05. Kroniek van Baarle in de Eerste Wereldoorlog (1914)

Aan de succesvolle tentoonstelling “Den Oorlog Verklaard” ging heel wat opzoekwerk vooraf. Het gemeentearchief van Baarle-Hertog werd grondig doorzocht en met behulp van Jan Huijbrechts kon een gedetailleerde kroniek worden samengesteld. Het betreft het chronologisch verloop van de Eerste Wereldoorlog met betrekking tot de Baarlese gemeenschap.  Deze kroniek werd in verscheidene afleveringen in ons driemaandelijks tijdschrift Van Wirskaante gepubliceerd.

29 juli 1914
“De Oorlog is verklaard. De mobilisatie van de Nederlandse militairen is gereed. Nederland houdt zich neutraal. Honderdvierenvijftig lichtingen zijn opgeroepen, gezamenlijk ongeveer 2.500.000 miliciens en landweer. Voor Tilburg zal dit cijfer 25.000 bedragen.” (Tilburgse Courant)
 
vanaf 1 augustus 1914
In Baarle-Hertog werden in de tweede helft van 1914 geen huwelijken meer gesloten, omwille van de onzekere toekomst en bij gebrek aan huwbare jongens. (Gemeentearchief Baarle-Hertog, Burgerlijke Stand)
 
1 augustus 1914
“De grote angst onder de Tilburgse bevolking, werd hedenmiddag half twee onheilspellend tot uitdrukking gebracht. De regering heeft de algemene mobilisatie afgekondigd. Op alle openbare gebouwen werden de publicaties voor alle miliciens en landweerbaarheidsmannen aangeplakt. De klokken begonnen te luiden. In minder dan geen tijd zagen de straten zwart van het volk. Overal werden de oorlogskansen druk besproken. De miliciens maakten zich gereed om te vertrekken, een droevig afscheid. Voor hoelang?” (Tilburgse Courant)
 
2 augustus 1914
“De mobilisatie van het Belgisch leger is bevolen. De stormklok luidt. Het nationale vaandel wordt gehesen op de openbare gebouwen: gemeentehuis, kerktorens en scholen. Alle militairen met verlof begeven zich langs de snelste weg naar de dépots…” (Gemeentearchief Baarle-Hertog;  burgemeester van Gilse, nota “Baarle-Hertog”, p.1)
 
2 augustus 1914
Jozef Slockers, geboren in Baarle-Hertog op 7 januari 1894, behaalde zijn onderwijsdiploma op 1 augustus 1914. Van 2 augustus 1914 tot 5 januari 1915 gaf hij les in Baarle-Hertog. Daarna was Slockers brancardier in het Belgisch leger. Na de oorlog werd hij secretaris van de plaatselijke ‘Vlaamsche Oud-Strijdersbond 1914-1918’.
 
4 augustus 1914
“Wij hebben de eer U te doen kennen dat tengevolge van de mobilisatie des legers de gemeenteschool van Zondereygen gesloten is. Van heden af sluiten we ook tijdelijk de jongensschool in het centrum.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester aan inspecteur Lager Onderwijs in Turnhout, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
4 augustus 1914
De burgemeester van Baarle-Hertog ontving een ‘draadbericht’: “België in staat van oorlog met Duitsland. Beschouw overschrijding van de landsgrens door Franse of Engelse militairen niet als een vijandelijke daad. Bereid uw ondergeschikten voor.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester van Gilse, nota “Baarle-Hertog”, p.1)

6 augustus 1914
Louis Van Den Heuvel van het Geheul in Zondereigen sneuvelde als eerste soldaat van het kanton Hoogstraten. Louis werd geboren in Loenhout op 16 mei 1893. Op 13 juli 1913 werd hij opgeroepen in het leger. Bij de algemene mobilisatie van 1914 was Louis thuis om te helpen bij de oogst. Hij had met ingang van 20 juli 1914 een maand verlof gekregen, maar op 29 juli moest hij vervroegd terugkeren. Op 1 augustus 1914 vervoegde Louis zijn eenheid, het 11de linieregiment, in de kazerne van Hasselt. Per spoor belandde het regiment, dat tot de vermaarde 3de Legerdivisie  (‘de IJzeren Divisie’) behoorde, te Bellaire: in de fortengordel van Luik. Het 11de linieregiment onder leiding van kolonel Karel Dusart kwam als één van de eerste Belgi­sche eenheden in contact met de Duitsers. Van Den Heuvels bataljon werd in de nacht van 5 op 6 augustus in zijn bivak op het kerkhof van Rhees verrast door doorgebroken troepen van de Duitse 34ste brigade. In de pikdonkere nacht kwam het tot een verschrikke­lijk gevecht, vaak lijf aan lijf, dat maar liefst drie uur duurde. Kolonel Dusart sneuvelde aan het hoofd van zijn troe­pen, terwijl Van Den Heuvels bataljonscommandant, majoor Frère, zwaargewond werd geëvacueerd. De uiteengerukte en gehavende compag­nies werden door de overlevende officieren in twee groepen verzameld. Eén werd naar het stadscentrum van Luik gestuurd, terwijl de groep met Louis Van Den Heuvel Herstal als bestemming kreeg. Onderweg werd het restant van zijn compagnie echter opgeëist door kapitein Gros­smann van het 32ste linieregiment. Onder diens leiding nam de Zonderei­gense ‘zandstuiver’ deel aan een felle tegenaanval op hetzelfde kerkhof dat de soldaten een paar uur daarvoor in verwarde omstan­digheden hadden prijsgegeven. Ze slaagden erin om hun oude posities te heroveren. Meer nog, ze maakten bij deze actie 239 krijgs­gevangenen, waaronder vijf officieren. Vrijwel onmiddel­lijk na dit gevecht kwam Van Den Heuvel, met een paar makkers uit zijn peloton in een geïmproviseerde loopgraaf voor Herstal terecht. Hier werd hij een uur later dodelijk getroffen. Lodewijk Van Den Heuvel was die nacht één van de 41 gesneuvelden van het 11de linieregiment. Maar liefst 437 manschappen uit diezelfde eenheid werden gewond of vermist… Als beloning voor de kranige houding kreeg het 11de linieregiment de eer de naam ‘Luik’ op haar vaan­del te vermelden. Een merkwaardig detail is dat Van Den Heuvels stoffelijke resten werden bijgezet op het militaire erepark op het kerkhof van Rhees, hetzelfde kerkhof waar hij zijn vuurdoop kreeg. (e-mail van Jan Huybrechts)

