09. Kroniek van Baarle in de Eerste Wereldoorlog (1918)

1 januari 1918
“De vrouw van Fons Van Beek is hier gestorven van een Fleurus. Een acht weken van te voren had ze nog een tweeling gekocht die nog leeft. ‘t Is erg hé. Hier gaat alles anders goed. Plezier wordt er geen gemaakt. Nieuwjaarsdag is stillekens verlopen. ‘t Is geen peperkoekverloting meer gelijk vroeger, Fons.” (Karel Versmissen aan Fons “Olieslagers” Versmissen)

 

Winter van 1917-1918
De communicatie langs de dodendraad werd nog verbeterd toen de Duitsers in Kalmthout een radio-installatie installeerden, waarmee in een mum van tijd alarm kon worden geslagen. De radiokamer voor de Noorderkempen bevond zich tot aan de wapenstilstand in het Withof te Minderhout. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”) 

Begin 1918
De jonge Hoogstraatse (en later Baarlese) Mit ‘Pauw’ Verhoe­ven was een verdienstelijke grensgids. Zij maakte van een raamwerk gebruik bij grenspassa­ges. Eerder had ze fles­sen gebruikt om de le­vensgevaarlijke bedra­ding uit elkaar te houden terwijl iets minder goed uitgeruste gidsen de draad vaak naderden in rubberen laar­zen gestoken, waar zij met hun dikke, uit rubberen fiets­banden aaneen geplakte hand­schoenen de draden uit elkaar trok­ken. Een bijzonder gevaarlijke metho­de die, indien niet zorg­vuldig uitgevoerd, slacht­offers eiste. Mit liep uiteindelijk in het begin van 1918 tegen de lamp. Ter dood veroordeeld, wist zij aan executie te ontkomen door begenadiging vanwege gouverneur-generaal von Falkenhausen. Als dank voor haar bijzondere inzet kreeg zij hoogst uitzonderlijk in 1937 stemrecht (het algemeen stem­recht voor vrouwen werd in België pas in 1946 ingevoerd). Opnieuw actief tijdens de tweede wereldoorlog in een piloten-vlucht­lijn, werd ze in Baarle-Hertog gearresteerd en samen met twee Nederlandse medewerkers gefusilleerd op de schietbaan van het Mastbos te Breda op 10 september 1944. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
9 februari 1918
Aanvraag om toelagen voor een derde klas en voor naald- en handwerk in de aanneembare school van de vluchtelingen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; brief aan M. Poullet in Le Havre, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
19 februari 1918
Het aantal geinterneerden ondergebracht in het kamp aan de Besterd bedraagt 256. In het geheel verblijven op het eind van 1917, nog 492 geinterneerden te Tilburg. (Tilburgse Courant)
 
20 februari 1918
Gisteren werden nabij Tilburg een 10-tal smokkelaars uit België door de kommiezen aangeroepen halt te houden. Zij gingen aan de haal. Na een schietpartij was er een zwaargewonde en waren er twee licht gewonden. (Nieuwe Tilburgse Courant)
 
1 maart 1918
Gisteren passeerde een Duitse trein met gewonde krijgsgevangenen in Tilburg. Tijdens de stop op het station maakten dames van het Rode Kruis gebruik om de gewonden verversingen aan te bieden. Honderden nieuwsgierigen verdrongen zich langs de spoorlijn tot aan de overweg. (Tilburgse Courant)
 
1 maart 1918
Johanna Goos in Castelré ontving voortaan maandelijks een vergelding als echtgenote van Jaak Michielsen, een afgekeurde Belgische soldaat. Was hij gewond geraakt aan het front? (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling) 
 
17 maart 1918
“Er is veel werk en er is nog wel wat te verdienen met zaken te doen, maar ik heb er nu geen tijd voor. Op Molmarkt had ik een oske gekocht. Ik heb het vijf weken gehad en doorverkocht met 500 frank winst. Een stierkalf verkocht ik na twee en een halve maand met 475 frank winst. Alles wordt duurder.” (Peter Huybrechts van het Lipseinde in Zondereigen aan zijn oom Cornelis Huybrechts, geïnterneerde soldaat in Riel)   
 
