Januari 1916
Onder druk gezet door de woedende Duitsers en verbolgen over het feit dat hun rigoureuze toezicht klaarblijkelijk niet kon verhinderen dat de Belgen een huzarenstukje hadden volbracht met de oprichting van een draadloze zender, besloten de Nederlanders omstreeks de jaarwisseling om Baarle-Hertog nog strenger te bewaken. Extra troepen werden gelegerd in Baarle-Nassau. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
3 januari 1916
“Het interneringskamp aan de Nijverstraat in Tilburg is voortaan telefonisch bereikbaar.” (Tilburgse Courant)
8 januari 1916
De Nederlandse minister van Landbouw, Handel en Nijverheid besliste dat de enclaves van Baarle-Hertog voortaan mochten worden bevoorraad vanuit Nederland. (2.073.564 Register van Briefwisseling) Een “Gemengde Commissie van Ravitaillement” (levensmiddelenvoorziening) zou maandelijks vergaderen om één en ander te coördineren. De commissie zou bestaan uit Nederlandse militairen en douanen en uit raadsleden van Baarle-Nassau en Baarle-Hertog. De eerste bevoorrading liet meer dan een maand op zich wachten omdat het volledige grondgebied van de dorpskom met een 3 meter hoge en 4,5 km lange omheining in kippengaas moest worden afgesloten. Slechts vier streng bewaakte ingangspoorten en een smalle corridor in het station van Baarle-Nassau zorgden voor een verbinding met de buitenwereld. De omheining werd bewaakt door patrouillerende Nederlandse grenstroepen die uiterst strenge controles uitvoerden. Zo werd de benzine van de binnen- en buitenrijdende wagens opgemeten om te verhinderen dat ze als brandstof zou worden geleverd voor de generatoren van het telegraafkantoor. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
16 januari 1916
Om 07u hielden twee soldaten Willem Nijs tegen op verdenking van het smokkelen van steenkolen voor de draadloze zender, waar hij werkzaam was als monteur. Onder bedreiging van wapens werd hij naar het station van Baarle-Nassau gebracht. De brigadesergeant riep de commandant van de marechaussee erbij voor de ondervraging. Nijs werd gefouilleerd en moest zich helemaal uitkleden. Om 09u werd hij vrijgelaten omdat bleek dat hij op Belgisch grondgebied was gearresteerd, op 52 cm van de grens. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
19 januari 1916
“Rekening van de wed. Jos Versmissen en zonen: 26 nummers gemaakt voor paardenmonstering.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.521.8 Bewijsstukken der rekening 1917)
22 januari 1916
“Op bevel van den heer Consul van België: aanzoekt al de gereformeerde (afgekeurde) militairen, voorzien of niet van afkeuringsbewijzen, te verschijnen op het Belgisch Consulaat te Breda den woensdagvoormiddag 26 januari. De belanghebbenden zijn verzocht in hun eigen belang aan dezen oproep gehoor te geven en de bevelen te volgen die zouden gegeven worden. Alle reiskosten worden vergoed (lijst met zestien namen).” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; schepencollege Baarle-Hertog, 1916)
3 februari 1916
“Ik had u al lang in verlof verwacht. Volgens Verschuuren mij zegde, ging het toen gemakkelijk… Thuis zijn allen nog goed, gelijk Jan Jespers mij zegde. Die komt ook altijd nog over de grens voor vier weken. Maar aan de draad spreken, dat gaat niet meer. Er mag niemand meer bij de draad komen, want ze zijn heel streng. Den Duits heeft de paarden ook weer opgevraagd. Van Zondereigen is er één meegenomen, dat van Louis Mertens. Die van ons zullen ze altijd nog hebben. Ze hebben de zwaarste paarden gevraagd en 1.400 frank is de hoogste waarde die ze hebben gegeven. Dat is 1.000 frank onder de waarde, want ze zijn verschrikkelijk duur. Een paard van 1.000 frank is nu een versleten paard. Ze hebben ook allemaal veel patatten, koren, haver en stro moeten leveren. Ze komen er zo goed niet vanaf als verleden jaar. Hoe langer de oorlog duurt, hoe slechter het wordt. Alles is er duur. De jonge varkens kosten van 50 tot 70 frank, het spek en het vet 5 frank de kilo en de boter is al niet minder. Een gewone melkgeit 75, koeien allemaal 1.000 frank, petrol 2,50 frank de liter en niet meer te krijgen. Karbit is er voor het ogenblik geen. Ze zitten meestal met een kaarsje en dat kost 15 cent het stuk. Als ge dat hoort, zitten wij hier nog in het land van belofte. Nochtans is ook hier alles duur… Er is tussen ons en de statie een man dood aan de draad gebleven. Hij wilde erdoor vluchten. Er wordt gezegd dat het een Fransman was… De soldaten zijn maar vier weken bij mij geweest. Ze zijn al lang weg. Ons Liza is ook al van nieuwjaar genezen… Gij zult al wel horen zeggen hebben dat Baarle helemaal in de draad zit en wel zo goed dat er geen hen meer uit kan… Als gij niet komt, stuur ik wel een pakje… Aan de oorlog is nog geen einde te zien. Schieten doen ze tegenwoordig weer verschrikkelijk…” (Karel Huybrechts vanuit Baarle-Nassau aan zijn broer Corneel Huybrechts in Harderwijk).
11 februari 1916
Burgemeester van Gilse vroeg een rechtzetting aan de directeur van “XXe Siècle” in verband met een artikel over de door de Nederlanders opgerichte omheining van ijzerdraad rond de agglomeratie Baarle-Hertog en Baarle-Nassau. Volgens de burgemeester waren de paspoorten alleen bestemd voor vreemdelingen. Inwoners van Baarle passeerden de draad vrij op vertoon van hun identiteitskaart afgeleverd door de gemeente, zowel naar het gebied binnen als buiten de draad. “De vestiging van een ijzerdraadnetwerk rondom de enclaves maakt deel uit van een preventieve maatregel die de autoriteiten nodig achten voor het behoud van hun strikte neutraliteit.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling) De burgemeester verdedigde de oprichting van de draad rond Baarle-centrum omdat die nodig was voor de voedselbevoorrading van de enclaves.
16 februari 1916
In Zondereigen werd Wilhelm Kindling begraven, een soldaat uit de derde compagnie van het Landstürm Infanterie-Bataillon ‘Halberstadt’. Over de omstandigheden van zijn dood deden indertijd twee versies de ronde. De officiële versie vertelt dat de streng Lutheraanse Kindling moreel kapot ging aan het soldatenleven en daarom zelfmoord had gepleegd (Gemeentearchief Baarle-Hertog; document 10.805).
