06. Kroniek van Baarle in de Eerste Wereldoorlog (1915)

Januari 1915
De uitgeweken onderwijzers van de vrije school voor vluchtelingenkinderen werden door hun gemeentebesturen ter functie teruggeroepen. Het onderwijs aan uitgewekenen moest daarom worden gestaakt. De vluchtelingenkinderen werden aanvaard in de aanneembare school en de gemeenteschool, waar het schoollokaal in twee klassen werd verdeeld. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester van Gilse, nota “Baarle-Hertog”, p.2)

 

Begin 1915
Als alternatief tegen de Duitse censuur en als één van de opvallendste vormen van verzet tegen de bezetter, fungeerde in de Kempen een goed gestructu­reerde geheime postdienst. Brieven werden ondanks grote risico’s over de grens gebracht door smokkelaars, de zoge­naamde grens­rak­kers. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

10 januari 1915
“Dagelijks werden vanuit Tilburg karrevrachten met brood naar Turnhout vervoerd en door de Tilburgse bakkers tegen goede prijzen verkocht. Bij de grens sneden de Duitsers de broden in lengte richting middendoor om te zien of er geen schrifturen in waren verborgen. Deze handel werd oogluikend toegestaan.” (Tilburgse Courant)
 
12 januari 1915
De Belgische regering was zich snel bewust geworden van het nut dat Baarle-Hertog pre­cies door haar bijzondere ligging kon hebben. Zo bracht op 12 januari 1915 de Belgische minister Joris Helleput­te incogni­to een bezoek aan de enclaves.  (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
12 januari 1915
Dr. Govaerts vroeg de onmiddellijke overbrenging van Leopold Kersemans, tijdelijk te Baarle-Hertog verblijvend als vluchteling, naar het St.-Elisabethgasthuis in Turnhout. Kersemans was tuberculosepatiënt. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)

15 januari 1915
Isidorus Claes (°Aarschot 27 november 1891) was onderwijzer van de vluchtelingenkinderen in Baarle-Hertog van 15 januari 1915 tot 15 december 1915. Zijn wedde bedroeg 60 frank per maand. Hij moest stoppen met lesgeven omdat hij niet in orde was met de militiewetgeving. (Gemeentearchief Baarle-Hertog)
 
17 januari 1915
De Kempenaar schreef over de Nederlandse grenstroepen: “Donderdag-morgen rond half zeven brandde de schuur van A. Voeten in de Kerkstraat tot aan den grond af. Eenige paarden van de huzaren die daar gestald waren, zijn gered. Doch de kardoezen en een bus dyna­miet ontploften. De schuur hoorde toe aan Mr. van Gilse, burgemeester. Naar men zegt, dekt de verzekering de schade. Terwijl de schuur van A. Voeten aan het branden was, riep men van alle kanten dat ook de schuur van J. Michielsen in brand stond. En waarlijk, de schuur stond in lichterlaaie; ook daar stonden paarden van de huzaren, doch zij hebben geen letsel bekomen. Dat is het afscheid der huzaren in Baarle, daar zij denzelfden morgen vertrokken…” (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
20 januari 1915
De Belgische minister van Spoorwegen en PTT opperde aan de minister van Oorlog de Broqueville het idee om in Baarle een militair telegraafstation te bouwen. Aan de oprich­ting ervan gingen in het groot­ste geheim maanden van inten­sieve voor­be­reiding vooraf. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
21 januari 1915
“Smokkelaars aangehouden in Tilburg. Buit: 100 kg.bloem, petroleum en een partij lege zakken.” (Nieuwe Tilburgse Courant)
 
26 januari 1915
Naar verluidt waagden in december 1914 om en bij de 5.000 jongemannen de sprong over de grens en in januari 1915 waren het er 6.400 die de biezen namen. Generaloberst Freiherr von Bissing besliste dat Belgische mannen tussen 16 en 45 jaar voortaan geen gunsten meer kregen voor het verkeer naar Nederland. Zij die de grens toch trachtten te overschrijden, zouden door de grensposten worden doodgeschoten. Wie hen behulpzaam was, zou volgens de oorlogswetten worden behandeld. Dit gold ook voor familieleden die de illegale grensoverschrijding niet hadden verhinderd. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

26 januari 1915
“Verzoek om dhr. Huynen een passeport te willen afleveren voor de verplaatsingen van Turnhout naar Baerle-Hertog. Hij is rijksveearts en moet het geslacht vee komen keuren. Sedert enige weken is er geen keuring meer geweest omwille van de weigering van passepoort.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester aan Kreischef Oberleutnant Drimbon in Turnhout, 2.073.564 Register van Briefwisseling)

31 januari 1915
“Tilburg heeft ca. 12.000 Belgische vluchtelingen geherbergd, waarvan er 9.385 werden geregistreerd. Eind december bedroeg dit aantal 2.336, waaronder 787 onvermogenden.” (Tilburgse Courant)
 
31 januari 1915
Aan de Lijmbeek bij Ulicoten werd Meerlenaar Adriaan Michielsen door een Nederlandse huzaar be­schoten. Hij werd ten onrechte voor een smokkelaar aanzien. Een schot doorboorde zijn rechtervoet en Adriaan werd voor verzor­ging met paard en kar naar Hoogstraten gevoerd. Deze bloederige incidenten konden niet verhinderen dat de smokkel aan beide zijden van de grens welig tierde. In het begin van de oorlog waren het hoofdzake­lijk vluchte­lin­gen die zich noodgedwongen met smokkel­praktijken inlieten. Later zouden ook Nederlandse beroepssmokkelaars actief zijn. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

31 januari 1915
Amper twee weken na het bezoek van minister Helleputte werd het postkan­toortje, dat sinds oktober 1914 niet meer functio­neerde, her­opend. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

Februari 1915
Een gevolg van de verhoogde Duitse veiligheidsmaatregelen was de invoering van het ‘personalausweis’ voor alle burgers in de bezette gebieden. Dit paspoort, dat naast de biografische gegevens ook een foto en een handtekening van de drager bevatte, moest men ten allen tijde kunnen voorleggen aan Duitse militairen. Anders volgde een fikse boete en in geval van herhaling een bezoekje aan de cel. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
6 februari 1915
Kapitein Wibier, die de opdracht had gekregen om voor het Belgisch leger de dienst T.S.F. (Télégraphie Sans Fil) uit te bouwen, trok naar Le Havre om er in samenspraak met ambtenaren van het departement Spoorwegen en PTT de mogelijke uitvoering van een dergelijk plan te bekijken. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
7 februari 1915
Uit De Kempenaar: “Dezer dagen was eene ingezetene van Castelré overleden. De grensafsluiting door de Duitsche posten is daar zoo streng dat niemand meer uit of naar Castelré mag en men was nu wel ge­noodzaakt de Duitsche overheden in den arm te nemen om de familieleden, die meestal te Hoogstraeten wonen, vrijen door­tocht te verleenen, en ook een passierschein te vragen om het lijk van Castelré naar Minderhout over te brengen. Maar niets te doen!… De familie­leden bekwamen geen doortocht en het lijk mocht niet vervoerd worden.” (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
10 februari 1915
“Rekening tot 7 februari 1915 van reizigers naar het Belgisch consulaat in Breda: 328,47 fr.” Deze reizigers waren jongemannen die België ontvluchtten om via Breda, Vlissingen, Rotterdam, Folkstone en Calais het leger te vervoegen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester aan het consulaat, 2.073.564 Register van Briefwisseling)