18 maart 1918
“Den Duitsch schoot met gaasch obussen op den secteur van Stuivekenskerke. Het was ’s morgens hevige mist en daar de gaasch er onder. We konden daardoor geen twintig meter ver zien. Rond 6u ’s morgens kwam er een gekwetste naar de post van ’t rood kruis toegeloopen. Deze was niet erg gewond, alleen een stuk obus onder den arm in het lichaam. Hij had ook te zeggen dat er dooden waren in de voorpost. Oogenblikkelijk sprong den moedige Aalmoezenier (E.H. Louis Mertens uit Zondereigen) op en liep in volle haast naar de voorposten. Het gaaschmasker op, doch onderweg moest hij het afdoen of hij kon niet verder. Onderweg kwam hij enkele jongens tegen, dragende een zwaar gewonde, doch liep nog verder. Op post nummer 22 gekomen lag weer een zwaar gewonde en had bijna gedaan met leven doch kon den H. Olie nog ontvangen. Dan liep hij naar een andere post, nummer 30. Daar was het nog erger. Daar lagen drij kameraden dood. Ze waren gansch van obussen uiteen gehakt. Rond 8u kwam den Aalmoezenier terug van de voorposten. Bij dit alles moet ik zeggen dat Mijnheer Den Aalmoezenier zich moedig getoond heeft bij deze zware slag. Aan Hem mag gezegd worden: een ware Priester.” (Uit het dagboek van Fonske Versmissen)
 
6 april 1918
Twee vluchtelingen huwden in Baarle-Hertog. Antonius Jacobus Paulussen uit Ravels trad er in de echt met de even­eens uit Ravels afkomstige Maria Anna Dickens. Eén van de getuigen was Petrus Laurijssen, achterneef van de bruidegom en wissel­wachter in Baarle-Nassau. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
9 april 1918
In Baarle-Hertog traden twee oorlogspaartjes in het huwe­lijk. De uit Lommel afkomstige vluchtelinge Maria Rosalia Maussen gaf haar ja-woord aan wachtmeester Joannes Jansen van de plaatselijke rijkswachtbrigade. Hij moest voor dit huwelijk de schriftelijke toelating hebben van de opperbevelhebber van de rijkswacht. Eén van zijn getuigen was adjudant Adriaan Weyers, in vredestijd verbonden aan de rijkswacht te Gent. Het tweede stelletje bestond uit telegrafist Adolphe Michel Hausmanne uit Comblain-Au-Pont en de Baarlese Emma Maria Van Hecke. Het huwelijk werd voltrokken nadat majoor Wibier, overste van het militair telegrafiestation, zijn toestemming had gegeven. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
25 april 1918
“Stuivekenskerke. Tusschen 24 en 25 april begon den Duitsch om middernacht hevig de voorposten te beschieten met granaten, bommen, obussen, gaasch, al wat hij bezat. Korts na half een kwam er eene jongen van de voorpost geloopen welke van de gaasch gepakt was. En zegde dat Luitenant Theeuwen zwaar gekwetsts lag. Spoedig was Aalmoezenier Louis Mertens weg en liep door de gaasch en het geschut naar den voorpost om den zwaargewonde nog te zien, doch die had bijna opgehouden met leven. Rond half vier kwamen er veel soldaten van de voorposten, allemaal gepakt van de gaasch waaronder nogal die er veel van hadden en seffens naar het gasthuis moesten.” (Uit het dagboek van Fonske Versmissen) 

9 mei 1918
“Wij hebben nu twee ossen. Een jonge bijgekocht die we mee leren. Maar duur, de beesten. Kolossaal! Gebuur Gillis heeft zijn os verkocht voor 6.000 frank. Veel groeten van ons aan u en aan broeder Karel.” (Peter Huybrechts vanuit Lipseind aan Cornelis Huybrechts in Riel)
 
7 juni 1918
Gisteren werden in Tilburg op het terrein der heidemaatschappij “Oranjebond van Orde” wederom drie vossen geschoten. Dit najaar zijn reeds dertien vossen door de jagers neergeveld. De vossen zijn vermoedelijk uit België afkomstig. (Nieuwsblad van het Zuiden)
 
10 juni 1918
Het zal vroeg oogst zijn en dat komt bij velen goed uit. Wij kunnen wel voort zo lang. Met ons ossengespan rijden we voort goed. Het gaat maar lui, maar laden een goed karken en het werk geraakt gedaan. (Peter Huybrechts vanuit het Lipseinde aan Cornelis Huybrechts in Riel)
 