Een andere versie wil dat Kindling door geweerschoten werd gedood op Gel (Zondereigen). Op dit gehucht was Zondereigen door de dodendraad niet meer bereikbaar vanuit de huizen van Charel Huybrechts en Gust Frijters. Beide huizen stonden op Nederlands grondgebied maar behoorden tot de parochie Zondereigen. Het woonhuis van Gust Jansen stond weliswaar aan de Duitse kant van de draad, maar ook hij kon Zondereigen niet langs de openbare weg bereiken omdat de dodendraad tweemaal die weg kruiste. Gust moest een eigen weg maken door zijn akker om in Zondereigen te geraken. (mondelinge mededeling Jos Verhoeven)
In dit grensgebied was Kindling samen met een kompaan ’s nachts aardappelen aan het stelen. Zij werden betrapt door een toevallig passerende smokkelaar. Wilhelm Kindling sneuvelde in het vuurgevecht dat hierop ontstond. Onmiddellijk werden de mensen van Gel van hun bed gelicht en hun klompen gecontroleerd. Die waren gelukkig allemaal droog. Het was op dat moment verboden om ’s nachts buiten te komen (avondklok). Ook de dief/soldaat die van het vuurgevecht getuige was geweest, sprak de inwoners van Gel vrij. Hij beweerde immers dat de smokkelaar een baard had, wat overigens niet klopte. Om zijn handen vrij te hebben om te schieten, droeg hij namelijk zijn brieventas tussen de tanden, waardoor het er op leek dat hij een lange baard had. Gelukkig droeg er op Gel toen niemand een baard. (mededeling Jos Verhoeven)
Uiteindelijk werd alleen de eigenaar van de aardappelen, Gustje Jansen, een tijdlang voor ondervraging opgepakt. Later zouden smokkelaars bekentenissen hebben afgelegd. (mededeling Jos Dufraing)
Vreemd is in elk geval dat Kindling op het ogenblik van zijn overlijden niet in Zondereigen was ingekwartierd. Zijn compagnie lag in Turnhout en de soldaten die hem begroeven behoorden tot het Landstürm Infanterie-Bataillon ‘Osnabrück’. Deze gegevens onderbouwen de these van de nachtelijke aardappelroof. Op vrijwel hetzelfde ogenblik werd volgens verschillende bronnen in Zondereigen ook nog een onbekend gebleven ontsnapte Russische krijgsgevangene geëlektrocuteerd. Uitgebreid speur-werk laat toe om met grote zekerheid te stellen dat het hier geen Rus betrof, maar een zekere Bernhard Synalewski, een Duitse grenswachter met een wel érg Slavisch klinkende naam (hij was uit Silezië afkomstig), die aan de grens verongelukte. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
Kindling en Synalewski werden in Zondereigen in een deken begraven, niet in een kist. Later zijn de lijken opgegraven. (mondelinge mededeling Jos Dufraing) Synalewski ligt nu begraven op de Duitse militaire begraafplaats in Lommel, blok 31 graf nr. 146. (e-mail Jan Huijbrechts)
3 maart 1916
“Verleend aan zekere Belgen voor verblijf- en mondkosten (5 personen van 1 januari 1916 tot 3 maart 1916): 156 gulden.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
10 maart 1916
“Met droefheid kom ik u mededelen het smartelijk verlies van onze teerbeminde moeder, dat ons is overkomen de vijfde maart. Het zal voor mij geen plezierige dag meer zijn als ik thuis kom. Moeder zal er ontbreken.” (Karel van der Voort uit Poppel vanuit kamp Zeist aan zijn neef Cornelis Huybrechts in kamp Harderwijk)
15 maart 1916
Andreas Wouters kreeg een aangetekende brief in de bus betreffende zijn ontslag als veldwachter. Zijn loon zou doorlopen tot eind maart en Wouters werd verzocht de woning onder het gemeentehuis ter beschikking te stellen uiterlijk half mei 1916. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
28 maart 1916
Twaalf kisten petroleum bestemd voor de draadloze zender stonden geblokkeerd in het station van Baarle-Nassau-grens. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
29 maart 1916
In Wortel-Kolonie, aan de grens met Castelré, speelde zich volgend bloederig grensincident af. Een citaat uit “De Duitschers in de Kempen”: “…Aan welke gevaren de geheime brievendienst, de verdienstelijke mannen, die hem uitoefenen, blootstelt, leert ons het volgende drama, dat aan de grenzen plaats greep in den nacht van 28 op 29 meert. Vier personen waren met de brieven nabij de grenzen, te Wortel gekomen en naderden de grensversperring. Hier moesten de zakken brieven onder den electrischen draad gebracht worden. Toen zij met dit werk bezig waren, werden zij door eene Duitsche patroelje verrast. Een der mannen gelukte er in ongedeerd over de grensversperring te geraken en zich uit de voeten te maken. M…, van Turnhout en een bewoner van Beerse, raakten bij hunne pogingen tot vluchten, aan den draad en werden door de electrische strooming doodgebliksemd. Corneel G…, van Turnhout, werd aangehouden, daarbij vielen al de geheime brieven (drie groote zakken), in handen der Duitsche soldaten. De twee lijken werden naar Wortel gebracht, waar hunne begrafenis plaats had. Corneel G…., werd in ’t gevang onzer stad opgesloten. De pakken in beslag genomen brieven bracht men naar het spioenenbureel in de St. Antoniusstraat.” De geëlektrocuteerden waren de 28-jarige Lodewijk Marinus, een smid uit Turnhout en de 19-jarige schoenmaker Livinus Verstappen uit Beerse. De gearresteerde was Cornelis Goversen. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
1 april 1916
Petrus Jansen, broodbakker in Baarle-Nassau, levert wekelijks op dinsdag en vrijdag 250 broden voor Zondereigen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
5 april 1916
In Baarle-Hertog werd veldwachter Andreas Wouters wegens kennelijk ‘wangedrag’ ontslagen, zie de gebeurtenissen van 15 juni 1915. Hij zou worden opgevolgd door Louis Huysmans, een afgekeurde soldaat. Na de oorlog schreef Wouters een verweerschrift aan de minister van Binnenlandse Zaken waarin hij verzocht weer in dienst te mogen treden. Volgens hem was de directe aanleiding tot zijn ontslag terug te voeren tot een incident uit 1907, waarna de burgemeester en de arrondissements-commissaris een aanleiding zochten om hem te ontslaan. Burgemeester van Gilse was echter van oordeel dat Wouters op het ogenblik van de schietpartij (15 juni 1915) dronken was geweest. Dát plus het feit dat hij in de daarop volgende maanden weigerde verantwoording af te leggen voor de gemeenteraad en zijn dienstorders te ontvangen van de burgemeester, waren de redenen voor zijn ontslag. Van Gilse was kordaat en leidde zelfs persoonlijk bij zijn veldwachter een huiszoeking naar een voorraad wapens die Wouters bij het begin van de oorlog in bewaring had gekregen van de plaatselijke douanebrigadier. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
5 april 1916
“De gemeenteraad, willende een blijk van achting en genegenheid geven aan de soldaten dezer gemeente die strijden voor wat ons boven alles duurbaar is: de eer en de roem van ons geliefd België. Besluit: een buitengewoon krediet van 275fr wordt gesticht in de gemeentebegroting van 1916. Dit bedrag zal worden verdeeld tusschen de soldaten van Baarle-Hertog en zal in natura (tabak, cigaren en chocolade) worden toegezonden.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; gemeenteraad Baarle-Hertog)
7 april 1916
De gemeentelijke geldmiddelen zijn geheel uitgeput. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
12 april 1916
Burgemeester van Gilse vroeg de oprichting van een spoorstatie in Baarle-Hertog om problemen zoals met de kisten petroleum te voorkomen. “Ik wil in volle vrijheid de noodige goederen ontvangen in transit door Nederland. Dan zijn alleen de landen van herkomst en bestemming erbij betrokken.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling) Uit de briefwisseling blijkt dat de relatie tussen de besturen van Baarle-Hertog en Baarle-Nassau helemaal was verzuurd. Haat en machtsmisbruik verhinderden een goede samenwerking.