Begin augustus 1914
“Vluchtelingen van Aarschot kwamen hier door. Op een paar uur tijd aten ze Zondereigen leeg.” (meester Frans Willebrords in een schrijfboek voor de schoolles milieustudie, archief WG Zondereigen)

Begin augustus 1914
Jef Willebrords (Zondereigen) behoorde vermoedelijk tot het 12de linieregiment. Begin augustus 1914 werd hij krijgsgevangen genomen bij Luik. Jef had een kogel in de knie gekregen en werd geïnterneerd in Alten-Grabow, Duitsland. Hij kreeg typhus en was er vreselijk ziek van. Er was nauwelijks contact met het thuisfront. Het Kriegsgefangenlager Alten-Grabow lag op de grens van Saksen-Anhalt en Brandenburg, in de buurt van het plaatsje Dörnetz (35 km ten oosten van Maagdenburg). In Alten-Grabow zaten gevangenen van zowat elk leger dat tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de geallieerde kant vocht. Momenteel is het een oefen- en schietterrein voor de Bundeswehr. Jef was nog niet zo lang getrouwd toen de oorlog uitbrak. Zijn vrouw, Jowke Schoofs, was zwanger en stond er alleen voor toen op 14 november 1914 hun eerste kindje werd geboren. (e-mail Jan Huijbrechts) Ook Gust Matthé van de Heikant werd door de Duitsers krijgsgevangen genomen (mondelinge mededeling Jos Matthé).

8 augustus 1914
“Uw kaart deed ons groot genoegen. Nu weten we weer dat ge toch nog altijd gezond zijt. Onze gedachten zijn gedurig bij u en onze Karel. Wij bidden maar veel voor u beiden opdat ge weer gezond moogt terugkeren, meer kunnen we niet doen. Hier helpen we elkander zo goed we kunnen.” (Adriaan en Trees Huybrechts van het Lipseinde in Zondereigen aan hun broer Cornelis Huybrechts, soldaat 6de linieregiment fortresse, 2de Divisie 4de bataljon, 1ste compagnie, Kapellen)
 
8 augustus 1914
“De Tilburgse Kermis is dit jaar wegens oorlogsgevaar afgelast.” (Tilburgse Courant)
 
12 augustus 1914

“Wij hebben de eer te kennen te geven dat onze gemeente thans volgende hulpmiddelen zou kunnen leveren: 75 paarden, 2 automobielen waarvan één in reparatie in Nederland, 220 rijwielen, een motocyclette en 34 trekhonden.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester aan de bevelhebber der provincie Antwerpen, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
13 augustus 1914
“Strenge vermaning aan de bevolking: ingeval vreemde troepen in de gemeente zouden komen, is het aan de bewoners streng verboden te schieten, bedreigingen of scheldwoorden uit te spreken, daar zulks de wraak der indringende troepen op ons zoude trekken. Niemand mag schieten tenzij het leger. De burgemeester, H. van Gilse.” (affiche in het bezit van dhr. A. Haagen)
 
13 augustus 1914
Alle betogingen die tot doel hebben vriend- of vijandschap tegenover een land te tonen, werden verboden. Bij aanplakking, afkondiging en aflezing werden de inwoners op de hoogte gebracht van de maxima prijzen voor bepaalde eetwaren, o.a. bloem, keukenzout en gewone rijst. Die prijzen werden vastgesteld door de arrondissementscommissaris, de procureur, het schepencollege en drie groothandelaars uit Turnhout. Ook de gouverneur van Antwerpen vaardigde een besluit uit over de verkoopprijzen van eetwaren en steenkolen. De burgemeester liet de wegwijzers op de wegen verdwijnen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester van Gilse, nota “Baarle-Hertog”, p.1)
 
15 augustus 1914
De burgemeester vroeg aan de arrondissementscommissaris in Turnhout stukken voor de miliciens die vrijstelling of ontslaging vroegen op grond van de vermogenstoestand van de familie. Het betrof Alphons Jan Jozef Segers, Petrus Jules Jansen, Gerard Adriaan Moreau en Jozef Lodewijk Slockers. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
18 augustus 1914
“Betreft weekbladencensuur. Aan den Heer Arrondissementscommissaris. Uw schrijven van 15 dezer maand is besteld aan mr. De Jong-Baumers, uitgever van het weekblad ‘Baerl’s nieuws- en advertentieblad’, wonende te Baarle-Nassau. Het blad verschijnt wekelijks en wel des zaterdags.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
18 augustus 1914
“De eerste Belgische vluchtelingen zijn in Tilburg gearriveerd.” (Tilburgse Courant) Ook in Baarle waren intussen de eerste Belgen aange­ko­men die op de vlucht waren gesla­gen voor het oorlogs­geweld. Ze zouden door vele duizenden lotgenoten worden gevolgd.
 