2 juli 1918
Virginie Claes werd tijdelijk benoemd tot onderwijzeres aan de lagere school van Baarle-Hertog centrum. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
8 juli 1918
“Het is hier kermis, maar het betekent natuurlijk niet veel. Verleden maandag is hier ‘t jubilé gevierd van ‘t honderdjarig bestaan der parochie.” (Karel Versmissen aan August Olieslagers-Crols, Molenstraat te Baarle-Nassau)
 
11 juli 1918
Op de Poppelseweg in Tilburg is door rijkswachten, bakker A. v/d. P. alhier, aangehouden. Hij vervoerde in broodwagen van coop. bakkerij de Volharding smokkelwaar, welk onder het brood verborgen was. Paard en wagen werden in beslag genomen. (Nieuwsblad van het Zuiden)
 
14 juli 1918
“Het is verleden zondag Zondereigen kermis geweest. Het begint weer wat te leven. Op plaatsen op’t Lipseinde was er volle muziek. Kermisvolk was er niet veel. De kermiskost ontbreekt. Broer Karel zijn huishouden is vergroot. We hadden hem op de kermis verzocht, maar hij is niet geweest.” (Peter Huybrechts vanuit Lipseind aan Cornelis Huybrechts in Riel)
 
19 juli 1918
“Op Zondag 21 Juli as. zal door de leden van ‘Souvenir Belge’, het monument ontworpen door de Tilburgse architect van der Valk worden onthuld op de begraafplaats alhier, voor overleden Belgische geinterneerde soldaten.” (Tilburgse Courant)
 
22 juli 1918
“Op het kerkhof van de Besterd is een monument ter gedachtenis van de te Tilburg overleden Belgische vluchtelingen plechtig onthuld.” (Nieuwe Tilburgse Courant)
 
25 juli 1918
“Ook te Tilburg zijn enkele scholen gesloten wegens de Spaanse Griep.” (Tilburgse Courant)
 
1 augustus 1918
“Het aantal gevallen van Spaanse griep onder de militairen in Tilburg is gestegen tot 250. De ziekte heeft een goedaardig verloop.” (Tilburgse Courant)
 
18 augustus 1918
Vier jongens uit Baarle-Hertog werden opgeroepen voor de medische keuring op 22 augustus in Tilburg. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
25 augustus 1918
“Er is genoeg werk aan de winkel. De stoppelen zijn meest klaar, alles meest gezaaid. De haver is meest gepikt, de boekweit is af en een gedeelte gedorsen. Die is bij ons heel goed en verleden jaar is die duur geweest. Wij doen niet alles zelf maar krijgen soms één, soms twee werklieden. We zijn vroeg in het jaar nog een vaars kwijtgeraakt. We hadden er drie in de wei staan en daar hebben ze er één van gestolen. Stelen is een gewoon stieltje. Wij hebben nog twee ossen die beide werken. En hoe is het bij u in Holland? Nog geen ossengespan zeker? Als er nog paarden genoeg zijn, houdt er dan maar een gereed of in koop tegen dat de oorlog gedaan is. Ik denk toch wel dat het vijfde jaar het laatste zal zijn.” (Peter Huybrechts vanuit Lipseinde aan Cornelis Huybrechts in Riel)
 
15 september 1918
“Het geboer gaat nog zijn gewone gang. Alles is duur, zoals kleerstoffen. Gij schrijft: een kostuum kost bij ons 50 à 60 gulden. Dat is veel, maar bij ons zal dat toch zeker een broek kosten. Koopt nog maar een pak, want ik heb de uwe al wat versleten…” (Peter Huybrechts van het Lipseinde in Zondereigen aan Cornelis Huybrechts, geïnterneerde soldaat in Riel).
 
19 september 1918
Er werd een Proces Verbaal opgesteld tegen vijf dienstweigeraars van de lichting 1917. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)   
 
29 september 1918
Op 29 septem­ber 1918 werd aalmoezenier Mertens door granaatscherven ernstig gewond aan zijn rechter­been. In het hospitaal vernam hij dat hem het Oorlogs­kruis was verleend voor “…zijn moed en toewijding betoond tijdens het offensief.” Na de oorlog bleef hij in ’t leger, te Mechelen. Later was hij werkzaam in de Openluchtkolonie van Ravels. (Jan Huijbrechts)
 
11 oktober 1918
De onderwijzers werden ervan verwittigd dat er roodvonk was bij de gezinnen Mertens-Lenaerts, Schuermans-Van Liere en Valcke-Laurens. Kinderen uit die gezinnen werd tijdelijk de school ontzegd. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)