18 april 1916
Een typisch staaltje van de incidenten die zich om de haverklap voordeden, vond plaats toen de Belgische ambassadeur klacht indiende bij het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken omdat de Nederlandse overheid twaalf kisten petroleum, die vanuit Engeland verstuurd waren ter attentie van de burgemeester van Baarle-Hertog, niet wou vrijgeven. De minister besliste daarop dat deze kisten tot aan de wapenstilstand op het station van Baarle-Nassau moesten gestockeerd blijven. Al deze beklijvende tegenmaatregelen konden echter niet verhinderen dat de installatie heel de oorlog door operationeel is gebleven. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
29 april 1916
Burgemeester van Gilse deed zijn beklag over diverse incidenten: “De veldwachter van Baarle-Nassau deed een onderzoek bij vier bakkers in Baarle-Hertog. Er wordt Nederlandse gemeente- en provincietaks geëist van Belgische kleinhandelaars. Nederlandse gendarmes onderzoeken in Belgische huizen het gebruik van eetwaren die uit Nederland werden uitgevoerd. Het controlerecht werd verruimd van eetwaren tot eender welke goederen. Bijna dagelijks verschijnt de Nederlandse Marechaussee in Belgische cafés om er het verbruik van vloeibaar carbonzuur op te meten. De Belgische brouwerij (Brasserie St.-Antoine van Antoon Brosens) is al bijna zes maanden gesloten omdat er geen mout kan worden aangekocht. Beenhouwers van Baarle-Hertog kunnen geen vee uit Nederland slachten omdat ze in Baarle-Nassau geen slachtrecht hebben. In de gemengde commissie voor uitvoer van levensmiddelen hebben de gemeenteraadsleden totaal geen invloed. Alles hangt af van de goede wil van de militairen en douanes. Belgen die buiten de Baarlese draad wonen, kunnen zich slechts met etenswaren bevoorraden mits een goede militaire escorte.” Toch was er ook goed nieuws: “Sinds het bezoek van minister Loudon wordt er niet meer met dezelfde volharding gefouilleerd bij personen die arriveren in Baarle-centrum.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
30 april 1916
Burgemeester van Gilse kloeg over ‘belachelijke plagerijen’ naar aanleiding van de arrestatie van Oscar Van den Driessche (ontvanger bij de telegraaf): “Functionarissen van Baarle-Hertog worden op het grondgebied van Baarle-Nassau systematisch opgepakt en in overtreding bevonden, alhoewel ze dezelfde papieren hebben als de inwoners van Baarle-Nassau. Meerdere eerbare mannen van Baarle-Hertog zijn door het vredesgerecht van Tilburg al veroordeeld tot celstraffen van 1 tot 7 dagen en geldboetes. Er is sprake van ondermijning van het gezag.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
5 mei 1916
Dhr. Bisseux, in bijzondere dienst in Baarle-Hertog als politiecommissaris, werd door de overheid teruggeroepen naar Calais. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
10 mei 1916
Dat de Duitsers zélf niet immuun waren voor de ‘dodendraad’ illustreert het lot van Heinrich Metser. Deze reservist uit het Ersatz Landstürm Infanterie-Battaillon ‘Neuss’ werd in de buurt van het Withof aan de grens met Castelré geëlectrocuteerd toen hij een dood konijn tussen de draden wou gaan oppikken… (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
11 mei 1916
De burgemeester van Baarle-Nassau weigerde een lijst te geven van Belgische vluchtelingen die op zijn grondgebied verblijven. (Gemeente-archief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
12 mei 1916
In de Dodengang in Diksmuide sneuvelde Emiel Cornelis Van Dijck, korporaal-brancardier van het 9de linieregiment. Emiel werd op 29 september 1886 in Zondereigen geboren als zoon van schoolmeester Jaak Van Dijck en van Maria Louisa Verschueren.
Emiel was sinds 1909 schoolmeester in Zondereigen. Op muzikaal gebied was hij zeer begaafd, net als zijn vader. Emiel volgde hem op, als onderwijzer maar ook als koster van de St.-Rumolduskerk. In 1912 trouwde hij met Marie Vermeiren, een onderwijzeres uit Borgerhout. Hun huwelijksgeluk was van korte duur. Dochtertje Maria was slechts tien maanden oud toen Emiel op 1 augustus 1914 werd opgeroepen door het leger. Zijn vrouw was bovendien drie maanden zwanger. Emiel kwam voor het eerst als brancardier in actie bij de verdediging van Luik en Antwerpen.
(Tekst van een vriend van Emiel:) “Nog herinner ik mij den dag dat het mij gegund was hem naar zijn geboortedorp te vergezellen, waar wij eenige uren verlof kwamen doorbrengen. Nooit zal ik uit het geheugen verliezen hoe de brave menschen van Zondereigen hun meester met groote blijdschap kwamen begroeten, hoe zijn woorden met begeerigheid, met vertrouwen werden onthaald, hoe in de kerk tranen in de oogen welden bij zoo menige toehoorders wanneer onze vriend met zijn heldere stem den Credo zong. Ik herinner mij nog de blijde jubelende vreugde van die liefdevolle echtgenoote, van die gelukkige ouders.”
Februari 1915 werd dochtertje Louise geboren. De oude dokter Govaerts meldde Emiel het goede nieuws. Zijn brief bereikte de Westhoek negen dagen na de geboorte. Meer dan een jaar later kwam Emiel om het leven. Nooit heeft hij zijn dochter gezien en Louise heeft nooit haar vader gekend.
(Tekst van pater Ladislas:) “Het was in helsche gevechten dat onze meester met zijn divisie ons begin mei afloste. Toen hebben wij malkander gezien, ik keek hem nog na toen hij met zijn berrie optrok ginder naar die hel, waarin hij weldra omkwam met tal van kameraden. Die berrie was voor zijn eigen lijk: eilaas voor vrouw en kroost!”
(Tekst van P.J. Cornelissen, een vriend van Emiel:) “Sedert mei hebben wij eenen nieuwen secteur overgenomen, den Dodengang in Diksmuide. De Duitschen, die slechts eenige meters van ons liggen, beschieten onze loopgrachten met bommen van alle kaliber, wier moorddadige werking verschrikkelijk is. Den twaalfden mei 1916 moest onze compagnie de voorposten leveren. Den elfden ’s avonds hadden wij stand genomen. Den nacht brachten wij grootendeels door met klappen. Ik herinner mij nog hoe Emiel met liefde sprak van zijn teerbeminde vrouw en zijne lieve kinderen, want hij kwam juist een brief te ontvangen van Mr. De Bont of Bonte van Baarle-Hertog. Deze heer had nog met zijn vrouw gesproken eenige dagen voordien. Den twaalfden, rond half vijf ’s morgens, vliegt de eerste bom de lucht in en met een helsch gekraak ontploft hij op eenige meters van onze loopgracht. We maken ons gereed om wat achteruit te trekken buiten bereik der bommen. Maar helaas! Een tweede bom valt juist voor onzen abri. Een plank wordt afgerukt en honderden scherven vliegen binnen. Emiel werd getroffen in het hart, viel ten gronde en ademde spraakloos nog eenige seconden; intusschentijd ontving hij de absolutie van E.H. Stassin alsook het Heilig Olijsel. De dood had haar werk verricht. Mijn andere vriend, René Moreau, werd ook getroffen en stierf een uur later. Wij lagen met zeven man in den abri. Drie ervan werden getroffen; Emiel en René doodelijk en één soldaat lichtelijk. Groot was de verslagenheid in de compagnie, waarin Emiel niets dan vrienden telde en ontelbaar zijn de bewijzen van genegenheid die mij voor hem zijn aangeboden.”
