekken wat het kind mankeert. Heeft zij ook ‘iets’ in haar hoofd of speelt de gevreesde en veel voorkomende TBC een rol? Men weet het niet. Binnen een maand overlijdt Corrie.
“Hoe is zoveel leed te dragen?” vraagt Ad zich nog steeds af. “Mijn moeder heeft de draad toch weer weten op te pakken”, zegt hij met bewondering.
Nieuw huis
Even een stukje teruggaand in de geschiedenis, vertelt Ad dat het er nog ‘om gehouwen heeft’ of zijn vader en moeder wel met elkaar zouden trouwen. In die vooroorlogse tijd gelden de rangen en standen nog heel sterk in elke dorpsgemeenschap. Een huwelijk buiten de eigen stand komt maar zeer zelden voor.
Jan Leijten komt uit een eenvoudig gezin met tien kinderen. Veel geld kan hij niet inbrengen. Wel krijgt hij een groot doorzettingsvermogen en een ondernemende geest mee. Moeder Leijten komt uit een stevige boerenfamilie en de traditie vraagt om een huwelijk met een boer. Als blijkt dat Jan Leijten als veehandelaar goede zaken doet, vallen de bezwaren weg. Na hun huwelijk huren zij een woning en leven de eerste jaren heel spaarzaam. Dan gaat pa Leijten op zoek naar bouwgrond. Hij heeft wel zin in het perceel op de hoek Dorpsstraat-Chaamseweg. Daar staan twee oude huisjes. In een ervan woont Gust de Brom. Dat is een eenling en geen verkeerde man. Hij dankt zijn bijnaam aan het feit dat hij altijd mopperend en brommend in zichzelf loopt te praten. Jan gaat naar Jules Martens, de eigenaar en de vader van Kitty, en vraagt of die hoek met de twee oude huisjes te koop is. Na enig overleg leidt dit tot een koopovereenkomst.
Jan Leijten bouwt een mooi groot pand met woning en café. Dat noemt hij heel toepasselijk ‘Café de Veehandel’. Bij het huis komt ook een stal. Die heeft hij nodig om onverkocht vee te kunnen plaatsen.
Vuur- en knalwerk
Wij keren terug naar Ad z’n jonge jaren. Waar het vandaan komt, weet hij zelf niet, maar hij heeft van jongsaf aan een speciale belangstelling voor alles wat met vuur en met ploffen van doen heeft. Zijn geheugen voert hem terug naar een paar van zijn ‘experimenten’ die maar ternauwernood goed aflopen.
Vader Leijten verhandelt natuurlijk ook biggen. Die worden naar de markt vervoerd in grote ovalen tenen manden. Daarvan staat er een aantal op een zoldertje boven de bijkeuken tussen woonhuis en stal. Hoe hij op het idee gekomen is, weet Ad nóg niet, maar zijn drang om met vuur te spelen drijft hem, samen met zijn zusje Corrie, ertoe uitgerekend bij die korven enkele oude kranten in brand te steken. Die willen wel branden! Ad weet zich geen raad als hij zijn vuurtje niet gedoofd krijgt. Hij gaat er vandoor en keihard “Brand, brand” roepend, verschuilt hij zich bij de thuis van Kitty, zijn latere vrouw, waar hij kind aan huis is. Enkele werknemers van de melkfabriek slagen erin het vuur te doven door de wastobbe leeg te scheppen en het sop als bluswater te gebruiken. Ad moet al zijn moed bij elkaar rapen vooraleer hij zich weer thuis durft te vertonen.
Een ander waagstuk had ook fataal af kunnen lopen. Tijdens de bezettingsjaren houden de Duitsers regelmatig schietoefeningen in de buurt van het landgoed van dokter Bloem. Met munitie wordt niet zorgvuldig omgesprongen. Ad gaat daar wel eens kijken of er kogels en hulzen te vinden zijn. Ook opzij van het parochiehuis ligt soms munitie op een vuilnishoopje achter een muurtje. Daar vindt Ad op een dag een handgranaat. Is dat geluk hebben! Daar moet veel kruit in zitten waar je leuke dingen mee kunt doen. Wat kan dat mooi vuurwerk geven, fantaseert hij al. Samen met Jan Rentiëns en Ad de Kort gaat hij achter het huis van de familie Sommen proberen of ze die granaat uit elkaar kunnen halen. Amper begonnen met de demontage, begint dat onding gemeen te sissen. Ad gooit hem weg en ze zetten het op een lopen. Er volgt een stevige ontploffing, maar gelukkig brengen de jongens het er redelijk goed af. Ad is wel gewond. Hij bloedt vooral aan zijn hoofd. Ad de Kort neemt hem mee in een korenveld en veegt zo goed en zo kwaad als dat kan het bloed weg met een bosje gras. Bij thuiskomst is het wel even schrikken. Ad wordt naar dokter Govaerts in Baarle gebracht. Die haalt zes granaatscherfjes uit zijn lichaam. Eén stukje staal zit in het voorhoofdsbeen en dat wordt niet verwijderd. “Zolang je er geen last van hebt, laten we het mooi zitten”, is het oordeel van de dokter. Het zit er tot op de dag van vandaag. ’s Avonds komt ma Willemsen bij de familie Leijten vertellen, dat haar aan een paal getuierde kalf door de ontploffing gedood is….