10 februari 1915
“Gezien de hoogdringendheid en de noodzakelijkheid den hongersnood te voorkomen. Besluit: Art. 1 Alle voorraad van winteraardappelen die zich in de gemeente bevinden, worden hierbij gerekwireerd. Alleen de voorraad voor eigen gebruik en herplanting uitgezonderd. Art. 2 De uitvoer van aardappelen buiten de gemeente is ten strengste verboden…” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; vergadering van het schepencollege van Baarle-Hertog, 1915)
 
17 februari 1915
Het nieuw tele­graafkan­toor van Baarle-Hertog trad in werking. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
24 februari 1915
Antoon Gillis kreeg toestemming tot het aankopen van steenkolen en petroleum, opgeëist door de Duitsers. De gemeenteschool van Zondereigen diende als kazerne, tot verbazing van de burgemeester. Die dacht dat er les werd gegeven door een religieuze, zoals afgesproken in de gemeenteraad. Hij stelde voor om een gediplomeerde onderwijzeres uit Wortel aan te stellen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)

Maart 1915
Van oktober 1914 tot maart 1915 werden in de secretarie van het gemeentehuis van Baarle-Hertog ruim 2.000 vrijwilligers voor het Belgisch leger ingeschreven. Zij waren met gevaar voor het eigen leven de grens overgetrokken. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester van Gilse, nota “Baarle-Hertog”, p.3)

Begin maart 1915
Een eerste verkenning ter plaatse voor het militair telegraafstation gebeurde door Leon De Pauw, een in Baarle-Hertog geboren ambtenaar van het kabinet de Broqueville en door luitenant Paul Goldschmidt, een ingenieur in de draadloze telegrafie. Zij konden burgemeester Van Gilse overhalen om een stuk grond op de Hoogbraak ter beschikking te stellen. Onder het mom dat het al bestaande barakkenkamp voor de Belgische vluchtelingen moest uitgebreid worden, begon onder het toeziend oog van de burgemeester de bouw van extra barakken en sanitaire installaties voor het telegraafstation. Wibier verzamelde al het nodige materiaal voor een operationeel zend- en ontvangststation. In het grootste geheim werd in Calais een installatie met een vermogen van 5 KW bijeengebracht. Gecamoufleerd als een zending oud ijzer werd het materiaal naar Londen verscheept, vanwaar het naar Nederland werd overgebracht. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
2 maart 1915
In Nederland was alle uitvoer van graan en voeders verboden. Daarom werd een aanvraag verstuurd naar de Commissie tot Proviandering van Belgische Grensgemeenten. Het betrof de uitvoer van 325 witte broden, twee maal per week te leveren aan de inwoners van Zondereigen. Petrus Jansen, broodbakker in Baarle-Nassau, zou zich gelasten met de bestelling. Gezien de toenmalige bloemprijs werd de prijs bepaald op 22 guldencent per brood. Antoon Gillis moest ervoor zorgen dat de broden alleen ten goede kwamen aan de bevolking van Zondereigen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling) 
 
3 maart 1915
Het Comiteit tot Ondersteuning van Behoeftige Belgen vroeg machtiging om wekelijks 300 frank tegen Nederlandse munt te mogen wisselen voor een liefdadig doel, namelijk de verblijf- en reiskosten van behoeftige Belgen die vanuit Baarle-Nassau naar Nederland of naar Engeland afreisden om aldaar bestaansmiddelen te vinden. Het verzoek werd toegestaan op 11 maart. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester aan Directie der Nederlandse Bank, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
3 maart 1915
Vijfenzeventig reizigers naar Breda van 22 februari tot 28 februari 1915 (159,75 frank aan treincoupons). Ze logeerden bij H. Couwenberg (56,40 frank verblijf- en voedingkosten). (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling) 
 
5 maart 1915
In Zondereigen arriveerden twee pelotons Beierse infanteristen. Hun komst moest de grenswacht gevoelig versterken. Op de Heikant begonnen ze onmiddellijk vier houten barak­ken te bouwen, die als onderkomen zouden dienen. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
1915
Amelia Nooyens, de vrouw van Karel Huybrechts (een Belgische soldaat, geïnterneerd in Harderwijk) woonde met een zestal kleine kinderen bij Gel, op Nederlands grondgebied. Vlakbij was een Duitse wachtpost en patrouilleerden Nederlandse grenswachters. Amelie was bang van al die soldaten en durfde ’s nachts niet uit bed te komen als haar jongste kind weende. De soldaten kwamen dan op het raam kloppen om hun ongenoegen te uiten. (mondelinge mededeling Liza Huybrechts)
 
15 maart 1915
De inwoners van Zondereigen ondervonden moeilijkheden bij de aangiften voor de Burgerlijke Stand. Die gebeurden niet binnen de gestelde termijn of door de verkeerde personen. De burgemeester vroeg aan de procureur van Turnhout om te bemiddelen bij de Kreischef in Turnhout. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling) 
 
15 maart 1915
Aan het Nationaal Hulp- en Voedingscomiteit in Antwerpen werd tot aan het einde van de oorlog een maandelijks bedrag van 600 frank gevraagd voor noodlijdende families die door de oorlog van hun broodwinner waren beroofd. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
19 maart 1915
“Op het landgoed Gorp nabij Tilburg zijn verschillende personen aangehouden welke petroleum naar België trachtten te smokkelen. 200 liter is in beslag genomen.” (Nieuwe Tilburgse Courant)
 