Emiel heeft veel levens gered als brancardier. De soldaten noemden hem ‘meester’ en zij keken vol bewondering naar hem op. Emiel werd vereerd met het Oorlogskruis en de Leopoldsorde. De brancardiers van zijn regiment legden een kroon neer op het graf, zijn Kempense collega-onderwijzers aan het front zorgden voor een Vlaams heldenhulde kruis, dat na de oorlog werd verwijderd door het Belgisch leger en vervangen door een uniform zerkje.
15 mei 1916
Het gemeentebestuur van Baarle-Hertog weigerde de gemeente Baarle-Nassau te betalen voor het onderhoud van de aardewegen omdat geen specificatie kon worden voorgelegd (of omdat men weigerde dit te doen). “Wij weten echt niet welke werken het betreft. Dus zijn er volgens ons geen werken gebeurd, dus geen betaling van 75 gulden,” aldus het gemeentebestuur van Baarle-Hertog. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
16 mei 1916
“Op ons dorp (Poppel) was de klap dat de oorlog voor nieuwjaar wel zou gedaan zijn, dus: wij moesten nog maar wat geduld hebben, zegden zij. Maar ik zegde: we hebben al wel twintig maanden geduld gehad en nog is er weinig verandering…” (Karel van der Voort uit Poppel in Kamp Zeist aan zijn neef Cornelis Huybrechts uit Zondereigen in Kamp Harderwijk).
18 mei 1916
“Dien dag had ik slecht nieuws ontvangen van mijn kozijn Karel Jespers. Deze schreef mij dat onze Vriend Emiel Van Dijck van Zondereigen den 13 mei gesneuveld was door een bom aan Dixmuide en vreeselijk moet zijne wonde geweest zijn. Op vier juni ben ik in permissie naar Adinkerke geweest naar het graf gaan zien waar onze dorpsgenoot Emiel begraven lag.” (oorlogsdagboek van soldaat Fons Versmissen uit Zondereigen, archief werkgroep Zondereigen)
19 mei 1916
“Ik heb uw brief ontvangen en ben blij dat gij, Charles Lauwerysen en August Nooyens het nog altijd goed stelt. Ik heb over enige dagen een brief van thuis ontvangen en ge kunt niet geloven hoe blij ik was want het was meer dan zes maanden geleden dat ik nog iets van thuis had gehoord. Mijn broeder Charel had een paspoort gekregen tien dagen geleden, om hooi te halen dat nog in een beemd zat achter de draad. Zo had hij op de Baarlebrug een brief geschreven. Dat was nogal een toer om daar naartoe te rijden, want hij moest langs Weelde-Statie en Baarle en dan naar Baarlebrug. (Hetzelfde verhaal hoorden we over Fons Van Beek: die moest ook twee uur om rijden en was dan op een kwartier afstand van thuis. Mondelinge mededeling Gust Van Beek) Charel reed ’s morgens om 8 uur van huis en was ’s avonds om 11 uur terug. En ze moeten het hooi nog uitdragen, want hij kon niet in de beemd komen. En dan had hij nog een lui paard, dat van Van Ginneken. Ons paard moest veulen. Het was maar twee jaar oud toen ze ermee naar de hengst gingen. Dat is wel jong, maar in zo’n tijd moet je al wat doen om het niet te moeten afgeven. Ze hadden al van alles af moeten geven: haver, koren, hooi en stro. Het werd wel betaald, maar niet veel. Het is anders allemaal duur. Laatst hadden ze nog een nest jonge varkens verkocht van vier weken oud. Ze kostten 62 frank per stuk. Ze hebben nog zoveel beesten als voor de oorlog… Voor de boeren gaat het nog redelijk. Louis Van Loon was juist die dag overleden. Het is spijtig van zo’n jonge kerel.” (soldaat Jan Verstraelen uit Zondereigen aan zijn kozijn Cornelis Huybrechts in Kamp Harderwijk)
24 mei 1916
Er waren problemen met de vergoeding van Isidoor Valgaeren, als militair geïnterneerd in Zeist. Zijn ouders ontvingen geen betaling van juli 1914 tot mei 1916, zijnde 23 maanden à 15 frank = 345 frank. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
1 juni 1916
Bij één persoon van de lichting 1915 (Josephus Joannes Jansen) en bij drie personen van de lichting 1916 (Frans Van Gils, Constant Vermeeren en Adrianus Verschueren) bestond er twijfel over de nationaliteit. Volgens burgemeester van Gilse waren het Belgen. Immers, “wie in Holland is geboren uit eenen Belg die in Holland was gevestigd op het ogenblik van de geboorte van het kind, is Belg.” De vier personen hebben zich echter ingeschreven in het Nederlandse leger, “waar ze welwillend werden onthaald.” Josephus Jansen (°Baarle-Nassau 29 oktober 1895) was een zoon van bakker Petrus Jansen, verblijvend in Baarle-Nassau en zelf geboren in Baarle-Hertog op 2 december 1853). Frans Van Gils (°Baarle-Nassau 7 juli 1897) was een zoon van Jozef Van Gils, werkman uit Meer. Constant Vermeeren (°Baarle-Nassau 26 februari 1897, ingeschreven in het Nederlands leger in Breda op 22 mei 1916) was een natuurlijk kind van de Belgische Maria Voeten. Het kind werd gewettigd door haar huwelijk met de Belg Frans Vermeeren, zelf geboren in Baarle-Hertog. Adrianus Verschueren was in Nederland geboren op 4 maart 1897 uit Belgische ouders (dus na 30 juni 1893, de datum waarop de wet van toepassing werd). Volgens de Belgische en de Nederlandse wetten was hij dus een Belg. Burgemeester van Gilse vroeg een streng onderzoek vanwege de overheid. Van de lichting 1915 gingen meerdere jongens zich pas aanbieden na “bedreigingen van overheidswege”. Hij vroeg ook om de lichting 1916 zonder verder uitstel op te roepen: “Van de lichting 1916 heeft alleen Leon Gillis een oproep ontvangen om zich op 2 juni aan te melden voor het vertrek naar Folkestone. U weet hoe dat gaat: de ene vertrekt niet omdat de andere blijft.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
9 juni 1916
Jos Leestmans, schepene van Baarle-Hertog en wonende in het bezette Zondereigen, werd gemachtigd om het onderwijzend personeel van Zondereigen te betalen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
12 juni 1916
“Eerst moet ik zeggen dat wij horen dat vader weer goed gezond is. Wij zijn ook gezond en hebben onze buik nog vol. De jongste dochter van Neelis Verschuuren is dood. Zij moet lang ziek geweest zijn. Charel Springaar is ook dood, zegde Net Frijters. En Mie Van Ammel scheidt er met Kerstmis uit met boeren. Er is hier op Gel over een veertien dagen een Duits over de grens gekomen. Met behulp van zijn bajonet is hij onder de draad door gedabd. Hij was hier bij Gust Frijters nog geweest. Hij was ook content dat hij in Holland was, want hij kon alle dagen de tijding verwachten van naar het front te moeten gaan en had er al genoeg van. Hij was getrouwd en had ook kinderen. Verleden week is er weer ene over gekomen aan de statie. Die kerel had de draad vermeden. Hij had een pakje wasgoed onder de arm en deed alsof hij naar de wasvrouw zocht en sprong naast de schildwacht over de ketting en was in Holland. Een andere Duitser is dicht bij de kapel aan de Statie aan de draad dood gebleven. Dat zijn er al drie en die anderen op Gel hadden gezegd dat er nog veel kwamen als ze durfden en als er de draad niet stond. Er is ook nog een Russische krijgsgevangene over de grens gekomen die aan het front werkte. Hij had 21 dagen gegaan eer hij hier was, had hij in Baarle gezegd. Hij had ook gezegd dat hij weer naar Rusland ging en naar het front. Ge zult ook wel weten, denk ik, dat Mil Van Dijck dood is. Hij moet in Diksmuide gesneuveld zijn door het vallen van een bom uit een vliegmachine… De duurte van het vee in België wordt nog hoger. Bij Gust Jansen hebben ze 2.000 frank voor een vaars geboden en ze kregen ze niet. 2.100 moest het zijn… Komt met verlof eens lang, ge zijt altijd welkom, dat weet ge. Er zijn er nog meer in verlof gegaan. Gust Nooyens heb ik ook nog niet gezien. Ge zult misschien allemaal gelijk komen met Zondereigen kermis…” (Charel Huybrechts vanuit Baarle-Nassau aan zijn broer Cornelis Huybrechts in Harderwijk).