26 augustus 1914
Nederland richtte een permanente grensbewa­king in. Zo werden er onder­meer een 80-tal infanteristen gelegerd in Cas­telré. Vanaf de eerste oor­logs­dreiging was er vanuit Chaam al gepa­trouil­leerd door een cavaleriesectie van het garnizoen van Breda. Deze ‘blau­we huzaren’ waren echter na enkele dagen vervangen door de ‘rode huza­ren’ uit Amersfoort en nog later door wiel­rij­ders. Op het einde van de maand kwamen dan infante­risten de rijksgrens bewak­en. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
27 augustus 1914
De burgemeester schreef veertien verblijfsvergunningen uit voor gevluchte Duitse kloosterlingen uit Leuven en Luik. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
2 september 1914
“De burgemeester van Baerle-Hertog acht het dringend noodig alle vuurwapens met bijbehoorende munitie, die in het bezit zijn van niet-militaire inwoners van Baarle-Hertog, onmiddellijk te doen inleveren ten Gemeentehuize van Baerle-Hertog, behoorlijk verpakt en van een adreskaartjen voorzien. Zoodra de tijdsomstandigheden het weder gedoogen, kunnen de eigendommen weder in ontvangst genomen worden.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester van Gilse, vergaderingen van het schepencollege, 1914)
 
5 september 1914
De burgemeester stuurde elf geweren met bajonetten naar de bevelhebber van de gendarmerie in Weelde, evenals het geweer van tolbeambte Peeters. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling) Vanuit Weelde werden ze doorgezonden naar het centraal arsenaal in Antwerpen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester van Gilse, nota “Baarle-Hertog”, p.1)

6 september 1914
Weekbladencensuur door de Belgische militaire overheid. Twee exemplaren van Baarle’s weekblad werden verzonden, één naar de arrondissements-commissaris in Turnhout en één naar generaal majoor Gobeaux te Antwerpen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
8 september 1914
De uit Zondereigen afkomstige Louis Mertens vervoegde op 8 september 1914 als brancardier het veldleger, waar hij zich ver­dienstelijk maakte in een ambulance tijdens de IJzerslag (16 tot 31 oktober 1914).
 
September 1914
Soldaat Gust Remeysen (°Merksplas 12 januari 1893, +Herentals 22 augustus 1985) werd tweemaal gekwetst, éénmaal aan de arm en éénmaal aan de schouder (waarschijnlijk in de omgeving van Schaffen bij Diest). Eén kwetsuur werd veroorzaakt door het vuur van de eigen troepen. Gust werd verzorgd in Antwerpen, in een hospitaal in de buurt van het Falconplein (bewaard gebleven schriftelijke mededeling van zijn echtgenote). Een stuk van een shrapnel is altijd in zijn arm blijven zitten. (mondelinge mededeling Marc Remeysen) Gust woonde op Strikken, nu Strikkeweg 20. Moeder Remeysen stierf kort na zijn geboorte aan een fleuris. Haar nicht, Louise Van Beek-Segers (een zus van pater Ladislas) hielp de kinderen op Strikken grootbrengen. Fien, een zus van Gust, was gehuwd met Karel Lauwerysen, ook een soldaat uit de Eerste Wereldoorlog. Gust was zeven jaar lang soldaat. Eerst vervulde hij twee jaar zijn dienstplicht, daarna volgden de oorlogsjaren. Na de val van Antwerpen op 10 oktober 1914 mocht Gust thuis op krachten komen, waarna hij via Tilburg, Engeland en Frankrijk naar het IJzerfront trok. Later verbleef hij ook in Frankrijk in een hospitaal (mondelinge mededeling François Remeysen) en zou daar o.a. verzorgd zijn door Koningin Elisabeth, die als een moeder was voor haar soldaten (mondelinge mededeling Josée Remeysen). Minstens éénmaal kwam hij tijdens de oorlog via Engeland en Nederland naar huis. Hij passeerde dan de draad en leerde bij de familie Van Beek op Ginhoven zijn latere vrouw kennen. Naar het einde van de oorlog zou Gust een jaar lang als ordonnans bij een zekere kapitein of kolonel Jespers in Parijs hebben verbleven. (mondelinge mededeling Josée Remeysen) Na de oorlog wou Gust niet meer herinnerd worden aan zijn frontervaringen. Hij vertelde er nooit over en ging niet naar bijeenkomsten van oud-strijders. Zelfs een oorlogsfilm op tv werd meteen afgezet. (mondelinge mededeling Oda Remeysen)
 
10 september 1914
“Ingevolge verzoek breng ik ter kennis dat in onze gemeente een zestigtal Belgische vluchtelingen zijn toegekomen waaronder ook lieden van Aerschot-Ramsel en omstreken, Leuven, Mechelen, enzovoort. Die mensen uit Aerschot hebben hunne woonplaats verlaten vóór dat de vijand daar toekwam. Zij kunnen dus niet als getuige worden aangemeld van de schrikkelijke gruwelen in Aerschot gepleegd. De Heeren Hector Hant (ingenieur) en Edmond Honorez (handelsbediende), beiden uit Leuven en alhier verblijvend, hadden van de Duitsche barbaarschheid te verduren. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester aan arrondissements-commissaris in Turnhout, 2.073.564 Register van Briefwisseling)   
 
13 september 1914
In Baar­le-Hertog werden de wapens ingezameld op bevel van de burgemeester. Maar liefst vier goedgevulde kisten werden door de gemeentesecretaris in de rijkswachtkazerne van Weelde afgeleverd. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts) Het betrof: een pakje munitie, een kist jachtgeweren, een kist geweren van het pompierkorps Baarle-Hertog, een kist geweren van het pompierkorps Zondereigen en een kist geweren van burgemeester H. van Gilse. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
14 september 1914
“… dat mijne landbouwers ruim twintig vette kalveren ter beschikking stellen van het leger. Er staat nog te koop: veertien stieren en vierenveertig koeien.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester aan de intendant van het Belgisch leger, 2.073.564 Register van Briefwisseling)

September 1914
Alle zusters Franciscanessen uit Herentals verbleven in het klooster van Baarle-Hertog. Dat was wekenlang hun toevluchtsoord, tot ze in kleine groepjes zouden weerkeren. (Bijdragen tot de geschiedenis van Baerle, rector Van den Broek)
 
