Oude baan van Baarle naar Hoogstraten ter hoogte van Castelré
Tijdens de Eerste Wereldoorlog sloot de Duitse bezetter de grens met het neutrale Nederland omwille van de censuur en om het vrije personen- en goederenverkeer te verhinderen. Rekruten voor het Belgisch leger bleven desondanks massaal de grens oversteken om zich naar het IJzerfront te begeven. Tussen oktober 1914 en maart 1915 werden ruim tweeduizend oorlogsvrijwilligers in het gemeentehuis van Baarle-Hertog geregistreerd.
De enclaves van deze Belgische gemeente waren immers onbezet gebleven. Hier waren contacten mogelijk die aan elke Duitse controle ontsnapten. De voorheen zo rustige enclaves werden een draaischijf voor spionageactiviteiten. Centrales voor de brievensmokkel werden ingericht en tal van illegale grensoversteken werd vanuit deze gemeente gecoördineerd. Op een bepaald ogenblik verbleven er niet minder dan 24.000 vluchtelingen op Baarle’s grondgebied. Een radicale maatregel drong zich op: vanaf april 1915 installeerde de Duitse militaire overheid van Knokke tot Voeren (van Cadzand tot Vaals, voor onze Nederlandse lezers) een driedubbele afsluiting langsheen de grens.
Het traject van de draadversperring tussen Baarle-Nassau en Zondereigen
Deze versperring was niet overal op dezelfde wijze uitgevoerd. In Zondereigen bestond de middelste lijn uit vijf stroomdraden van ongeveer vijf millimeter dik. Ze waren met porseleinen isolatoren aan dennenhouten palen van twee meter hoog bevestigd. Op de palen waren de draden dertig centimeter van elkaar gescheiden. De onderste draad bevond zich op vijfentwintig centimeter van de grond. Om de vijftig meter stond een hoge paal met de aanvoerleiding voor de elektrische stroom. Deze versperring was met een elektrische hoogspanning van ongeveer 2.000 Volt geladen. Die werd geleverd door opgeëiste bedrijven. De sectie tussen Minderhout en Ravels werd afwisselend gevoed door de elektriciteitscentrales van Merksem, de zinkfabriek van Stevensvennen-Lommel en de buskruitfabriek van Kaulille. Aan weerskanten van de elektrische versperring stond een beveiligingsafrastering. Die waren slechts anderhalve meter hoog en bestonden uit een drietal prikkeldraden.
Schakelhuisje
Om de twee kilometer stond een houten schakelhuisje van waaruit het mogelijk was om delen van de draad stroomvrij te maken voor onderhoud of zoals dit steeds vaker zou moeten gebeuren, voor het weghalen van gedode mensen. Minstens tweemaal per dag werd een controle uitgevoerd om de spanning te testen. Deze controles (het af- en aanzetten van de stroom) gebeurden op een willekeurig tijdstip en werden strikt geheim gehouden.
Duitse soldaat met typische pinhelm
De elektrische draad werd door oudere Duitse militairen bewaakt. Er werden zelfs telefoonlijnen aangelegd om de alarmprocedures te bespoedigen. Bovendien werd er langs de Belgische zijde van de versperring een brede strook vrijgemaakt waar de Duitsers onafgebroken patrouilleerden. Dat gebeurde zowel te voet, te paard, met de fiets als met de auto.
In onze regio was de draadversperring op 24 juli 1915 operationeel. Zij heeft een bijzonder hoge tol aan gedode vluchtelingen, smokkelaars en grensgidsen geëist. Talrijk zijn de slachtoffers die neergeschoten of door de hoogspanning dood gebliksemd werden en letterlijk aan de draad bleven plakken. Alleen al aan de grens met Baarle-Nassau vonden minstens drieëntwintig burgers en Duitse militairen de dood. Volgens professor Vanneste bedraagt het totale aantal slachtoffers minstens driehonderd à vijfhonderd, misschien wel een paar duizend of meer. In de volksmond kreeg de versperring al vlug een lugubere bijnaam: ‘den dodendraad’.
Elektriciteit was op het platteland nog volstrekt onbekend en vormde een levensgrote bedreiging voor de ‘passeurs’ (grensgidsen) van het verzet. Twee dagen na de ingebruikname bekocht de 19-jarige Fransman Lucien Maurits zijn poging om de grens te passeren met de dood. Ondanks waarschuwingen van een buurtbewoner plaatste hij zijn zelfgemaakt laddertje gewoon tegen de leidingen.