20 maart 1915
Uit de Gazet van Hoogstraten: “De bewoners van het Hollandsche grensgehucht Cas­telré zullen er nooit aan gedacht hebben dat de huidige oorlog hen een pastoor, een kapel en een onderwijzer zou hebben verschaft. Een Belgische pries­ter, die eerst als krijgsaalmoezenier aan den IJzer zijn vaderland diende en door ziekte zijn verheven ambt niet kon voortzetten, is thans pastoor van Castelré. De ruime zaal van Mostmans is in een kapel herschapen waar dagelijks de H. Mis wordt opgedragen en ’s zondags andere goddelijke diensten plaats hebben. De heer Duchateau van Merxplas, die wegens ziekte zijne vaderlandsche plichten in het leger niet meer kon uitoefenen, geeft onderwijs aan een zestigtal kinderen. Morgen wordt de plechtige eerste communie gevierd. Vanaf het ontstaan der nieuwe parochie (op Driekoningen) hadden er reeds drie doopen plaats.” (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
22 maart 1915
Omdat het in theorie alleen mogelijk was in eigen land brieven te verzenden, begon de smokkel vrij snel een georganiseerde vorm aan te nemen. De mensen zochten naar mogelijke manieren om het contact met hun dierbaren aan het IJzerfront te herstellen. Niet zonder gevaar trou­wens, want op 22 maart 1915 werd Jan Jozef Van Hemel­donck uit Rijkevorsel doodgeschoten aan de grens met Castelré. Hij werd achter de Hoogstraatse water­molen getroffen door de kogel van een alerte schild­wacht. Grensrakkers als Van Hemeldonck brachten postpakketten en spionagema­teriaal naar Nederland of hielden zich intensief bezig met het over de grens smokkelen van vrijwilligers voor het Belgisch leger, gevluchte krijgs­gevangenen of spionnen in geallieerde dienst. Terug naar België brachten ze hoofdzake­lijk brieven mee van het front, Nederlandse kranten die vrij van censuur vaak bijzonder informatief waren of anti-Duitse vlug­schriften. Kortom, publica­ties die gretig werden gelezen en verspreid. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
27 maart 1915
In de Gazet van Hoogstraten stond een beschrijving van het Castelrése communiefeest, waarbij heel wat door de vingers werd gezien door de Duitse grenswachten: “Het was toegestaan dat de communikanten van Min­derhout door den E.H. Pastoor, de Eerw. Zusters en den Meester vergezeld, een bezoek mochten brengen aan de Castelreesche brug, waar hunne vroegere school­maatjes zouden komen na de Hoogmis rond half elf. Dit nieuws verspreidde zich als een lopend vuurken door het dorp en de gelukkige kinderkens hadden vele nakijkers en weldra ook, toen dit oogluikend werd toege­staan, een heelen hoop navolgers, en ’t leek wel of men wilde kost wat kost de Castelreeschen brug doorbreken en het Hol­landsche gehucht met de parochie hereenigen. Gelijktijdig kwam den stoet Minderhoutenaren met de groep Castelreërs bij de brug aan. ’t Was voor velen die er hunne familieleden bij hadden een vrolijk ogenblik, mal­kander te kunnen verwelkomen door de takversperring heen of over ons rivierken de Marck. Ook waren de Castelreesche commu­niecantjes meegekomen, vier jongens en vier meisjes; en daar dit jaar bij ons allen feeste­lijken opschik was achterwege gela­ten, zagen wij met verwonde­ring de Castelresche meisjes met kroontjes en witte sluiers opgesmukt. Doch ja, hun vaderland leeft nog steeds in blijde vrijheid en wij treuren om de verloren vrijheid. Eerw. Heer Pastoor Baes vergezelde zijn kudde. De twee doopelingen van de nieuwe parochie brengen het zielental op 231. Te spoedig naar veler verlangen, werd aan dit onderhoud een einde ge­steld.” (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
29 maart 1915
Baarle-Hertog telde twee auto’s. De burgemeester had een donkerblauwe Ariès uit Villeneuve (Fr.) met zes zitplaatsen en vier cilinders. Dokter Govaerts had een grijze FN uit Herstal met vier zitplaatsen en vier cilinders. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
8 april 1915
“De Gemeenteraad en al de inwoners van Baerle-Hertog, het bevoorrechte dorp, symbool van het steeds levendig bestaande Vaderland, vereenigen zich eenparig om aan Z.M. hunnen innig-beminden Koning, bij gelegenheid van Zijner Majesteits verjaardag, als bewijs hunner bewondering en onverbreekbare toegenegenheid hunnen diepsten eerbied en vurigsten heilwenschen aan te bieden. Zij roepen den Koninklijken held een lang en gelukkig leven toe.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; telegram aan koning Albert, briefwisseling 1915)
 
9 april 1915
“Uwe Gemeenteraad in den naam van de inwoners van Baerle-Hertog heeft welwillend zijne verknochtheid uitgedrukt aan Zijne Majesteit den koning bij gelegenheid van Zijnen Majesteits verjaardag. Z.M. is zeer aangenaam verrast geweest voor deze attentie en heeft mij belast U evenals uwe gemeentenaren zijn hartelijksten dank uit te drukken…” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; telegram van secretaris J. Ingenbleek, briefwisseling 1915)
 
12 april 1915
Raoul Slypsteen uit St-Joost-ten-Noode (°1893) passeerde de grens en betaalde daarvoor twintig frank aan de gidsen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
15 april 1915
Drie aanklagers waren overgebracht uit Vilvoorde: Jos de Greef, Petrus Maes en Victor Gijsens. Hun leidsman, Louis Dockx, bracht diezelfde nacht ook twee behoeftige jongens van Beerse over. Hij kreeg daarvoor een vergoeding. Andere leidsmannen die vergoed werden, waren August Van Gorp, Martin Venix, August Huygaerts en Jac Cuylaerts. “Gelief mij te doen kennen welke vergoeding zou mogen toegekend worden voor het overbrengen van een behoeftige vrijwilliger en welke maatregelen U best oordeelt om alle misbruiken tegen te gaan.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester aan consul, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
19 april 1915
De soldaten lichting 1915 vertrokken om 08.29u vanuit Baarle-Nassau met de trein naar het consulaat-generaal in Vlissingen om van daaruit Engeland te bereiken. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
20 april 1915
Even dreigde er een kink in de kabel te komen bij de oprichting van een militair telegraafstation, toen minister de Broqueville plotseling de operatie afblies. Dit gebeurde na stevig aandringen van Buitenlandse Zaken, waar men vreesde voor ernstige diplomatieke incidenten met Nederland. Inmiddels was echter al een groot gedeelte van de infrastructuur klaargemaakt. De gasmotor was geïnstalleerd, een artesische put was gegraven en een grote hoeveelheid smeerolie en gascokes was aangelegd. Dit alles onder het mom dat er een bijkomend kamp werd gebouwd voor de Belgische vluchtelingen. De Nederlanders roken echter onraad en blokkeerden op het station van Baarle-Nassau de bestelde steenkool. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
23 april 1915
In L’Independance Belge, een Belgisch tijdschrift in Londen, verscheen een artikel over de Baarlese enclaves. Op 4 mei eiste de burgemeester van Baarle-Hertog een recht van antwoord. Volgens de correspondent werd aan enkele huizen de vlag uitgehangen. Van Gilse beschuldigde de man van bijziendheid. Volgens hem was de bevlagging “absoluut algemeen”. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
27 april 1915
Baarle-Hertog kreeg hoog bezoek. Prosper Poul­let, de Belgische minister van Kunsten en Weten­schappen, werd plechtig op het gemeentehuis ontvan­gen. Van op de pui woonde hij een uitvoe­ring bij van de nationale liede­ren, gebracht door een koor van vluchte­lingen­kinde­ren. Daarna sprak hij de bevolking toe, waarbij hij hulde bracht aan de Nederlandse regering voor haar hulp­vaardigheid en goede zorgen bij de opvang van de tiendui­zenden Belgische vluchtelingen. Het officiële programma werd afgerond met een werkbezoek aan de St.-Remigius­kerk “alwaar het orgel een krachtig Brabançonne aanhief”, het post- en douanekantoor en de pasge­bouwde loods voor de nog in de gemeente verblijvende vluchtelingen. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
14 mei 1915
Jules Louis De Bussche, geboren in Nieuwpoort en wonende in Hasselt, hield zich in Baarle-Hertog bezig met het aanwerven van metaalbewerkers voor Frankrijk. (Gemeentearchief  Baarle-Hertog; burgemeester aan consulaat-generaal in Vlissingen, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
22 mei 1915
August Peeters van Zondereigen was naast dirigent van het kerkkoor ook landbouwer en wagenmaker. Hij wendde zijn vakkennis aan om een grote kruiwa­gen met dubbele bodem te vervaar­digen waarmee hij brieven en kranten kon smokkelen. Hij werd echter door Duitse spionnen op heterdaad betrapt en verplicht om met zijn kruiwagen naar Antwerpen te stappen. Zijn deportatie duurde 381 dagen. Gust verbleef acht dagen in Turnhout, twee in Antwerpen, tien in Mechelen, tien in Aken en tot 2 juni 1916 zat hij vast in het Duits interne­rings­kamp in Elberfeldt. Vier dagen later kwam Gust thuis, waarop hij prompt weer brieven begon te smokke­len tot aan de wapen­stilstand. Hij ontving hiervoor de Burgerlijke Medaille 2de Klasse. (mondelinge mededeling Jos Dufraing; Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”; Gemeentearchief Baarle-Hertog, inlichtingen juli 1919, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
25 mei 1915
Overlijden van pastoor Jozef Noyens van Zondereigen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; Burgerlijke Stand)
 
