Lezing van Herman Janssen ter gelegenheid van het 41ste congres van het Centrum voor de Studie van Land en Volk van de Kempen (Reusel, 7 oktober 2006).
(FOTO 1) Dames en heren, het is een waar genoegen voor u te mogen spreken over “Baarle tijdens de Eerste Wereldoorlog”. De Baarlese enclaves zijn een boeiende invalshoek. Nergens anders in de Antwerpse Kempen bleef een deel van het grondgebied onbezet door de Duitsers.
Nergens anders werden vluchtelingen vier jaar lang opgevangen. Nergens anders waren meer inkwartieringen, nergens anders meer draadversperringen. Nergens anders werd een hoger percentage dienstplichtigen opgeroepen. Nergens anders werd meer gesmokkeld of waren meer verzetsactiviteiten. Nergens anders waren meer problemen met de bevoorrading. Stappen we samen aan de hand van authentieke foto’s kriskras door Baarle’s oorlogsverleden.
(FOTO 02) Baarle is één dorp en ligt tussen de tweede en de derde “bult” bovenaan de provincie Antwerpen. Staatkundig wordt dat ene dorp verdeeld onder twee landen: er is de Belgische gemeente Baarle-Hertog en de Nederlandse Baarle-Nassau (respectievelijk rood en blauw op de kaart). De Belgische gemeente bestaat uit Zondereigen (dat gehucht is rechtstreeks verbonden met de rest van het vaderland) en 22 her en der verspreide gebieden die volledig omsloten zijn door Nederlandse grond (dat zijn de Belgische enclaves). De Nederlandse gemeente bestaat uit het uitgestrekt gebied rondom de Belgische enclaves. Bovendien telt Baarle-Nassau zeven Nederlandse enclaves binnenin een Belgische en één enclave in Zondereigen, juist over de grens.
(FOTO 03) Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef in de Antwerpse Kempen een deel van het Belgisch grondgebied onbezet. Het Baarlese gehucht Zondereigen werd op 3 november 1914 als laatste plaats in België door de Duitsers ingenomen. Ruim honderd Landsturmers zochten onderdak bij de bevolking. Duitse soldaten gingen op zoek naar de burgemeester van Baarle-Hertog om hem aan te manen geheel zijn gemeente aan de bezetter over te dragen. Maar de burgemeester verbleef in het veilige enclavegebied, onbereikbaar voor de Duitsers zonder de Nederlandse neutraliteit te schenden. Bovenop het gemeentehuis van Baarle-Hertog wapperde vier jaar lang de Belgische vlag. Samen met het gebied achter de IJzer maakten de enclaves deel uit van “Vrij België”. Officieel behoorde Baarle-Hertog tot het kanton Veurne, in de praktijk was er rechtstreeks contact met de regering in ballingschap.
(FOTO 04) Vanaf augustus 1914 werden de enclaves onder de voet gelopen door vluchtelingen. Burgemeester van Gilse schreef: “Op de weg van Turnhout naar Baarle zagen we een onafgebroken stoet van mannen, vrouwen en kinderen met in der haast bijeengescharrelde kleding, geladen op alle slag van voertuigen zoals karren, stootwagentjes, kruiwagens en fietsen. Ze werden vriendelijk door de Nederlandse soldaten ontvangen. Vermoeide moeders werden van hun zware pakken ontlast. Schreiende kinderen werden op de arm genomen.” Een grote groep vluchtelingen werd vier jaar lang opgevangen in Baarlese gezinnen. Honderden mannen vonden bovendien een onderkomen in een oude quarantainestal. Burgemeester van Gilse stelde een feestzaal ter beschikking om tweehonderd vrouwen en kinderen te huisvesten. Later kon een paar honderd mensen terecht in het vluchtelingenkamp aan de Hoogbraak, hier op de foto. De feestzaal werd ingericht als klaslokaal voor de vluchtelingenkinderen.