Duits rep en roer
Ad is oud genoeg om de Tweede Wereldoorlog bewust meegemaakt te hebben. Hij heeft dan ook volop verhalen, waarvan we er enkele optekenen.
Van het allereerste begin weet hij nog dat hij bij zijn vader op de fiets zit. Op de Chaamseweg houdt Janus Geerts hen aan om te vertellen dat de oorlog uitgebroken is. Al gauw rijden er tanks door Ulicoten. Dat zijn Franse tanks die al weer op terugtocht zijn. Niet lang nadien marcheren Duitse troepen door het dorp. Zij zingen hun marsliederen uit volle borst. Sommige soldaten hebben rood-wit-blauwe banden om hun helm gebonden. Willen zij de bewoners gunstig stemmen?
Op meerdere plaatsen worden soldaten ingekwartierd. Villa Vijverhof wordt gevorderd om er een soort hoofdkwartier te vestigen. Meester Bayens, de eigenaar en bewoner, verhuist naar de voorkamer in het huis van Fons Rijvers. De heer Bayens heeft eerder wel enige sympathie gehad voor de Duitse activiteiten. Nu zijn villa gevorderd wordt, verandert hij als een blad aan een boom.
De links en rechts gelegerde soldaten komen regelmatig naar het dorp om er in de plaatselijke café’s de nodige consumpties te nuttigen. Dat loopt wel eens uit de hand! Op een dag komt een groep Duitsers – gelegerd bij Meerle-grens – weer eens naar het dorp. Ze kijken te diep in het glaasje en wanneer ze uiteindelijk besluiten toch maar ‘naar huis’ te gaan, dan heeft een van hen daar nog helemaal geen zin in. De groep laat hem achter, maar neemt zonder dat hij het merkt zijn vuurwapen mee. Na nog een paar pinten ontdekt de achterblijver dat zijn pistool weg is. Hij raakt in paniek. Je vuurwapen kwijt raken in militaire dienst is een doodzonde. Dat wordt zwaar gestraft met streng arrest!!
Deze soldaat veronderstelt dat een van de inwoners er met zijn wapen vandoor is. Hij loopt de straat op en rent als een bezetene door het dorp terwijl hij vervaarlijk met zijn bajonet zwaait. Mensen die in de buurt zijn, gaan er als hazen vandoor. Meester Verschueren probeert hen nog moed in te spreken, maar naar men zegt, rent hij het hardste weg. De Duitser loopt naar ons café. Als hij merkt dat de zaak gesloten is, slaat hij de ruit van de cafédeur kort en klein. Hij gaat weer de straat op en ziet hoe moeke Kusters door het voordeurraampje kijkt. Hij stormt er op af en steekt met zijn bajonet door het raampje en verwondt de vrouw aan haar voorhoofd. Daarna loopt hij naar koster van den Broek. Naar men zegt heeft hij hier de geit meerdere malen met zijn bajonet gestoken. Hij komt weer naar de straat en ziet dat Sjef Geerts, de zoon van Peet, de gang in loopt tussen het huis van de koster en café Van Opstal. Achter het café gekomen, gooit de razende Duitser zijn bajonet naar Sjef. Hij mist en zijn steekwapen vliegt tussen de gewassen in de moestuin van de familie Van Opstal. Sjef staat achter een perenboom en merkt dat de Duitser zijn bajonet terugvindt.
Tijdens dit hele Duitse rep en roer-gedoe is Ad zijn vader op de fiets naar de grens gereden met het verzoek de dronken soldaat op te komen halen. Dat gebeurt en de rust keert terug in het dorp.
Roofmoord
Wat volgt heeft niet direct met oorlogsherinneringen te maken, maar het verhaal van oom Sjef Geerts heeft bij de jonge Ad onuitwisbare indrukken nagelaten. Het speelt zich af in 1941, midden in de bezettingstijd.
De moeder van Ad is de jongste zus van Sjef Geerts. Sjef is alleenstaand en verblijft regelmatig een tijdje bij zijn zus, dus bij Ad thuis en dan woont hij weer een periode in zijn ouderlijk huis. Het is een veelzijdig man. Hij is kapper, begaafd fotograaf die zelf zijn opnamen ontwikkelt, hij prepareert dieren en heeft twee luxe auto’s waarmee hij taxidiensten rijdt. Ook is hij niet vies van smokkelen. Met die veelzijdigheid kan hij heel goed de kost verdienen.
Peet Geerts, zijn vader, brengt regelmatig wild dat tijdens de jacht geschoten is, naar poelier Bertram in Breda. Zoon Fons, een broer van Sjef, is daar de eigenaar. Peet en later ook Sjef leren daar een zekere Frans Goyaarts kennen. Deze Frans merkt al gauw dat Sjef van vele markten thuis is.
Op een zekere dag vertelt Goyaarts hem dat hij een mooie partij goederen te koop weet in België tegen een zachte prijs. Hij zou die heel graag kopen, maar heeft daar ‘nu even’ niet genoeg geld voor. Voor Sjef is dit blijkbaar geen probleem. Hij kan dat wel voorschieten. Zij spreken af om elkaar een paar dagen later te ontmoeten op Ginnekenmarkt. Sjef wil graag de koopwaar eerst zien voordat hij tot zaken doen overgaat. Hij heeft het geld wel bij zich, zodat een eventuele koop meteen door kan gaan.