Onze kennis van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) beperkt zich meestal tot het verhaal van de loopgravenoorlog aan de IJzer. Wat zich in het binnenland afspeelde, mag echter niet vergeten worden. Voor de inwoners van het gehucht Zondereigen (gemeente Baarle-Hertog) was de nieuwe situatie immers uiterst ingrijpend. De Zondereigense leefgemeenschap werd door de draad losgekoppeld van de vrij gebleven enclaves in Baarle-Hertog, het bestuurlijk centrum. Zelfs gemeenteraadsleden mochten de grens niet meer passeren. Er was ook geen contact meer mogelijk met familieleden aan de andere kant van de draad of met de soldaten aan het IJzerfront.
Opklapbaar passeursraam
Passeur of grensgids
Grenspassage in groep
Geen wonder dat men probeerde de dodendraad te passeren, bijvoorbeeld om brieven over de grens te smokkelen. Vaak gingen grensgidsen en smokkelaars uiterst creatief te werk. Droge wollen dekens werden rond de draden gewikkeld waarna men de vrijheid tegemoet kroop. Anderen plaatsten glazen flessen ertussen. Sommige gidsen waren voorzien van rubberen laarzen. Zij trokken de draden uiteen met dikke, uit rubberen fietsbanden aaneen geplakte handschoenen. Soms werd een houten ton zonder bodem tussen de draden geplaatst of men gooide emmers water op de draden om een kortsluiting te veroorzaken. Postpakketten werden in blikken dozen over de draad heen geworpen. Indien de windrichting het toeliet, gebruikte men zelfs papieren vliegers voor de brievensmokkel. Het opklapbaar ‘passeursraam’ om tussen de draden te kruipen, is ongetwijfeld het bekendste hulpmiddel.
Jaak Verstraelen en To Verheyen, twee plaatselijke slachtoffers
Verhalen over vaak dramatische gebeurtenissen aan de dodendraad zijn bewaard gebleven. We denken daarbij aan Charel Huybrechts, wiens woonhuis op Gel door de draad van de rest van Zondereigen werd afgesneden. De kinderen Huybrechts konden niet meer met de kinderen uit de buurt spelen en ze konden evenmin naar hun school in Zondereigen. We denken aan Charel Verstraelen en Fons Van Beek, twee landbouwers die met paard en kar langs Weelde-Statie naar de akkers achter hun boerderij moesten rijden, een omweg van bijna vier uur over en weer. We denken aan de clandestiene familiebezoekjes bij de draad en aan de hardhandige ondervraging van Gustje Jansen van Gel toen op zijn akker een Duitse soldaat door smokkelaars neergeschoten was. Denken we tot slot aan Jaak Verstraelen die nabij de Wittekeiweg in de rug geschoten werd, nog wel door een Duitse grenswacht die bij Verstraelen logeerde. En aan de tragische dood van de Castelrése zusjes ‘Sjowke’ en ‘Towke’ Verheyen,…
Authentieke isolatoren van de dodendraad
Na de oorlog werd de draadversperring ontmanteld en hergebruikt voor landbouwdoeleinden. Tijdens recent archeologisch akkeronderzoek werden op een tiental plaatsen aan de grens op een rechte lijn grote hoeveelheden scherven van porseleinen isolatoren (‘potjes’) teruggevonden, waardoor het precieze traject van de dodendraad gelokaliseerd kon worden. Vervolgens ontstond het idee om een stukje van de dodendraad als een vredesmonument opnieuw op te richten.
Deze reconstructie van de Dodendraad wordt op 12 september 2008 ingehuldigd door heemkundekring Amalia van Solms, basisschool de Vlinder en het gemeentebestuur van Baarle-Hertog. Met de oprichting van dit vredesmonument brengen zij een blijvende hulde aan alle slachtoffers van de draad. Rondleidingen kunnen bij VVV-Baarle aangevraagd worden. Voor scholen is een lespakket uitgewerkt. Dit project werd uitgevoerd met financiële steun van de Vlaamse overheid en VCM-Contactforum voor Erfgoedverenigingen vzw.