17 september 1914
Geboorte van Maria Regina Theresia Van Dyck, dochter van de vluchtelingen Leonardus Van Dyck (postbediende uit Pulle) en zijn vrouw Melanie Hoefkens. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
25 september 1914
“Het college van Burgemeester en Schepenen van Baarle-Hertog maakt bekend dat de octoberkermis niet plaats heeft en dientengevolge alle feestelijkheden streng verboden zijn. Tevens wordt herinnerd aan herbergiers dat het verbod aangaande het verkoopen van sterke dranken aan militairen nauwkeurig moet nageleefd worden en de herbergen des avonds te 9 uren moeten gesloten zijn. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; vergaderingen van het schepencollege, 1914)

25 september 1914
In Baarle-Hertog overleed de eerste vluchtelinge in onze regio. In een woning aan de Molenstraat waar de familie tijdelijk onderdak genoot (A83, woonhuis van schildersbaas Willem Ambroos Van Hecke en winkelierster Maria Catharina Van Hal), stierf de 67-jarige Anna Maria Bartholomeus uit Vorselaar. Het overlijden werd op het ge­meentehuis aangegeven door haar 70-jarige echtgenoot Stanislas Van Roey en haar zoon Ernest Jozef van Roey, vicaris-gene­raal te Mechelen en later kardinaal. De familie Van Roeij had na de beschieting van het bisschoppelijk paleis het zekere voor het onzekere genomen en was naar de relatie­ve veiligheid van het neutrale Nederland gevlucht. Onderweg echter strandde E.H. Van Roey in Baarle, waar zijn moeder aan een hart­stilstand bezweek. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts) Er werd hem een vrijgeleidebrief voor het lijk overhandigd zodat zijn moeder in Vorselaar kon worden begraven. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
29 september 1914
Het treinverkeer naar Turnhout was onderbroken. Er konden geen lege zakken worden verzonden naar “Moulins Merxem” en burgemeester Van Gilse vroeg aan de gouverneur om de bestelde bloem en zemelen voor alle zekerheid nog niet te verzenden. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
30 september 1914
In Tisselt stierf ‘op het veld van eer’ Arthur Achille Roosendans, soldaat 2de klas. Hij sneuvelde bij een offensieve actie vanuit de vesting Antwerpen en werd oorspronkelijk begraven in een veldgraf op 800 meter ten noordoosten van de dorpskom van Tisselt. Roosendans behoorde tot de militieklas van 1909 en was soldaat in het 1ste  bataljon, 1ste compagnie van het 11de linieregiment. Op 10 augustus 1912 was hij gehuwd met de Zondereigense Amalia Verhoeven en het jonge koppel woonde in de omgeving van Brussel. Arthur en Amelie hadden één zoon, Robert. (e-mail Jan Huijbrechts)

1 oktober 1914
Dag en nacht trok een eindeloze stoet havelo­ze vluchte­lingen door de Noorderkem­pen, richting Nederland. Alleen al in de provincie Noord-Brabant zouden er in die dagen 410.000 Belgen onderge­bracht worden in 176 gemeen­ten. Een bijzondere pleisterplaats bleek de dubbel­ge­meen­te Baarle-Hertog-Nassau te zijn. Op een bepaald ogenblik verble­ven er niet minder dan 24.000 vluchtelingen op Baarles grond­gebied. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
5 oktober 1914
In Baarle-Hertog beviel Maria Rosalia Pelgroms van een stevige zoon, Albertus Berghmans. Het gezin was op initiatief van vader Jozef Berghmans, een wagenmaker uit Westerlo, meegevlucht met een dorpsgenoot, bakker Edward Thijs. Deze groep had onderdak gekregen bij een collega van Thijs, bakker Gerard Gulickx. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)

10 oktober 1914
De belegering en de val van Antwerpen ging ook in Baarle niet onopgemerkt voorbij. Honderdduizenden burgers sloegen op de vlucht. In deze chaos werd een aanzienlijk gedeelte van het Belgisch leger door de Duitsers ingesloten nabij de grens met Zeeuws-Vlaanderen. Een aantal Belgische militairen stak de grens over om het Duitse krijgsgevangenschap te ontlopen. Zij werden in Nederland opgepakt en geïnterneerd in kampen. Onder hen bevond zich een viertal jongens uit Zondereigen: Cornelis en Karel Huybrechts, Gust Nooyens en Karel Lauwerysen.

Cornelis Huybrechts (°Merksplas 10 mei 1885) woonde op ’t Bergske. Nellis was soldaat milicien bij het 6de linieregiment (4/1) en daar tewerkgesteld als ordonnans. Omdat Nederland zich neutraal opstelde in de strijd en niet toestond dat vreemde troepen het grondgebied betraden, kwam Nellis in het kamp van Harderwijk terecht. In barak 24 wachtte hij ongeduldig op het einde van de oorlog. (brieven in het archief van werkgroep Zondereigen)

Zijn broer Karel Huybrechts was Belg, maar woonde op Nederlands grondgebied (Ghil). Hij werd gemobiliseerd en gaf gevolg aan de oproep omdat hij vlakbij de grens woonde en vaak op Belgische grond kwam. Karel had schrik om opgepakt te worden. Na de vlucht naar Nederland werd ook hij geïnterneerd. In 1915 kwam hij vrij omdat hij zijn domicilie in Nederland had. Zijn broer bleef opgesloten. (brieven in het archief van werkgroep Zondereigen)

Gust Nooyens was een broer van Keeske, de ploegbaas van ’t Zwart Goor. Gust was ook geïnterneerd in het kamp van Harderwijk (brief van Jan Verstraelen 19 mei 1916). Hij keerde na de oorlog terug met een bronchitis en overleed tien jaar later aan tuberculose. (mondelinge mededeling van Gust Jansens, Strikken)