Van Ginnekenmarkt fietsen ze samen door de bosrijke gebieden van Galder richting België. Op een stil bospad rijdt Goyaarts achter Sjef, schiet hem morsdood en gaat er met het geld vandoor. De moordenaar kan gauw gearresteerd worden. De rechter veroordeelt hem tot twintig jaar celstraf. Hij komt echter snel weer op vrije voeten doordat hij zich aanmeldt bij de Duitse SS. Hij overleeft de oorlog. Bij een inbraak in Arnhem vermoordt hij nog eens twee mensen. Zo komt hij alsnog voor lange tijd achter de tralies. De roofmoord op een dorpsgenoot maakt grote indruk op veel mensen in Ulicoten.
Auto onder het stro
‘De een zijn dood is de ander zijn brood’ zegt een bekend spreekwoord. Zo erft Jan Leijten, de vader van Ad, een mooie grote auto – een luxe Chevrolet – van oom Sjef. Hij heeft er niet lang plezier van. Uit vrees dat de Duitsers hem zullen vorderen, verstopt hij zijn wagen onder het stro bij Sooi van der Flaes in Baarle-Hertog.
Na de oorlog haalt hij hem naar huis. Terwijl hij hem staat schoon te maken, komt pastoor van Steen langs. Ze maken samen een praatje. Tot slot daarvan zegt de pastoor: “… en ik mag hem ook wel eens gebruiken, hè Jan?” Daar voelt Jan niets voor, maar zegt de pastoor wel toe dat hij ‘mijnheer pastoor’ met plezier wil vervoeren als ‘mijnheer pastoor’ ergens naar toe moet. Korte tijd later wordt Ad zijn vader door het Militaire Gezag uitgenodigd om met zijn auto naar Tilburg te komen. “Mijn vader vertouwde de zaak niet”, vertelt Ad. Hij rijdt dan ook met de fiets naar Tilburg om de papieren in orde te laten maken. Daar aangekomen blijkt zijn vermoeden uit te komen. Het is de bedoeling zijn auto te vorderen. Jan fietst zo hard hij kan terug naar huis, brengt zo snel mogelijk zijn auto weer naar Baarle-Hertog, waar die opnieuw onder het stro verdwijnt, in afwachting van betere tijden.
Bombardementen en Arbeitseinsatz
Rond de laatste periode van de oorlog wordt het vliegveld van Gilze-Rijen met regelmaat gebombardeerd. Ook het dorp Gilze wordt hierbij vaak getroffen. Vele Gilzenaren besluiten te vertrekken naar dorpen in de omgeving die veiliger zijn. Ook in Ulicoten komen gezinnen onderdak zoeken. De familienamen Graafmans en Van Wanroij zullen oudere Ulicotenaren bekend in de oren klinken.
Naarmate de oorlogsjaren verstrijken, weten de Duitsers steeds minder hoe ze hun zaken draaiende moeten houden. Ze nemen een maatregel, waarbij jong-volwassenen zich moeten melden om in Duitsland in de oorlogsindustrie te gaan werken. Iedereen die daarvoor in aanmerking komt, duikt onder. Een Duitser, Ludwig genaamd, is regelmatig op zoek naar deze onderduikers. Het lijkt wel of hij daar zijn levenswerk van maakt. Hij fietst in gezelschap van zijn Duitse herder in Ulicoten rond en bezoekt woningen waar hij verwacht een onderduiker aan te treffen. Die blijven natuurlijk niet thuis, maar zoeken elders hun heil, bijvoorbeeld bij buren of familieleden. Toon en Jos Leijten, die ook de leeftijd hebben om naar de Duitse ‘Arbeitseinsatz’ gestuurd te worden, duiken onder bij hun zus in Wortel. Ze gaan op zekere dag een pint pakken in Hoogstraten en worden daar door de Duitsers gearresteerd en naar wat nu ‘Haarendael’ heet in Haaren gebracht. Hun ouders worden op de hoogte gebracht dat hun twee zonen de volgende dag op transport gaan naar Duitsland. Vader en moeder zijn zo gauw mogelijk met de fiets op pad gegaan om afscheid van hun kinderen te gaan nemen. De in Duitsland tewerkgestelden mogen kerstmis thuis vieren. Het zijn immers geen criminelen of krijgsgevangenen. Zij worden ‘menselijker’ behandeld. Bij thuiskomst zijn ze allebei broodmager en Jos is ernstig ziek. De jongens hebben moeten beloven dat ze na het kerstverlof terug zouden keren naar Duitsland. Dat doen ze natuurlijk niet! Ze duiken opnieuw onder. Toon gaat op bezoek bij Jan Lubbers, een Rotterdammer die bij de familie Koyen ondergedoken zit. Daar worden die twee opgepakt en naar Villa Vijverhof gebracht. Ze zijn daar amper binnen als er een vliegtuig neerstort bij Hendriks op de Maaijkant. Zowat alle Duitsers vertrekken naar dat vliegtuig om er krijgsgevangenen te maken als ze kunnen. Toon maakt van de gelegenheid gebruik om te ontsnappen. Lubbers durft dat blijkbaar niet en gaat op transport naar Duitsland. Of hij het overleefd heeft, weet Ad niet.