(FOTO 05)
Ook het internationaal treinstation aan Baarle-grens werd overspoeld. Op een bepaald ogenblik verbleven er 24.000 vluchtelingen op Baarle’s grondgebied. De meeste kregen tijdelijk onderdak, waarna ze landinwaarts (richting Nederland) werden gestuurd. Op 25 september 1914 stierf de eerste vluchtelinge in onze regio. In een woning aan de Molenstraat overleed een vrouw uit Vorselaar aan een hartstilstand. Het overlijden werd in het gemeentehuis mede aangegeven door haar veertigjarige zoon, de latere kardinaal Van Roey. Er werd een vrijgeleide overhandigd zodat moeder Van Roey in Vorselaar kon worden begraven.
(FOTO 06) Na het sluiten van de grens geraakten de Zondereigense inwoners en hun raadsleden niet meer bij het gemeentehuis, dat zich in de enclaves bevindt. Bij schepen Toontje Gillis werd een noodgemeentehuis ingericht. Daar werd een voorlopige burgerlijke stand en een bevolkingsregister bijgehouden. Zoon Jan was voorzitter van het comité voor de voedselverdeling. Het kleine deurtje in de grote poort herinnert nog aan die hulpverlening.
(FOTO 07) Nederland mobiliseerde 2,5 miljoen soldaten. Zo’n tweeduizend jongens uit het Markizaat van Bergen-op-Zoom verbleven in Baarle-Nassau. De inkwartieringen gebeurden bij de mensen thuis, in klaslokalen van de Broeders der Christelijke Scholen en in houten barakken op het gehucht Loveren. Jongens van Baarle-Nassau dienden op hun beurt als grenswacht in de omgeving van Bergen-op-Zoom of werden bewaker in een interneringskamp landinwaarts. Een opmerkelijk feit: in het kamp van Harderwijk kwamen Baarlenaren mekaar tegen als geïnterneerde soldaat en bewaker.
(FOTO 08) Dienstplichtigen uit het enclavegebied werden vier jaar lang opgeroepen om het land te dienen, dit in tegenstelling tot jongeren uit bezet België. Die konden na verloop van tijd het leger niet meer vervoegen omwille van de elektrische draad. Het kleine Baarle-Hertog telde maar liefst zestig soldaten onder haar inwoners. In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, was het in Baarle-Hertog moeilijk om zich te onttrekken aan de dienstplicht. Het had geen zin om te verhuizen naar het Nederlandse Baarle-Nassau. Je moest minstens tien jaar “in het buitenland” verblijven om vrijstelling van legerdienst te krijgen. Wel was er vaak discussie over de nationaliteit van de dienstplichtigen. Een aantal jongens verkoos de veilige Nederlandse mobilisatie boven de gevaarlijke Belgische. De secretaris van Baarle-Hertog onderzocht dan grootvaders nationaliteit ten tijde van de Belgische onafhankelijkheid.
(FOTO 09) Voor Baarlese geïnterneerden was de woonplaats wel van belang. De broers Cornelis en Karel Huybrechts belandden samen in het interneringskamp van Harderwijk. Karel kwam vrij in 1915. Hij had zijn domicilie in Baarle-Nassau. Cornelis, hier op de foto, woonde in Baarle-Hertog en wachtte tot het einde van de oorlog op zijn vrijlating.
(FOTO 10) Bekijken we nog even het Baarles grondgebied. Ten oosten en ten westen was de grens door Duitse soldaten afgesloten met een prikkeldraadversperring, niet te verwarren met de elektrische draad. Laatstgenoemde liep ten zuiden van Baarle-Nassau. Onder andere Meerle en Poppel zaten daardoor opgesloten tussen de prikkeldraad en de dodendraad. Op één plaats is het Nederlands grondgebied slechts 300 meter breed. Daar werden door de Duitsers grote zoeklichten geplaatst. ’s Nachts werd er geschoten op al wat bewoog. De enclaves waren vanuit België alleen bereikbaar langs de Turnhoutseweg, uiteraard mits het voorleggen van de nodige documenten.