15 juni 1916
De gemeentebesturen van Ravels, Weelde en Poppel vroegen om wekelijks 50 kg vleeswaren te mogen ontvangen uit Baarle-Hertog. De burgemeester van Baarle-Hertog dacht dat dit moest kunnen omdat de slagers van Baarle-Hertog accijnsrechten betaalden voor het slachtvee dat vanuit Nederland in Baarle-Nassau werd ingevoerd. De directeur van de belastingen in Breda weigerde op 3 oktober 1916 hierop in te gaan. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
5 juli 1916
“Ik ben voor acht dagen in congé geweest bij mijn schoonbroeder Blockmans. Die is nog altijd in Frankrijk, ver achter het front en hij verdient er alle dagen 10,50 frank. Ik ben er nu al voor de tweede keer geweest. Verleden jaar zijn we samen naar Engeland geweest. Frans Jansens van Strikken zie ik bijna alle dagen en over veertien dagen heb ik nog bij August Remeysen geweest. Hij stelt het ook nog goed.” (soldaat Jan Verstraelen uit Zondereigen aan zijn kozijn Cornelis Huybrechts in Harderwijk)
5 juli 1916
Aanvaring tussen de twee Baarlese burgemeesters. Mensen (B-N) riep Van Gilse (B-H) toe: “Vroeger liep men hier aan uwen leiband, doch die tijd is uit.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
13 juli 1916
De gemeenteraad besliste om mevrouw Van Dijck-Vermeiren (haar man was zopas gesneuveld in Diksmuide) in functie te houden. Ze gaf al twee jaar onderwijs in Zondereigen, tot aller voldoening. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
21 juli 1916
“De Burgemeester van Baerle-Hertog heeft de eer te berichten dat een Te Deum zal gezongen worden op vrijdag 21 juli te 11 ½ ure in de parochiale kerk van Baarle-Hertog.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; schepencollege Baarle-Hertog)
21 juli 1916
In Baarle-Hertog grepen de daar residerende bannelingen, de nationale feestdag aan om er een grote ‘vaderlandsche betooging’ te organiseren. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
28 juli 1916
Burgemeester van Gilse gaf inlichtingen aan de consul in Vlissingen over Adrianus Jacobus Martens, woonachtig in Oud-Turnhout. Martens was geboren in Baarle-Nassau, volgens Van Gilse uit Belgische ouders. Hij was dus zelf ook Belg en bijgevolg dienstplichtig. De burgemeester komt tot dit besluit na een mooi staaltje logica. Grootvader Martens woonde in Baarle-Hertog ten tijde van de Belgische onafhankelijkheid en ook nog na het sluiten van de vrede tussen België en Nederland (grensverdrag 1839). Dat maakte van grootvader Martens een Belg. Bijgevolg waren zijn zoon en kleinzoon Belg, beiden als kind van een Belgische vader. Burgemeester van Gilse merkt op dat vaak verhuisd wordt van Baarle-Hertog naar Baarle-Nassau en omgekeerd, echter niet met de bedoeling om zich definitief in het buitenland te vestigen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
Het is niet duidelijk of Alfons Martens (°Baarle-Nassau 7 januari 1888,
+Sinaai 24 juni 1960) tot diezelfde familie behoorde. Fons studeerde aan het Klein Seminarie in Hoogstraten. Na correspondent te zijn geweest van ‘De Maasbode’ werd hij in 1914 de eerste hoofdredacteur van ‘Ons Volk ontwaakt’. Tijdens WO 1 was hij actief in Frankrijk. Daarna werd hij de bezieler van het radicale Vlaams Nationale satirische weekblad ‘Pallieter’ samen met zijn zwager Filip De Pillecijn (leider van de Frontbeweging). In 1925 keerde Fons Martens terug naar ‘Ons Volk Ontwaakt’, dat hij bleef leiden tot aan de Tweede Wereldoorlog. Toen werd hij hoofdredacteur van de collaboratiekrant ‘Het Algemeen Nieuws’. Na WO II werd Fons veroordeeld tot een zware gevangenisstraf. Hij kwam pas omstreeks 1955 vrij en was nadien vooral actief in de religieuze journalistiek. (e-mail Jan Huijbrechts)
8 augustus 1916
Voor heel wat opschudding zorgde de tragische dood van een student aan het Klein-Seminarie van Hoogstraten, de 17-jarige Jan Jozef Van Der Kelen uit St.-Kwintens-Lennik. Hij wou tijdens het schoolverlof naar Engeland vluchten om zich bij zijn ouders te vervoegen. Hij was er omstreeks 15.00 u. (zoals het Wortelse overlijdensregister stipuleert) al in geslaagd om ter hoogte van de boerderij van Louis Meyvis aan het kapelletje van Minderhout, via een slootje, onder de versperringen door te geraken. Toch werd hij, toen hij zich al bijna 100 meter op het grondgebied van Castelré bevond, in het hoofd geschoten door een Duitse soldaat. Hij overleed ter plaatse. Zijn stoffelijk overschot werd te Wortel begraven, waar zijn graf tot de Duitsers dit verboden geregeld van vers geplukte bloemen werd voorzien door dorpsbewoners. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
14 augustus 1916
“Eerw. Heer L. Mertens van Zondereigen is uit Frankrijk afgekomen als aalmoezenier voor ons bataljon. Tegen den avond van 14 augustus 1916 kwam hij mij vragen of ik ordonnans (helper) wilde worden van hem. Op zondag 15 augustus was ik dan zijn helper en misdienaar. Ik moest dan de kleine exercities in de compagnie niet meer meemaken, ook de wacht in de loopgrachten niet altijd. Dezelfde avond trokken ik en M. Mertens naar de eerste lijn voor drij dagen en dan drij dagen verder achteruit waar de auto’s van het roodkruis de gekwetsten kwamen halen.” (Uit het dagboek van Fonske Versmissen)
Alfons Jozef Versmissen werd op 11 april 1893 in Zondereigen geboren als zoon van timmerman Adriaan Jozef Versmissen en van Maria Philomena Jespers (de overgrootouders van Guido Versmissen, beter bekend onder zijn artiestennaam ‘Guido Belcanto’). Op 16 september 1913 werd hij opgeroepen in het leger. Zijn dienstplicht was bijna ten einde toen de oorlog uitbrak. Versmissen kreeg toen een zilveren frank mee van zijn moeder. Die heeft hij altijd als geluksbrenger bij zich gedragen. Fonske diende tijdens de oorlogsjaren als soldaat van het 7de en het 17de linieregiment, van 4 augustus 1914 tot 31 oktober 1918. Toen werd hij door gifgassen bevangen en belandde hij ver achter de linies, in Noord-Frankrijk. Veertig dagen verlof Op 21 augustus 1919 kreeg hij veertig dagen verlof in het leger. Op 30 september 1919 zwaaide hij definitief af.