11 oktober 1918
De duurtetoeslag voor onderwijzers bedroeg 276 frank voor de periode van juli tot december 1918. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
27 oktober 1918
In Zondereigen werd de laatste akte van de Burgerlijke Stand ingeschreven ten huize van Toontje Gillis. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; Burgerlijke Stand)
 
28 oktober 1918
“Bericht aan de Belgische Vluchtelingen: Ten gevolge van de schitterende successen door de Belgische en Geallieerde legers behaald, zien de uitgeweken Belgen de mogelijkheid van een aanstaanden terugkeer naar hun haardsteden in het verschiet. Sommigen begaven zich reeds op weg en stellen zich daarvoor bloot aan nuttelooze en hooge uitgaven of komen aldus ten laste van de reeds overladen Belgische of Fransche instellingen van liefdadigheid. De Belgische Regeering moet haar landgenooten waarschuwen tegen deze buitensporige overhaasting, welke indruischt tegen hun welbegrepen belang… De repatrieering moet methodisch gebeuren… Uitstel is dus onvermijdelijk en beteekent een laatste offer dat de uitgewekenen met berusting moeten dragen…” (Burgemeester H. van Gilse, Baarle’s Nieuws en Advertentieblad)
 
29 oktober 1918
“Ik vergeet nooit de vrienden die ik kende voor den korten tijd dat ik in België (Meerle) was. Wij doen alles wat wij maar kunnen om den oorlog te helpen winnen. Ik werk nu tien uren per dag aan de schepen, want die hebben wij heel veel nodig om ons eigen soldaten over te brengen en om voedsel te verzenden.” (E. de Kort uit San Francisco aan Fons Versmissen die hem op 1 december 1917 had geschreven, doorgestuurd naar Villier le Sec, Caen 23/12)

29 oktober-12 november 1918
“Aan de vaart van Brugge naar Gent, Balemebrugge, Aaltere (Knesselaere op een uurke afstand). Ons compagnie moest drij posten geven. Links drij man met een sergeant en een geweermitrailleuse. Rechts drij man met een korporaal, in het midden zaten ik en Boet. We zaten zo ongeveer een vijftig meter van elkaar. We lagen in open veld. Niets beschutting hadden wij, alleen een weinig struikgewas voor ons. Spoedig waren we met de schup aan ’t spaden om toch maar een gat in den grond te hebben om er in te kruipen. Diep konden we niet graven want we ondervonden dat we spoedig water in ons kot zouden krijgen. Van tijd tot tijd kwam er een geweerkogel overgevlogen. Hoe ver de Duitschers daar van ons zaten, konden we maar denken, maar het kon wel een honderd meter zijn.

Heel den nacht werd er veel geschoten en tegen den morgend trokken ze nog heviger aan de kanonnen. Op een oogenblik hoorde men een obus afkomen gesuisd, en het was geen kleintje. Boem! Daar viel hij vast bij ons, geen vijftien meter afstand. Juist over ons ging hij in den grond en gaf een zware schok en gekraak. De vlam sloeg ons in de oogen en klompen aarde kregen we op ons lijf. Als een wonder werden we niet gekwetst. Zoohaast deze obus was gevallen, begon het er te stinken. ’t Was juist of er in een beerput geschoten was en de vuilnis de velden overspreiden. Doch neen, dat was het niet. Het was een gaasch obus. Wij zaten er maar slecht want op aflossen moesten we niet denken. Ons gaaschmasker hadden we niet aangedaan daar men dan weinig of niets kan zien, vooral wanneer het donker is.

’s Morgens vroeg den 30ste, wanneer het daglicht begon aan te breken, zouden we toch maar een stuk brood eten. Maar neen, niets eten konden we binnen krijgen en we moesten maar braken om over te geven. Heel de dag bleven we dan nog in den grond zitten totdat we ’s avonds afgelost wierden. Bijna heel het tweede peloton was van de gaasch gepakt. We gingen naar een hoef aan Aaltere brug.