(FOTO 11) De middelste “bult” van de provincie Antwerpen zorgt voor een kilometerslange en gecompliceerde rijksgrens, wat van Baarle hét smokkelgebied bij uitstek maakte.
(FOTO 12) De dodentol was hoog. Er stierven aan de elektrische draad nabij Baarle minstens vijfentwintig personen, waarvan acht Duitse soldaten en drie Baarlenaren.
(FOTO 13) Het dagelijks leven in het Nederlands gehucht Castelré was volledig ontregeld. Castelré vormt één parochie met het Belgische Minderhout. Door het sluiten van de grens geraakten de inwoners van Castelré niet meer tot in hun parochiekerk. En hun kinderen konden niet meer naar de Minderhoutse dorpsschool. Toen begin 1915 een inwoner van Castelré stierf, kregen zijn Belgische familieleden geen vrijgeleide om de grens te passeren. Ook mocht het lijk niet naar de Minderhoutse kerk worden vervoerd voor de begrafenis.
(FOTO 14) De bisschop van Breda richtte in 1915 een noodkerk met een schooltje op, eerst in een dorpscafé, later in deze houten loods. Hij benoemde de Belg Baes tot pastoor. Leon Baes uit Deinze was in 1914 nog legeraalmoezenier aan de IJzer. In Castelré spioneerde hij voor het Belgisch leger. Hij was contactpersoon voor brievensmokkelaars en regelmatig werd hij door de legerleiding naar Engeland ontboden.
(FOTO 15) In Baarle was er sprake van Duitse, Nederlandse en Belgische militaire censuur. Contacten met familieleden over de grens waren niet mogelijk. Het Rode Kruis organiseerde een uitwisseling van foto’s. Met deze foto maakten mensen uit Zondereigen hun Nederlandse familieleden er stiekem op attent dat hun gezinnetje was uitgebreid.
(FOTO 16) Het enclavegebied was een draaischijf voor verzetsactiviteiten. Er werden centrales ingericht voor de brievensmokkel en al vlug verschenen er officiële Belgische postzegels, gedrukt door de regering in Le Havre. Vanuit de enclaves werden honderdduizenden zegels het land in gesmokkeld. Smokkelaars waren vaak heel creatief. Zo smokkelde in Zondereigen wagenmaker Gust Peeters brieven en kranten in een kruiwagen met een dubbele bodem. In Minderhout bracht de zuidwestenwind papieren vliegers met brieven aan de staart tot over de grens in Castelré. Ook een groot deel van de illegale grenspassages werd vanuit de Baarlese enclaves gecoördineerd. Duizenden vrijwilligers voor het Belgisch leger passeerden via Baarle-Hertog. Op kosten van het gemeentebestuur kregen ze onderdak, eten en een treinticket naar het consulaat.
(FOTO 17) Via een draadloos zendstation aan de Hoogbraak was er verbinding met de troepen achter de IJzer en met het verzet in Engeland.
(FOTO 18) Het nodige materiaal werd Baarle-Hertog binnengesmokkeld onder het waakzame oog van de Nederlandse soldaten en douaniers. De Baarlese zender hield zich hoofdzakelijk bezig met het onderscheppen en decoderen van berichten van de Duitse marinezenders in Cuxhaven, Kiel en Helgoland. Daarenboven werden systematisch zeppelins gevolgd met bestemming Groot-Brittannië en stoorde men geregeld Duitse uitzendingen.
(FOTO 19) Een tiental scheepsmasten was met stalen kabels verbonden aan de veertig meter hoge zendmast. Bij het optrekken van die masten staken Nederlandse soldaten een handje toe, wellicht niet goed begrijpend wat de bedoeling was. Even dachten de Duitsers eraan om het zendstation te bombarderen, maar in Berlijn was men bevreesd voor een diplomatieke rel mocht Nederlands grondgebied getroffen worden.