Later zou Fonske Versmissen door de gifgassen aan chronische bronchitis gaan lijden. Zijn invaliditeitsbewijs als oorlogsinvalide dateert van 1 augustus 1928 en vermeldt een arbeidsongeschiktheid van 30%. Fonske werd vereerd met het Oorlogskruis met palm, de zege- en de herinnerings-medaille. Hij behaalde niet minder dan acht frontstrepen. Na zijn huwelijk met Maria Barbara Kuypers in 1921 verhuisde hij naar Hoogstraten (Van Aertselaerstraat), waar hij tot zijn 65ste tramontvanger was. Hij overleed op 75-jarige leeftijd.
16 augustus 1916
Eén van de uiterst zeldzame huwelijksaankondigingen, van Jansen-Segers, werd aangeplakt aan de gemeenteschool van Zondereigen. (Gemeente-archief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
21 augustus 1916
Burgemeester van Gilse trad meer en meer op als tussenpersoon tussen de Belgische overheid in het buitenland en de gemeentebesturen in het bezette binnenland. Hij meldde bijvoorbeeld het overlijden van soldaat Willem Cornelis Mertens (°Weelde 16 december 1891), 7de linieregiment, gesneuveld te Steenstraat op 20 juni 1916. Mevrouw Mertens woonde in Ravels. Wat later informeerde hij op vraag van de Ravelse burgervader bij de chef van het kabinet van de Minister van Oorlog in Le Havre naar nieuws over soldaat Henri de Kort, 2de regiment carabiniers 4de bat. 3de cie. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
28 augustus 1916
De enclaves telden 1031 inwoners en 93 vluchtelingen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
30 augustus 1916
“Hij zou er ook nog een man of tien kunnen uithalen om in de heide te werken. Het is hier alsof ik terug thuis ben.” (Geïnterneerde soldaat August Nooyens uit Zondereigen aan Corneel Huybrechts, geïnterneerd in Kamp Harderwijk. Gust was zopas tewerkgesteld bij een landbouwer in Bladel.)
30 augustus 1916
Twee gendarmes arriveerden in Baarle-Hertog. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
2 oktober 1916
“De gehele zondag was hier verschrikkelijk roffelvuur te horen, waarschijnlijk uit de Somme-streek in België. Rond zes uur verzwakte het geluid, zodat men aanneemt dat infanterie-acties begonnen zijn.” (Tilburgse Courant)
3 oktober 1916
Johannes Alex, koerier van het Belgische consulaat-generaal in Vlissingen, diende klacht in bij de minister in La Haye na een incident in Baarle. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
4 oktober 1916
Op 4 oktober 1916 mocht Cornelis Huybrechts vanuit kamp Harderwijk in uniform vertrekken naar het Zandeinde in Riel, om er te gaan werken op de boerderij van Arnold Schellekens. Die betaalde hem zes gulden per week, waarvan 2,5 gulden via de overheid op een spaarboekje werd gestort. Dat geld werd hem na de oorlog overgemaakt. Nellis kwam vanaf eind 1916 regelmatig op bezoek bij zijn broer Charel (Ghil, Baarle-Nassau). Het was naast de briefwisseling met zijn neef Peter het enige contact met de familie. Omwille van de dodendraad geraakte hij niet in België.
4 oktober 1916
Guillaume Van Beurden, geïnterneerde soldaat, werd als landbouwer tewerkgesteld bij de weduwe Van den Broeck in Baarle-Nassau. Hij verdiende daar 4,50 gulden per week waarvan 1,50 gulden naar een spaarboekje ging. Adrien Verschueren verdiende op dezelfde manier zes gulden bij J. Brosens in Ulicoten. Charles Van der Voort werkte twee dagen bij Willem van Gool in Baarle-Nassau en keerde dan terug naar het kamp. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
5 oktober 1916
Naar aanleiding van de controles van Belgische winkels door de veldwachter van Baarle-Nassau vroeg burgemeester van Gilse aan zijn collega dhr. Mensen uit Baarle-Nassau om voortaan de circulaires der Nederlandse regering (die ook de inwoners van Baarle-Hertog aanbelangden) te bezorgen bij het gemeentebestuur van Baarle-Hertog, dat zelf zou instaan voor de huis aan huisbestelling ervan. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
5 oktober 1916
Jan Van Thuerenhout, een uit Mechelen afkomstige 40-jarige postbode, wou als oorlogsvrijwilliger de grens oversteken. Op de Baarleheide aan de grens tussen Castelré en Wortel werd hij neergeschoten. Hij werd op Nederlands gebied getroffen want bij zijn naam staat in het Mechelse overlijdensregister in potlood geschreven ‘décédé en Hollande’. Hij moet actief zijn geweest als smokkelaar, want Jan kreeg postuum de Leopoldsorde mét gulden streep als “erkenning van zijn diensten aan het land bewezen en voor zijn toewijding tijdens de oorlog.’ Zijn stoffelijk overschot werd na de wapenstilstand opgegraven en overgebracht naar het militaire erepark op het Mechelse stadskerkhof. Van Thuerenhout was gehuwd en vader van een zoon. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
8 oktober 1916
“Wel heeft het hard geweest als men in twee jaar niets meer heeft gedaan en ge kunt wel denken, het is hier geen kettingen maken. Maar het is toch veel beter als in de pindraad. Men is toch heel wat vrijer.” (strijd- en slaapmakker Frans Neefs vanuit steenfabriek Ruischerbrug in Noorddijk, Groningen, aan Karel Lauwerysen, barak 24 in Harderwijk, Gelderland)
8 oktober 1916
“Zoals ik heb vernomen bent u er ook bijna uit. Het doet mij genoegen want het is toch een heel ander leven, zeker als men een plaats aantreft zoals ik en Karel. Er zijn in België weer veel paarden opgeëist…” (August Nooyens bij Jan Meulemans, Leemskuilen in Bladel aan Cornelis Huybrechts, post doorgestuurd naar Arnold Schellekens, Zandeinde in Riel).
9 oktober 1916
De meest tragische gebeurtenis, of tenminste de zaak waarover men in onze regio tot op de dag van vandaag nog verhaalt, was de dood van de Castelse zusters ‘Sjowke’ en ‘Towke’ Verheyen. Zij stierven in de Lange Beemden tussen Wortel en Castelré. Hun ouders, Frans Verheyen en Pauline Hapers, hadden één van de achttien toenmalige cafés aan de Schooreindseweg te Castelré. Sjowke (Joanna Catharina) werd op 18 augustus 1879 in Minderhout geboren. Haar zus, Towke (Maria Catharina) werd op 12 april 1884 in Baarle-Nassau geboren. Vanaf haar zestiende was Sjowke dienstmeid bij het kroostrijke gezin van de Antwerpse gerechtsdeurwaarder Matthieu te Minderhout. Ook Towke werd dienstmeid, in Antwerpen. Maar door de oorlogsomstandigheden verbleef ze vanaf oktober 1914 terug bij haar ouders in Castelré. Vanaf het voorjaar van 1915 werden beide zusters door de versperringen voorgoed van elkaar gescheiden. Toch hielden ze, zoals vele grensbewoners, contact met elkaar aan de draad zélf. De laatste nieuwtjes werden uitgewisseld en vaak werden ook kleine pakketjes over de draden gegooid, tenminste als de al dan niet van steekpenningen voorziene Duitse grenswacht een oogje dichtkneep.