Dramatische toestanden
In de loop van de zomer van 1944 verloopt de opmars van de geallieerden voorspoedig. De Duitsers krijgen het merkbaar benauwd. Ze bedenken allerlei maatregelen om de komende opmars tegen te gaan. Er moeten brede en diepe sloten gegraven worden om tanks tegen te houden. Die noemen ze daarom tankvallen. Wachtmeester Broekhuizen krijgt de opdracht ieder die nog in staat is te werken naar het Hondseind te sturen om daar mee te helpen bij het graven van een tankval. Ook al is hij een (te) gezagsgetrouwe politieman, zijn oproep wordt geen succes!
Tijdens de bevrijdingsgevechten raakt Sep Poels, afkomstig uit Merksplas, zwaar gewond. Zijn broers Louis en Gust brengen hem, nadat zijn been afgebonden is, met paard en wagen naar Baarle-Hertog. Vlak na aankomst bij dokter Govaerts sterft Sep. Gust besluit naar Merksplas terug te rijden. Louis klopt bij ons aan met de bedoeling voorlopig in Ulicoten te blijven. Ook al zit de kelder vol, er wordt toch plaats voor hem gemaakt. Inmiddels is Baarle bevrijd. Ulicoten ligt nog vier weken onder vuur voordat de geallieerden ook ons kunnen bevrijden. Zo heeft Louis Poels door een verkeerde keuze vier beroerde weken met ons meegemaakt.
Om de opmars van de bevrijders te vertragen, nemen de Duitsers de meest vreemde maatregelen. Ze blazen kerktorens op, vernielen de overgang van de Strijbeekse beek halverwege Ulicoten en Chaam en blazen de weg naar de Strumpt op tussen Geert Brosens en Bart Theeuwes. In het akkerland rond het gat in de weg leggen ze mijnen. Dat zijn tankmijnen, van die grote rechthoekige, die alleen afgaan wanneer er zware druk op uitgeoefend wordt. Na de bevrijding zit Ulicoten dan ook nog met die gevaarlijke situatie.
Op zekere dag probeert een van onze bevrijders met zijn jeep langs dat gat in de Molenstraat te rijden. Hij komt vast te zitten en krijgt al gauw hulp van enkele jonge mannen. Een van hen is Frans Theeuwes. Geert Brosens, zijn zoon Charel en Frans Boeren (Sus van de Schipper) zijn er ook bij en zien het onheil aankomen. Geert roept nog: “Pas op mannen, d’r gaoi wa fout!” Helaas te laat. Een tankmijn ontploft met dramatische gevolgen. De chauffeur van de jeep is zijn beide benen kwijt. Achteraf horen we dat hij aan die verwondingen is overleden. Frans Theeuwes raakt zwaar gewond aan zijn gezicht en Geert Brosens wordt geraakt door een metalen plaat die zijn achillespezen ernstig beschadigt. Dit is een voorbeeld van de dramatische toestanden en de zware miserie die de Duitsers ons dorpje nalaten!
Oorlogsheld
Na onze uiteindelijke bevrijding wordt Ulicoten enige tijd ‘bezet’ door Engelse soldaten. Een van hen is Bill Milward. Hij is ingekwartierd bij Jules Martens. Maria Martens, de zus van Kitty, heeft na de oorlog het contact met Bill in stand gehouden. Geleidelijk aan zijn Kitty en Ad daarbij betrokken. De laatste twintig jaar komt Bill bijna jaarlijks in Hilvarenbeek op vakantie.
Bill heeft een enorme staat van dienst. Hij is betrokken geweest bij de invasie op Sicilië, doet mee aan een ‘ínvasieprik’ (kijken of zo’n operatie kan slagen) vanuit de Adriatische Zee op de oostkant van Italië en speelt tenslotte een belangrijke rol bij de invasie in Normandië. Bill bestuurt daar in het centrum van de landingen een amfibievaartuig waarmee hij soldaten van het zeeschip naar het strand brengt.
Dat heen en weer varen is buitengewoon riskant, maar hij redt het. Via België – Bill is enige tijd ingekwartierd geweest in Assenede – komt hij in Ulicoten terecht. Na Ulicoten trekt Bill met zijn onderdeel naar Bergen-Belsen. De opdracht is: het concentratiekamp ontruimen. Dat komt neer op veel doden begraven en de overlevenden zo mogelijk naar huis brengen. Wat Bill en zijn medestrijders dáár aantreffen is met geen pen te beschrijven. Het raakt hem dieper dan de spanningen van de Normandische landingen. Bill heeft grote indruk nagelaten bij Ad. Tot op de dag van vandaag onderhouden ze een goed contact. Daar komen we op terug.