Karel Lauwerysen woonde in boerderij ‘De Bossen’ aan de Strikkeweg. Hij was gehuwd met Fien Remeysen. Het echtpaar had geen kinderen. Ook Karel verbleef tijdens de oorlog als geïnterneerde in het kamp van Harderwijk. (brief Jan Verstraelen, 19 mei 1916)
 
12 oktober 1914
“Naar schatting herbergt Tilburg op dit ogenblik tussen de 8 à 9.000 Belgische vluchtelingen. Zij zijn grotendeels ondergebracht bij de fraters, de zusters, in de Ambachtschool en in de leegstaande fabriek van Verschuuren-Piron, deels ook bij particulieren.” (Tilburgse Courant)
 
20 oktober 1914
“De eerste groep van 500 Belgische vluchtelingen is teruggekeerd naar diverse Belgische plaatsen.” (Tilburgse Courant)
 
22 oktober 1914
De Zondereigense carabi­nier Jan Ver­strae­len werd gekwetst door granaat-scherven tijdens de bloedi­ge strijd aan de bocht van Tervate (IJzer). Daar forceerden de Duitsers een doorbraak, waarna het Belgisch leger zich terugtrok achter de spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort.
 
26 oktober 1914
De dood sloeg de weer onverbiddelijk toe onder de massa vluchtelingen in de Noorderkempen. In Baarle-Hertog overleed ‘…in het lokaal genaamd St. Remi’ de elf maanden oude baby Willem Brion uit Mechelen. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
26 oktober 1914
Ook aan de IJzer was voor velen het uur van de dood nabij: de Slag om de IJzer woedde van 16 tot 31 oktober 1914. John Van Tongerloo stierf op 26 oktober tijdens een artilleriebeschieting in St.-Joris a/d IJzer. Hij was in Baarle-Nassau geboren op 21 april 1892. Tot januari 1914 woonde hij in Meerle, waarna hij als bakkersgast naar Gilze-Rijen vertrok. John was soldaat van het 9de linieregi­ment.
 
Laatste week van oktober 1914
De eerste detachementen van de Duitse bezet­tingstroepen werden ingekwartierd in het kanton  Hoogstraten, waartoe ook Baarle-Hertog behoort. Ze hadden vooral oog voor de bewaking van de grens met het neutraal gebleven Nederland, dit in de eerste plaats om te verhinde­ren dat oorlogsvrijwil­ligers voor het Belgisch leger de grens over­staken om via Nederland dienst te nemen in Engeland of Frank­rijk. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
Laatste week van oktober 1914
“Turn­houte­naar Eugeen Waterschoot schreef in zijn boek ‘De Duitschers in de Kem­pen’: De jongelingen, liever dan zich aan de Duitschers te onderwerpen, trekken in overgroot getal de Hollandsche grenzen over, en gaan zich in massa bij het Belgische leger vervoegen. Geduren­de deze maand alleen hebben er aldus 5.000 jongelingen heime­lijk de grenzen overschreden en hebben zich in Holland inge­scheept voor Enge­land, van waar zij verder naar Frankrijk vertrekken.” (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
Laatste week van oktober 1914
De gemeente Baarle-Hertog bekostigde desgevraagd de onkosten voor het vervoer naar het consulaat van Breda om het leger te vervoegen. (Gemeentearchief Baarle-Hertog;  2.073.521.8)
 
Laatste week van oktober 1914
Vanzelfsprekend werd de Duitse grenswacht ook ingezet in de strijd tegen de spionage en de brievensmokkel via Neder­land die vaak de enige verbinding vormde tussen de jon­gens aan het IJzerfront en hun familie en kennissen in het bezet­te België. Op honderden kilometers van het front, in de rustige Noorder­kempen zou gedurende vier lange jaren, een even (zij het niet zo openlijke) onverbiddelijke strijd worden uitgevochten, een strijd waarbij aan beide zijden slachtoffers zouden val­len… (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
Laatste week van oktober 1914
In de eerste maanden van de Duitse bezetting lagen de posterijen gewoon plat. Veel personeel was gemobiliseerd of weigerde onder Duits bestuur te werken. Bovendien hadden de Duitsers alle postkantoren gesloten. Het duurde dan ook geruime tijd voor het postverkeer ‘genormaliseerd’ werd. De Duitse bezet­tings­au­toritei­ten verboden in België alle inter­natio­naal briefverkeer. Dit gebeurde om te ver­hinderen dat men via de in Nederland oogluikend toege­sta­ne Belgische postkan­toren zou kunnen cor­respon­deren met uitgeweken familieleden of met soldaten aan het front. Alle post­kantoren in België kwamen onder Duits toezicht te staan. In die eerste maanden bleef het versturen van brieven verboden en moest alle briefwisseling gebeuren op postkaarten, omdat dit  het werk van de Duitse censuurdienst vergemakkelijkte. Pas veel later werden opnieuw brieven toegelaten, zij het onder strikte voorwaarden. De enveloppen dienden geopend te worden afgegeven en mochten maximaal vier velletjes papier bevatten met ten hoogste tien regels per blad. Zowat elke brief werd door de censuur nagekeken en voorzien van een rode stempel ‘inhalt geprüft’. Op de omslagen werden Duitse zegels geplakt, maar al vlug verschenen er als vorm van verzet officiële Belgische postzegels die de regering in Le Havre liet drukken. Deze zegels werden massaal via Baarle-Hertog gedistribueerd. Vanuit deze enclave brachten de smokke­laars honderd-duizenden zegels het bezette land bin­nen. De Duitsers traden hier vrijwel onmiddellijk tegen op.” (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
27 oktober 1914
In Baarle-Hertog schonk Maria Catharina Van Krinkelveldt het leven aan Jozef Augustijn Van Calster. Vader Albrecht, een hotelhouder uit Hoogstraten, was op het ogenblik dat de Duitsers in Hoogstraten verschenen, met zijn hoogzwangere echtge­no­te naar het onbezette Baarle gevlucht. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
28 oktober 1914
Jac Michielsen van Castelré werd geblesseerd tijdens de Slag om de IJzer. Een dag later werd hij naar Wymouth (Engeland) geëvacueerd. Jac werd afgekeurd voor verdere militaire dienst. Op 15 februari 1915 was hij in Londen. In december 1915 verbleef hij terug in Castelré.
 