Den 1ste november was ik ’s morgens bij den doktoor geweest daar ik mij ziek bevond. In de namiddag ben ik met zes anderen achteruit gezonden. Om 17u gingen we naar een bijgevoegd gasthuis. Vandaar moesten we om 20u in eenen auto en reden naar het hulphospitaal van Maria Aalter, een groote tent. Met Allerzielen vertrokken we om 14u met de trein naar Brugge. De zwaargewonden werden uitgeladen, wij reden verder naar Calais in Frankrijk. Daar kwamen we toe op 3 november, een zondag en wierden te logeren gelegd in een smidse aan de rue de Vic. Op 4 november kwam ik bij den doktoor en kreeg ik voor medicijnen een paar lepels water met het noodige erin. Op 5 en 6 november hetzelfde.

Op 9 november bij den doktoor geweest en toen werd gezegd dat ik en een vijftig man weg moesten naar Villers Le Sec. Na twee dagen en nachten op een brancard in een trein kwamen we op 11 november (maandag) in Bayeux aan. Met de tram en de auto bereikten we het groot hospitaal van Villers Le Sec. Er lagen daar een achthonderd zieken en gewonden. Diezelfde dag rond 16u werd er aangekondigd dat het wapenstilstand was. Dat was een vreugde, zelfs de zwaargewonden zouden hun bed verlaten hebben als ze konden… Volgende dag werd ieder onderzocht door den doktoor. Hij zegde mij dat ik ook een bronchit had. Eenige dagen later begon in mijn hals groote zweren uit te breken. Ik heb daar vele dagen mee geloopen. En dan zegde men mij dat dit mijn geluk was daar dit allen wonden waren waardoor de gaasch uitbrak.” (Uit het oorlogsdagboek van Fonske Versmissen)
 
15 oktober 1918
Frans Jansens (Strikken) werd gekwetst op 15 oktober 1918 in Lendelede bij Izegem. Hij verbleef van 16 oktober tot 5 november ter verzorging in Calais. Hij had twee littekens op de rug, veroorzaakt door een shrapnelkogel. (militair zakboekje, bij zoon Gust Jansens)

30 oktober 1918
In Ukkel bij Brussel overleed aan de Spaanse Griep Maria Amalia Verhoeven (°Baarle-Hertog 2 juli 1888), dochter van, beiden uit Zondereigen. Amelie was gehuwd met Arthur Achille Roosendans (°Ukkel 20 februari 1889), soldaat van het 11de linieregiment. Hun zoontje Robert (°Etterbeek 7 juli 1914) zou na de oorlog in Zondereigen worden grootgebracht. Hij werd er Robert “Verhoeven” genoemd. (mondeling mededeling Guy Verhoeven)

“Amelie” Roosendans-Verhoeven (°Zondereigen , +Etterbeek 30 oktober 1918) en “Fien” Cellier-Verhoeven (°Zondereigen 25 oktober 1885, +Etterbeek 30 oktober 1918) waren twee dochters van Jan Peter Verhoeven en Maria Ludovica Dufraing uit Zondereigendorp. Sinds hun huwelijk woonden Amelie en Fien in Brussel. Amelie had één zoon, Robert. Fien had er twee, Marcel en Guy. Hun echtgenoten werden in 1914 gemobiliseerd, waarna Amelie en Fien naar hun geboortedorp terugkeerden waar ze inwoonden bij hun ouders.

De man van Amelie sneuvelde aan het front en na de oorlog keerde zij als eerste terug naar Brussel om haar huis op te kuisen. Daar kreeg ze de Spaanse Griep. Fien kwam haar verzorgen en werd zelf ook besmet. Beide zussen stierven op dezelfde dag. Fien’s weeskind, Robert Roosendans, werd in Zondereigen grootgebracht bij de familie Verhoeven. Men noemde hem daarom “Robert Verhoeven”. Later vestigde hij zich in Wevelgem en toen hij onlangs overleed, was het zijn laatste wens om in Zondereigen te worden begraven. Florimond Cellier, de man van Fien, vernam het overlijden van zijn vrouw pas toen hij uit de oorlog terugkeerde in Zondereigen. (mondelinge mededelingen van Guy Verhoeven en Jos Dufraing)
 
30 oktober 1918
Vandaag zijn in Tilburg de twee gebroeders Vorster begraven, die aan de alom heersende ziekte van Spaanse Griep zijn overleden. Alle openbare festiviteiten zoals toneeluitvoeringen, bioscopen etc. zijn vanaf heden verboden. (Tilburgse Courant)
 
8 november 1918

“De deken van Tilburg Mgr. J.P. v.d. Heuvel verzoekt in verband met de heersende Spaanse Griep, leden van gezinnen en verplegers/verzorgers van deze ziekten niet naar de kerk te gaan om besmetting te voorkomen. Ook de Diensten worden zoveel mogelijk bekort.” (Tilburgse Courant)
 