Schooltijd
Wij spreken met Ad natuurlijk ook over andere facetten van zijn jeugd. Op mijn vraag hoe hij zijn lagere schooltijd beleefd heeft, reageert hij met: “Ik ging niet echt heel graag naar school, maar het leren ging me goed af. Ik had er niet veel moeite mee. Bij de gymlessen heb ik altijd een grote voorkeur gehad voor atletiek.” De schoolmeesters van de jongensschool zijn markante figuren. Ad weet nog heel goed, dat meester De Kanter wel streng is, maar zijn leerlingen veel bijbrengt. Meester Verschueren houdt er wel eens typische werkwijzen op na. Leerlingen die snel klaar zijn met hun taak, stuurt hij naar zijn tuin om worteltjes te wieden of aardappelen te schoffelen. “Dat valt natuurlijk onder het vak biologie!” lacht Ad. Ook herinnert hij zich dat deze meester het speelkwartier in de namiddag wel eens laat uitlopen. Het kan zelfs gebeuren dat hij na zo’n ‘uitgerekt kwartier’ tegen de leerlingen zegt: “Is ’t al zó laat? Nou is het ook de moeite niet meer. Mannen, ga maar naar huis!” “Op zulke momenten vonden wij hem een heel goede meester”, zegt Ad veelbetekenend.
Een vervelend gevoel heeft Ad nog altijd bij de herinnering aan het feit dat hij niet mee mag op schoolreis. Dat komt zo. Tijdens de grote vakantie wordt op een knipkaart bijgehouden hoe vaak kinderen op weekdagen naar de mis komen. Ad heeft onvoldoende gaatjes in zijn kaart! Daarom mag hij niet mee! Als troost krijgt hij zijn eerste fiets.
Ome Sjef heeft een oud rijwiel netjes opgeknapt. Vanaf nu gaat Ad zich aanmerkelijk sneller verplaatsen. Fietsen…., heerlijk!
Na de lagere school is de grote vraag: wat nu? De ouders van Ad zien hem graag doorleren. In Baarle kan hij niet terecht, want daar is een school waar geen externe leerlingen aangenomen worden. Naar de stad dan? Liever niet. Het wordt kostschool. Ad weet in de verste verte niet wat hem daar te wachten staat, maar op twaalfjarige leeftijd verhuist hij naar Huijbergen, waar blijkt dat hij de Mulo gaat doen. Hij start er in een groep van zesenveertig nieuwe leerlingen, waarvan er na drie jaar vierentwintig slagen.
Het internaatsleven is sober, herinnert Ad zich nog levendig. “Begrijpelijk, zo kort na de oorlog,” oordeelt hij. De broeders maken er het beste van. Voor Ad is de eindbalans van de kostschooljaren positief. Er zijn broeders die wel eens een klap uitdelen. Zij zijn er kennelijk van overtuigd dat ‘zachte heelmeesters stinkende wonden maken’.
De ondernemende geest van zijn vader werkt ook bij Ad. Wanneer hij van thuis sigaretten meekrijgt – tweede en derde klassers mogen roken in die tijd! – verkoopt hij die aan medeleerlingen. Soms ziet hij kans om tussen twee gezamelijke activiteiten door, snel heen en weer te rennen – hij is goed in atletiek! – naar een snoepwinkeltje. Hij koopt er zuurballen, die hij met enige winst doorverkoopt. Dat gaat niet altijd goed. Hij wordt eens betrapt en moet zijn koopwaar inleveren. Als afscheid van de leerlingen van de examenklas, wordt elk jaar een soort fancy-fair gehouden. Boven in een gladde klimpaal hangt een mandje met snoepgoed. Degene die er in slaagt tot boven in de paal te klimmen, mag een van zijn zuurballen pakken. Dit is voor Ad een ‘zure’ ervaring!
Maar toch: zijn eindoordeel over deze periode is positief omdat hij er goede waardevolle mensen ontmoet heeft en met een diploma naar huis kan.
Na de kostschooljaren dient zich opnieuw de vraag aan: wat nu? De keuze valt op de Kweekschool. Ad wordt onderwijzer. Vanaf nu fietst hij elke dag, weer of geen weer, de twintig kilometer heen, naar de Franciscus Kweekschool in Breda en weer de twintig kilometer terug naar Ulicoten. Ook hier heeft hij weinig moeite met de leerstof en ook het fietsen vindt hij geen bezwaar. Hij houdt wel van die sportieve dagprestaties.
Over fietsen gesproken: de broeders Antoninus en Vincentius – ook van Huijbergen en docenten op de Kweekschool – organiseren in vakantietijd fietstochten naar de Ardennen. Naast stevige fietstochten komen natuur en cultuur evenwichtig aan bod. Ad bewaart er heel goede herinneringen aan.
Terugtraprem
Wanneer hij goed en wel geslaagd is tot bevoegd onderwijzer, heeft Ad de sterke behoefte om zijn dankbare gevoel te uiten. Plotseling weet hij hoe. “Ik fiets naar Lourdes. Dan kan ik Onze Lieve Vrouwke zelf vertellen hoe blij ik ben!” Hij spreekt met een vriend af om samen het avontuur aan te gaan. Ad vraagt aan zijn moeder of hij nu misschien een ‘koersfiets’ zou kunnen krijgen. Haar antwoord is kort en duidelijk: “Nee, daor zit alleen maor haikesvolk op.” Verdere discussie heeft geen zin. Dan maar op een gewone fiets met drie versnellingen en een terugtraprem naar Lourdes. Daags voor de reis haakt de vriend af! Ad benadert een andere makker, maar die vindt een vertrek op de volgende morgen wel wat overhaast. De start wordt een paar dagen uitgesteld. Bij zijn vader probeert Ad voorzichtig: “Pa, ik heb onderweg misschien wel wat geld nodig en dat heb ik niet.” Pa Leijten begrijpt wel dat hij zijn zoon niet platzak op pad kan laten gaan. Met een royaal gebaar zegt hij: “Hier hedde honderd gulden. Wag’ge overhoudt, moogde houwe!”