Zo hadden ze een afspraak gemaakt voor maandag 9 oktober, rond half twaalf aan de Lange Beemden in Wortel, een verlaten stuk beemd dat aan de Nederlandse Schransbeemden grensde, helemaal in de uiterste noordhoek van Wortel. In dit troosteloze gebied, begrensd door de Mark en de Hollandse Loop, liep de draad dwars door de Lange Beemden heen, om dan af te buigen naar waar nu de Markbrug ligt. Towke verliet haar ouderlijke huis, kort na elf uur. In haar hand droeg zij een kannetje petroleum voor de familie Matthieu. Vanuit de herberg ging ze via de modderige Schooreindseweg naar de Hoogstraatsebaan. Zij stak deze baan over, de Bremstraat in, waar zij langs de huisjes liep die nu de nummers 35 en 37 dragen op de Schootsenhoek. Vanaf hier werd ze vergezeld door Marieke Schuurmans, een vriendin, die wel vaker met haar naar de grens was getrokken. Achter deze huisjes namen de twee meisjes een onooglijk zandpad, de zgn. Pad van den Lange Beemd, dat na ongeveer 200 meter bij de Hollandse Loop uitkwam. Over een geïmproviseerd bruggetje bereikten ze vrijwel onmiddellijk hierna de draadversperring.
Aan de andere kant verscheen een paar minuten later haar oudere zus Sjowke, vergezeld door To Michielsen. Sjowke was vanuit de woning van Matthieu, langs het kapelletje van O.L.Vrouw – in – den – Akker, via het Withof naar de watermolen gegaan. Iets verder, aan de wegkruising, ging ze in de richting van de Bosuil. Na amper 150 meter sloeg ze een – tot op de dag van vandaag nog bestaand- weggetje links in dat rechtstreeks leidde naar de Lange Beemden. Sjowke droeg een pakje met medicijnen voor haar zieke moeder en een pak klompen, voor een aantal Castelrénaren. In Castelré woonde immers geen klompenmaker. Tow Michielsen-Broes had een pakje brieven bij, die Towke later zou wegbrengen naar de Belgische postdienst in Baarle-Hertog. In de onmiddellijke omgeving liep een Beiers soldaat de wacht die in de volksmond “den dikke Sjarel” werd genoemd. Gewoonlijk kneep hij een oogje dicht bij transacties aan de draad. Zeker wanneer hij, zoals nu het geval was, van zwijggeld was voorzien. Om beter de meegebrachte zaken te kunnen uitwisselen was Sjowke onder de buitenste veiligheidsdraden doorgekropen. Omdat Sjowke en Towke Michielsen het pak klompen niet over de draad konden krijgen werden de klompen één voor één over de draad geworpen. Eén klomp raakte de middenleiding en viel er net achter. Sjowke deed een poging om deze op te rapen, maar door de sterke wind waaiden haar haren en rok tegen de elektrische hoogspanninglijnen. Ze werd volgens ooggetuige Tow Michielsen vrijwel op slag gedood. Haar ogen stonden open als uitgepuild en uit haar mond stak een geheel zwarte tong. Ook haar handen en vingers waren zwartgeschroeid. Niet denkend aan het gevaar was Towke ogenblikkelijk haar zus ter hulp gesneld. Ze probeerde het hoofd van het ongelukkige meisje terug te duwen, maar werd hierbij zelf geëlektrokuteerd. Machteloos en gillend van angst zagen de twee meegekomen vrouwen hoe ook zij stierf. Marieke Schuurmans, die aanstalten maakte om het lichaam van Towke van de draad weg te trekken werd dit nog net op tijd verhinderd door de in allerijl toegesnelde landstürmer Karl, die zijn geweer op haar richtte en haar verbood de lijken aan te raken.
De Duitsers in de bewakingspost op het Withof waren – gealarmeerd door de in paniek weggelopen Tow Michielsen – in een mum van tijd ter plaatse. Nadat ze met horten en stoten haar verhaal had verteld werd ze in shock naar huis gestuurd. In 1980 verhaalde de dochter van Tow Michielsen aan Marcel Leunen wat ze die dag als 17-jarige meemaakte: “Veel later dan gewoonlijk zagen we moeder door ’t veld komen, en we zagen aan haar houding en aan haar trage gang dat het niet normaal gegaan was. Wit als ’n laken kwam ze thuis binnen. Haar eerste woorden waren: “Ik kan ’t niet vertellen.” Waarop ze in tranen uitbarstte. Toen ze wat kalmer geworden was, kwam het eruit: “Tow en Sjow, ze zijn alle twee dood… En nu zullen ze mij ook wel komen halen…”
Een Duitse officier, die ondertussen ter plekke was gekomen, stuurde een soldaat naar de schakelkast te Wortel, om er de stroom in het bewuste vak uit te schakelen. Het lichaam van Toke werd daarop onder de drie hoogspanningsleidingen doorgetrokken, en beide vrouwen werden naast elkaar gelegd op wat musterd. Leon Michielsen (“Leike van den oliemolen”, echtgenoot van Tow Broes) werd hierna door de Duitsers opgevorderd om de twee lijken op te pikken. Met zijn schichtig, jong paard durfde hij echter niet door de drassige beemden. Hierop ging de Wortelse veldwachter Karel Donckers (die door de Duitsers gelast werd, als Belgisch gerechtelijk ambtenaar, de officiële vaststellingen te doen) naar Jef Vermeiren op het Withof. Deze ging ’s avonds in de maneschijn, met zijn drie zonen Peer, Jaak en Frans op weg, met de lijkbaar uit de kerk van Minderhout, om zijn lugubere taak uit te voeren. Na afloop zou hij het volgende gezegd hebben tegen de Wortelse garde: “Dat doe ik nooit meer, voor niets of niemand…” De drie zonen droegen de lichamen door de Beemden, naar de weg. Hier werden ze op een kar gelegd. Frans herinnerde zich deccenia later nog de zwart geblakerde handen en armen.