Mei 1915
Leveringen in het Kamp te Baarle-Hertog voor de periode mei 1915: 162,84 gulden. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
2 juni 1915
Frans Jansens van de Strikkeweg in Zondereigen werd gekwetst in Diksmuide. Hij was soldaat milicien en verbleef in het leger sinds 16 september 1913 (eerste bataljon, derde compagnie, zesde linieregiment). Op 29 juni vertrok hij met verlof naar Rennes (Fr.), waar hij verbleef tot 23 september 1915. Frans ging ook een paar keer naar Engeland op vakantie, waar mensen bereid waren om hem op te vangen. Na de oorlog sprak hij weinig over zijn ervaringen. Frans maakte in Diksmuide het kerstbestand mee en hij had geluk toen hij bij het begin van een aanval een gewonde moest vervoeren met de brancard. Van de negentig soldaten die op dat moment ten aanval trokken, keerden er slechts een twintigtal terug.
 
5 juni 1915
Er woonden 1.300 Belgen in de enclaves. Er waren geen werklozen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
6 juni 1915
De meeste landbouwers van Baarle-Hertog hadden bouwland en weiden in Baarle-Nassau. Jozef Bax oogstte daar hooi dat bij de invoer in Baarle-Hertog werd aangeslagen door Nederlandse militairen. Er gold immers een Nederlands uitvoerverbod… (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling) 
 
15 juni 1915
Minister de Broqueville zette het licht op groen voor de oprichting van een militair telegraafstation omdat de Fransen plotseling sterk begonnen aan te dringen om het project in Baarle-Hertog  toch verder te zetten. Zij wensten dat er naast het luisterstation ook een post voor radiogoniometrie werd geïnstalleerd. De Fransen leverden een complete goniometrische uitrusting en hadden zich er bovendien toe verbonden het personeel hiervoor op te leiden. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

15 juni 1915
Bij een woordenwisse­ling met Nederlandse militairen had veldwachter Andreas Wouters uit zelfverdediging zijn revolver getrokken en vijf waar­schuwingsschoten in de lucht afgevuurd. De oorzaak van dit opstootje was het feit dat er een illegale kroeg, uitgebaat door Nederland­se militairen op het grond­gebied van Baarle-Hertog, werd gesloten na een klacht van de veldwachter bij de Nederlandse opperbevelhebber, gene­raal Snijders. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
17 juni 1915
Achttien reizigers naar Vlissingen in de periode van 10 tot 17 juni. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
23 juni 1915

De gemeente betaalde de afgelopen week 46,40 gulden treincoupons voor de oorlogsvrijwilligers en 29,50 gulden aan hun mond- en logeerkosten. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
Juni 1915
Maandelijkse staat van leveringen in het kamp: 283,07 gulden. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
3 juli 1915
Zesentwintig Belgische vlaggen werden uitgeleend aan het tentoonstellings-comité van Tilburg. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
6 juli 1915
Er waren de afgelopen week 38 reizigers naar Breda en twee naar Vlissingen. Het grootste deel van de mond- en logeerkosten werden zoals gebruikelijk betaald aan H. Couwenberg, de rest aan P. Bauweraerts. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
8 juli 1915
Laatste vergadering van de gemeenteraad van Baarle-Hertog in aanwezigheid van een raadslid uit Zondereigen. Toontje Gillis had een doorlaatpas gekregen. Tot het einde van de oorlog zouden de Zondereigense raadsleden niet meer in staat zijn om de gemeenteraad bij te wonen. Het betrof Antoon Gillis (koopman, lid sinds 20 oktober 1907), Louis Corneel Mertens (landbouwer, lid sinds 18 oktober 1903), Jos Leestmans (lid sinds 27 oktober 1857, schepene sinds 21 augustus 1872) en Corneel Verhoeven (landbouwer, lid sinds 20 oktober 1907). Eerste schepen Antoon Gillis zette zich in voor de administratie en de bevoorrading van Zondereigen, evenals voor het liefdadig werk ter plaatse en de vluchtelingenbijstand. Zijn woning deed dienst als noodgemeentehuis. Toontje Gillis woonde naast het klooster. Zoon Jan was voorzitter van het “commuteit”, het comité voor de voedselverdeling. Het kleine deurtje in de grote poort herinnert nog aan de hulpverlening vanuit Amerika. Die duurde overigens tot lang na de oorlog. (gemeentearchief Baarle-Hertog; mondelinge mededeling Jos Dufraing en Liza Huybrechts)
 
13 juli 1915
“Ik heb geen goed nieuws voor u. Ze zijn bij ons thuis wel naar de burgemeester geweest voor uw vrijlating doch hij dacht dat het niet zou gaan daar uw commandant verlangde dat ge twee jaar in de gemeente gewoond had. Dus waart u maar in Amersfoort of Zeist, dan zou u gauw bij ons zijn…” (Victor Boeren, milicien uit Ulicoten aan zijn Belgische kozijn Cornelis Huybrechts, geïnterneerd in Harderwijk.)
 