De tocht verloopt voorspoedig. Ad heeft vooraf zijn organisatietalent ingezet om zoveel mogelijk zaken te voorzien en een mooie route uit te stippelen. Op de heenweg halen ze een gemiddelde van 137 kilometer per dag. Slapen doen ze nu eens bij een pastoor, dan eens op een hooizolder bij een boer en desnoods ook maar eens onder de blote hemel. Eenmaal in Lourdes hebben ze een probleem. Ze mogen niet naar de grot en de andere heiligdommen, omdat ze een korte broek dragen. Dan ben je niet netjes genoeg gekleed. Een lange broek hebben ze niet eens bij zich! Ad kijkt eens goed rond en ziet al gauw hoe een groep padvinders behulpzaam is bij het duwen van brancards en rolstoelen. Nou gaan we ’t krijgen; die dragen allemáál korte broeken. Ad en zijn makker knopen een grote zakdoek om hun nek, schuiven er een luciferdoosjeshuls omheen, rollen hun overhemdsmouwen netjes op en bieden zich aan als helpers. Geregeld!
In de buurt van Lourdes kunnen ze logeren bij een familie Olislaegers, die eerder vanuit Baarle hier neergestreken is. Die mensen zijn blij weer eens dorpsgenoten te ontmoeten. De bedevaartgangers worden er heel goed ontvangen. Op de terugweg volgen ze een meer westelijke route. Zo komen door de wijnstreek Medoc, waar de Ulicotense families Josten en Schrijvers wonen. Josten houdt vee en Schrijvers legt zich toe op alles wat met kippen te maken heeft. Bij de laatste logeren de twee vrienden. De terugtocht gaat wel heel snel. Ze rijden 178 km per dag gemiddeld en komen behouden aan.
Ad laat me raden hoeveel geld hij na de hele tocht overgehouden heeft. Ik sta ervan te kijken dát hij een overschot heeft. Gedurende de hele tocht geeft hij ietsje meer dan eenendertig gulden uit, terwijl hij zich bij Poitiers toch echt een keer ’te buiten gaat’ aan een heerlijk ijsje! Ongelooflijk. Hij moet er zelf nog smakelijk om lachen.
Biljarten en starten
Al in zijn studietijd heeft Ad grote liefhebberij voor biljarten. Hij doet dat zelfs in clubverband al is hij met zijn zeventien jaar aan de jonge kant. Hun vaste speeladres is de Lindenboom van Van de Lindeloof in de Baarlese Stationsstraat. Op zekere dag gaan ze wedstrijden spelen in Oud-Turnhout. Na afloop blijven de clubleden hangen om nog wat te drinken. Ad voelt zich te jong om al mee op café te gaan. Hij springt op zijn fiets en rijdt naar huis. Dat het sneeuwt, deert hem niet. Hij treft wel vaker slecht weer. Even voorbij Loveren ziet hij hoe Janus Christ (Peeters) van de houtzagerij zijn auto vooruit probeert te duwen. Ad meent er goed aan te doen de man te helpen. Hij zet zijn fiets aan de kant en duwt zich zowat uit naad. Zelfs samen krijgen ze de wagen niet in beweging. “Dan zal ik hem toch maar starten,” zegt Janus. Hij stapt in, start de wagen en rijdt hem in zijn garage.
Militaire dienst
Wanneer jongelui in deze tijd een studie afronden, dan wacht hen de militaire dienst. Ad rolt goed door de keuring en komt op in Venlo waar hij de rekrutentijd meemaakt. Hij gedraagt zich onopvallend. Toch zien de leidinggevenden blijkbaar dat Ad handig is in het oplossen van probleemsituaties waarvoor de soldaten bij oefeningen gesteld worden. Hij vindt vaak een uitweg, waar anderen niet goed raad weten. “Daar zal het wel aan liggen”, denkt Ad, “dat ze mij naar Amersfoort sturen om te testen of ik een opleiding kan gaan doen voor officier.” Hij heeft geen bezwaren, komt in Ermelo terecht, volgt er acht maanden scholing en is dan vaandrig. Daarop volgt een driemaanden durende proeftijd in de praktijk in Oirschot. Het loopt allemaal goed en Ad verlaat de dienst als Tweede luitenant. Tijdens de eerste herhaling wordt Ad bevorderd tot Eerste Luitenant.
Twee keer wordt Ad opgeroepen voor herhaling, een keer in Mill en een keer in Budel. Daar ontmoet hij o.a. Paul van Vliet, die er dienst doet in de verzorgings- en ontspanningssfeer. Officieel is hij ‘Welzijnsofficier’. Hij leert Paul dan al kennen als een man die niet alleen humoristisch is, maar ook heel integer reageert op wat er in de maatschappij speelt. Drie keer moet Ad op cursus in Harderwijk. Na de derde cursusweek zal Ad, mits hij aan e.e.a. voldoet, bevorderd worden tot Kapitein. Maar juist in deze week wordt Peter, de oudste zoon van Kitty en Ad geboren. Dit betekent het einde van zijn militaire carrière. Hij heeft daar nooit over getreurd. Integendeel.