Het gruwelijke transport ging toen via het Withof en de Molenstraat naar het washuis van de familie Matthieu, waar de twee vrouwen werden opgebaard. Drie uur na de tragische gebeurtenis werd officiëel ten overstaan van de Wortelse burgemeester, aangifte gedaan van het overlijden, door de veldwachter en landbouwer Louis Meyvis. Hoe het met Tow Michielsen afliep, vertelde haar dochter later aan Marcel Leunen: “’s Avonds werd er op de deur geklopt. Moeder zei tegen ons: “Ze komen mij halen… en dan?” Maar groot was haar opluchting toen het die “goeie soldaat” bleek te zijn, die tegen smeergeld dikwijls een andere kant uitkeek. Hij kwam een paar pakskes terugbrengen, die bij de lijken gevonden waren. In dankbaarheid maakten wij de pakskes seffens open, om er de soldaat ook wat van te geven: eetwaar, zeep of zoiets. Maar er bleken ook brieven in te zitten. Toen de soldaat dat zag, leek hij ineens door den duivel bezeten. Hij vloog naar buiten, de nacht in…”
Volgens verschillende bronnen werd deze ‘Dikke Sjarel’ later – omdat hij ook daar heel wat door de vingers zag- in Arendonk gearresteerd. De overlevering wil dat hij in Brussel gefusilleerd werd op bevel van de Duitse militaire gerechtelijke instanties. Onderzoek in Duitse archieven heeft echter geen bewijsmateriaal opgeleverd om dit verhaal te staven. Verschillende auteurs bevestigen echter wel dat Duitse militairen die hand- en spandiensten leverden bij de smokkel, in het beste geval een strafmutatie naar het front kregen en dat er inderdaad enkele Duitsers standrechterlijk zouden zijn terechtgesteld. Omstreeks de jaarwisseling zouden er trouwens nieuwe instructies worden gegeven aan het hoogspanningscommando, om te verhinderen dat Duitse grenswachters afspraken zouden maken met smokkelaars. Geen enkele soldaat mocht voortaan zijn wachtpost verlaten zonder uitdrukkelijke toestemming van de hoofdwachter. Om te bepalen welke soldaten de wacht waar moesten optrekken werd er voortaan per wachtronde geloot. Het was ten strengste verboden om de lotnummers of de opdrachten te verwisselen. De uitslagen van de lotingen werden net als de geringste afwijking op de regels in het dagelijkse wachtverslag genoteerd. Leike Michielsen en zijn vrouw ontsnapten net als de Duitse grenswachter ook niet aan de dans, want ze werden later opgepakt voor smokkel en zouden elk drie maanden in de gevangenis doorbrengen. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
19 oktober 1916
Dhr. A. Huybrechts, lantaarnopsteker in Baarle-Hertog, vroeg toestemming aan de militaire autoriteit in Baarle-Nassau om de petroleum die benodigd is voor de straatverlichting ook buiten de daarvoor vastgestelde tijd te mogen vervoeren. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
20 oktober 1916
De uniformen en wapens van de twee gendarmes die drie weken geleden in Baarle-Hertog arriveerden, waren nog niet aangekomen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
21 oktober 1916
Burgemeester van Gilse was goed op de hoogte van de Nederlandse wetgeving: “Vader Willemen had op het ogenblik van de geboorte van zijn zoon Ludovicus het Nederlanderschap verloren door een buitenlands verblijf van meer dan tien jaar (wet van 12 december 1892).” Ludovicus Willemen had bijgevolg Belgische militieverplichtingen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
25 oktober 1916
“Het Kerkenhuis, waar Tesschy vroeger in woonde, is afgebrand. De pompiers hebben druk moeten werken. Ik heb vandaag den schatter der schade gespeeld en ons Pastoorke zal er eene goede broek van trekken. Ook heb ik gezorgd dat de pompiers een goed fooike trekken.” (Karel Versmissen uit Zondereigen aan hoofdonderwijzer Jespers-de Kort, Meerle)
25 oktober 1916
Mejuffrouw Marie Michielsen werd tijdelijk benoemd tot onderwijzeres van de Franse afdeling in de school voor uitgeweken Belgische kinderen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
1 november 1916
“Alle Belgen geboren na 30 juni 1876 en voor 1 juli 1898, in Baerle-Hertog verblijvende, zijn opgeroepen om voor den duur van den oorlog het Vaderland te dienen. Bijgevolg moeten de mannen die in deze gemeente verblijven zich voor 15 november 1916 op het gemeentehuis aanbieden, waar hun de noodige inlichtingen zullen verschaft worden. Zullen als deserteurs beschouwd worden: diegenen die van woonplaats veranderen om zich aan de wervingsverrichtingen te onttrekken…” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; schepencollege)
15 november 1916
Ter gelegenheid van het Feest van de Dynastie en de naamdag van koning Albert I, vond er een groot feest in Baarle-Hertog plaats. Honderden bannelingen uit de regio namen hieraan deel. Na het plechtige Te Deum dat in de Sint-Remigiuskerk werd gezongen vond er in de namiddag in de feestzaal een huldevergadering plaats met als gastsprekers volksvertegenwoordiger Frans Van Cauwelaert en de jurist Laurent Fierens. De populaire componist Emiel Hullebroeck kon zijn liederen uitvoeren als muzikale omlijsting. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts) De opbrengst kwam ten goede aan de Baarlese soldaten aan ’t front. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; schepencollege)
15 november 1916
In Baarle-Hertog vergaderde het Belgisch Comiteit ’s Gravenhage. De namenlijst van de deelnemers moest acht dagen voor e vergadering met namen, beroep, ouderdom en verblijfplaats in Nederland aan de militaire autoriteit in Baarle-Nassau worden overhandigd. Was deze vergadering een dekmantel voor de komst van een officiële Belgische delegatie naar het Te Deum? (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
26 november 1916
Tachtig Belgische vluchtelingenkinderen in Baarle-Hertog konden vanaf vandaag gebruik maken van de nieuwe vrije gemengde lagere school, die in de zaal Sint-Remigius werd ingericht. De school werd geleid door de uit Turnhout afkomstige Julia Jespers. In haar taak werd ze bijgestaan door twee ongediplomeerde krachten, Elise Slockers uit Baarle en Irma Haegeman, een vluchtelinge uit Geraardsbergen. De meubelen voor het schooltje werden gratis ter beschikking gesteld door de firma Mes uit Wychem, terwijl de Belgische regering vanuit Le Havre vier grote kisten met kinderkleding deed bezorgen. Een paar weken later werden ook de schoolboeken dankzij de bemiddeling van de heer Van Pelt, de Belgische consul in Breda, aan het schooltje bezorgd. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
4 december 1916
Er was een klacht over huisvredebreuk tegen gendarme Lucassen van Baarle-Nassau. Die had ’s nachts in een Belgisch huis de toegang geëist tot de op de bovenverdieping gelegen kamer van de zieke mevrouw Bolsius. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
12 december 1916
Het gemeentebestuur van Baarle-Hertog beloofde aan de raad van Baarle-Nassau de vergoeding voor gemeenschappelijke diensten te bekijken op voorwaarde dat die niet buiten hun weten om waren uitgevoerd. Voorstellen moesten tijdig worden overgemaakt. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
12 december 1916
“Het leven gaat hier nog omtrent als vroeger. Wel wat minder plezier. Het is een dure tijd, zegt iedereen. Voor de boer is dat niet het ergste. Verleden week hebben wij nog een koeike verkocht voor 1.525 frank.” (Peter Huybrechts, zoon van Jaak, vanuit het Lipseinde in Zondereigen aan zijn oom Cornelis Huybrechts in Riel)
20 december 1916
Dagenlang waren 5 Duitse militairen, waaronder 2 landmeters-architekten, bezig met allerlei opmetingen in de grensstreek. Het gerucht ging dat ze bezig waren met het uittekenen van een loopgravenlinie langs de Nederlandse grens. Wellicht had dit alles te maken met de plannen die enkele leden van het Duitse Keizerlijke staf in Berlijn hadden om het in hun ogen bijzonder hinderlijke Belgische telegraafstation in Baarle-Hertog uit te schakelen. Zij ontwierpen plannen om de enclavegemeente te bombarderen. Verontrust voor de internationale consequenties, indien granaten op Nederlands grondgebied zouden terechtkomen, werden deze plannen onder druk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de koelkast gestopt. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
24 december 1916
Tijdens de kerstnacht beviel in het Baarlese vluchtelingenkamp Isabella Victoria Gevers van een dochter, Elisabeth. Vader Ludovicus Huysmans, een afgekeurde soldaat uit Meerhout die was aangesteld tot veldwachter, assisteerde bij de bevalling. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
26 december 1916
“Ik kreeg nieuws van thuis. Ze lieten mij met een kaartje weten dat Jos Van Gils mijn schoonbroeder is geworden. Die zal de vrouw van u heel zeker goed kennen.” (geïnterneerde soldaat Karel Lauwerysen uit Zondereigen tewerkgesteld bij PJ van de Ven in Bladel aan zijn lotgenoot Cornelis Huybrechts, tewerkgesteld in Riel).
30 december 1916
Burgemeester van Gilse verklaarde dat dr. Govaerts zijn auto niet kon missen omdat hij de omliggende dorpen bediende. In het algemeen belang had de dokter nieuwe autobanden nodig. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)