8 november 1918
“Adriaan van Os uit de Clerxstraat in Tilburg is op twaalfjarige leeftijd aan de Spaanse Griep gestorven.” (Tilburgse Courant)
 
9 november 1918
“De Deken en Pastoors te Tilburg doen een oproep aan de gezinnen waar de Spaanse Griep heerst niet naar de Kerk te komen ook niet op Zondag om besmetting te voorkomen. Hedenmorgen zijn bij de aangifte van acht overlijdens bij zeven als doodsoorzaak de Spaanse Griep vermeld.” (Nieuwe Tilburgse Courant)
 
11 november 1918
“Hoera! Wij overleven en zullen wederzien ‘t dierbaar plekje grond waar eens onze wieg op stond. Goddank! Binnenkort in permissie, zulle! Wat zullen ze ginder staan zien als de oorlogsmannen afkomen. Uw Trouwe J. Segers 5/Z222 BL” (brancardier Pater Ladislas uit Zondereigen aan Fons Versmissen 17de linieregiment, 3de compagnie Z142 Belgisch Leger.)
 
11 november 1918
Op een keer stonden alle kinderen van Gel voor het huis van Huybrechts. “Hoe komen jullie hier?” was de vraag van de verbouwereerde bewoners. “De oorlog is gedaan, ge moogt weer door de draad,” was het antwoord. Liza kreeg nog lang onderwijs van de zusters in Baarle-Nassau. Pas toen ze een domicilieadres had bij haar grootmoeder op het Lipseind, mocht ze weer in Zondereigen naar school. Zo kwam het dat Liza haar eerste communie vierde in Baarle-Nassau en haar plechtige communie in Zondereigen. Na de oorlog werd de draad hergebruikt. Aan de Wildert is hij lange tijd blijven staan. (bron: Liza Huybrechts, Stwg. op Zondereigen 56, Turnhout)
 
11 november 1918
In Zondereigen werden vreugdevuren ontstoken en dansten grote groepen op straat. (interview Louise Van Dijck)
 
16 november 1918
De geboorte van Ludovica Elisabeth Meyvis is de eerste uit Zondereigen die weer op het gemeentehuis van Baarle-Hertog kan worden aangegeven. (Burgerlijke Stand 1915)
 
16 november 1918
Opeising in Beerse van het rijwiel van dr. Govaerts met vijandelijke opeisingbons. De waarde werd geschat op 250 frank.  (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
23 november 1918
Schoen- en lederbons werden opgestuurd naar het Rijkskantoor voor Huiden en Leder in Den Haag. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
28 november 1918
“Rekening van de wed. Jos Versmissen en zonen: glas in de school ingezet en meubels terug in de school geplaatst.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.521.8 Bewijsstukken der rekening 1917)
 
2 december 1918
“Vanaf heden zijn in Tilburg alle publieke vermakelijkheden weer toegestaan, die in verband met de oorlogsomstandigheden verboden waren.” (Tilburgse Courant)
 
7 december 1918
“De sigaren met een fles lekker bier staan gereed om U te ontvangen. Daarbij ‘t verken in de kuip. Rijstpap zullen we koken zoohaast ge thuis zijt. In Zondereigen ligt een peloton van tien man. Gust Remeysen is vandaag voor de tweede maal thuis.” (wed. Jos Versmissen uit Zondereigen aan haar zoon Fons, doorgestuurd naar Caen, daarna naar het krijgsgasthuis Villiers Le Sec, Calvados, Frankrijk)
 