15 juli 1915
De gemeenteraad van Baarle-Hertog sprak een tuchtstraf uit tegen veldwachter Andreas Wouters wegens dronkenschap en wangedrag. “Deze zal bestaan in een schorsing gedurende eene maand, zonder berooving van jaarwedde in aanmerking genomen het talrijk gezin van den veldwachter. Gedurende dien tijd zal de politiedienst in de gemeente uitgeoefend worden door den heer Van Baden, maréchal des logis chef.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; gemeenteraad Baarle-Hertog)
 
19 juli 1915
Betaald voor treincoupons van de reizigers van 6 tot 19 juli: Belgische (46,38 gulden), Franse (9,70 gulden) en Engelse militairen (0,65 gulden). Alle logeerkosten (51,80 gulden) werden betaald aan H. Couwenberg. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
21 juli 1915
“De Burgemeester van Baerle-Hertog brengt ter kennis dat zondag 25 dezer maand te 10 ¾ uur een plechtig Te Deum zal gezongen worden in de parochiale kerk ter gelegenheid van den verjaardag der inhuldiging van den doorluchtigen stichter van ons Vorstenhuis. Na het Te Deum: redevoering in zaal St. Remi door den heer Van Cauwelaert, Volksvertegenwoordiger. Eenieder wordt beleefd verzocht het Te Deum en de vergadering bij te wonen en de nationale vlag op te steken. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; schepencollege Baarle-Hertog, 1915)
 
22 tot 24 juli 1915
Zes Franse militairen passeerden de grens op weg naar Breda, evenals 27 Belgische vrijwilligers. De gemeente Baarle-Hertog betaalde hun huisvesting en treintickets. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
24 juli 1915
In onze regio werd de electrische draadversperring operationeel. Langs de noor­delijke landsgrens werd in de lente van 1915 geleidelijk aan door pioniers uit het Rijnland een ver­sperring opgebouwd die al snel de lugube­re bij­naam van ‘dodendraad’ zou krijgen. Deze hin­dernis be­stond uit 3 even­wij­dig lopende draadversperringen. De mid­delste bestond uit 7 zinken of koperen draden onder hoogspanning boven elkaar, op een onder­linge afstand van 30 centimeter. Ongeveer om de 100 meter stond een hogere paal met de aanvoerleiding, de zgn. ‘Speiseleitung’. De elek­tri­sche spanning bedroeg minimaal 2.000 volt en werd bij ons via de ‘Speiseleitung’ verdeeld vanuit de elektriciteitscentrale van de zinkfabriek van Lommel. Om de twee kilometer stond een kleine houten barak, het zgn. ‘Schalthaus’, van waaruit het mogelijk was om delen van de draad stroomvrij te maken voor onderhoud of zoals dit steeds vaker zou moeten gebeuren, voor het weghalen van lijken. Aan weers­zijden van deze dodelijke hin­der­nis bevond zich de zgn. beveiligingsaf­raste­ring, doorgaans op een meter afstand van de hoogspan­ningslijnen. Deze bestond uit vijf prik­keldraden tot op een hoogte van onge­veer 1,80 meter.
 
Minstens om de kilometer werden er wachthuisjes geplaatst en er werden kilometers tele­foon­lij­nen aangelegd om de alarmproce­dures te bespoedigen. Bovendien werd er langs de Belgi­sche zijde van de ver­sperring een tiental­len meters brede strook vrijge­maakt die werd gebruikt als patrouillegebied. Onafgebroken patrouil­leerden de Duit­sers er te voet, te paard, met de fiets of zelfs met de auto. Onder­meer ten noor­den van het Brandvenneke en Bootjesven op het domein van Wor­tel-Kolonie kan men ook nu nog deze zone zien. De gekapte pijnbomen werden immers nooit heraangeplant en de vrijgekomen grond werd in cultuur gebracht.
 
In het kanton Hoogstraten werd minstens tweemaal per dag een controle uitgevoerd waarbij de spanning werd getest. Deze controles, het af- en aanzetten van de stroom gebeurden op een willekeurig tijdstip en werden strikt geheim gehouden. De dodendraad heeft een bijzonder hoge tol geëist aan gedode vluchtelingen, smokkelaars en grensgidsen. Alleen al aan de grens met Baarle-Nassau zouden minstens 20 burgers en heel wat Duitse militairen de dood vinden. Een onrustbarend hoog cijfer voor een relatief klein stukje grondgebied. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
26 juli 1915
Een 19-jarige Fransman bekocht zijn poging om de grens over te steken met de dood. Mogelijk was hij het eerste slachtoffer van de elektrische versperring van ons land. Ondanks de waarschuwingen van een buurtbewoner zette de arbeider Lucien Maurits uit Aubiy, “ter streke de Kolonie op den openbaren weg van Hoogstraeten naar Baerle-Hertog” zoals het overlijdensregister vermeldde, doodgemoedereerd een zelfgemaakt laddertje van dennenhout tegen de leiding… Hij werd op het kerkhof van Wortel begraven. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
1915
De woning van Charel Huybrechts op Gel werd samen met het woonhuis van Gust Frijters door de electrische draad afgesneden van de rest van Zondereigen. Hun kinderen konden niet meer samenspelen met die van de buren. De contacten waren tot een minimum beperkt. Alleen als de doodsklokken luidden, werd er over en weer geroepen wie er gestorven was. Dat gebeurde van op grote afstand. Vooral langs de kant van Zondereigen moest men ver van de draad wegblijven. Charel Huybrechts werd al vlug vrijgelaten uit het interneringskamp van Harderwijk omdat hij in Nederland zijn domicilie had. Hij durfde amper naar huis terugkeren omdat hij schrik had dat de Duitsers hem zouden oppakken. Toen hij ’s nachts thuiskwam, had hij een baard. De kinderen herkenden hem niet meer. Dochtertje Pauline vroeg aan haar moeder: “Blijft die mens hier slapen?” Later werden  nog zes kinderen geboren: Charel en Amelie hadden er twaalf in totaal. (mondelinge mededelingen Emma en Liza Huybrechts)
 
Eind juli 1915
Cornelis Verhoeven (°1875, +1924) van Zondereigen kreeg in het begin van de Eerste Wereldoorlog een pas om te voet naar Baarle te gaan. Hij verdiende 20 frank per jaar als gemeenteraadslid. Zijn boerderij op Gel stond het dichtst bij de electrische draadversperring, waardoor er bij hem Duitse soldaten werden ingekwartierd. In de kelderkamer stonden twee bedden. De soldaten zaten bij het open vuur in de boerderij. Zoontje Jan sprak een aardig woordje Duits omdat de soldaten veel tegen hem bezig waren. Cornelis had meermaals problemen met de legerleiding. Zo werd geeëist dat hij de weg beter zou onderhouden. Er bleven teveel plassen staan na een regenbui. Cornelis sprak dat tegen en werd een tijdlang opgesloten in ’t Zwart Goorin Merksplas, toen het hoofdkwartier van de Duitsers. Negen maanden lang woonden er soldaten bij Verhoeven thuis, tot de overste vond dat zij te ver van de draad logeerden. Toen werd een barak vlakbij de draad opgericht. (mondelinge mededeling Jos Verhoeven)