Heel deze ‘militaire loopbaan’ overziende, constateer ik dat Ad een sterke neiging vertoont, zich te ontwikkelen, dat hij een honger heeft naar nieuwe mogelijkheden. Dat beaamt hij: “Ik heb die uitdagingen altijd fijn gevonden.”
Ulicoten verlaten
Ad heeft niet hoeven zoeken naar de liefde van zijn leven. Als kind komt hij al bij zijn latere vrouw over de vloer. Ze zijn buren sinds het ouderlijk gezin van Ad naar Café De Veehandel verhuist. Ad kent Kitty dus al heel vroeg in zijn jeugd. Hij heeft haar altijd als een lief, zachtaardig en bescheiden meisje gekend. “Die eigenschappen heeft ze altijd bewaard,” vindt Ad. Er zijn in de loop van de tijd wel meer jongens die een oogje hebben op Kitty, maar weet Ad: “Wij hebben altijd bij elkaar op de bovenste plank gelegen.” Achter de legerwagen van soldaat Bill geven ze elkaar een eerste voorzichtige kus!
Kitty wil er als opgroeiende puber natuurlijk mooi uitzien – welk meisje niet? – en vraagt aan haar moeder om een nagelgarnituur. De zuinigheid in het gezin laat deze luxe niet toe. Ad kan de teleurstelling van Kitty niet verdragen en koopt er een voor haar. Zijn vriendinnetje is er zielsgelukkig mee. Om te voorkomen dat er wat dan ook mee gebeuren zal, verstopt zij haar kleinood in een vaas. Nou wil het wel eens gebeuren dat er water in een vaas gegoten wordt en dat gebeurt dan ook. Het nagelgarnituurtje loopt waterschade op. “Maar ze heeft het tot op de dag van vandaag nóg!” glundert Ad.
Ze sparen beiden goed en zien uit naar hun huwelijk. Ad begint zijn onderwijsloopbaan in Tilburg aan een lagere school waar hij acht jaar werkt. Na hun huwelijk willen ze in Tilburg gaan wonen, maar hun nieuwe huis is, ondanks mooie beloften van de aannemer, niet op tijd klaar. Wat nu? Ze besluiten eerst op huwelijksreis te gaan. Dan trekken ze uit nood maar ieder afzondelijk bij hun ouders in, tot ze drie maanden later naar hun eigen stek kunnen. Nu gaan ze Ulicoten verlaten. Hun huis is een moderne driehoogwoning in de nieuwe Tilburgse wijk het Zand. Tussen de straat waar zij wonen en de Wandelboslaan liggen kleine verbindingsstraatjes. “Daar wonen beslist veel goeie mensen”, vindt Ad, “maar wij maken er toch dingen mee die niet tot onze levenssfeer behoren.” Als een voddenboer zijn negotie in de voortuin opslaat… Het is maar een voorbeeld. Na vier jaar verhuizen Ad en Kitty naar Hilvarenbeek en daar wonen ze nog altijd tot hun grote tevredenheid.
Ad heeft eigenlijk nooit hoeven solliciteren. Hij rolt van de ene onderwijsbaan in de andere omdat hij gevraagd wordt of doordat een directie verlegen zit om capaciteiten die Ad in huis heeft. Net als het leger, kan ook het onderwijs mensen gebruiken die ingewikkelde situaties kunnen oplossen en goed kunnen organiseren. “Organiseren ligt mij wel. Het gaat me goed af. Dat heeft eigenlijk mijn loopbaan bepaald,” vertelt Ad. Bij wat grotere scholen is het maken van een lesrooster een lastige klus. Dat is er niet gemakkelijker op geworden sinds door de invoering van de Mammoetwet de leerlingen allerlei verschillende vakkenpakketten hebben. Het is echter een kolfje naar de hand van Ad. Dit kost hem wel eens stukken van vakanties! Tussen de bedrijven door studeert Ad economie in Den Bosch. Ook vindt hij tijd om een cursus ‘Natuurgids’ te volgen. De drang tot verder bekwamen leeft sterk bij hem. Nu kan hij bovendien zijn liefde voor de natuur uitdragen.
Ad heeft ook vijf jaar op een huishoudschool gewerkt. Daar geeft hij algemeen vormende vakken en lichamelijke opvoeding (gymlessen). Daarna gaat hij naar de Heuvelse Maria Mulo (vanaf 1968 Mavo), alwaar hij tien jaar werkt. Economie, natuurkunde en aardrijkskunde zijn de vakken die hij verzorgt. ’s Avonds geeft hij enkele lessen aan het Tilburgs Avondcollege. Dit heeft geleid tot de overstap naar het onderwijs aan volwassenen. Hij wordt benoemd tot conrector, is belast met het maken van lesroosters, heeft de organisatie van de eindexamens en de dagelijkse leiding van de mavo-afdeling. Na enkele jaren krijgt Ad van het bestuur opdracht om een Mavo voor volwassenen te stichten, waarbij overdag les gegeven wordt. Het resultaat is, dat het eerstvolgende jaar gestart wordt met 136 leerlingen. Een succes dus. Omdat zich veel vrouwen aanmelden, krijgt deze school de populaire naam ‘Moedermavo’. Na drie jaar telt de de mavo-afdeling van het Tilburgs Avondcollege ongeveer 600 leerlingen.