1 november 1914
De Belgisch-Nederlandse grens werd officieel geslo­ten door de bezetter. Enkel wanneer men een ‘Passier­schein’ bezat, mocht men op welbepaalde plaatsen de grens oversteken. Wat het kanton Hoogstraten betreft betekende dit concreet dat men enkel nog in Zondereigen, Strijbeek, Meersel-Dreef en langs de Markbrug op de baan Minder­hout/Baarle te Castelré de grens overkon. Alle andere grens­overgan­gen waren voortaan streng verbo­den. De Duitsers begonnen trouwens systematisch de grens met manshoge prikkeldraadver­sperringen af te bakenen. Om aan het nodige hout te geraken werden grote bossen kaalgekapt op den Aard in Minderhout en Hoogstraten en op het Zwart Goor in Merksplas. De (op dat ogenblik) nog onderbemande Duitse grenstroepen deden voor dit werk beroep op vrijwillige arbei­ders, die tot hun aangename verrassing in grote getale kwamen opdagen om aan de grens versperringen te helpen oprichten. Ze waren echter nog méér verrast toen ze merkten dat tientallen van deze ‘vrijwilligers’ bij de eerste de beste gelegenheid de benen namen, richting Nederland! Dit was immers een uitge­lezen kans voor oorlogs-vrijwilligers, om zonder argwaan te wekken, tot vlak bij de grens te geraken. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
3 november 1914
De twee laatste gemeenten in de Noorderkempen kregen vandaag hun permanente Duitse bezetting. In Meerle vestigden zich een vijftigtal infanteristen van het Landsturmbataljon ‘Hagen’. En in het rustige Zondereigen zochten meer dan honderd Landsturmers inkwartiering, waarna ze tevergeefs op zoek gingen naar burgemeester Van Gilse van Baarle-Hertog. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)

3 november 1914
Marie, Stan en Liza waren drie kinderen van de in Harderwijk geïnterneerde soldaat Karel Huybrechts en zijn vrouw Amelie Nooyens. Ze woonden juist over de grens (Ghil). Voor de komst van de Duitsers gingen ze te voet naar school in Zondereigen. Zoals altijd kwamen ze ’s middags naar huis om een warme maaltijd te eten. Het duurde echter lang eer zij thuis waren. Amelie ging buiten kijken. De hoge haag belemmerde het uitzicht vanuit de keuken. Zij zag dat Duitse soldaten waren gearriveerd en dat zij de weg hadden afgesloten met palen en musterd. Daarachter hoorde zij haar kinderen schreeuwen omdat ze er niet meer door mochten! Het vereiste veel overredingskracht en het heeft ook heel lang geduurd (Amelie sprak geen woord Duits) alvorens de soldaten hun verstand gebruikten. De kinderen mochten door de takkenbossen kruipen. Zolang de Eerste Wereldoorlog nog zou duren, was dit hun laatste schooldag geweest in Zondereigen. Afscheid nemen was er niet bij. Voortaan moesten ze te voet naar Baarle.

3 november 1914
De énige stukjes onbezet Belgisch grondgebied (naast de strook achter de IJzer) waren de Belgische enclaves in Baarle-Hertog. Deze gemeente was één van de vijftig gemeenten (op een totaal van 2.630) die buiten het bezette gebied lag. Eugeen Water­schoot omschreef Baarle-Hertog als volgt: “Terwijl al de Kempi­sche gemeen­ten verplicht zijn het juk van den vreemden over­weldiger te dra­gen, blijft het nabij gelegen dorp Baerle-Hertog eene bij uitstek bevoorrechte gemeente. Als een Bel­gisch eilandje, omgeven van ‘t Holland­sche grondgebied, is het gelegen aan den oostelijken bocht onzer provincie. Aldus blijft het ongenaak­baar voor den Duit­schen inval, daar den overweldiger het dorp niet kan bereiken, zonder het Hol­land­sche grondgebied te betreden. De Belgische driekleur, die den Belg thans meer dan ooit dierbaar is en die op het bevel van de Duitsche overheid overal van de gebouwen verdwenen is, wappert hier nog fier en statig aan het gemeen­tehuis tot opbeuring van de honderden vluchtelingen die hier nog verblij­ven.” (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”) 

3 november 1914
Vanaf het verschijnen van de eerste Duitse troepen in de Noor­der­kem­pen waren er geregeld inciden­ten geweest omwille van de unieke positie van Baarle. De Duit­sers, die de paro­chie Zonder­eigen bezet hielden, maanden de burge­meester van Baarle-Hertog door intimidatie aan­ om de hele ge­meente aan hen over te dragen. Burgemeester Van Gilse wei­gerde resoluut. Het gevolg was dat Baarle-Hertog in feite een vrij­plaats werd. Hier was tussen Belgen onder­ling en tussen Belgen en Neder­landers contact mogelijk dat aan elke Duitse controle ontsnap­te. De voorheen zo rustige enclave werd een draai­schijf voor allerlei spiona­ge-activi­teiten. Er werden verschil­lende centrales voor de brieven­smokkel inge­richt en een groot gedeelte van de illegale grens­overste­ken werd vanuit deze gemeente gecoördi­neerd. Daarenboven werden duizen­den vrij­willigers voor het Belgisch leger via Baarle-Hertog doorgestuurd. Uit een naoor­logs verslag, opgemaakt door de toenma­lige ge­meentesecretaris, bleek dat alleen al in de periode tussen oktober 1914 en maart 1915 ruim 2.000 oorlogsvrij­willi­gers op het Baar­lese ge­meentehuis werden geregistreerd. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”) 
 
6 november 1914
De staten van overlijden waren niet tijdig ingezonden omdat alle postverkeer was opgeheven. Ze werden aan de heer registratie-ontvanger van Hoogstraten bezorgd door een speciale bode. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
7 november 1914
“De Nederlandse mobilisatie doet zich gevoelen. We leven hier in de onmiddellijke omgeving van een duizendtal militairen, deels infanterie deels cavalerie, onder bevelhebberschap van een majoor. De inkwartiering van deze troepen geschiedt uitzonderlijk bij de inwoners van Baarle-Nassau. De Nederlandsche militairen gedragen zich in alle opzichten op zeer voorbeeldige wijze. Uitschenk en verbruik van alcoholische dranken werd bij gemeenteverordening verboden. De drankhuizen en herbergen worden stipt om 21u gesloten. Alle militairen moeten dan hunne inkwartiering vervoegen.