1915
Grensgidsen en smokkelaars trachtten op allerlei manieren de dodendraad te overwinnen. Vaak gingen ze hierbij uiterst creatief te werk. Droge wollen dekens werden rond de draden gewikkeld waarna men de vrijheid tegemoet kroop, of men gooide emmers water op de draden om een kortsluiting te veroorzaken. Postpak­ketten werden in blikken dozen over de draad heen gewor­pen, of men gebruikte zelfs, indien de windrichting het toelie­t, papieren vliegers voor de brievensmokkel. Charel Meyers, die als jonge knaap zélf nog op deze manier werkte, vertel­de hoe dit in zijn werk ging. Bij voldoende wind werd de vlieger opgela­ten tot hij boven Cas­telrés gebied stond. Dan reeg de smokke­laar brieven aan het touwtje, waarop dit werd doorge­sneden en vlieger mèt de post op Nederlands grondge­bied be­landde. Deze techniek werd vaak rond Castelré toege­past, waar de Belgische legeraalmoezenier Leon Baes uit Deinze, die priester was van de noodparochie Castelré, als con­tact­persoon fungeerde voor de smokkelaars. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
27 juli 1915
De problemen met de militaire telegraaf waren slechts van de baan nadat de Britten (die men buiten het complot had gehouden) ophielden met dwars te liggen. Er waren immers zeer strikte beperkingen opgelegd op het handelsverkeer met Nederland. Een uitvoerverguning werd verleend voor ondermeer de alternator, transformator en vonkenbrug. Vanzelfsprekend werd in de uitvoervergunning met geen woord over de ware aard van de lading gerept. Officieel betrof het hier een lading schroot die fictief was verkocht aan een Nederlandse onderneming, die het op haar beurt had doorverkocht aan een handelaar in oud ijzer. Al het materiaal diende Baarle-Hertog te worden binnenge­smok­keld, onder het waakzame oog van de Neder­landse soldaten en douanebeambten. Het groot­ste gedeelte van het zendmateriaal werd tijdens een dertigtal reizen in speciale kisten verstopt onder de steen­koolladingen van de locomotieven die het stationnetje aandeden. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

31 juli 1915
E.H. Frans Bastiaens (komende uit Meerle) verving E.H. Jozef Noyens, de overleden pastoor van Zondereigen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)

Juli 1915
Maandelijkse kosten voor voeding in het vluchtelingenkamp: 277,90 gulden. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
3 en 4 augustus 1915
Er verschenen artikelen over Baarle-Hertog in het Rotterdamse tijdschrift ‘La Belgique’. Op 6 augustus schreef burgemeester van Gilse een brief aan de redactie: “De artikelen raken kwesties die de publiciteit niet verdragen. Voor meer dan één reden moet de aandacht van de Duitse agenten afgeleid worden van de enclaves van Baarle-Hertog. Laat voortaan alle artikels over Baarle-Hertog eerst lezen door een bekwame en bevoegde persoon, werkend voor onze regering.” Dezelfde brieven werden verstuurd aan L’echo Belge, L’Independence Belge en Le Petit Journal. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
6 augustus 1915
“We zijn al bijna een jaar hier in Holland. Wij zijn in een ongelukkige toestand. Het is maar een triestig leven van zo lang van huis weg te zijn. Er zal toch wel ééns een eind aan komen, zeker. Maar we zijn hier toch beter dan aan het front. We zijn onder het vuur uit. Het ergste is dat ik tegenwoordig maar geen nieuws krijg van thuis.” (Karel van der Voort vanuit kamp Zeist aan zijn neef Cornelis Huybrechts in kamp Harderwijk).
 
6 augustus 1915
De 25-jarige Jules Desreumaux werd in Wortel-Kolonie aan de grens met Castelré geëlektro­cuteerd. Naar aanleiding van dit tweede dodelijke incident op amper een week tijd en in het besef dat voor de meeste inwo­ners van onze regio, electriciteit een totaal onbekend ver­schijnsel was, publiceerde “De Gazet van Hoogstraten” de volgende dag een artikel in vetdruk:
“Electrische hoogspanning levensgevaarlijk! Het is aan de inwoners bekend dat sedert eenige weken eene electrische hoogspanning is opgericht ter afsluiting van het grenszonegebied. In weerwil van de herhaaldelijk gemaakte waarschuwingen, heeft zich onlangs een betreurenswaardig onge­luk voorgedaan. Een jongeman is te dicht bij de draadheining gekomen, waarschijnlijk met de bedoeling deze te overklimmen, wat zijn dood ten gevol­ge had. In het belang van iedereen wordt er nog eens op gewe­zen, dat elke toenadering aan de heining levensgevaarlijk is. Elke aanraking, zelfs die van menschen of dieren die in de draden zijn blijven hangen, heeft den dood ten gevolge. In elk geval zal het gebeurde ongeluk aan alle volwas­senen een les wezen, maar inzonderheid voor ouders, geestelij­ken en onderwijzers aanleiding geven hun kinderen en de jeugd met het groote gevaar nadrukkelijk bekend te maken.” (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
7 augustus 1915
“Het Circus Carré komt niet naar Tilburg, aangezien de militaire autoriteiten een proclamatie afkondigden dat na 7 uur ’s avonds niemand zich op straat mag begeven, met meer dan drie personen en de café’s om 9 uur gesloten moeten zijn.” (Tilburgse Courant)
 
9 augustus 1915
De Hoogstraatse Deken, E.H. Valvekens stuurde een oproep naar alle priesters uit de Dekenij, waarin hij hen opriep de gelo­vigen vanop de kansel te waarschuwen voor de gevaren van de dodendraad. De dodendraad spaarde trouwens mens noch dier, zoals blijkt uit volgend berichtje uit het Turnhoutse weekblad “De Kempenaar”: “Aan de grens te Baerle-Hertog is de hond van den grensbewoner Van den Eynde door den electrischen draad geëlec­trocuteerd. Ook hazen en katten vonden daar reeds den dood.”
 
De kogels van de Nederlandse grenswachten waren even dodelijk. Ter illustratie volgend artikeltje dat één week na bovenstaande waarschuwing in “De Gazet van Hoogstra­ten” verscheen: “Zondagnacht is door de Hollandsche grens­wacht een Hollandsche smokkelaar doodgeschoten, die op Strij­beek smokkelwaar over de grens wilde brengen. Men vormt zich geen gedacht hoe streng de Hollandsche militairen optreden tegen het smokkelen. Aan de Hollandsche winkels aan de grenzen staat er om zo te zeggen een schildwacht om te zien wat er in en uitgaat en te beletten dat er toch geen literke petrool of een kilo rijst het meetje overspringt. Alle handelaars en winkels staan onder voortdurende controol en ontvangen slechts de hoogst noodige hoeveelheid van de verschillende koopwaren.” (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
20 augustus 1915
“Rekening van de wed. Jos Versmissen en zonen voor de periode van 20 augustus tot 7 september: gewerkt op Gel aan ramen en deuren van de wacht, houtwerk van ramen, planken, vier ruiten, nagels, een tafel en een schab rek.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.521.8 Bewijsstukken der rekening 1917)
 