9 december 1918
“Jos Van Dijck werd benoemd tot schoolhoofd in Zondereigen. Op 13 november 1917 was hij zijn moeder opgevolgd, die les ging geven aan de Zustersschool in Zondereigen.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
14 december 1918
“E.H. Louis Mertens was in congé: die had een brief van U. Frans Van Hoof was toen ook in congé. Die zit in Duitschland om de Duitschers te koeieneren gelijk die mannen ons al genoeg gedaan hebben. Over een week of drie ben ik in Antwerpen geweest om het Belgisch Heldenleger te zien binnenrukken. Ik was juist daar en zag het 17de linie komen. Mijnheer Mertens was er bij. Jef Mertens was ook te Antwerpen en Mijnheer is seffens mee naar Zondereygen gegaan voor twee dagen. Later is hij acht dagen in congé geweest. Sooi van Kareloom is gisteren voor tien dagen thuis gekomen… Ik had geen velobanden meer, maar heb een velo bijgekocht met banden op. 1ste klas, zulle. Hij staat op U te wachten. Goed in ‘t smeer, proper gepoetst… Over veertien dagen is de bezetting begonnen. ‘t Kan al wel drie weken zijn. Het waren ciclisten scherpschutters. Ze waren met zeven man, soms met tien, soms maar vijf. Die werden alle vier dagen afgelost door hunne wapenmakkers uit de compagnie. Er waren er nog bij die U kenden, van in’t 7de. Nu zijn die mannen afgelost door cavalerie. Die zijn hier met zes man. Van de ciclisten hebben wij er ingekwartierd gehad… Het vertrek van de Duitschers was hier perfect schoon, Fons. De officieren hadden ze hun poletten en graden afgetrokken. ‘t Was volop revolutie bij de Duitschers. Een aanvoerder was onder de troepen gekozen en ‘t was een simpel soldaat. Wij hebben de officieren nog al eens uitgescheten, Fons! Als ze vertrokken (zoo met een 250 man waren ze gewoonlijk in Zondereygen), hebben wij geluid met beide klokken en met klaroenen hebben wij ze uit Zondereygen geblazen. Ze vertrokken door de Ginhovenschebaan op Hoogstraeten. De Belgische vlag wapperde op onze huizen een dag voor hun vertrek. Den Mof heeft hier niet het minste meegenomen… Den voetbal is nog in actie. De leden hebben eergisteren geteerd, ‘t is te zeggen: ‘s avonds eenen goeden soupper. De pompiers hebben dit verleden week gedaan. Dat alles is nog juist gelijk vroeger.” (Karel Versmissen aan Fons Versmissen)    
 
16 december 1916
Vraag naar Belgische paspoorten aan de commandant van de militaire veiligheid in Brussel. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
18 december 1918
Door de militaire overheid werd geïnformeerd naar het gedrag van de postbeambte gedurende de bezetting. De burgemeester antwoordde dat dit gunstig was. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
31 december 1918
“Eindelijk kwam er een order dat er verlof mocht gevraagd worden voor degenen die genezen waren. Op 22 december kreeg ik verlof van de kolonel. Ik vertrok met de auto naar Bayeux, dan den trein tot in Caen. Via Parijs, Amiens, Calais, Duinkerke, Brugge, Gent, Aalst en Brussel kwam ik op 29 december in Antwerpen. Daar ben ik bijfamilie een paar dagen blijven slapen. Den 31ste ’s morgens vroeg met de tram naar Turnhout en vandaar te voet langs Merksplas, waar onderweg een landbouwer van mijn dorpje mij voorbijreed en aan wie ik zegde dat ze mijne thuiskomst mochten verwachten. In Merksplas kwam mijn broeder mij per velo tegemoet en alsdan reed ik in volle vlucht naar mijn geboortedorpje. Rond twee uur ’s middags kwam ik in Zondereigen toe. De thuiskomst was zeer verheugend. Konden we nu maar thuis blijven… (Fons Versmissen uit Zondereigen in zijn oorlogsdagboek)
 
31 december 1918
Veetelling in Baarle-Hertog: er waren op dat moment 58 paarden, 16 pony’s, 0 ezels, 645 stuks hoornvee, 226 varkens, 181 geiten, 2 schapen, 1.573 kiekens en 116 duiven. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; inlichtingen voor de gouverneur van Antwerpen, 2.073.564 Register van Briefwisseling)

Eind 1918
Vier jaar lang had de vrouw van Jef Willebrords in de grootste onzekerheid verkeerd over het lot van haar man, die krijgsgevangen genomen was in augustus 1914. Zij ging kuisen bij Gillis om een centje te verdienen. Sommige boeren stopten haar wat voedingswaren toe. Zo kreeg ze geregeld melk bij Verhoeven op Gel. Na de oorlog keerde Jef terug. Rond middernacht kwam hij als één van de laatsten aan. Zijn vrouw was al in de overtuiging dat hij dood was. “Iedereen is al thuis,” werd er gezegd “en Jef is er niet bij…” Bij zijn thuiskomst zag Jef voor het eerst zijn zoon Frans, de latere meester Willebrords.

 

Scroll naar boven