(FOTO 20) De internationale spanningen rond de zendmast veroorzaakten grote zenuwachtigheid bij de Nederlandse overheid. De enclavebewoners leden sterk onder de arbitraire wijze waarop plots de regels van de neutraliteit werden toegepast. Zo zat een aantal Belgische gezinnen zonder petroleum en steenkool omwille van de starre houding van de Nederlandse douane. En Jef Bax, die net als alle andere enclaveboeren beemden had in Baarle-Nassau, zag dat het hooi werd aangeslagen dat hij naar zijn schuur in Baarle-Hertog bracht. Er gold immers een “Nederlands uitvoerverbod”. Eind 1915 kon men in de Baarlese enclaves niet meer aan voedingswaren geraken omwille van de strenge uitvoerverboden, zowel vanuit Nederland als vanuit bezet België. Het brood werd op de bon gezet. De export van aardappelen was verboden en de uitvoer van mestvarkens werd beperkt door het heffen van een taks.
(FOTO 21) Het Nederlands uitvoerverbod naar de Belgische enclaves werd pas opgeheven na het oprichten van een drie meter hoge en 4,5 km lange omheining van kippengaas rond het centrum van Baarle-Hertog en Baarle-Nassau. Die draad moest de Nederlandse neutraliteit waarborgen door het smokkelen van ingevoerde etenswaren onmogelijk te maken. De omheining werd bewaakt door patrouillerende Nederlandse grenstroepen die uiterst strenge controles uitvoerden. Zo werd de benzine van in- en uitrijdende auto’s gemeten om te verhinderen dat brandstof zou worden geleverd voor de generatoren van het zendstation.
(FOTO 22) Omstreeks Kerstmis 1914 werd een Duitse soldaat gedecoreerd, wat in Baarle-Nassau gezamenlijk werd gevierd door Duitse en Nederlandse soldaten. Een flagrante schending van de Nederlandse neutraliteit. Die neutraliteit keerde zich in de praktijk vaak tegen de Belgen, wat de relatie tussen Baarle-Hertog en Baarle-Nassau grondig verzuurde. Er werd Nederlandse gemeente- en provincietaks geëist van Belgische winkeliers. Nederlandse marechaussees onderzochten in Belgische huizen het gebruik van ingevoerde voedingswaren. Bijna dagelijks kwamen zij in Belgische cafés het verbruik van vloeibaar carbonzuur opmeten. En functionarissen van Baarle-Hertog werden op het grondgebied van Baarle-Nassau systematisch opgepakt en in overtreding bevonden, hoewel ze dezelfde papieren bij hadden als de inwoners van Baarle-Nassau.
(FOTO 23) Nog een paar wetenswaardigheden om af te ronden. In een brief lezen we het volgende over de oprichting van plaatselijke voetbalploegen: “Het is vandaag kermis. Ik zie weinig volk passeren, niet alleen omdat het oorlog is maar ook omdat de kermiskost ontbreekt. In het café is de borrel verschrikkelijk duur en de drank is er slecht. Het kost veel eer men zat is en daarom zoeken de jongemannen ander vertier. Ze voetballen tegenwoordig.”
(FOTO 24) De enclaves waren niet bezet, ze werden dus ook niet bevrijd. Zondereigen wel. Daar werd een vreugdevuur ontstoken en werd midden op straat gedanst. Op 12 augustus 1919 kon in Baarle-Hertog een bevrijdingsoptocht worden georganiseerd. Maar bijna tien maanden na de bevrijding was er amper sprake van bewegingsvrijheid. Dokter Govaerts moest toelating vragen om zijn Belgische patiënten over de landsgrens te bezoeken. Zelfs burgemeester van Gilse geraakte nauwelijks in Zondereigen. De grens bleef hermetisch gesloten.