30 augustus 1915
J. Cools, een door kwetsuren afgekeurde soldaat, woonde bij zijn zuster in Baarle-Nassau. Omdat hij op dat moment niet meer verzorgd werd door dr. Govaerts, meldde de burgemeester op vraag van de militaire overheid dat Cools onrechtmatig afwezig was in het leger. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
Eind augustus 1915
Het grootste gedeelte van het benodigde materiaal voor de militaire telegraaf was aangekomen. Een voorraad antraciet, goed voor een half jaar, was al gearriveerd. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
1 september 1915
Ook in Zondereigen viel een slachtoffer te betreuren aan de draad. Op het gehucht Heikant werd landbouwer Jaak Verstraelen in de rug geschoten door een Duitse grenswacht. Het gezin Verstraelen had toestemming gekregen om hun gronden aan de Nederlandse kant te bewerken. Het verhaal gaat dat men Jaak verwittigd had van het feit dat er in Baarle-Hertog een brief was aangekomen van zijn zoon Jan, die als carabinier aan het front was. Een andere zoon, Karel, moest aan de overkant van de grens gaan hooien en er werd afgesproken dat Karel de brief zou oppikken en over de draad gooien. Een ‘bereidwillige’ Duitser zou op het gepaste ogenblik een oogje toeknijpen. Jaak had zich echter van uur vergist en de Duitser was intussen afgelost. Onwetend van dit feit negeerde hij dan ook de soldaat toen die hem sommeerde om te stoppen. Hierop werd hij getroffen. Hij overleed drie dagen later aan zijn verwonding. De soldaat was erg aangeslagen, want hij kende de boer goed omdat hij al maanden in het bakhuis van diens hoeve sliep. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
2 september 1915
Een lading materiaal voor de militaire telegraaf vertrok vanuit Engeland. Twintig dagen later bleek die al in de tuin van burgemeester van Gilse te staan. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
22 september 1915
“Volgens de laatste officiele telling, bevinden zich nog 1.318 Belgische vluchtelingen in Tilburg.” (Tilburgse Courant)
 
23 september 1915
De burgemeester van Baarle-Hertog vroeg veertien dagen zaaiverlof voor Johannes van Eijck, 6de infanterieregiment, 1ste bataljon 4de compagnie. Zijn vader was al 68 jaar en er was een gebrek aan werkkrachten. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
23 september 1915
Alfons Van Beek-Willems, landbouwer van Zondereigen, vroeg een pas om zijn (onder de gemeente Baarle-Nassau gelegen) gronden te bewerken en op die percelen de aardappelen en veevoeders te mogen oogsten. Zonder vergunning zou zijn bedrijf worden stopgezet omdat de meeste akkers onder Nederland gelegen waren. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
27 september 1915
“Rekening van de wed. Jos Versmissen en zonen: 20 kg nagels voor de barak van Ginhoven.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.521.8 Bewijsstukken der rekening 1917)
 
28 september 1915

Aan de consul in Tilburg: “In antwoord op uw brief kan ik U melden dat er geen aanwijzingen zijn dat de Duitse autoriteiten de leden van de burgerwacht interneert bij hun terugkeer in het land. Verschillende leden van de burgerwacht van Turnhout waren teruggekeerd naar hun stad en werden niet verontrust.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; brief van de burgemeester, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
29 september 1915
In Baarle-Hertog werd een echt oorlogshuwelijk gesloten. Op het gemeentehuis gaf Fernand Eugéne Michel, luitenant van de genie, het ja-woord aan Jeanne Hortense Toussaint, een vluchtelinge uit Antwerpen. Het paar had al voor het uitbreken van de oorlog trouwplannen, maar de mobilisatie stak daar een stokje voor. Met toestemming van Minister van Oorlog de Broqueville, mocht Michel zijn standplaats in Folkstone verlaten om in de echt te treden. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
2 oktober 1915
De enige onderdelen die nog ontbraken voor de militaire telegraaf waren de antennemasten en daarom ging de Belgische ingenieur De Buyl in Zaandam op zoek naar een veertigtal scheepsmasten van om en bij de 20 meter lang. De stukken werden, onder het voorwendsel dat het een bestelling voor een plaatselijke timmerman was, zonder problemen gelost in het station van Baarle. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

4 oktober 1915
Er werd begonnen met de oprichting van de antenne van de militaire telegraaf. Ook de telegrafische uitrusting werd gemonteerd. Een tiental masten met een lengte van twintig meter werden met stalen kabels verbonden aan de veertig meter hoge zendmast. Een bizar detail is dat bij het optrekken van deze masten een aantal Nederlandse soldaten (wellicht niet goed begrijpend wat de bedoeling was) een handje toestaken… Op het terrein zelf kregen verschillende eerder opgetrokken barakken een nieuwe bestemming: een seinkamer met de telegraaftoestellen, de machinekamer,  een ruime kolenloods met een atelier voor de werktuigkundigen en natuurlijk de verblijven voor de vijftien telegrafisten, onder leiding van de door het leger gedetacheerde ingenieurs Goldschmidt en De Buyl. Daarnaast werden nog eens twee barakjes opgetrokken voor vijfentwintig rijkswachters in burger, die het domein bewaakten tegen spionnen en saboteurs. Een tweede, zij het kleinere zendinstallatie, werd met het oog op mogelijke sabotage als reserve-eenheid in de Katerstraat opgericht. Deze installatie werd echter al vrij snel operationeel gemaakt omdat ze werd gebruikt voor de door de Fransen gevraagde hoekmetingen. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
8 oktober 1915
Beslissing van de Administratie der Belgische Posterijen in Le Havre om geen Belgische postzegels meer te verkopen in het postkantoor van Baarle-Hertog, Molenstraat A90. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
12 oktober 1915
Burgemeester van Gilse stelde vast dat de winkeliers van de enclaves niet meer aan voedingswaren konden geraken omwille van de strenge uitvoerverboden. Omdat zij twee derde van hun waren verkochten aan inwoners van Baarle-Nassau, vroeg de burgemeester om alle inwoners van Baarle op gelijke voet te behandelen. Een regeling hiervoor zou nog maandenlang op zich laten wachten… (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling) 

13 oktober 1915
In Zondereigen werd “in de als gemeentehuis gebruikte woning van raadslid Antoon Gillis” voor het eerst een geboorte ingeschreven. Het gemeentehuis van Baarle-Hertog was niet meer bereikbaar omdat de Zondereigenaars geen doorlaatpas kregen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; Burgerlijke Stand 1915)
 
17 oktober 1915
De eerste verbinding met de Belgi­sche transmissietroepen aan het IJzerfront was tot stand gekomen. Amper een week later was ook het radio-goniometrisch station operationeel. Naast de militaire routinetaken hield de Baarlese draadloze zender zich hoofdzakelijk bezig met het onderscheppen en decoderen van de belangrijke Duitse marinezenders in Cuxhaven, Kiel en Helgoland. Daarenbo­ven werden systematisch zeppelins met bestemming Groot-Britta­nië gevolgd en stoorde men geregeld Duitse uitzendingen. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”) 
 