Van in het begin van den vijandelijken inval kwamen in de gemeente de eerste vluchtelingen, komende uit de omstreken van Luik, Landen, Tienen en Brussel. Later, na de verwoesting van Aarschot en Leuven alsook na de eerste beschieting van Mechelen, werd de toeloop van vluchtenden langsom aanzienlijker. Velen waren burgers welke alhier familieleden of kennissen hadden en zij werden dan ook in Baerle met liefde opgenomen.

Aanvang oktober, na een paniek veroorzaakt door de opkomst van Duitse soldaten te Turnhout en omliggende gemeenten, kwamen stroomen vluchtelingen naar hier afgezakt. Op den steenweg Turnhout-Baerle zagen we een onafgebroken stoet van mannen, vrouwen, en kinderen met in der haast bijeengescharrelde kleeding en dekgoed in pakken van allerlei soort, op alle slag van voertuigen zoals karren, stootwagentjes, kruiwagens, en zelfs fietsen geladen. Op ’t onverwachts uit hunne woningen verjaagd kwamen die ongelukkigen in onze gemeente een onderkomen zoeken. Op zeer vriendelijke wijze werden ze door Nederlandsche soldaten ontvangen en herwaarts gebracht. Vermoeide moeders werden van hunne zware pakken ontlast. Schreiende kinderen werden met groote liefde opgenomen.

In dien benarden toestand waren ondertusschen te Baerle comiteiten tot stand gekomen met het doel deze ongelukkigen huisvesting, verzorging en voeding te bezorgen. Het eerste comité bestond uit dames en juffrouwen van onze gegoede families en had vooreerst tot doel gekwetsten te verzorgen, maar breidde aldra hare werking uit ten opzichte der behoeftige vluchtelingen. Met erkentenis wijzen wij terloops op de onvermoeibare opoffering der juffrouwen Van Gilse en mevrouw Van der Perren. Het tweede comité, gevormd uit heeren der beide Baerles, heeft dit edel damescomité zeer belangrijken steun verleend. Milde giften kwamen toe, zoowel van eenvoudige militairen als van hunne oversten en de ingezetenen. Burgemeester van Gilse stelde zijne zaal St.-Remi onmiddellijk welwillend ter beschikking der vluchtelingen. In deze zaal werden een tweehonderdtal vrouwen en kinderen gehuisvest en gevoed door onze liefderijke noorderbroeders, terwijl de mannen in den ouden quarantainestal een geschikt onderkomen vonden.

Om aanstekelijke ziektes te voorkomen welke door de opeenstapeling van volksmassa’s gemakkelijk konden ontstaan, werd de pokinenting bij alle voortvluchtigen toegepast op bevel en door toedoen van ’t Nederlandsch bestuur. Een register der alhier verblijvende vluchtelingen vermeldt de namen, beroep en woonplaats. Met de hulp van uitgeweken onderwijzers werd een vrije school geopend voor de vluchtelingenkinderen. Zaal St.-Remi werd in een schoollokaal herschapen.

Aangaande de bevoorrading van onze gemeente dient gezegd dat ons bestuur tweemaal bloem, zemelen en meel aan den burgerlijken gouverneur van Antwerpen heeft besteld. De goederen kwamen goed tot bij ons. Op 26 september bestelden we een nieuwe voorraad voor 5.732,25 frank, welk bedrag per accreditif aan de bestelling werd gevoegd. Door het opblazen van spoorlijnen, gebrek aan tramwagens, de bezetting en het bombardement van Antwerpen, zijn die voedingswaren niet toegekomen.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester van Gilse en secretaris Schurmans aan de commissaris, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
15 november 1914
Ter gelegenheid van het naamfeest van de koning was er een algemene bevlagging in de gemeente Baarle-Hertog. Aan Zijne Majesteit werd een telegram met gelukwensen verstuurd. Om 11u was er een plechtig Te Deum in de kerk. (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester van Gilse, nota “Baarle-Hertog”, p.3)  

Medio november 1914
In het kanton Hoogstraten werden solda­ten ingekwar­tierd van de 3de compagnie van het Landstürmbat­taillon Lud­wichshaven. Deze Rijnlanders behoor­den in feite tot de reserve van het Duitse leger en waren hoofdzakelijk oudere soldaten, die niet écht bruikbaar waren voor frontin­zet. In de ogen van het Duitse opperbevel waren zij uitermate ge­schikt om de grens te bewaken. Omdat er die eerste weken niet veel grenswachters voor­handen waren, stoorde de lokale bevolking zich aanvankelijk weinig aan de Duitse bepalin­gen en verliep het al dan niet illegale grensverkeer vrij vlot. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
29 november 1914
Opnieuw werd in Baarle-Hertog een vluchtelingenkind geboren. Anna Philomena Der Kinderen schonk het leven aan Anna Catharina De Laet, dochtertje van Arthur De Laet, wagen­maker uit Borgerhout. De bevalling gebeurde in de woning van zijn broer, wagenmaker in Baarle. Als getuige tekende een andere broer, Leonard, die zijn herberg in Antwer­pen in de steek had gelaten. (onuitgegeven kroniek van Jan Huijbrechts)
 