Vrije tijd
Na een loopbaan van veertig jaren (inclusief militaire dienst) neemt Ad in 1992 afscheid van het onderwijs. Voor zijn vele verdiensten in het onderwijs en zijn grote inzet voor de gemeenschap op andere fronten, ontvangt hij de Koninklijke onderscheiding ‘Ridder in de Orde van Oranje-Nassau’.
Nu krijgt hij veel vrije tijd om zijn sluimerende hobby’s volledig te gaan ontplooien. Met biljarten is hij van jongsaf opgegroeid. Dat blijft een grote passie voor hem. Dat geldt ook voor zijn oude liefde voor de fiets. Ad wil echt graag nog eens naar Lourdes fietsen, zoals hij deed bij het begin van zijn loopbaan.
In juni 1997 organiseert hij met drie vrienden zijn nieuwe tocht. De taken worden goed verdeeld en Ad heeft natuurlijk de verantwoordelijkheid voor de organisatorische elementen. Deze keer wordt de route afgelegd op goed aangepaste fietsen. Negen dagen hebben ze nodig om Lourdes te bereiken. Ze keren met de auto terug. Het is weer een mooie ervaring.
Voor een langere tocht op de fiets deinst Ad ook niet terug. In 2000 treft hij, weer met drie vrienden, voorbereidingen voor een tocht naar Santiago de Compostela. Ook nu worden de taken grondig verdeeld. Een lid is penningmeester, een ander doet de logistiek, een derde is verantwoordelijk voor het cultureel-historische deel en Ad regelt weer de organisatorische zaken. Van 17 juni tot 8 juli zijn ze onderweg. In hun verslagboek zie ik dagafstanden van ver tot heel ver boven de honderd kilometer. Er gaat wel een auto mee. Dat maakt het minder zwaar omdat hun fietsen niet vol hangen met bagage. Beide tochten ervaart Ad als hoogtepunten in zijn leven. Ik kan me dat maar al te goed voorstellen!
Samen met Kitty wandelt Ad eens door een meubelzaak, waar ze op zeker moment een fraai wijnrekje zien staan. Dat dit meubeltje in hun huis goed zou passen en nog handig zou zijn ook, vinden ze allebei. Aan de prijs te zien, moet het wel ‘design’ zijn. “Dat kopen we niet,“ zegt Ad, “want zo maak ik er zelf wel een!” Niet lang daarna prijkt er een ‘design’-wijnrekje in hun huiskamer. Ad ontpopt zich tot vaardig meubelmaker. Heel wat eigen stukken sieren hun huis.
Ad heeft zich ook grondig bekwaamd in het tuinieren. In 1978 kan hij, dicht bij zijn huis, een mooi lapje grond kopen. Zonder dat er ooit een machine aan te pas komt, vormt hij het vroegere weiland om tot een weelderige tuin waarin hij alle groenten en fruit voor eigen gebruik en meer kan winnen. Zijn hof is groot genoeg om er ook nog twee vrienden een volkstuintje te laten uitbaten. Een tijdlang heeft hij er ook taxus gekweekt. Op dit moment heeft Ad eigenlijk te weinig tijd voor zijn tuin. Zijn vrouw Kitty heeft gezondheidsproblemen die veel mantelzorg van hem vragen. Gelukkig is Ad, zoals hij dat zelf zegt, tijdig gestopt met een viertal functies. Hij was o.a. medeoprichter en eerste voorzitter van Zwemvereniging ‘ De Dokkelaars’. Verder was hij in nog een drietal andere verenigingen actief.
Tot slot
Eerder in dit levensverhaal is de Engelse oudstrijder Bill Milward al ter sprake gekomen. Het is absoluut vermeldenswaard dat Ad en Kitty al die naoorlogse jaren intens contact zijn blijven houden met deze man. Meerdere keren was Bill in de gelegenheid om naar Nederland te komen. Zo hebben Ad en Kitty hem letterlijk oud zien worden. Op 10 februari 2016 is Bill honderd jaar geworden. Dat is in zijn geboortedorp Ashbourne groots gevierd. De krasse eeuweling heeft dit feest intens beleefd, maar slaagt er nu nauwelijks in om van de inspanningen te bekomen. Juist nu krijgt de honderdjarige als trouwe klant van viegtuigmaatschappij Ryan-Air een gratis ticket aangeboden. Ad is bezig dit bijzondere bezoek van Bill aan Hilvarenbeek voor te bereiden. De burgemeester, de harmonie en een koor zijn bereid voor een mooie ontvangst te zorgen… Uitgerekend dan krijgt Ad een brief, waarin Bill laat weten niet meer in staat te zijn tot zo’n reis. Hij gunde hem zo graag een mooie ontvangst.
In de gesprekken die ik met Ad Leijten mocht voeren, ervaar ik hem als een zeer vitale man met een heldere geest en sterk bij mensen betrokken instelling. Het was een genot om op deze wijze al die herinneringen op te halen. Hij is zijn oude Ulicoten beslist niet vergeten!
Ad, heel hartelijk dank voor wat je mij en onze lezers wilde toevertrouwen. De allerbeste wensen voor jou, jouw Kitty en je verdere naasten. Geniet zolang het kan van de mooie dingen in het leven.