18 oktober 1915
Aan de bedevaart Tilburg/Hulten naar de H. Gerardus Majella tot afwering van oorlogsrampen namen 1.200 Tilburgers deel. De organisator, de heer A. Baars, had gerekend op 200 deelnemers. (Nieuwe Tilburgse Courant)
 
28 oktober 1915
“De smokkelhandel neemt toe. In Tilburg is nu weer 850 liter petroleum in beslag genomen.” (Nieuwe Tilburgse Courant)
 
November 1915
De oprichting van een Belgisch militair draad­loos telegraafstation in Baarle-Hertog was een doorn in het oog van de Nederlandse regering en vooral van de Duit­sers. De Neder­landers beschouwden deze zend- en ontvangs­t­installatie als een operationele basis van de Belgi­sche strijdkrachten en dat kon omwille van het neutraliteitsbegin­sel niet door de beugel. De Duitsers reageerden woedend toen het station operationeel werd. Even dachten ze er aan om de basis met vliegtuigen aan te vallen of om vanuit artilleriestellingen Baarle te beschieten… Gelukkig werden de militaire plannenmakers teruggefloten door Berlijn, waar men bevreesd was voor de diplomatische implica­ties. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”) 

November 1915
Aanvankelijk leken de Nederlandse autoriteiten niet echt geïnteresseerd in de Baarlese telegraaf.  Hun houding was eerder gelaten, getuige een schrijven van de chef van de Nederlandse douane in Baarle-Nassau: “Natuurlijk weten we dat er een telegraaf is in Baarle-Hertog. Ons kan dat niet schelen: het is toch niet tegen ons gericht!” Deze flegmatische houding werd echter niet lang volhouden. De Duitse gezant in Nederland meldde dat men had vastgesteld dat Belgische en Franse officieren in burger naar Baarle waren gereisd om de installatie operationeel te maken. De Duitsers beschouwden dit als een militaire actie en eisten de onmiddellijke sluiting van het telegraafstation. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”) 
 
7 november 1915
“Bedankt voor het schone kastje dat je voor ons hebt gemaakt. Ons Mie en ons Pauline zijn vandaag tegen de avond nog hier geweest. Niet bij mij thuis maar aan de draad. En alles was thuis nog goed. Veel konden ze niet zeggen want ze kregen niet veel tijd van de Duitsers. Ik was al tevreden dat ik ze zag, want het was al van juli geleden. De draad die hier staat is wel elektrisch, maar dat wil toch niet zeggen dat er weinig Duitsers zijn. Want ze staan op sommige plaatsen maar een grote honderd meter van malkander. De oorlog is nog niet gedaan want dagelijks hoor ik nog zwaar geschut. Verleden vrijdag was het weer iets buitengewoon. Er gingen schoten af net of wij stonden er maar een uur of vier vandaan en het was daar een gedonder… Ik ben tot heden gelukkig thuis bij mijn vrouw en kinderen. En gij zit nog wel in het kamp, maar gelukkig toch in het veilige Holland. Het is te hopen dat het vrij zal blijven. Hoe is het met de kou? Kunt gij u nogal verwarmen of hebt u soms stoven gekregen? Hoe was de boter? Ze was niet van mij, ik moet ze ook gaan kopen… Zijn er nog kameraden die denken met verlof te komen? Daar hoor ik niets meer van… Jou (Johanna) Nooyens heeft een jonge zoon van over vijf weken.” (Charel Huybrechts vanuit Baarle-Nassau aan zijn broer Cornelis Huybrechts in kamp Harderwijk)      

11 november 1915
De in Merksplas op het Geheul geboren E.H. Jaak Ver­heyen onderscheidde zich op het slagveld. Gemobiliseerd op 1 augustus 1914, diende hij tijdens de eerste maanden van de veldtocht als brancardier in het  militair hospitaal van Antwerpen. Na de val van Antwerpen kwam hij terecht bij de ziekendienst  van de Belgische legerbasis in Calais. Hij bleef echter niet lang in de achterhoede want vanaf 9 maart 1915 belandde hij opnieuw aan het front. Ditmaal in de rangen van het 12de linieregiment, een regiment waarin hij trouwens heel wat streekgenoten aantrof. Al vrij vlug liet hij zich in deze eenheid opvallen door zijn moedig gedrag onder vuur. Op 11 november 1915 werd hij op de legerdag­order vermeld:  “In de loop van de gevechten van twee oktober laatstleden heeft hij op zeer gevaarlijk terrein ijverig de gewonden verzorgd en hen met grote verachting voor het aanwezige gevaar in veiligheid gebracht.” (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
17 november 1915
De burgemeester van Baarle-Hertog vroeg om vee vanuit Nederland te mogen aankopen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
21 november 1915
Mr. Bisseux (politiecommissaris in Baarle-Hertog) was naar Castelré afgereisd om aan Frans Hillen en Jan Janssens een uitnodiging te geven voor een bezoek aan het gemeentehuis. Louis Duchateaux was afwezig. Zijn invitatie werd afgegeven op het logeeradres, bij Mostmans. Bisseux verdacht Duchateau ervan de oorzaak te zijn dat de in Castelré verblijvende afgekeurde soldaten zich aan hun plicht onttrokken. “Uit bekomen inlichtingen bleek dat de afgekeurde militair Baes, pastoor, goede diensten heeft bewezen aan landgenoten bij hun passage van de grens.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
26 november 1915
“De reizigers trein no. 498 (Tilburg v.v. Baarle Nassau) wordt opgeheven, en zal voor het laatst lopen in de nacht van vrijdag 26 op zaterdag 27 november. (Tilburgse Courant)
 
29 november 1915
“Felix Dufraing rijdt nog als naar gewoonte naar Turnhout. In Zondereygen gaat alles zijn gewonen gang. Hier wordt veel gebeden voor den vrede. Er zijn hier nog altijd soldaten. Bij de burgers zijn er geen. Ze hebben nu schoone planken huizen aan de grens.” (Karel Versmissen, Zondereigen aan Fons Olieslagers, Baarle-Nassau)

9 december 1915
De onderwijzer van de vluchtelingenkinderen, Isidorus Claes, zou TBC hebben en kon niet afreizen naar het consulaat in Tilburg. Hij werd in de schoolklas vervangen door zijn zus Virginie. Mejuffrouw Virginie Claes gaf in Baarle-Hertog gemeentelijk onderwijs aan veertig vluchtelingen-kinderen. Zij verdiende daarmee 60 frank per maand. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
13 december 1915
Burgemeester van Gilse deed zijn beklag: “De situatie voor meel en steenkolen is kritiek. De verkoop van regeringsvlees aan Baarle-Hertog is verboden. Landbouwers van Baarle-Hertog verkopen hun dieren aan Nederlandse kooplui, die het exporteren naar Duitsland. De bevolking van Baarle-Hertog lijdt sterk onder de arbitraire wijze waarop de regels worden toegepast door de Nederlandse bewoners.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
16 december 1915
Een aantal inwoners van Baarle-Hertog zat zonder “petrol en kolen” omwille van de starre houding van de Nederlandse douane. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)

Scroll naar boven