2 december 1914
“Onze kruideniers en bakkers kunnen door den oorlog geen eetwaren voor den plaatselijken verkoop uit België ontvangen en thans verzetten de ambtenaren van douanen te Baarle-Nassau zich tegen alle invoer van eetwaar vanuit Nederland. Het militair gezag in Baarle-Nassau echter neemt door de uitzonderlijke ligging van Baerle-Hertog genoegen met de invoer van eetwaren, op voorwaarde dat die zou geschieden onder toezicht van den Majoor te Baarle-Nassau en den burgemeester van Baerle-Hertog. De invoer zou berekend zijn naar gelang de bevolking waardoor alle fraude onmogelijk wordt. Onze kruideniers en bakkers onderwerpen zich aan de Nederlandse wetten. De bakkers van Baerle-Hertog, vijf in getal tegen vier van Baarle-Nassau, leveren minstens 2/3de van hun producten aan inwoners van Baarle-Nassau. Bij deze komen wij U zeer beleefd vragen bovengenoemde neringdoeners op gelijke voet te willen stellen met die van Baarle-Nassau om in de noodwendigheden van beide Baarles te kunnen voorzien.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; burgemeester van Gilse aan de Minister van Geldwezen in ‘s Gravenhage, 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
Begin december 1914
De Duitsers gingen strenger toezien op de grensbewaking. Dat het bittere ernst was, bleek al vlug. De Landstürmers kregen  de uit­druk­kelijke in­struc­tie om eventue­le over­treders, na somma­tie, onverbid­delijk neer te schie­ten. Iedere illega­le grens­overgang werd een riskante aangele­gen­heid. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

Medio december 1914
De grens werd door de Duitsers grondi­g afge­gren­deld. Minderhout werd van Castelré afgesloten met een manshoge prikkeldraad. Daarna werd de grens tussen Meerle en Ulicoten op dezelfde manier versperd. Friese ruiters verhinderden het verkeer op de belangrijkste wegen naar de grens. Boven­dien werd de bewe­gingsvrijheid in het ach­terland danig aan banden ge­legd, tot zelfs in gemeenten die niet aan Neder­land grensden. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

December 1914
“Hoogstdringend gebrek aan bloem en meel. Het Weldadigheidsbureel ondersteunt gezinnen waar armoede en gebrek is. Er zijn maar weinig arme gezinnen in mijne gemeente omdat mijn volk spaarzaam en zuinig leeft.” (Gemeentearchief Baarle-Hertog; 2.073.564 Register van Briefwisseling)
 
Kort voor Kerstmis 1914
Een esca­dron van het Könin­gliches Preussisches 6e jägerbataillon onder lei­ding van Rittmeister baron von Har­denhueff bezette het Withof in Minderhout en de verlaten rijkswachtkazerne van Meerle. Deze elite-cavale­risten kwamen rechtstreeks uit de kazerne en waren naar onze streek gede­tacheerd om de Landstürmers te verster­ken. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
25 december 1914
De militaire gouverneur van Antwerpen, generalleutnant von Weller, maakte bekend dat de Belgisch-Nederlandsche grens in Baarle voor het nazicht der paspoorten slechts mocht worden overschreden via den steenweg Turnhout-Baarle-Nassau. Het overschrijden der grens op andere punten was ten strengste verboden en zou worden gestraft. Zelfs de poging daartoe was strafbaar en zou met het gebruik van wapens verhinderd worden. Zo werd Zondereigen afgescheiden van de rest van Baarle-Hertog. Op de Heikant werden door Landstürmers drie grote houten barakken opgetrokken en achter de kerk één, van waaruit alle pa­trouilles voortaan vertrokken. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
27 december 1914
Duitsers lieten de grens aan de Minderhoutse brug ’s morgens tot elf uur open­ om de kerk­gangers uit het Nederlandse Castelré in staat te stellen naar huis terug te keren. Het was overigens de laat­ste mis voor de volgende vier jaar, want nadat de laatste Castelréna­ren de brug waren over­gegaan, werd ze afgesloten met een slagboom en manshoge Friese ruiters. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)
 
27 december 1914
Rond 14u naderden drie mensen de grens met Castelré in de buurt van de brug over de Mark. Eén van hen was de 22-jarige Joanna Phi­lipsen uit Hoog­straten. Zij werd verge­zeld door haar moeder, Joanna Somers en haar broer Augus­t, die de grens wou overste­ken om zijn broers Frans en Jozef bij het leger te vervoegen. Een Duitse schildwacht zat verschanst in een bosje kreupelhout, honderd meter ten westen van de brug. Toen het trio de waar­schuwingsbor­den voorbij­stak, sommeerde hij hen halt te houden. Ze versnel­den hun pas en negeerden zijn bevel. Hierop opende hij het vuur, waarop het meisje dode­lijk getrof­fen neerviel. Haar broer slaagde erin van de ver­warring ge­bruik te maken om de grens over te steken, ter­wijl haar hyste­risch huilende moeder ter plaatse werd gearres­teerd. (Jan Huijbrechts in “Castelré 1914-1918, Begrensd Overleven”)

27 december 1914
“Om hunne godsdienstige plichten te vervullen, moesten de inwoners van Castelré naar Baarle-Nassau of naar Ulicoten, alle twee op 15 kilometer afstand. ’s Zondags, in den vroegen morgen, ging de grootste helft van ieder huisgezin ter kerk. Groepsgewijze trokken ze met ’n lantaarn door de modderige straten of door de moerassi­ge heide. Bemodderd en vermoeid kwamen ze te Baarle of te Ulicoten. Degenen die thuis moesten blijven (meest de ouderen en de kinderen), kwamen op ’t uur van de hoogmis allen te zamen in de kamer of de keuken en daar bad vader of moeder den rozenkrans voor en allen antwoordden.” (E.H. Leon Baes)
 

Scroll naar boven